'VI ZONDAG5BIAD1 L&ID5CH DAGE)IAD m No. 16500. Zaterdag* 6 December. Anno 1913. v VAN HE.T V w **"41 '*41 p* HET KIND. üapoSeoH üfendée. •i N o Nadruk verloden). /\/SA/\AAAf^VW\ Bijna een jaar lag het kind, dat een heupziekte had, in zwachtels. Heden zou den de doctoren komen om te zien of het verband verwijderd kon worden. Men maakte de windsels los, zette de kleine overeind, liet haar loopen. Ang stig, met zenuwachtige spanning, keken de ouders na-ar de oogen van de artsen. De dienstboden gingen niet heen, wacht ten, zenuwachtig doend. Lang gingen de doctoren aan het onderzoeken en allen sidderden, toen zij niet opgeruimd keken. Zacht spraken de medici een paar woor den Wijnand verstond alleen: ,,Het geval is zoo goed als hopeloos". Was er verschrikkelijker boodschap denkbaar? Men legde het kind weder te bed. Allen zwegen Men at. Men poogde gewoon" te zijn, evenals op andere avonden. Hij overreedde Hermine naar bed te gaan en trad zijn studeerkamer binnen. Een oogenblik hield hij zijn gedachten by elkaar, las en schreef. Hij liep daarop z'jn kamer op en neer. Toen zeide hij tot zich zelf, dat hij hier alleen was; dat allen sliepen, dat hij hier ,,vrij" was. Dan liet hij zich in een stoel vallen, steunde zijn armen op zijn schrijftafel, verborg zijn hoofd in zijn handen en gaf zich aan zijn verdriet over. Hij weende, weende lang en tusschen zijn snikken in, sprak hij zacht deze woorden: „Arme, kleine Suze, arme kleine Suze". En hoe meer hij zijn smart den vrijen loop liet, des te heviger begon hij te hui len. Plotseling kromp hij ineen van schrik. Een hand werd op zijn schouder gelegd. Hij hief het hoofd op. Het was Hermine. Zij stond daar in haar wijd, wit gewaad en keek hem smeekend in zijn oogen. En in haar blik lag groote, groote liefde. „Wijnand", zeide zij zacht, terwijl zij zijn haren streelde, „Wijnand, waarom vertel je mij niet je leed? Je verdriet breekt mij het hart. Ik voel het dat ik je wel troosten kan". Hij droogde snel zijn tranen en stamel de: „Een oogenblik van zwakheid. Ik heb •mij een oogenblik laten gaan, anders niet. Dat zal wel weer voorbijgaan. Ik zal sterk zijn". Zacht boog zij- zich tot hem over en fluis terde „Toe„ je hebt altijd gezegd, dat ik de dingen zie, zooals zij werkelijk zijn. Ik ben overtuigd, dat je het ongeluk nog grootier maakt, dan het is. Je hadt ge dacht, dat Suze vandaag zou mogen op staan. Maar al is het ook treurig nog zes maanden te moeten wachten Wachten! Zes maanden! De smart over mande hem opnieuw en hij liet haai* over zich regeeren. „Zes maanden. Geloof je zelf nu, dat ik dat kan aannemen? Heb je dan niet ge zien, hoe zij elkaar aankeken? En zij, dat lieve, dat lieve kind, heb je het niet ge merkt, hoe zij thans reeds pogingen doet ons haar leed te verbergen? Heb je niet gemerkt, dat zij vroolijk zijn wilde? Zij ziet, dat het ons zulk een smart veroor zaakt, en zij. ziet ook, dat wij ons leed niet voor haar kunnen verbergen. Is het niet verschrikkelijk, dat een kind van haar leeftijd dat reeds ziet? „Zes maandenjaren nog zal het du ren, jarenen als zij eindelijk op kan staan, dan zal zij hinken En dan zal het ons niet helpen of wij over haar waken, of wij. haar verzorgen of wij wegruimen alles, wat haar in den weg kan staan. Het leven zal haar niets dan een last zijn. Daar wordt in den tuin Ja, ik weet het wel, men is menschelijk en leert den kinderen danJelui moeten lief zijn tegen de kleine Suze, want zij is ongelukkig, zij hinkt. Dan zullen zij medelijdend Suze bij de hand nemen. Ziji zijn als wij, de kindereneven denken zij aan hun les. Dan, hoe zijn kinderen Zij gaan krijgertje spelen. Kinderen spelen altijd krijgertje. En dan is Suze hun tot last. Dan trekt zij zich terug. Want zij zal het voelen, dat zij den anderen tot last is. En dan weent zij En dan 's winters komen de kinderbals. Zij zal er ook heengaan. Zeker, zij zal meedansen. Eerst gaat het kalm, de an deren zullen haar in hun midden nemen, omdat zij ongelukkig is. Maar de pret wordt grooter, de dans doller, levendiger. De kinderen voelen dan, dat het feest voor hen is en voor hen alleen. Dan zal zij naar ons toekomen en van verre het gestoei aanzien. Zeggen zal zij niets, want dat leed wil zij ons besparen. En wij zul len over iets anders gaan praten „Zwijg", weende Hermine, terwijl zij zich tegen hem aandrukte. „Je breekt mij bet hart". Maar onverbiddelhjk ging hij voort haar te kwellen, haar te doordringen met zijn smart. „Dit is nog nietsLater, nog later, zullen haar vriendinnen buiten onder de b^omen wachten op den geliefde. Die vriendinnen zullen zich verloven. OHoe verschrikkelijk zal dat zijn, als zij alles moeten uitdenken om het haar zoo voor zichtig mogelijk te zeggen. En toch, het is zoo begrijpelijk, haar vreugde zullen zij niet kunnen verbergen. En zij zal zich eveneens moeten verheugen met het geluk van anderen. Doch zij zal voelen, dat zij nooit zal trouwen, dat zij nooit uit huis zal gaan, dat zij nooit zal krijgen een eigen, eigen huis. En toch is het haar be stemming. Men huwt haar niet, omdat het een kreupele is En dan zal zij tot de jonge vrouwen gaan, als vriendin. Men zal haar in ver trouwen nemen, haar alles zeggen, behalve dat, wat men aan een vriendin wel zegt. En zü zal wiegen zien, waarin mooie kinderen liggen. En zij zal aan haar eigen' wieg denken „Zwijg, zwijg 1" En dan zullen wij er waarschijnlijk nog zijn, om haar leed te verzachten, om zelf te lijden Als wij er niet meer zijn, dan zal zij zich, aïleen voelen. Het leven zal haar een last zijn, een zware last". Toen barstte hij in tranen uitliet het hoofd zinken in Hermine's armen En beiden gevoelden een oneindig leed, dat nu ook alle ongelukkigen, alle ach- teraf-gezetten in onze maatschappij om vatte. Keizer Napoleon I heeft eens een groo te stad willen stichten. Het is hem zeer middelmatig bekomen. Maar de historie is belangwekkend. Zooals men weet had de oorlog in de Yendée die streek sterk ontvolkt, Toen het; land eindelijk tot rust gekomen was, vond Napoleon, dat men voor dit gewest iets; doen moest. Den 5den Prairi'al van het, jaar XIÏ decreteerdo hij, dat het een an dere hoofdstad zou krijgen. Eontenay, tot nu toe de hoofdstad, lag in een uithoek en kwijnde. Yelen vonden, dat een plaats in het centrum, van waar goede wegen moes-, ten uitgaan, geschikter zou zijn als hoofd-', stad. Zekere Herbert, die onder t' Schrik bewind was uitgeweken, maar sedert naar' Frankrijk teruggekeerd, streed krachtig; voor het denkbeeld. Hij had zijn plan, dat' hij mededeelde aan generaal Gouvion, com-1 mandant van de elfde militaire divisie, die' Napoleon kennis gaf van de zaak. Hij waa ingenomen met het denkbeeld, snaar waarj zou de hoofdstad zijn Men bestudeerdej de kaart Napoleon bemoeid© zich sterk i met het plan en hij bepaalde eindelijk, dafy la Roche-sur-You het middelpunt van del Yendée zou wezen. Den 25sten Mei ISOll nam hij het besluit om hier een stad tel stichten. La Roch bestond toen uit eeöige half- geruïneerde huizen, om een ontmanteld' fort gebouwd. In 1794 waren de inwoners; door de republikeinsche soldaten verjaagd. Toen de oorlog gedaan was, waren velenj teruggekeerd; maar zij bezaten de midde-! len niet om hun plaats weer op te bou wen en huisden zoo goed en zoo kwaad' als het ging in de half-vervallen gebou wen. En hier zou, volgens den Keizer, de prefectuur zijn! Het eerste slachtoffer van* het keizerlijk besluit was de prefect. Hij was volstrekt niet tevreden. Te Fontenay bevond hij zich zeer goed. Hij schreef aan den minister van binnenlandsche zaken,; dat hij onmogelijk te La Roche kon wo-j nen. Er was geen huis beschikbaar, ook niet, voor de ingenieurs, die de keizer wilde< zenden om het terrein op te nemen. Het' antwoord liet zich niet wachten. De pre-, fect moest onmiddellijk verhuizen. Zijn ambtenaren weigerden hem volgen; ye-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 15