I——-
Leiden, 29 iovsmSaer.
Vereeniging tot bevordering der
Bonn-knust te Leiden.
Honderdmegen-en-twintigstc vergadering-
in het Nutsgebouw.
Aan deze vergadering ging vooraf een
kunstbeschouwing van oen zeer fraai plaat
werk, voorstellende het Binnenhof in Don
Haag, welwillend afgestaan door den heer
H. J. Plan je r-
De voorzitter, de heer J. A Verhoog,
opende deze vergadering, en nadat de notu
len waren goedgekeurd, was liet woord aan
den hooggeleerden hoer prof. dr. F. Pijper.
't Was nu ongeveer drie jaar geleden, dat
dezo voor „Bouwkunst" ook een lezing hield,
en wel oyer den overgang vaa de Komaan-
scho bouwkunst tot de Gothiek. Velen onzer
zullen toen gehoopt hebben spreker nog eens
weer te mogen hoeren, en zietdaar, onze voor
zitter was er in geslaagd, prof. Pijper te
bewegen nog oens in onze Vereniging een
lezing te houden.
De professor zeide zeer naïef, dat hij met
een zekeren schroom hiertoe was overgegaan
immers, hij begaf zich om zoo te zoggvn
tusschon de profeten, doch, wie zou er niet
gaarne oen woordje spreken over de llenais-
sanee en dan nog wel onder verstandige bouw
kundigen. Allereerst vernamen we dan, dat
do Ken ais-s an ce haar ontstaan lieert to danken
aan een streven om in de bestaande voiiiren
iets nieuws te brengenom tc breken met do
traditionoele vormen der Grieken en Romei
nen. Evenwel, die zucht naar verandering
van vorm doodde de Grióksck Roaicinscho
kunst niet. Werkelijk dood is zij nooit ge-
woest, getuige de bouwwerken uit de mid-
doleeuwen, toen men toch blijkbaar zeer goed
van de oud-en wist. Ziet naar de kerken,
vooral in Zuid-Frankrijk, in één waarvan
wij zelf een sprekend beeld vinden van So
crates, en toch is deze kerk gebouwd om
trent den jaro 1200. Spreker herinnerde aan
de lezing van den hoogbegaafden bouwmeester
1 uit dezen tijd, den heer Berlage, waarin Rv
I woerd werd, dat do Renaissance eigenlijk
f de kunst der Protestanten en de Gothiek do
kunst der Roomsche Kerk is. Volgens spre
kers meening is dit niot waar en hoeft hot
Protestantisme niets met do Renaissance to
maken. Men kan een hoogst bekwaam bouw
meester zijn en toch op geschiedkundig ge-
bied den plank mis slaan.
Wat wemelt Italië bijvoorbeeld niet van
Renaissance Kathedralen, en wat komen do
Gothische kerken er sporadisch voor, in tegen-
i stelling met de moer noordelijke gewesten in
l Frankrijk, België en ten onzent. En Italië
zal toch wel beslist niet wat men noemt
een Protestantsch land zijn.
En wat gevoelen de Katholieken zich daar
niet thuis in, en vullen zij met drommen hun
kerkgebouwen! Keen, 't was slechte, zooals
gezegd, de zucht om te breken mot de In
staande vormen. Men pao te zien ge ctcel bd-
lijk weer aan bij do veel oudere vormen
met hun vlakke gevels en platte daken
do verdiepingen sierlijk en bevallig verdeeld
door cordonbjfnden, en vooral bij do vrceg-
Renaissance door de kunstenaars van aien
lijd voorzien van om weergaloos fijngevcTm-
do ornamentiek, 't Was evenwel oen formeel©
omwenteling. Hier geen forsche. kolommen,
in hun goheele structuur dragende het hoofd
gestel, doch oen aanbrengen van halfkolom-
men en pilasters in alle orden tegen voor-
pü zijgevels. Zeker, do Renaissanoe-kunste-i
paar is er in geslaagd den geloovige te be
vredigen, dank ook zijn oiigeevenaerdigo vaar
digheid. 't Is hier ook alweer: Geef oen
eenvoudig werkstuk aan den meester; geef
een eenvoudig instrument aan don kunste
naar en het resultaat is verrassend. Wat
moet het een genot zijn, zooals prof. Pijper
zulks deed, om Italië en Frankrijk to aoor-
kruisenbestudeerend en in zich opnemend
F E U I L L E T O N.
Beau J3a*ocacle.
aJE VERMETELE.
60;
Mijn zoete droom!" voegde hij er
bij terwijl door zijn hevigen hartstocht
zijn zachte, mooie stem trilde, »>niija
schoone witte roos, gisteren had ik voor
een dezer tranen gaarne de ergste mar
telingen doorstaan en nu vloeien zij uit
eigen beweging voor mijWel, ik zou
nu met geen koning willen ruilen 1"
„Uw levenuw dapper, edel leven
opgeofferd voor mijAch, waarom
kruiste ik ooit uw pad?"
„Neen, lieveling", sprak hij met onein
dige teederheid en oneindige blijdschap.
„Heb moet inderdaad geweest zijn, omdat
Gods engelen medelijden hadden met een
armen zwerveling en hem dezen vluchtigen
blik in het Paradijs gunden".
Zijn vingers streelden Haar zacht gouden
baar, terwijl hij haar vast, zeer vast aan
zijn hart drukte, al haar liefelijkheid in
zich opnemend, haar oogen schitterend
door haar tranen heen, de schoone vor
men van hals en kin, de sensitieve, trillen
de neusvleugels, de vochtige lippen, waar
op bij zoo gaarne een kus gedrukt had.
„En mijn leven nu", fluisterde zij, tus
schen hartbrekend snikken door, ,,wat zal
dat. zijn?Hoe zal ik anders leven dan
m een lange herinnering?"
„Mijn leven, mijn henige", fluisterde
O'j, „richt uw lief gelaat weer tot mij op
-Haat mij als een laatste gedachtenis het
al die fraaie vormen, door de kunstenaars
uit dien tijd aan hun kerken en paleizen
gegeven. De geheele wordingsgeschiedenis der
vroeg-Renaissance en de overgang van deze
-töt de hoog-Renaissance werd ons, aan-
sjjachrig toehoorende studenten van één dag
"op duidelijke en hoogst aangename wijze
;ged©eeerd. Genoeg zij het nog even mede
"15'deelen, dat ook de gebouwen uit dien tijd
hier te lande en ook hier ter stede uitvoerig
besproken werden, zooals zij daar zijn dio
fraaie werken als het Raadhuis te Woerden;
de Noorder-, Zuidcr- en Westerkerk en de
Luth. Kerk te Amsterdam; de Bullekerk te
Zaandam; 't fraaie torentje van Hind-eloopcn,
enz., enz. Ten slotte werd door spreker nog
gewezen op dat fraaie voorbeeld van hoog-
Renaissance, de St.-Paul-Kathedraal te Lon
den.
En daar zaten we dan plots in het don
ker en werden ons daar al die prachtstukken
van Rcnaissance-bouwkunst op het doek gc-
tooverd. De St.-Piéter to Rome, zoowel ia-
als uitwendig; monumenten uit Pisa; Flo
rence, Parijs, Spanje, uit ons land; kortom:
oen relevoeren van het gesprokene, maar
dan op aanschouwelijke wij3. En toen onder
ademlooze stilte het laatste dock was ver
toond, gevoelde ieder der talrijk aanwezigen,
dat wij iets intens moois gehoord en ook
gezien hadden.
Van do gelegenheid, hui" nog iets naders
te vragen, werd geon gebruik gemaakt; al
leen de heer J. J. P. Oud, onze nog jeudag
Leidsch architect, wenschto de opvatting,j
die prof. Pijper had van des hoeren Ber-
lagens meening in zake liet religieuze pro
en contra der Renaissance niet te onder
schrijven.
De Voreeniging tot bevordering der Bouw
kunst wenscht evenwel, evenals het „Leadsoh
Dagblad" neutraal te blijven; dergelijke ge
sprekken krijgen allicht can bijzonder tintje,
en. 't is ons alleen te doen om iets waarlijk
schoons te zien en te hooren. Onze Vereen i-
ging is nu eenmaal geen bouwkundige de
batingclub en onze voorzitter weet daart
voor ook te waken. Daarom hulde aan prof.
Pijper en een tot weerziens!
Drie nieuwe ledeu werden toegalaten.
Het reglement onderging pen kleine wij
ziging.
De leden werden uitgenoodigd namens de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen oni
de lezing met lichtbeelden bij te wonen,
wolkc de hoer J. IIW. Leliman in het
Nntsrrebouw houden.
De heeren bwsaven zich, dankbaar voor het
genotene, huiswaarts.
FRED. A. WEMPE.
B. en Ws. van Amsterdam vragen in
zake de Paleis-Raadhuis-kwesbie den Raad
machtiging overleg to plegen met de Re
geering op den volgenden grondslag
lo. dat het Paleis op den Dam weder
aan Amsterdam wordt afgestaan, opdat
liet aan zijn oorspronkelijke bestemming
kan worden teruggegeven 2o. B. cn Ws.
tevens te machtigen met de Regeering te
beraden, ora voor gemeenschappelijke kos
ten van Rijk en hoofdstad, binnen Am
sterdam een nieuw waardig Koninklijk
Paleis te doen optrekken.
Over deze oplossing zal de Raad in ge
heime zitting voorloopig hebben te beslui
ten.
Dit voorstel wordt door B. en Ws. ge
daan, nadat in conferenties tusschen mi
nister Cort van der Linden en den burge
meester als hoofd der gemeente, de tegen
woordige Minister van Binnenlandsche
Zaken heeft te kennen gegeven, zich in
principe met deze oplossing te kunnen
vereenigen en zijnerzijde, gaat de Raad met
het voorste] van B. en Ws. mee, deze af
wikkeling der kwestie zal worden bevor
derd.
schitterend visioen van uw oogen, van uw
haar, van uw lippen, meenemen......"
Zijn armen omklemden haar, haar hoofd
viel, als in bezwijming, neder, zij sloot
haar oogen en haar ziel vloeide in hem
over in do verrukking van dien eersten
kus.
„O, wat een heerlijke droom!" fluister
de hij; ,,'tis goed, dat 't ontwaken slechts
in den dood. zal zijn".
Hij trachtte haar los to maken, maar zij
omklemde hem des te vaster in wanhopige
smart.
,,Neem mij mët u", snikte z'j, half be
wusteloos. „Ik kan het niet dragen
Ik kan niet......"
Weer greep hij haar beide handen en
drukte nogmaals en nogmaals zijn lippen
daarop.
„Vaarwel, zoete droom!" sprak hij.
„Kom, droog die lieve tranen!Zoo
gij maar wist, hoe gelukkig ik nu ben,
zoudb gij niet bedroefd om mij zijn
Ik heb den eenigen draad in het leven
gesponnen, dio waard was gesponnen te
worden; den draad, die mij in uw gedach
tenis aan u verbindtVaarwel!"
De sergeant, stapte naar vpren. Het was
tijd om tc gaan.
„Zijt gij gereed, mijnheer?" vroeg hij
eindelijk.
„Volkomen, sergeant!"
Zij gleed uit zijn armen, haar oogen nu
droog, met de handen tegen den mond
gedrukt, <fm haar uitscheeuwen-van smart
te smoren. Zij zag de soldaten in het gelid
treden, met den gevangene in hun midden
de deur uitgaan, waardoor nu de gouden
zonneschijn vroolijk binnendrong.
Men hoorde van buiten tromgeroffel en
EEEHS
Belasting op tie openbare vermake
lijkheden te Goada.
Nu wij in onzen Gemeenteraad ook reeds
een paar maal een voorstel tot invoering
van een belasting op de publieke vermake
lijkheden hebben gehad, welk voorstel na
warme discussie eenmaal door B; en Ws.
werd ingetrokken en ee»n tweede maal werd
verworpen, willen wij ook eens mededeelen
wat daarover gisteren in den Goudsohen
Gemeenteraad is voorgevallen.
De heer Muylwijk had daarvoor een mo
tie ingediend. Hij vond verdediging van
de motie overbodig, omdat de billijkheid er
van zeer eterk in het oog viel.
De heer Knuttel, wethouder, bestreed uit.
voerig de motie. Een stad als Gouda moet
naast goed onderwijs en een gunstige lig
ging ook kunnen bieden een mooie natuur
en de noodige publieke vermakelijkheden.
De beide eerste factoren bestaan, de laat-
eten laten te wenschen. Een van deze facto
ren wil de heer Muijlwijik nu ook nog belas
ten. Eerder had kunnen worden verwacht,
dat hij een voorstel zou hebben ingediend,
om gepaste publieke vermakelijkheden te
subsidieeren. De bedoelde belasting zal het
meest treffen den werkman en de aanko
mende jeugd. Zij maken het meest gebruik
van bioscopen en andere goedkoop e voor
stellingen. Een gepaste entspannning is
noodzakelijk voor ieder en meestal gaat er
van do voorstellingen een opvoedende
kracht uit (Geroep: „Allerzielen!"). Ook in
Arnhem werd een voorstel tot heffing van
een dergeliike betasting verworpen.
De heer Muylwijk wijet er op, dat het be
zoeken van publieke vermakelijkheden toch
altijd luxe is en nis zoodanig kan er zeer
goed eenigo belasting van geheven worden.
De opvoedende kracht van tooneelvoarstel-
lingen betwijfelt spreker sterk. Hij wil
slechts wijzen on de manier, waarop anders
denkenden dikwijls worden gehoond en be
spot, getuige de opvoering van „Allerzie
len."
Onder groote opwinding verklaart de
heer Muyliviik, dat cnkolo liberale leden
van den Raad hebben verklaard met zijn
motie mede te kunnen gaan. Spreker
noemt het gelukkig, dat de Raad van
Gouda nog niet zoover is gekomen, dat
hij subsidie verleent aan het opvoeren van
to oneel stukke n.
De heer Van Veen verklaart, dat een
ieder het btuk „Allerzielen" kan gaan zien,
en wijst op de geringe opbrengst in den
regel van de~ betfoeldè belasting. Hij me
moreert, dat de burgemeester bij de ope-
2iing van den nieuwen schouwburg zeer
waardeerend over deze inrichting heeft ge
sproken.
De heer Muylwijk. protesteert er tegen,
dat de burgemeester daarbij heeft gespro
ken namens de burgerij.
Ook spreker, al wordt zijn partij (a.-r.)
niet medegeteld, behoort tot de burgerij,
en een deel der burgerij is het niet met
die waardeerende woorden eens.
Onder voortdurend rumoer geeft de heer
Vergeer een uiteenzetting van de woorden
van den heer Muylwijk, als zouden enkele
liberale Raadsleden zijn motie willen steu
nen.
Spreker verklaartdat de heer Muyl
wijk in de eerste plaats had gesproken
over afschaffing van de kermistoen hier
voor geen steun was te vinden, stelde de
heer Muylwijk voor, de kermis op Zon
dag niet meor tc openen, en toen dit even
min werd ondersteund, kwam hij op het
idee een voorstel tc doen tot het heffen
van een belasting op publieke vermake
lijkheden. De andere leden hadden hiervan
verder niots meer gehoord, tot nu plotse
ling de motie was ingediend.
De heer Koiijn verklaart, onder voort-
uitroepen: „De hertog! De hertog!" De
opwinding was electrisch geworden. Zijn
Koninklijke Hoogheid, op een prachtig wit
strijdros, kwam het dorp binnen aan het
hoofd van zijn generaien staf en op eeni
gen afstand govolgd door een groot leger
corps, dat voor dien nacht op de heide
zou kampeeren.
Squire West, zijn oude, stijve rug diep
gebogen wachtte op do markt met een
perkament in de hand, bevattende do wel
komstrede van hem en van de inwoners
van Brasslngton: de bode, pompeuzer dan
ooit, schitterend in blauwen, met goud af-
gezetten rok, stond onmiddellijk achter
Zijn Edelheid.
Tegenover al die vrooüjkheid en blijde
opgewektheid, vormde die zwijgende groep,
do soldaten met hun drie gevangenen, een
vreemd en droevig contrast. Philip en Bat-
hurst zouden onder strenge bewaking in
het raadhuis blijven tot de uitspraak van
den Squire en toen liet kleine troepje de
markt overstak, was het geen wonder, dat
het den hertog in het oog viel.
Hij was wat verveeld door squire West's
langgerekte toespraak en was blij iets ge
vonden te hebben om die af te breeken.
„Drommels 1" riep hij uit, „wat hebben
wij daar, hè?"
De sergeant en de soldaten stonden
aandachtig stil op ongeveer twintig pas
van dien schitterende troep van 's hertogs
generaien staf. Deze kleine afleiding had
squire West den draad van zijn speech
doen kwijtraken en de hertog, zeer opge
lucht, wenkte den sergeant nader te ko
men.
„Wie zijn uw gevangenen, sergeant?"
vroeg Zijn Hoogheid, met eenig© belang-
durend rumoer en gehamer van den voor
zitter, dat de motie wordt bestreden van
een partijstandpunt en hij ontzegt ieder
daartoe het recht.
Do heer Muylwijk ontkent op heftigo
wijze de juistheid van de verklaring van
den heer Vergeer, waarop de lieer Van
Eijk, zich zéér opwindend, den heer Muyl
wijk toeroept, dat niet de heer Vergeer,
doch de heer Muylwijk hier staat als leu
genaar. De voorzitter roept de debaters
herhaaldelijk tot de orde en tracht zich
verstaanbaar te maken tusschen de wisse
lingen van scheldwoorden.
De voorzitter weet eindelijk, na gedreigd
te hebben met 6chorsing van de vergadering,
de vergadering weer tot rust te brengen.
De motie-Muylwijk wordt daarna verwor
pen met 9 tegen 6 stemmen.
De heer Muylwijk richtte daarna de vraag
tot den burgemeester als hoofd der politie,
of van hem ig te verwachtent dat de opvoe
ring van tooneelstukken, die krenkend en
grievend zijn voor een deel der burgerij,
voortaan zullen worden verhinderd.
De voorzitten* verklaarde hierop, dat hij
zich het recht voorbehoudt op dezo en der
gelijke vragen al of niet tc antwoorden,
doch dat hij in dit geval, waar de heer
Muylwijk ontegenzeglijk do opvoering van
„Allerzielen" bedoelt, wil verklaren, dat
reeds 4 cf 5 jaar geleden bij hem heb verzoek
inkwam „Allerzielen" te mogen opvoeren.
De voorzitter heeft daarna het stuk gele
zen, en moet uitdrukkelijk verklaren, dat
hij or hoegenaamd niets in heeft kunnen
vinden, dat voor wien dan ook kwetsend kan
zijn en dat er voor hem alzoo geen enkele
reden bestond, de opvoering van „Allerzie
len" te verbieden.
Na deze verklaring werd door vele loden
van don Raad geapplaudisseerd.
De heer Muylwijk verzocht daarop te mo
gen voorlezen wat prof. Struijcken over dit
Stuk zegt, wat dc voorzitter echte-r niet
toestaat, door te zeggen, dat hij handelt
voor eigen opvattingen en daarvoor cok zelf
verantwoordelijk is.
Door het comité voor Gemeenschap
pelijke Salaris-actie is aan Regeering en
Volksvertegenwoordiging oen motie ver
zonden, welke is aangenomen in een ver
gadering van de Hoofdbesturen van ver
schillende vereenigingen van openbare en
bijzondere onderwijzers.
In deze motie wordt gewezen op den
noodstand, welke onder dc onderwijzers
heerscht en op het feit, dat reeds in do
vorige Tweede Kamer, zoowel van de zijde
der Regeoring als van de leden van dat
collego de billijkheid, noodzakelijkheid en
urgentie is betoogd en erkend van een ver
betering der volstrekt onvoldoende bezol
diging bij het openbaar en bijzonder la
ger onderwijs. De motie eindigt met het
verzoek, aan dezen hachelijken cn vernede
renden toestand een einde te maken, door
bij de aanstaande behandeling der Staats-
begrooting te komen tot een verklaring of
een besluit, waardoor van deze verbete
ring voldoende waarborg wordt geboden.
Tot lid van het hoofdbestuur van het
Ned. Onderwijzers-Genootschap is geko
zen de heer W. Kooiman, te Hilversum,
met 1082 stemmen, tegen 553 stemmen op
den heer L. Reuvers, te Dirkslancl.
Tot directeur van de Zeevaartschool
op Texel is benoemd de heer P. Bossen, te
Amsterdam.
Het vroege vertrek van de Konink-
lijko familie van Het Loo naar de resi
dentie, ligt hoofdzakelijk in de omstan
digheid, dat H. M. de Koningin tegen
woordig wenscht te zijn bij de onafkankc-
lijkneidsreesten te Sckeveningen.
stelling kijkend naar die twee jonge man
nen, van wie de een nog maar een knaap
was, terwijl dc ander een vreemde uit
drukking van bludechap en trot3 had in
zijn bleek gelaat, een voorkomen van los
gemaakt te zijn van al wat hem omring
de, wat den hertog niet weinig verbaasde
en interesseerde.
„Het is eenigszins moeilijk u dat uit te
leggen, Koninklijke Hoogheid", antwoord
de de sergeant met een militair saluut.
„Moeilijk uit te leggen wie uw gevan
genen zijn?" lachte de hertog ongeloovig.
„Met allen eerbied voor Uwer Hoog
heids tegenwoordigheid", antwoordde do
sergeant, „een van deze heeren is Philip
Gascoyne, graaf van Stretton".
„Ha! zoo! de jonge snoode rebel, die
de partij koos van den pretendent l Ik
weet er alles van en zijn gevangenneming
doet uw grooten ijver alle eer aan. Wio
van die twee is de graaf van Stretton?"
„Dat is juist de moeilijkheid, Koninklij
ke Hoogheid, maar ik hoop, dat deze pa
pieren het zullen uitwijzen".
Do sergeant kreeg het pakje kostbaro
brieven uit zijn zak en overhandigde dat
eerbiedig aan den hertog.
„Wat zijn dat voor brieven?"
„Die werdén gevonden bij dien heer",
antworodde de sergeant, wijzend op Sir
Humphrey Challoner, die achter de tweo
jonge mannen stond, zwijgend en somber,
wanhopige wraakgedachten koesterend.
„Men heeft hem als een medeplichtige
beschuldigd en ik meende het mijn plicht
te zijn hem voor den magistraat te bren
gen. Zoo ik verkeerd gedaan heb
„Gij hebt volkomen recht gehandeld,
sergeant sprak de hertog beslist.
De vSjfde Wethondcr.
Men "schrijft ons uit Amsterdam:
De kans is groot, dat hot collega van B.
en Ws. met één lid zal worden uitgebreid.
Onze burgervader heeft thans vier „adjuncts"
die, dit terloops, soms de leiding geven I
cn die wethouders hebben het druk genoeyj.
Zij hebben allo, zooals vanzelf spreekt, hun
speciale afdeeling, do een hoeft Onderwijs1,
do ander hoeft Bedrijven, de dor do heeft
Publieke \Vorkeri en nummer vier- heeft
Volksgezondheid. Maar zoo'n wethouder is
geen minister van z'n departement. Het hede
college van B. en Ws. is verantwoordelijk
voor do besluiten van een hunner. En al
kwamen er nu nog duizend wethouders bi],
hun arbeid zou er niet door worden ontlast.
Want de wethouder van Onderwijs zal do
stukken van het Be-drijven-departement moe
ten blijven zien.
Toen hij de jongste Raadsverkiezingen do
S-D A.-P. over twee vijfden dm* zetels
bleek te kunnen beschikken, waren vele ver
draagzame vrijzinnigen do meening toegö,
daan, dat do S.-D. A..P. nu eigenlijk ook
wel recht, op een wethoudorszetc 1 had. Eigen
lijk moer nog dan dc kerkelijken (hun mi*.
Be Vries geldt echter wo'l voor twee). Was
er oen vacature geweest in het college van.
het Dagelijksch Bestuur, dan zou ongetwij
feld de S.-D. A.-P. in dit college oen ver
tegenwoordiger hebben geicre.gen. Maar.
dc twee aftredende vrijzinnige wethouders
wilden beiden wel herkozen worden, en toen
meenden dc liberalen, dat do S.-D. A.-P. dan
nog wel wat wachten kon.
Wie toen op de gedachte is gekomen, oen
vijfden wethouder tc benoemen, weten wij'
niet. Wol bleken spoedig nagenoeg alle
Raadsleden er iets voor to voelen, en, zooals
gezegd, nummer vijf zal dan een róód© broe
der zijn.
Er werd aanvankelijk beweert!, dat de S.-D.
A.-P. geen zetel zou aanvaarden- Er is nu'
een vergadering gehouden, en de Amstetn
damsche soo.-dam besloten, een wethouder;
aan tc wijzen, wanneer deze do afdeeling,
n.l. de nieuwe afdeeling, d© speciaal voor!
nummer vijf te vormen afdeeling Volksbuis-
vesting zou krijgen. Dus zooveel als een
wethouder van oubewoonbaarverklaring.
Den meer reactionnairen Raadsleden is nu
de sohrik om het hart geslagen, maai* dej
Amstordamsche Raad is in meerderheid voor
uitstrevend, cn spoedig zal do socialistischa'
hoofdbestuurder Wibaut wethouder zijn van
het aloude Amsterdam.
Do hoer Wiibaut, een man van oapaeitoL
ten en niet ongefortuneerd, zal als wethou
der geen slecht figuur maken. Hij is bui
tengewoon geschikt voor het „baantje", en;
wij geloovcn vast, dab hij krachtig mee zal
helpen, om de macht van do anonymen (de
hoogero ambtsnaren) te knotten. Of hij echter
als wethouder al zijn idealeu zal kunnen'
roalisecren, is een andere vraag.
D© joiiï'HaSKti'izvortreSikeii der
Kerkte Kamer.
Mon meldt uit Den Haag
De heer Elout, voorzitter van dc Haag-
scho Journalistenvereeniging, heeft, na
mens dc huishoudelijke commissie der
Eerste Kamer, van den voorzitter dier Ka
mer een schrijven ontvangen, waarbij in
antwoord op heb tot dio commissie gerichte
schrijven, nopens de slecht inrichting van
de voor de journalisten bestemde ver
trekken in het verbouwde Eerste Kamer
gebouw, medegedeeld wordt, dat de in
richting dier vertrokken een voorloopige
is en dat met zorg zal worden overwogen,
iu hoeverre aan de bezwaren kan worden
tegemoetgekomen.
zijt hier gezonden om het graafschap van
rebellen te zuiveren, die door de Parle-
mentsakte wegens hoogverraad zijn veroor
deeld, en het zou een groot plichtsverzuim
geweest zijn, zoo'n geval niet te brengen
voor den naastbij zijnde magistraat. Geef
mij die papieren. Ik zal ze dadelijk onder-
zooken. Zorg dat uw gevangenen goed be
waakt worden en kom dan iu mijn kwar
tier".
Sir Humphrey vloekte, toen liij den her
tog het pakje brieve* zag aannemen en
daarna terugtreden om verder te luisteren
naar het slot van squire West's toespraak.
In weerwil van z jn verdriet was de squire
van Harrington in staat een vertroostende
gedachte te koesteren. Hij had nu alle kans
verloren lady Patience te dwingen zijn aan
zoek aan to nemen; zijn handelingen in
de laatste drie dagen zouden ongetwijfeld
oorzaak zijn, dat zij hem met de groot
ste haat en verachting aanzag, maar de
man, die de oorzaak was van zijn niet-
slagen ,de ridderlijke cn bemoeizieke roo-
ver, Beau Brocade, zou, zoo zeker als de
zon vanavond zou ondergaan, morgen aan
de galg bengelen.
Herstel.
Het was in den namiddag, toen Zijn Ko
ninklijke Hoogheid, na eerst andere ge
wichtige zaken afgedaan en in den „Ko
ning George" haastig gegoten te hebben,
eindelijk tijd vond de brieven te lezen,
hem door den sergeant overhandigd.
(Wordt vervolgd).