Vragen en Antwoorden. Tweede Kamer. Faillissementen. FEUILLETON. Qoud-sn ¥ïss«enen. Inzake het verzoek van het bestuur de? Zondagsschool van dc Christel. Jongelings- vereeniging Pred. XII la, om het gebruik van het gymnastieklokaal der school 3uo klasse No. 4 wordt conform het voorstel van B. en Ws. aangenomen. Ilct voorstel tot bestendiging van dc huur van het weiland benoorden de Decimastraat en beoosten de Kooilaan, aan C. de Graaf wordt aangenomen, eveneens het voorstel tot wijziging der begrooting, dienst- 1913, ter voorziening in de behoefte aan kasgeld. Het verzoek van het bestuur der verceni- ging ,,De Proeftuin" te Lisse om toekenning va-n een subsidie uit de gemeentekas wordt van de hand gewezen. Over 't voorstel om, met ge-deeltelijke in trekking van 't raadsbesluit van 10 October 1912, de Commissie van Beheer over de ge stichten „Endegeetst", „Voorgeest" on „Rhyn- gcest" to machtigen tot dc uitvoering van eenige werken ten behoeve van het gesticht „Endegcest" wordt beslist, zooals B. en Ws. voorstellen. Het voorstel tot verlenging van de over eenkomsten mot de gemeenten Voorschoten, Warmond ca Valkenburg in zake de uitbrei ding van den Lridsehen Keuringsdienst van eet- en drinkwaren over die gemeenten en dat tot het aangaan van een over eenkomst in zake de uitbreiding van den Lcidschen Keuringsdienst van eet- en drink waren over de gemeente Sassenheim wordt aangenomen. De verordening, houdende wijziging der verordening van 29 April 1909 (Gem. Blad No. 6) op de Brandweer wordt goedgekeurd. (De heer Van Hamel komt ter vergade ring.) De verordening, tot wijziging der veror dening van den 20slen April 1911 (Gemeen teblad No. 12), houdende aanwijzing van de dagen, uren en plaatsen voor liet houden van do verschillende markten, en van vei lingen van groenten, ooft en "aardappelen wordt goedgekeurd, evenzoo de verorde ning, houdende wijziging der vei ordening van den 23sten Mei 1912 (Gem. blad No. 18) op het Rijden. (De heer Fokker komt ter verga-dering.) Met het voorstel tot vaststelling van een tarief voor den vuilophaaldienst kan de heer P e r a zich niet vereenigen. Spr. oordeelt dat bet niet aangaat, dat eenige inrichtingen moeten worden getrof fen om do extra-kosten te dragen. De ge- heele burgerij moet dit doen. Spr. zal tegen het voorstel stemmen. De Voorzitter zegt, dat de regeling blijft zooals die was. De commissie van fabricage adviseert slechts to\ handha ving van den bestaanden toestand. De heer Pera ga-at deze zaak nog eens na, waarop de Voorzitter met voor beelden aantoont, dat er geen nieuws komt. Het is geen belastingverordening, maar een tarief voor extra diensten. De heer S ij t s m a oordeelt, dat de ge meen to hier heel goedkoop bedient. De Voorzitter geeft een kleine wij ziging aan, waarna een kleine discussie ontstaat tusschen de heeren H o o g e n- boöm, Fischer, Pera en den Voorzitter. Dc verordening wordt hierop aange nomen. Aan do orde is hierop het voorstel tot verhooging van de loonen der gemeente werklieden. Do heer Van Tol merkt op, dat de ambtenaren en werklieden hier niet ge lijkelijk worden behandeld. Spr. bestrijdt de motieven van B. en Ws.en verdedigt een verbetering van de positie der werk lieden. Voor hen toch is 't noodzakelijk om hun behoeften zooveel mogelijk te be perken. De heer Van Tol is ook tegen invoering der loonen met 1 April. Hij wenscht die verhooging te zien met 1 J anuari. (De heer Van Gruting komt ter vergade ring). De heer S ij t s m a stelt tegenover el kaar de werklieden in gemeentedienst en in particulieren dienst. Aan de eersteD wor den hoogere eischen gesteld Deze verhooging vindt Spr. niet bijzon der. In plaats van het zoeken naar klei nigheden had Spr. graag een flinke ver hooging gezien. Wanneer de overuren in rekening worden gebracht bij de beschou wing der positie, dan oordeelt Spr. een betere verdeeling der overuren ook beter geregeld. Spr. wijst op den verhoogden le vensstandaard, vooral de groote verhoo ging der heeren b.v. van f2 tot f2.25. Hier is geen sprake van positieverbetering. Na het debat over deze loonregeling heeft het Spr. verwonderd dat voorgesteld wordt deze loonregeling op 1 April te doen ingaan. Spr .is voor 1 Januari. De heer Vergouwen zegt, dat de behoefte aan de verhooging al lang be staat en daarom is hij ook voor ingang der verhooging met 1 Januari. De heer Van der Pot bespreekt ook den datum van ingang der verhooging en en vereenigt zich met het amendement- Van Tol. De heer Fischer meent, dat de leden zich met het voorstel nogal vereenigen. Spr. erkent, dat de overuren niet gelijk verdeeld zijn, maar dat hangt af van den aard van het to verrichten werk. Hij maakt zich geen illusie, dat het voorstel van B. en Ws. inzake den datum van in voering zal worden aangenomen. Spr. wil nog vasthouden aan 1 April, omdat dan ook in de particuliere bedrijven de hoo gere loonen ingaan. Men moet ook reke ning houden met het gemeentebelang. De heer Sijtsma is niet overtuigd, dat niet een meer regelmatige verdeeling der overuren is te treffen. Spr. zegt, dat de bedoeling van den Raad is geweest om met 1 Januari de verhooging in te voe ren, anders was er die aandrang niet ge weest. Dat er nu in 't voorjaar alweer een verzoek zal komen, gelooft spr. niet. De heer Fischer bespreekt nogmaals den datum van invoering en ook weer de kwestie der overuren. De Voorzitter gaat na het belang der werklieden vergeleken met dat der burgerij. Het amendement-Van Tol invoering op 3 Januari wordt aangenomen met 15 tegen 11 stemmen. Vóór de heeren Aalberse, Bosch, Botermans, Driessen, Fokker, Van Gruting, Heercs, Van der Pot, P. J. Mulder, Pera, Sijtsma, Timp, Van Tol, Vergouwen en Zwiers; tegen de heeren Bots, Corts, Fischer, Van Hamel, Harteveld, Hoogenboom, Korevaar, Korff, Van der Lip, A. Mulder en llcimeringer. Het voorstel, aldus geamendeerd, wordt aangenomen. Het Voorstel in zake het in exploitatie brengen van een gedeelte van het Raam- land en tot beschikbaarstelling van de daarvoor benoodigde gelden wordt aange nomen. Aan de orde is de Verordening op den aanleg van Straten en Wegen. Dc heer' B o t e r m a n s juicht het plan toe, doch oppert een paar bezwaren. De heer Fischer weerlegt deze bezwaren. Hij geeft aan in welken zin deze verordening zal worden uitgelegd. De heer Botermans heeft hier dan een betere omschrijving willen zien, doch de Voorzitter en de heer Fischer achten deze verordening voldoende. De. heer Van der Pot vraagt o.m. of niet een definitie moet worden opgenomen van het begrip straat. Hoe zal het nu gaan met eenige. vergoeding aan een bou wer, die den eersten aanleg betaalt van riolen b.v., waarop een tweede bouwer aansluit. Vroeger kon de eerste vergoeding vragen. De heer Fischer zegt, dat hier vol gens tarieven zal worden aangelegd. De Voorzitter ziet geen aanleiding tot verwarring. Elk geval wordt op zichzelf beschouwd. Spr. gaat hierop verder in. Hier is slechts sprake van een norm. Bij de verdere discussie brengt de heer Fokker hulde aan prof. Carpentier Al- ting voor de samenstelling der verorde ning en hoopt, dat deze spoedig hersteld in den Raad mag terugkeeren. Spr. ver dedigt hierop de verordening en tracht den heer Botermans gerust te stellen. De ge meente heeft elk geval afzonderlijk in de hand. Wantoestanden, zootiis thans zijn voorgekomen, zullen achterwege blijven. De heer Botermans voert nog eens aan, dat hij sterk voor deze verordening is. Zijn practische bezwaren zijn naar ge noegen opgelost. De heer Van der Pot gelooft, dat deze discussie verkeerde opinies te niet heeft gedaan Men heeft een beter inzicht gekregen. De lieer Fokker geeft ook nog even nader de bedoeling der verordening ween Dc artikelen worden aangenomen en hier op de geli eel e verordening. Bij de verordening, houdende wijziging der verordening van den 12den October- 1905 (Gem. blad No. 25) op het Bouwen en Sloopen vraagt de heer Botermans inlichtingen inzake herbouwen b.v., na ge deeltelijke of gcheele afbranding van een perceel, dat onder de verordening valt. De Voorzitter wijst op het recht van dispensatiede commissie kon geen andere bepaling vinden. Wanneer een huis dan afbrandt, zal b.v. dispensatie worden gegeven. l)e heer Fokker deelt hierna de ziens wijze der commissie van de strafvorderin gen mee. In art. 2 wordt een kleine wijziging, na... aanleiding dezer discussie, gemaakt. De verordening wordt aangenomen. Het Voorstel tot het verleenen van af schrijving van plaatselijke directe belas ting, dienst 1913 wordt aangenomen. Bij de bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1913. wordt conform het voorstel van B. cn Ws. beslist». De heer S ij t s m a brengt de aanbeste ding van leermiddelen ter sprake. Spr. vraagt of verdeeling der levering niet is aan to bevelen. Dan krijgt ieder wat en snijdt men hét combinatie-maken af. Dc Voorzitter zegt, dat reeds be sproken is onder de laagste inschrijvers, die gelijk zijn, ook gelijkelijk te verdeeleü. De heer Sijtsma vindt 't goed, dat men dieD weg op gaat. De heer Van Gruting wil strooien op de bruggen. H,'j heeft reeds veel klach ten gehoord De heer F i s c h er zal er notitie van nemen. De Voorzitter sluit de vergadering, de leden een gelukkig uiteinde wenschend, en de hoop uitend, allen in welstand in 1914 terug te zien. V raag: Kunt U mij ook zeggen, hoe ik den onaangenamen geur van mijn wildezwij- nenkop (aangezien ik een zwijnenschedel heb) moit verwijderen en hoe ik hem mooi glimmend ka i krijgen Antwoord: Leg den schedel een tijd lang in droge metselkalk en wrijf hem daar na zorgvuldig met een wollen doek. V raag: Waarom geschiedt zoo ineens maar de benoeming tot commies-redacteur? Waarom niot eerst een oproeping, een voordracht, een stemming, een benoeming? Antwoord Ook ons lijkt een oproe ping van sollicitanten voor dergelijke be noemingen ook het meest aanbevelenswaar dig. Maar zoodra de benoeming van mr. Terpstra als secretaris van den Bond van Ned. Werkgevers bekend was hebben zich al verschillende sollicitanten aangemeld. Daaruit hebben B. en Ws. toen een keus gedaan niet zoo maar ineens, doch nadat zij eerst een tal hadden gevormd, enz. Vraag: Wat is het woord ,,a oei aal democratie" in het Nederlandsch An t woord: Daar hebben we geen zui ver Nederlandsch woord voor. Het woord heeft echter al burgerrecht verkregen. Men zou het in het Nederlar.dsch wel kunnen omschrijven. Vraag: Wat beteekent in een redo de woorden fiscaal en feodaal. Wat is subjectief en objectief? Antwoord: Fiscaal komt van het Latijnsche fiscus (Tett. geldmandje) is schatkist, rijksbelastingenfiscaal cn wat op den fiscus betrekking heeft. Oudtijds werd de landsadvocaat ook fis caal of fiskaal genoemd. Feodaal of feudaal is tot het leenstel sel behoorend. Feudaalstelsel is Leenstel sel, herinnert aan den tijd in de geschiede nis, dat vorsten aan andere graven, her togen enz. stukken grondgebied in leen ga ven. Subj ectiefis onderwerpelijk. Objec tief is voorwerpelijk. Men kan een zaak subj ectief beschouwen n.l, in verband met ons eigen persoonlijke opvatting, in tegenstelling met een obj ectieve be schouwing die niet door persoonlijke voor- of afkeur wordt beïnvloed. Vergadering van gisteren. J u s t i t i e b e g r o o t i u g. De Minister onderschreef zeer veel van het betoog van den heer Hugenholtz. Aan het eelsfcclsel is op het oogenblik wei nig te doen; maar overigens zal de Minis ter in overweging nemen ot in ons straf stelsel eenige verzachting en verbetering is aan te brengen, bijv. door aanschouwe lijk onderwijs in te voeren. Muziekuitvoe ringen in de gevangenissen te laten hou den, gaat" den Minister wel wat ver. (G e 1 a c li). De heer Van Sasse van IJsselt bepleit namens de gcheele Commissie van Rapporteurs positieverbetering van de commiezen en schrijvers bij de gevangenis sen, wier verzoek om het maximum-salaris te mogen ontvangen na 18, in plaats van 20 jaren dienst, aan de Commissie alles zins billijk voorkomt. De heer T er Laan, Rotterdam, bepleit positieverbetering van de gevangenbewaar ders, voornamelijk door betere regeling van de diensttijden cn de Zondagsrust. De Minister belooft overweging, van een en ander. De heer Men dels dringt aan op een regeling, waardoor het geld. dat een ge vangene, die een gezin heeft, en die in de gevangenis arbeid verricht, ten bate kan komen van het gezin van dien ge vangene. Ook dit denkbeeld wil de Minister gaarne overwegen. De heer Kleer ekooper dringt aan op meer eenheid in de ritueele voeding der Israclietisclio kinderen in de opvoe dingsgestichten, en deze niet tot de Paasch- dagen te beperken. De Minister kan zich daaromtrent t-ot niets verbinden, eensdeels omdat de kosten een beletsel zijn, anderdeels dat dan ook uitteraard van R.-K. zijde ecD dergelijke eisch kan worden gesteld. De heer Van Hamel wenscht subsidie aan de vereeniging Zedelijke Opvoeding", wanneer deze dit opnieuw mocht verzoeken. Dc Minister heeft geen bezwaar daar tegen, mits waarborgen gegeven worden, flat dc Vereeniging niet van haar statuten zal afwijken en van Regeeriagswege daarop toe zicht kan worden gehouden. Do hoer Mondeis komt er tegen op, dat de advocaten de eenigen zijn, die koste- - loozen bijstand moeten verleenen aan on- en minvermogenden. De Staat meest daarvoor bepaald aangewezen rechtsgeleerden er op na houden en deze bezoldigen. Do Minister antwoordt, dat de bureaux van rechtsbijstand gelde!ijken steun kunnen krijgen, als de gemeente dit ook doet. Hierna werd de Justitiebegrootiug aange nomen. Alsnu komt de begroeting van Landbouw, Nijverheid en Handel in behandeling, waarover g*cen algemeen® debatten werden gevoerd. Wel wordt algemeen debat gevoerd ovér af deeling II (Landbouw). De heer Juten klaagt over schrielheid bij het uitgeven van consenten tot het doo- den van schadelijk gedierte. De hoer Hugeuholtz wijst op een Provinciale verordening in bijna a.lle pro vincies, waarbij zekere voortuigen niet over wegen mogen rijden, van 'welke bepaling vooral melkboeren nadeel zullen ondervin den. De heer Teenstra betoogt, dat, in te genstelling met. den vorigen Minister va.n Landbouw, bij dezen Minister geen tekort komingen zullen behoeven geconstateerd te worden op het gebied van landbouwwetge- ving. Spr. brengt daarna met ingenomen heid hulde aan de wijze, waarop minister Treub bij de opening van de Landbouwten- - toonstelling te 's-Gxavenhage de oorzaken heeft opgesomd van den bloei van den Ned. landbouw, n.l. ontwikkeling en betere orga nisatie. Maar spr. betoogt in aansluiting daar aan, dat, als een groote factor voor het voortduren van dien bloei gelegen is in goed landbouwonderwijs, waaraan intusschen nog wei ontbreekt-, vooral ten aanzien van het lager landbouwonderwijs. Minister Treub zal bij de herziening van de Jachtwet grootere vrijgevigheid be trachten bij het uitgeven van vergunning tot het dooden van schadelijk wild. Voor het geven van een vergunning voor s troopers om schadelijk wild te schieten, was de Min. cenigszins huiverig, wijl stroopers de merk waardige eigenschap bezitten, om veldwach ters onder schadelijk wild te rekenen. 'Op den wensch van den heer Hugenholtz kan de Minister niet ingaanschadeloosstelling aan personen, die eenig nadeel lijden door be palingen in een Provinciale, verordening, kan het Rijk kwalijk geven. Belanghebben den moeten zich daartoe richten tot het Provinciaal Bestuur. De Minister e rkende verder, dat op het gebied van landbouworganisatie en land bouwonderwijs nog veel te doen overblijft, maar slechts in dien zin, dat de Staat steun moet verLeen«~i voor zoover die strikt noo- dig is. De zaak moet dus to paard worden geholpen, doch als dit geschied is, moet dc verdere zorg aan het particulier initiatief worden overgelaten. De Minister is over tuigd, dat naast het hooger en middelbaar landbouw-ondsrwijs, een goed lager onder wijs meet slein en de Minister zal niet na laten, daarin te zijner tijd te voorzien. Het algemeen uebat wordt gesloten. De heer Van R a a 11 e bepleit de be langen van de onderwijzers bij de land- en tuinbouwcursussen, die beter moeten ge salarieerd worden. De Minister zegt over weging toe. De heer D e J o n g vraagt tusschenkomst der Regeering in de voortdurende oneen ig- heid tusschen het Nederlandsehe rundvee- stamboèk en het Noord-Hollandsche e n Groningsche rundveestamhoek. juaartoe zal noodig zijn een reorganisatie van heb Nederlandsch rundveestamboek, dat door zijn te groote centralisatie veel ontevreden heid wekt. De Minister zal trachten in die richting werkzaam te zijn. De heer Ter Laan, Rotterdam, be pleit positieverbetering van de hulpkeur meesters van vee en vleesch, waarbij het belang der volkshygiëne gebaat zal zijn. De Minister kan op dit oogenblik geen toezegging doen maar zal de zaak nagaan. De heer T y d e m a n spreekt voor krach tiger bebossching van Staatswege dan waartoe Regeering blijkbaar bereid is. Spr. schetst het belang van het behoud van bosschen en betreurt het, dat van overheidswege niet meer aandacht aan de bebossching wordt gewijd. Het Dep. van Landbouw heeft de uitbreiding stop gezet naar het schijnt. Dat begrijpt spr. niet. Hij vraagt welke opvattingen de Re geering dan toch heeft ten aanzien van dat belangrijke vraagstuk. Van particulier ini tiatief is op dit gebied niets te wachten de Staat heeft deze zaak op zich te nemen. Spr. dringt ook aan op positieverbetering van de houtvesters. De Minister vindt de salarissen ook niet gunstig. Van particulier initiatief ver wacht spr. ook niet veeL Het Dep. van Landbouw heeft niet zijn bemoeiing laten varen j het steunt de 'gemeenten met ren- telooze voorschotten en adviezen- Heden voortzetting. „Saluut" en „salut". Bij nota van wijzigingen stelt de Mi nister van Koloniën voor, in het hoofd van de suppletoire begrooting van zijn Departement voor 1912 in stede van „saluut" te lezen „salut". Nalatenschap van de Wed. G. A. Th. Sa lomonMakwils, Den Haag. L. de Groot, Den Haag. Th. H. Saakas, zilversmid, Den Haag. A. W. Semijn, spiegel- en lijstenfabrikant Scheveningen. Jhr. mr. J. Pompe van Meerder voort, ad vocaat te Rotterdam. De Handelsvennootschap onder de firma Cleveringa en Dobbelaar, gevestigd en kan toor houdende te Rotterdam, en haar indi- vidueele leden B. F. Cleveringa en H. P. Dobbelaar, loodgieters te Rotterdam. C. P. Y. de Jong, groentenhandelaar, te Rotterdam. J. Hassing, kleermaker en winkelier, te Meeden. E. van Amstel, smid, te Haarlem. S. Calff, wonende te Antwerpen, laatste lijk te Watergraafsmeer. 12 Daar. binnen dien muur is gras; dat is in allen gevalle beter dan straatsteenen. Pin cher, ik heb een vervloekten honger, en dat zal jij ook wel hebben, 't Is nog te vroeg om daar op het gras een bed te vinden, er zijn to veel menschen in do weer wij moeten het stil hebben, Pincher. Over een uur of zoo komen wij terug, oude hond, cn intusschen zullen wij eens een kijkje van Londen nernen; een stad, waarvan wij tot dusverre nog geen hoo- gen dunk kunnen hebben. Ga mee. Wij moeten echter niet uit den koers dwalen, want er zullen in Londen zeker niet veel plekjes grasgrond zijn, waarop wij kunnen liggen". Zoo mompelende, zette hij zijn vermoei de beenen weer in beweging, en liep door tot aan Oxford Street,waar bij opnieuw stilstond om rond te. zien. Hot verkeer was daar niet zoo druk als tegenwoordig, maar het was er toch le vendig en vol geDoeg om verrassend te zijn voor een jongeling, die een landelijke opvoeding had gehad, en om hem voor het oogenblik zijn leege maag en zijn door- gcloopen voeten te doon vergeten. Ter wijl hij daar zoo stond te kijken, kwam er achter hem in de straat een pikejb in fanterie aanmarcheeren, bestaande uit twee man en een korporaal, met een dron ken gevangene, die met zeer ongepaste koningsgezindheid „God save the King" uitbalkte. Do arrestant zwaaide tusschen de twee soldaten in, die hem elk-bij een arm vast hielden en verder geen notitie van hem namen, maar stijf boven hun hooge strop das uitkeken," terwijl de korporaal, onuit sprekelijk stijf, deftig voor hen uitstapte. Job, die met den rug naar dien kant stond, zag den kleinen optocht niet aan komen en lette ook niet op het zoo luid gezongen volkslied; maar alsof het onge luk het wilde, kreeg Pincher op dit oogen blik een stuk afval op de straat in het oog, en toen hij cr op af schoot, scheelde het zoo weinig of hij was door het wiel van een voorbijrijdend rijtuig onthoofd, dat zijn baas het hart in de keel klopte en hij angstig uitriep „PincherHier „Haltzeide een stem aan zijn schou der. Een hand greep hem bij den kraag, en toen hij zich omkeerde, zag hij met schrik den. korporaal, zijn wacht en den dronken zanger van het volkslied, die met dichte oogen en open mond schreeuwde: „Send him victorious". „John Smith?" zeide de korporaal, een extra-draai aan den kraag van den deser teur gevende. „Zes voet één duim? Blond haar. Vergezeld van een bulhond, luisteren de naar den naam „Pincher?" Jij bent het. Ga mee". Job hoorde dit aan, rukte zich met geweld los en zette het op een loopen. Bij den eersten stap caramboleerde hij met een dik, bejaard heer, en in een oogenblik lagen zij samen op den grond. De korpo raal sprong op zijn prooi toe en gaf te gelijk een gil. want Pincher had den kor poraal bij zijm been vast. Job wa9 weder overeind, en de korporaal schopte zooals hij nog nooit geschopt had, en Pincher zwaaide heen en weer met een bek vol wollen stof, en zijn tanden in het vleesch van den vermetele, die het- gewaagd had zijn baas aan te vallen. De straat was eensklaps in opschudding. „Pincher!" riep Job. „Pincher!" Een oogenblik stond de bulhond besluiteloos, in twijfel of hij den natuurlijken baas of den ruenschelijken zon gehoorzamen. Maar trouw zegevierde, en pijlsnel gehoorzaamde hij de stem van den vluchteling. „Houdt hem!" riep de korporaal, Job naloopende. Sedert langer dan veertien dagen had hij van de belooning, die ka pitein Ooninghame had uitgeloofd, gewe ten, en hij had zijn lippen afgelikt bij liet denkbeeld welk een geluk het zou zijn voor den man, die een jonkman van zes' voet en één duim, met blond haar, eD ver gezeld van een bulhond, luisterende naar den naam „Pincher", ontmoette; en nu was dat geluk boven alle hoop en ver wachting eensklaps in zijn bereik geweest, om hem tersfond weder te ontsnappen. Door deze gedachte en de woede over de wonde, die de beet van den hond hém had toegebracht, aangespoord, vervolgde de korporaal den deserteur al schreeuwend, zonder vrees voor hem of voor Pincher. De jacht had nog niet langer geduurd dan een eind ver de straat in, toen Job een donkere en smalle zijstraat insloeg, waar, door niemand in ziju vaart belem merd, hij zoo hard kon loopen als hij maar wilde. De korporaal volgde, hem, zijn stropdas ophalende en nog steeds „houdt hem!" roepende, maar in die stille steeg waren weinigen, die hem hoorden Job sloeg weer een hoek om, maar struikelde in de duisternis, en een schaduwachtige gedaante, greep hem bij den arm. „Hier in!" zeide een stem met een vreemden tongval. „Die deur! Gauw! Da-r zijt gij veilig. Parole d'honneur De Jaand geleidde hem en duwde hem voort, en drie seconden voordat de hij gende korporaal den hoek omsloeg, wa ren Job, Pincher eD de schaduwachtige vreemdeling in een donkere gang. De vreemdeling deed voorzichtig de deur dicht, en zij waren geheel en al in het donker, toen de vervolger hijgend voorbijkwam. Zij luisterden, en hoorden dat hij stil hield; zij konden hem zelfs hooren vloe ken; en toen het janhagel, dat de jacht gevolgd was, luidruchtig den hoek om stroomde, deed de vreemdeling een bin nendeur open, en fluisterde Job toe daarin te gaan. De jongeling gehoorzaamde, niet wetende wat er nu misschien gebeuren zou. maar bijna op alles voorbereid. Zijn redder knielde op den planken vloer neder, blies in de kolen, die in den haard glommen, en weldra was het vuur genoeg opgevlamd om een strookje pa pier aan te steken, waarmede hij een kaars aanstak. Deze hield hij omhoog om Job in oogenschouw te nemen, terwijl Job zijn blik met belangstelling beantwoordde. Wat de vreemdeling zag weten wij reeds tamelijk wel. Wat de verbaasde vluchte ling zag was een man van een fórsch voorkomen, een weinig boven den bloei des levens, nog langer en breeder van ge stalte dan hij', met doordringende, donkere oogen, gitzwart haar en wenkbrauwen, een grootem krommen neus en een uitdrukking van uitdagende stoutmoedigheid zooals hij nog nooit gezien had of waarvan hij zich een begrip had kunnen vormen. De man was gekleed in een zwart lakcnsche jas, zijn linnen was helder en net, en de on gegeneerdheid van den vorschenden blik, waarmede hij Job beschouwde, had voor de jongeling iets gebiedends. Toen hij hem genoeg bekeken had, zette hij den kandelaar op een tafel in het mid den "van de kamer, en haalde zijn schou ders op. „Ik heb ditmaal niet veel bijzonders gevonden", zeide hij in het Frausch. o „Croyez-vous V' zeide Job. In Castle Barfield woonde een aantal Fransche glaswerkers, en onder hen had de jongeling genoeg Fransch opgedaan om mee terecht te komen. „Spreekt gij Franséhzeide de ander, met een glimlach. „Hebt gij in Frankrijk gewoond? Uw voorkomen is echt En- gelsch"' „Ik ben ook een Engelschman", ant woordde Job. „Ik ben nooit in Frankrijk geweest, maar ik kan vrij goed Fransch spreken". „Niet zoo goed", hernam de vreemde ling, weder glimlachend en nu Engelsch sprekende, „dat 'ik niet dadelijk uw En- gelschen tongval zou hooreü. Wat was daar zooeven aan de hand?" Job antwoordde niet terstond. „Voor wien waart, ge weggeloopeu „Ik weet niet wie gij zijt", zeide Job, „en ik heb geen lust den eersten den besten vreemde in mijn vertrouwen te nemen". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 6