„Goed. Heerlck, dan krijg ik een broertje l" „Vertel het nu niet thuis over, want dan is alles bedorven", waarschuwde Wil ly's vriendje. De kinderjuffrouwen begrepeD niet, waarom Hans en Willy zoo met alle aan dacht naar do kleintjes keken. Hans lichtte zelf het dek van den wagen af en nam zijn slapend broertje van top tot teen op. Den volgenden morgen was Willy zoo opgewonden, dat Hans haar tot bedaren moest brengen, anders zouden de juffrou wen wantrouwend worden. Hij zelf was de ernst in persoon en voelde zich verant woordelijk voor den goeden afloop. Toen de kleintjes sliepen, zeiden de jul- frouwen aan de beide anderen rustig door te spelen, daa gingen zij even naar het strand. „Ziezoo!" zei Hans. „Nu aan den gang!" Hij tilde zijn broertje op uit den wagen en ging er mee r.aar Willy toe. „Ik kan zusje niet oplichten!" steunde Willy. Hans overzag het geval en zei ernstig „Ik zal dat wel voor je doen. Houd jij broertje dan vast!" De ruil was volbracht zonder tegen spar telingen van broertje en zusje en de kleine ondeugden waren weer aan het spelen, als of er niets gebeurd was, toen de juffrou- weh terukwamen. „Wat heeft zusje gewoeld!" zei Willy's iuf en legde het dekentje glad. "NVilly kreeg een kleur als vuur, ook Kans was niet op zijn gemak. ,,lk hoop, dat het thuis- niet ontdekt wordt" fluisterde Harus zijn vriendinnetje toe. De kleintjes werden toevallig dien keer in hun wiegjes gelegd, zonder hen eerst uit te kleeden, omdat zij zoo vast sliepen. Hans at rustig aan tafel, blij in hot voor uitzicht nu een zusje te hebben, waarmee hij later kon spelen. Na den eten ging Hans' oudste broertje, die heel veel van het kleintje hield, naar koven. Hij kwam een paar minuten later naar beneden hollen met den uitroep „Dat kind in de wieg is niet broertje! Dit heeft blond haar en blauwe oogenI Juf wist niet, wat te zeggen. Zij onder-" zocht do kleeren en er stond een „H" op geborduurd „Dat is Willy Hovens zusje!" riep juf uit. Hans werd ondervraagd, en toen kwam gilles aan het licht. Iedereen was even ver ontwaardigd om het geval en juf liep in al lerijl met het kleintje naar het huis der familie Hoven. Mevrouw Hoven had ook de andere kleer tjes opgemerkt en daar Willy niet thuis gleden ze nu voort in de richting, waar Ned het laatste gezien was. 't Kostte J0 nu echt moeite gelijken tred te houden met zijn ouderen vriend, want die was een behendig schaatsenrijder en liet de meesten vèr achter zich. Victor kon 't óók d.w.z. 'niet schaatsenrijden, maar toch over het ijs glijden „Nu zijn we er bijna", gaf Jo te kennen. „Nog een beetje meer rechts!' Even later zagen ze, tusschen de klau wen der wolven dan tóch we! ecnig spoor van schaaten en natuurlijk volgden ze dit. Te oordeelen naar den weg door den 'schaatsenrijder gevolgd, had deze zeker getracht plotseling te vluchten tusschen de boomen of er in een te klimmen. Alfons scheen ook van deze gedachte te zijn maar opeens hield hij stil met den uitroep„O I ja, dat vergat ik nog!" Vlak tegenover het gedeelte waar ze nu reden, kwam van links, een smal stroompje aangestroomd nu ook een ijsvloer I en dit waa aan weerszijde met naaldhout begroeid. Mogelijk was Ned dit opgc- gaanin de hoop, dat ontvluchten hier makkelijker zou zijn. Victor volgde gedwee den baas en diens gezelschap, besnuffelde voortdurend heb ijs met zijn neus en liet nu en dan een jan kend geluid hooren, wat wel bewees, dat hij meende het rechte spoor gevonden te hebben. was op dat oogenbiik kreeg zij goer, verkla ring van deze verwisseling. Den volgenden morgen ontmoetten Hans en Willy elkaar cn bespraken het mislukte plan met ernstige gezichtjes. „Moeder had lieVer zusje terug", zei Wil ly. „Ja", sprak Hans, „ik heb er niet zoo gauwr aan gedacht, dat moeder het mis schien niet zoo aardig zcu vinden. Och, broertje is toch ook wel leuk. Ik houd toch \an hen." Daarop gingen de twee kleine ondeug den rustig aan het graven en waren wel dra het geheele geval vergeten. Een wonderlijk oriünteeringsyermogen. Is het niet verwonderlijk, dat er dieren zijn, die over land of in de lucht den weg weten te vinden naar een plaats, die zij verlangen te bereiken, al hebben zij dien weg van te voren ook nooit afgelegd, of wel, al moeten zij in het donker trekken, zoodat zij door uiterlijke kentoekenen den weg niet herkennen kur.hen Deze dieren moeten dus van nature zóó aangelegd zijn, dat zij, instinctmatig, op de heonreis, be wust of onbewust, een besef krijgen van den te volgen weg en omgekeerd moeóen ze dan den terugweg ook weer weten te vinden Natuurlijke is de eene diersoort veel fijn gevoeliger op dit punt dan de andere. De rnensch staat, wat dit betreft, beslist bij het dier achter, maar hij heeft ook geen behoeite aan dit vermogen, daar hij gebruik maakt van allerlei werktuigen kompas, uurwerk en boussole. Een iapanscSi fees?gepec&o6. Japan, evenals, Java, voert de beste rijst uit naar landen waar die wegens haar hooge voortreffelijkheid op hoogen prijs wordt gesteld en voert van daar weer rijst van mindere hoedanigheid in ten gebruike van de rnen3chen met kleine beurzen. De Japanners zijn bijzonders knap in het koken van dit gevecht-. Op feestda gen is het een vaste schotel„zerni" d.z. rijstkoekjes met groente en in vischnat ge kooktvooral op Nieuwjaar, het voor naamste feest. Verder wordt rijst met boo- nen opgedischt op iedere drie vaste feest dagen, die de maand oplevert. Vleesch wordt in Japan weinig gegeten. De invoering van het Boeddhisme was daar oorzaak van. Toch bestaat er tegen woordig geen bepaald vorbod meer om vleesch te eten. Nu veranderde de volgorde en beschouw de Alfons den hond als leider. Plotseling bleef de hond staan met luid geblaf. Onmiddellijk stond zijn baas vlak na-azt hem en onderwierp het ijs nu aan een nauwkeurig onderzoek. „Die hond is knapper, dan wij met ons beiden", riep hij uit! HOOFDSTUK X. Eindelijk gevonden! Jo Gosman bekeek den ijsvloer nu ook eens goed, maar hij werd er r.iet veel wij zer uit. Voor zoover hij kon uitmaken, was er niet veel verschil tusschon wat hij tot nu had waargenomen en wat hij nü zag op hei. ijs. Maar de jager legde hem nu uit: de volgorde was andersom: ln plaats, dat dc schaatsenrijder door de dieren vervolgd werd, had hijzelve hen gevolgd „O, dan ia Ned hen ontvlucht en zeker naar huis gereden", zei Jo verheugd! Maar nu werd Alfons gewaar, dat dc achtergelaten indrukken op het ijs verschil den van die, door Jo gemaaktNu wisten geen van beiden er toch meer raad op en Alfons sloeg maar steeds met de grootste belangstelling iedere beweging van 7ijn hond gade. Die draafde maar steeds heen en weer, en dicht bij den rechteroever hield hij op en blafte weer. Nog niet bepaald met de vliegmachine. De wij ?.o vf\n brief vervoer was in de Mid deleeuwen en ook veel later nog zeer pri mitief ingericht. Voor bijzondere personen was heb geheel aan henzelven overgelaten, terwijl stedon en groote handelshuizen er hun briefdragers op nahielden.. Zoo had men in Kampen in de 15e eeuw messagiers, die berichten en tijdingen voor het stads bestuur overbrachten. Zoo werd er in 1435 een stadsmessagier aangesteld, die nog maar zéér karig beloond, maar niet ge ring gestraft werd, indien hij tekort schoot in zijn verplichtingen De brieven naar Amsterdam en naar an dere plaatsen, waarmede men te Kampen in scheepvaartbetrekking stond, werden met veerschepen verzonden; te land ook met vrachtwagens, terwijl het verkeer in den winter, by „toe-water", over het ijs ging. Ifieuwe X&aadsels. Ingez. door: „Piet Hein." I. Mijn geheel is een werelddeel. Ieder volk heeft een eigen 4, 1, 6, 7. Een 5, 6, 4 is een knaagdier. Een zeer' groote man noemt men een 5, 2, 3. 1, 7, 8 is een verkorte meisjesnaam. Een 9, 8 legt een kip. Ingez. door„Mimosa". II. Mjjn geheel bestaat uit II letters en is een plaats in Zuid-Holland. 3, 4, 2 is een visch. 5, 4, 6 at in een molen, 2, 3, 4, 9 is niet hoog. 1, 7, 8 heeft iedere visch.- 6, 3j 6, 10, 2 is een vrucht uit warme lan den. 2, 4, 8, 6 heeft ieder volk. Ingez. door W. Lefcber III. Mijn geheel bestaat uit 10 letters en is een bloem. 10, 2, 7 is een dier, dat onder den grond leeft. 1, 2, 8, 3 wordt te water gebruikt. 9, 7 is een lengtemaat. 6, 9, 7 is aan elk huis. 10, 9, 4, 5 ia een groot water. „Nu heeft hij toch weer het spoor gevon denriep Alfons. „Jadat moest nu toch het spoor zijn van Ned Du nmore, want de afdrukken van de schaatsen waren' precies gelijk aan die, welke Jo achterliet." Maar het vreemde van het geval was, dat deze schaatsenrijder nu niet achtervolgd scheen to zijn door wolven. Terwijl ze nog in gedachten verdiept ston den, omtrent de vcrklafing die ze hiervan konden geven, greep Jo zijn ouden vriend op eenmaal bij den arm en riep „Kijk Alfons had bet al eerder gezien en ook Victor liet weer dat eigenaardig geblaf hooren. In allerlijl kwam er nu ook een schaat senrijder aangegleden, wiens gestalte dui delijk waar te nemen was in het heldere maanlicht ,,'t Is Ned", riep onze jongen; bevende I over al zijn leden. Maar 't was niet Nod, maar Dick Bran- nen, die het volgende gogenblik, bij wijze van begroeting riep „Hallo! Wat is er aan de hand?" Een pnav seconden later was hij bij hea cn kon alvast eenige verklaring geven. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 13