I——- Leiden, 29 iovsmSaer. Vereeniging tot bevordering der Bonn-knust te Leiden. Honderdmegen-en-twintigstc vergadering- in het Nutsgebouw. Aan deze vergadering ging vooraf een kunstbeschouwing van oen zeer fraai plaat werk, voorstellende het Binnenhof in Don Haag, welwillend afgestaan door den heer H. J. Plan je r- De voorzitter, de heer J. A Verhoog, opende deze vergadering, en nadat de notu len waren goedgekeurd, was liet woord aan den hooggeleerden hoer prof. dr. F. Pijper. 't Was nu ongeveer drie jaar geleden, dat dezo voor „Bouwkunst" ook een lezing hield, en wel oyer den overgang vaa de Komaan- scho bouwkunst tot de Gothiek. Velen onzer zullen toen gehoopt hebben spreker nog eens weer te mogen hoeren, en zietdaar, onze voor zitter was er in geslaagd, prof. Pijper te bewegen nog oens in onze Vereniging een lezing te houden. De professor zeide zeer naïef, dat hij met een zekeren schroom hiertoe was overgegaan immers, hij begaf zich om zoo te zoggvn tusschon de profeten, doch, wie zou er niet gaarne oen woordje spreken over de llenais- sanee en dan nog wel onder verstandige bouw kundigen. Allereerst vernamen we dan, dat do Ken ais-s an ce haar ontstaan lieert to danken aan een streven om in de bestaande voiiiren iets nieuws te brengenom tc breken met do traditionoele vormen der Grieken en Romei nen. Evenwel, die zucht naar verandering van vorm doodde de Grióksck Roaicinscho kunst niet. Werkelijk dood is zij nooit ge- woest, getuige de bouwwerken uit de mid- doleeuwen, toen men toch blijkbaar zeer goed van de oud-en wist. Ziet naar de kerken, vooral in Zuid-Frankrijk, in één waarvan wij zelf een sprekend beeld vinden van So crates, en toch is deze kerk gebouwd om trent den jaro 1200. Spreker herinnerde aan de lezing van den hoogbegaafden bouwmeester 1 uit dezen tijd, den heer Berlage, waarin Rv I woerd werd, dat do Renaissance eigenlijk f de kunst der Protestanten en de Gothiek do kunst der Roomsche Kerk is. Volgens spre kers meening is dit niot waar en hoeft hot Protestantisme niets met do Renaissance to maken. Men kan een hoogst bekwaam bouw meester zijn en toch op geschiedkundig ge- bied den plank mis slaan. Wat wemelt Italië bijvoorbeeld niet van Renaissance Kathedralen, en wat komen do Gothische kerken er sporadisch voor, in tegen- i stelling met de moer noordelijke gewesten in l Frankrijk, België en ten onzent. En Italië zal toch wel beslist niet wat men noemt een Protestantsch land zijn. En wat gevoelen de Katholieken zich daar niet thuis in, en vullen zij met drommen hun kerkgebouwen! Keen, 't was slechte, zooals gezegd, de zucht om te breken mot de In staande vormen. Men pao te zien ge ctcel bd- lijk weer aan bij do veel oudere vormen met hun vlakke gevels en platte daken do verdiepingen sierlijk en bevallig verdeeld door cordonbjfnden, en vooral bij do vrceg- Renaissance door de kunstenaars van aien lijd voorzien van om weergaloos fijngevcTm- do ornamentiek, 't Was evenwel oen formeel© omwenteling. Hier geen forsche. kolommen, in hun goheele structuur dragende het hoofd gestel, doch oen aanbrengen van halfkolom- men en pilasters in alle orden tegen voor- pü zijgevels. Zeker, do Renaissanoe-kunste-i paar is er in geslaagd den geloovige te be vredigen, dank ook zijn oiigeevenaerdigo vaar digheid. 't Is hier ook alweer: Geef oen eenvoudig werkstuk aan den meester; geef een eenvoudig instrument aan don kunste naar en het resultaat is verrassend. Wat moet het een genot zijn, zooals prof. Pijper zulks deed, om Italië en Frankrijk to aoor- kruisenbestudeerend en in zich opnemend F E U I L L E T O N. Beau J3a*ocacle. aJE VERMETELE. 60; Mijn zoete droom!" voegde hij er bij terwijl door zijn hevigen hartstocht zijn zachte, mooie stem trilde, »>niija schoone witte roos, gisteren had ik voor een dezer tranen gaarne de ergste mar telingen doorstaan en nu vloeien zij uit eigen beweging voor mijWel, ik zou nu met geen koning willen ruilen 1" „Uw levenuw dapper, edel leven opgeofferd voor mijAch, waarom kruiste ik ooit uw pad?" „Neen, lieveling", sprak hij met onein dige teederheid en oneindige blijdschap. „Heb moet inderdaad geweest zijn, omdat Gods engelen medelijden hadden met een armen zwerveling en hem dezen vluchtigen blik in het Paradijs gunden". Zijn vingers streelden Haar zacht gouden baar, terwijl hij haar vast, zeer vast aan zijn hart drukte, al haar liefelijkheid in zich opnemend, haar oogen schitterend door haar tranen heen, de schoone vor men van hals en kin, de sensitieve, trillen de neusvleugels, de vochtige lippen, waar op bij zoo gaarne een kus gedrukt had. „En mijn leven nu", fluisterde zij, tus schen hartbrekend snikken door, ,,wat zal dat. zijn?Hoe zal ik anders leven dan m een lange herinnering?" „Mijn leven, mijn henige", fluisterde O'j, „richt uw lief gelaat weer tot mij op -Haat mij als een laatste gedachtenis het al die fraaie vormen, door de kunstenaars uit dien tijd aan hun kerken en paleizen gegeven. De geheele wordingsgeschiedenis der vroeg-Renaissance en de overgang van deze -töt de hoog-Renaissance werd ons, aan- sjjachrig toehoorende studenten van één dag "op duidelijke en hoogst aangename wijze ;ged©eeerd. Genoeg zij het nog even mede "15'deelen, dat ook de gebouwen uit dien tijd hier te lande en ook hier ter stede uitvoerig besproken werden, zooals zij daar zijn dio fraaie werken als het Raadhuis te Woerden; de Noorder-, Zuidcr- en Westerkerk en de Luth. Kerk te Amsterdam; de Bullekerk te Zaandam; 't fraaie torentje van Hind-eloopcn, enz., enz. Ten slotte werd door spreker nog gewezen op dat fraaie voorbeeld van hoog- Renaissance, de St.-Paul-Kathedraal te Lon den. En daar zaten we dan plots in het don ker en werden ons daar al die prachtstukken van Rcnaissance-bouwkunst op het doek gc- tooverd. De St.-Piéter to Rome, zoowel ia- als uitwendig; monumenten uit Pisa; Flo rence, Parijs, Spanje, uit ons land; kortom: oen relevoeren van het gesprokene, maar dan op aanschouwelijke wij3. En toen onder ademlooze stilte het laatste dock was ver toond, gevoelde ieder der talrijk aanwezigen, dat wij iets intens moois gehoord en ook gezien hadden. Van do gelegenheid, hui" nog iets naders te vragen, werd geon gebruik gemaakt; al leen de heer J. J. P. Oud, onze nog jeudag Leidsch architect, wenschto de opvatting,j die prof. Pijper had van des hoeren Ber- lagens meening in zake liet religieuze pro en contra der Renaissance niet te onder schrijven. De Voreeniging tot bevordering der Bouw kunst wenscht evenwel, evenals het „Leadsoh Dagblad" neutraal te blijven; dergelijke ge sprekken krijgen allicht can bijzonder tintje, en. 't is ons alleen te doen om iets waarlijk schoons te zien en te hooren. Onze Vereen i- ging is nu eenmaal geen bouwkundige de batingclub en onze voorzitter weet daart voor ook te waken. Daarom hulde aan prof. Pijper en een tot weerziens! Drie nieuwe ledeu werden toegalaten. Het reglement onderging pen kleine wij ziging. De leden werden uitgenoodigd namens de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen oni de lezing met lichtbeelden bij te wonen, wolkc de hoer J. IIW. Leliman in het Nntsrrebouw houden. De heeren bwsaven zich, dankbaar voor het genotene, huiswaarts. FRED. A. WEMPE. B. en Ws. van Amsterdam vragen in zake de Paleis-Raadhuis-kwesbie den Raad machtiging overleg to plegen met de Re geering op den volgenden grondslag lo. dat het Paleis op den Dam weder aan Amsterdam wordt afgestaan, opdat liet aan zijn oorspronkelijke bestemming kan worden teruggegeven 2o. B. cn Ws. tevens te machtigen met de Regeering te beraden, ora voor gemeenschappelijke kos ten van Rijk en hoofdstad, binnen Am sterdam een nieuw waardig Koninklijk Paleis te doen optrekken. Over deze oplossing zal de Raad in ge heime zitting voorloopig hebben te beslui ten. Dit voorstel wordt door B. en Ws. ge daan, nadat in conferenties tusschen mi nister Cort van der Linden en den burge meester als hoofd der gemeente, de tegen woordige Minister van Binnenlandsche Zaken heeft te kennen gegeven, zich in principe met deze oplossing te kunnen vereenigen en zijnerzijde, gaat de Raad met het voorste] van B. en Ws. mee, deze af wikkeling der kwestie zal worden bevor derd. schitterend visioen van uw oogen, van uw haar, van uw lippen, meenemen......" Zijn armen omklemden haar, haar hoofd viel, als in bezwijming, neder, zij sloot haar oogen en haar ziel vloeide in hem over in do verrukking van dien eersten kus. „O, wat een heerlijke droom!" fluister de hij; ,,'tis goed, dat 't ontwaken slechts in den dood. zal zijn". Hij trachtte haar los to maken, maar zij omklemde hem des te vaster in wanhopige smart. ,,Neem mij mët u", snikte z'j, half be wusteloos. „Ik kan het niet dragen Ik kan niet......" Weer greep hij haar beide handen en drukte nogmaals en nogmaals zijn lippen daarop. „Vaarwel, zoete droom!" sprak hij. „Kom, droog die lieve tranen!Zoo gij maar wist, hoe gelukkig ik nu ben, zoudb gij niet bedroefd om mij zijn Ik heb den eenigen draad in het leven gesponnen, dio waard was gesponnen te worden; den draad, die mij in uw gedach tenis aan u verbindtVaarwel!" De sergeant, stapte naar vpren. Het was tijd om tc gaan. „Zijt gij gereed, mijnheer?" vroeg hij eindelijk. „Volkomen, sergeant!" Zij gleed uit zijn armen, haar oogen nu droog, met de handen tegen den mond gedrukt, <fm haar uitscheeuwen-van smart te smoren. Zij zag de soldaten in het gelid treden, met den gevangene in hun midden de deur uitgaan, waardoor nu de gouden zonneschijn vroolijk binnendrong. Men hoorde van buiten tromgeroffel en EEEHS Belasting op tie openbare vermake lijkheden te Goada. Nu wij in onzen Gemeenteraad ook reeds een paar maal een voorstel tot invoering van een belasting op de publieke vermake lijkheden hebben gehad, welk voorstel na warme discussie eenmaal door B; en Ws. werd ingetrokken en ee»n tweede maal werd verworpen, willen wij ook eens mededeelen wat daarover gisteren in den Goudsohen Gemeenteraad is voorgevallen. De heer Muylwijk had daarvoor een mo tie ingediend. Hij vond verdediging van de motie overbodig, omdat de billijkheid er van zeer eterk in het oog viel. De heer Knuttel, wethouder, bestreed uit. voerig de motie. Een stad als Gouda moet naast goed onderwijs en een gunstige lig ging ook kunnen bieden een mooie natuur en de noodige publieke vermakelijkheden. De beide eerste factoren bestaan, de laat- eten laten te wenschen. Een van deze facto ren wil de heer Muijlwijik nu ook nog belas ten. Eerder had kunnen worden verwacht, dat hij een voorstel zou hebben ingediend, om gepaste publieke vermakelijkheden te subsidieeren. De bedoelde belasting zal het meest treffen den werkman en de aanko mende jeugd. Zij maken het meest gebruik van bioscopen en andere goedkoop e voor stellingen. Een gepaste entspannning is noodzakelijk voor ieder en meestal gaat er van do voorstellingen een opvoedende kracht uit (Geroep: „Allerzielen!"). Ook in Arnhem werd een voorstel tot heffing van een dergeliike betasting verworpen. De heer Muylwijk wijet er op, dat het be zoeken van publieke vermakelijkheden toch altijd luxe is en nis zoodanig kan er zeer goed eenigo belasting van geheven worden. De opvoedende kracht van tooneelvoarstel- lingen betwijfelt spreker sterk. Hij wil slechts wijzen on de manier, waarop anders denkenden dikwijls worden gehoond en be spot, getuige de opvoering van „Allerzie len." Onder groote opwinding verklaart de heer Muyliviik, dat cnkolo liberale leden van den Raad hebben verklaard met zijn motie mede te kunnen gaan. Spreker noemt het gelukkig, dat de Raad van Gouda nog niet zoover is gekomen, dat hij subsidie verleent aan het opvoeren van to oneel stukke n. De heer Van Veen verklaart, dat een ieder het btuk „Allerzielen" kan gaan zien, en wijst op de geringe opbrengst in den regel van de~ betfoeldè belasting. Hij me moreert, dat de burgemeester bij de ope- 2iing van den nieuwen schouwburg zeer waardeerend over deze inrichting heeft ge sproken. De heer Muylwijk. protesteert er tegen, dat de burgemeester daarbij heeft gespro ken namens de burgerij. Ook spreker, al wordt zijn partij (a.-r.) niet medegeteld, behoort tot de burgerij, en een deel der burgerij is het niet met die waardeerende woorden eens. Onder voortdurend rumoer geeft de heer Vergeer een uiteenzetting van de woorden van den heer Muylwijk, als zouden enkele liberale Raadsleden zijn motie willen steu nen. Spreker verklaartdat de heer Muyl wijk in de eerste plaats had gesproken over afschaffing van de kermistoen hier voor geen steun was te vinden, stelde de heer Muylwijk voor, de kermis op Zon dag niet meor tc openen, en toen dit even min werd ondersteund, kwam hij op het idee een voorstel tc doen tot het heffen van een belasting op publieke vermake lijkheden. De andere leden hadden hiervan verder niots meer gehoord, tot nu plotse ling de motie was ingediend. De heer Koiijn verklaart, onder voort- uitroepen: „De hertog! De hertog!" De opwinding was electrisch geworden. Zijn Koninklijke Hoogheid, op een prachtig wit strijdros, kwam het dorp binnen aan het hoofd van zijn generaien staf en op eeni gen afstand govolgd door een groot leger corps, dat voor dien nacht op de heide zou kampeeren. Squire West, zijn oude, stijve rug diep gebogen wachtte op do markt met een perkament in de hand, bevattende do wel komstrede van hem en van de inwoners van Brasslngton: de bode, pompeuzer dan ooit, schitterend in blauwen, met goud af- gezetten rok, stond onmiddellijk achter Zijn Edelheid. Tegenover al die vrooüjkheid en blijde opgewektheid, vormde die zwijgende groep, do soldaten met hun drie gevangenen, een vreemd en droevig contrast. Philip en Bat- hurst zouden onder strenge bewaking in het raadhuis blijven tot de uitspraak van den Squire en toen liet kleine troepje de markt overstak, was het geen wonder, dat het den hertog in het oog viel. Hij was wat verveeld door squire West's langgerekte toespraak en was blij iets ge vonden te hebben om die af te breeken. „Drommels 1" riep hij uit, „wat hebben wij daar, hè?" De sergeant en de soldaten stonden aandachtig stil op ongeveer twintig pas van dien schitterende troep van 's hertogs generaien staf. Deze kleine afleiding had squire West den draad van zijn speech doen kwijtraken en de hertog, zeer opge lucht, wenkte den sergeant nader te ko men. „Wie zijn uw gevangenen, sergeant?" vroeg Zijn Hoogheid, met eenig© belang- durend rumoer en gehamer van den voor zitter, dat de motie wordt bestreden van een partijstandpunt en hij ontzegt ieder daartoe het recht. Do heer Muylwijk ontkent op heftigo wijze de juistheid van de verklaring van den heer Vergeer, waarop de lieer Van Eijk, zich zéér opwindend, den heer Muyl wijk toeroept, dat niet de heer Vergeer, doch de heer Muylwijk hier staat als leu genaar. De voorzitter roept de debaters herhaaldelijk tot de orde en tracht zich verstaanbaar te maken tusschen de wisse lingen van scheldwoorden. De voorzitter weet eindelijk, na gedreigd te hebben met 6chorsing van de vergadering, de vergadering weer tot rust te brengen. De motie-Muylwijk wordt daarna verwor pen met 9 tegen 6 stemmen. De heer Muylwijk richtte daarna de vraag tot den burgemeester als hoofd der politie, of van hem ig te verwachtent dat de opvoe ring van tooneelstukken, die krenkend en grievend zijn voor een deel der burgerij, voortaan zullen worden verhinderd. De voorzitten* verklaarde hierop, dat hij zich het recht voorbehoudt op dezo en der gelijke vragen al of niet tc antwoorden, doch dat hij in dit geval, waar de heer Muylwijk ontegenzeglijk do opvoering van „Allerzielen" bedoelt, wil verklaren, dat reeds 4 cf 5 jaar geleden bij hem heb verzoek inkwam „Allerzielen" te mogen opvoeren. De voorzitter heeft daarna het stuk gele zen, en moet uitdrukkelijk verklaren, dat hij or hoegenaamd niets in heeft kunnen vinden, dat voor wien dan ook kwetsend kan zijn en dat er voor hem alzoo geen enkele reden bestond, de opvoering van „Allerzie len" te verbieden. Na deze verklaring werd door vele loden van don Raad geapplaudisseerd. De heer Muylwijk verzocht daarop te mo gen voorlezen wat prof. Struijcken over dit Stuk zegt, wat dc voorzitter echte-r niet toestaat, door te zeggen, dat hij handelt voor eigen opvattingen en daarvoor cok zelf verantwoordelijk is. Door het comité voor Gemeenschap pelijke Salaris-actie is aan Regeering en Volksvertegenwoordiging oen motie ver zonden, welke is aangenomen in een ver gadering van de Hoofdbesturen van ver schillende vereenigingen van openbare en bijzondere onderwijzers. In deze motie wordt gewezen op den noodstand, welke onder dc onderwijzers heerscht en op het feit, dat reeds in do vorige Tweede Kamer, zoowel van de zijde der Regeoring als van de leden van dat collego de billijkheid, noodzakelijkheid en urgentie is betoogd en erkend van een ver betering der volstrekt onvoldoende bezol diging bij het openbaar en bijzonder la ger onderwijs. De motie eindigt met het verzoek, aan dezen hachelijken cn vernede renden toestand een einde te maken, door bij de aanstaande behandeling der Staats- begrooting te komen tot een verklaring of een besluit, waardoor van deze verbete ring voldoende waarborg wordt geboden. Tot lid van het hoofdbestuur van het Ned. Onderwijzers-Genootschap is geko zen de heer W. Kooiman, te Hilversum, met 1082 stemmen, tegen 553 stemmen op den heer L. Reuvers, te Dirkslancl. Tot directeur van de Zeevaartschool op Texel is benoemd de heer P. Bossen, te Amsterdam. Het vroege vertrek van de Konink- lijko familie van Het Loo naar de resi dentie, ligt hoofdzakelijk in de omstan digheid, dat H. M. de Koningin tegen woordig wenscht te zijn bij de onafkankc- lijkneidsreesten te Sckeveningen. stelling kijkend naar die twee jonge man nen, van wie de een nog maar een knaap was, terwijl dc ander een vreemde uit drukking van bludechap en trot3 had in zijn bleek gelaat, een voorkomen van los gemaakt te zijn van al wat hem omring de, wat den hertog niet weinig verbaasde en interesseerde. „Het is eenigszins moeilijk u dat uit te leggen, Koninklijke Hoogheid", antwoord de de sergeant met een militair saluut. „Moeilijk uit te leggen wie uw gevan genen zijn?" lachte de hertog ongeloovig. „Met allen eerbied voor Uwer Hoog heids tegenwoordigheid", antwoordde do sergeant, „een van deze heeren is Philip Gascoyne, graaf van Stretton". „Ha! zoo! de jonge snoode rebel, die de partij koos van den pretendent l Ik weet er alles van en zijn gevangenneming doet uw grooten ijver alle eer aan. Wio van die twee is de graaf van Stretton?" „Dat is juist de moeilijkheid, Koninklij ke Hoogheid, maar ik hoop, dat deze pa pieren het zullen uitwijzen". Do sergeant kreeg het pakje kostbaro brieven uit zijn zak en overhandigde dat eerbiedig aan den hertog. „Wat zijn dat voor brieven?" „Die werdén gevonden bij dien heer", antworodde de sergeant, wijzend op Sir Humphrey Challoner, die achter de tweo jonge mannen stond, zwijgend en somber, wanhopige wraakgedachten koesterend. „Men heeft hem als een medeplichtige beschuldigd en ik meende het mijn plicht te zijn hem voor den magistraat te bren gen. Zoo ik verkeerd gedaan heb „Gij hebt volkomen recht gehandeld, sergeant sprak de hertog beslist. De vSjfde Wethondcr. Men "schrijft ons uit Amsterdam: De kans is groot, dat hot collega van B. en Ws. met één lid zal worden uitgebreid. Onze burgervader heeft thans vier „adjuncts" die, dit terloops, soms de leiding geven I cn die wethouders hebben het druk genoeyj. Zij hebben allo, zooals vanzelf spreekt, hun speciale afdeeling, do een hoeft Onderwijs1, do ander hoeft Bedrijven, de dor do heeft Publieke \Vorkeri en nummer vier- heeft Volksgezondheid. Maar zoo'n wethouder is geen minister van z'n departement. Het hede college van B. en Ws. is verantwoordelijk voor do besluiten van een hunner. En al kwamen er nu nog duizend wethouders bi], hun arbeid zou er niet door worden ontlast. Want de wethouder van Onderwijs zal do stukken van het Be-drijven-departement moe ten blijven zien. Toen hij de jongste Raadsverkiezingen do S-D A.-P. over twee vijfden dm* zetels bleek te kunnen beschikken, waren vele ver draagzame vrijzinnigen do meening toegö, daan, dat do S.-D. A..P. nu eigenlijk ook wel recht, op een wethoudorszetc 1 had. Eigen lijk moer nog dan dc kerkelijken (hun mi*. Be Vries geldt echter wo'l voor twee). Was er oen vacature geweest in het college van. het Dagelijksch Bestuur, dan zou ongetwij feld de S.-D. A.-P. in dit college oen ver tegenwoordiger hebben geicre.gen. Maar. dc twee aftredende vrijzinnige wethouders wilden beiden wel herkozen worden, en toen meenden dc liberalen, dat do S.-D. A.-P. dan nog wel wat wachten kon. Wie toen op de gedachte is gekomen, oen vijfden wethouder tc benoemen, weten wij' niet. Wol bleken spoedig nagenoeg alle Raadsleden er iets voor to voelen, en, zooals gezegd, nummer vijf zal dan een róód© broe der zijn. Er werd aanvankelijk beweert!, dat de S.-D. A.-P. geen zetel zou aanvaarden- Er is nu' een vergadering gehouden, en de Amstetn damsche soo.-dam besloten, een wethouder; aan tc wijzen, wanneer deze do afdeeling, n.l. de nieuwe afdeeling, d© speciaal voor! nummer vijf te vormen afdeeling Volksbuis- vesting zou krijgen. Dus zooveel als een wethouder van oubewoonbaarverklaring. Den meer reactionnairen Raadsleden is nu de sohrik om het hart geslagen, maai* dej Amstordamsche Raad is in meerderheid voor uitstrevend, cn spoedig zal do socialistischa' hoofdbestuurder Wibaut wethouder zijn van het aloude Amsterdam. Do hoer Wiibaut, een man van oapaeitoL ten en niet ongefortuneerd, zal als wethou der geen slecht figuur maken. Hij is bui tengewoon geschikt voor het „baantje", en; wij geloovcn vast, dab hij krachtig mee zal helpen, om de macht van do anonymen (de hoogero ambtsnaren) te knotten. Of hij echter als wethouder al zijn idealeu zal kunnen' roalisecren, is een andere vraag. D© joiiï'HaSKti'izvortreSikeii der Kerkte Kamer. Mon meldt uit Den Haag De heer Elout, voorzitter van dc Haag- scho Journalistenvereeniging, heeft, na mens dc huishoudelijke commissie der Eerste Kamer, van den voorzitter dier Ka mer een schrijven ontvangen, waarbij in antwoord op heb tot dio commissie gerichte schrijven, nopens de slecht inrichting van de voor de journalisten bestemde ver trekken in het verbouwde Eerste Kamer gebouw, medegedeeld wordt, dat de in richting dier vertrokken een voorloopige is en dat met zorg zal worden overwogen, iu hoeverre aan de bezwaren kan worden tegemoetgekomen. zijt hier gezonden om het graafschap van rebellen te zuiveren, die door de Parle- mentsakte wegens hoogverraad zijn veroor deeld, en het zou een groot plichtsverzuim geweest zijn, zoo'n geval niet te brengen voor den naastbij zijnde magistraat. Geef mij die papieren. Ik zal ze dadelijk onder- zooken. Zorg dat uw gevangenen goed be waakt worden en kom dan iu mijn kwar tier". Sir Humphrey vloekte, toen liij den her tog het pakje brieve* zag aannemen en daarna terugtreden om verder te luisteren naar het slot van squire West's toespraak. In weerwil van z jn verdriet was de squire van Harrington in staat een vertroostende gedachte te koesteren. Hij had nu alle kans verloren lady Patience te dwingen zijn aan zoek aan to nemen; zijn handelingen in de laatste drie dagen zouden ongetwijfeld oorzaak zijn, dat zij hem met de groot ste haat en verachting aanzag, maar de man, die de oorzaak was van zijn niet- slagen ,de ridderlijke cn bemoeizieke roo- ver, Beau Brocade, zou, zoo zeker als de zon vanavond zou ondergaan, morgen aan de galg bengelen. Herstel. Het was in den namiddag, toen Zijn Ko ninklijke Hoogheid, na eerst andere ge wichtige zaken afgedaan en in den „Ko ning George" haastig gegoten te hebben, eindelijk tijd vond de brieven te lezen, hem door den sergeant overhandigd. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 9