Bijziendheid en de school.
Vergiftigde pijlen.
daarmee in staat zijn zich ie verdedigen,
komen ze bij de andere dieren. Op zoo'n
krokodillen-boerderij ziet hot er allesbe
halve levendig uit. De „kweekelingen" zijn
trage, vadzige dieren, die alleen in lietl
water wat beweeglijk worden, doch zich op
het land zeer moeilijk l>cwogenlui en
vadzjg liggen ze zich in de zon te koesteren.
Een enkelen keer gebeurt het, dat de (lieren
onderling tr.uzdo krijgen, en zich dan leelijk
toetakelen. De scherpe tanden kunnen het
mooie velletje van den vijand voorgoed be-
derven. Men waakt er dan ook zorgvuldig
voor, dat zoo'n twist zoo min mogelijk voor
komt en doet alle moeite de dieren in een
goed humeur te houden.
Zoo dom als de krokodillen er uit zien,
zijn ze toch niet. Zoo kunnen ze zeer goed
'onderscheiden, of „de baas" hen voedert- of
de knecht. Er zijn voorbeelden van echte
vriendschap voor een bepaald mcnsch. De
vriend heeft dan maar te roepen, of zijn
lievelings-kxokodil komt onmiddellijk uit het
water en springt nog een heel eind over
land hem tegemoet. Hij eet dan uit de hand
en doet heel vertrouwelijk. Toch meet men
altijd met het dier oppassen. Zoo af en toe
komt de natuurlijke aard weer boven, en ra
de hand, die hem op zoo'n oogenblik wordt
toegestoken. De gevaarlijkste wapenen zijn
de groot© bek met scherpe tanden en de
krachtige, gespierde staart. Om de dienen
te grijpen, maakt men altijd gebruik van
een soort lasso.
De huid van een halfvolwassen "krokodil
is het mooist; daarom worden de mannetjes
geslacht, zoodra ze een lengte van 2,5 a 3
M. hebben bereikt; de wijfjes heeft men
noodig voor de voortplanting. Van het ge-
.slachte dier weet men alles productief te
makten; behalve de huid, die een waarde
kan hebben van f 60 tot f 150, verkoopt
men de tanden en de klauwton, die als
'sieraad werden bewerkt; uit het vet kookt
men olie en ten vierde wordt uit een paar
klieren aan het achterlijf een odeur, in den
handel gebracht, die met zijn muskusgeur
de echte muskus een groot© concurrentie aan.
'doet. Bijzonder sierlijke exemplaren zet men
op en verkoopt men in hun geheel. Vaak
verkoopt men ze levend en ontvangt er dan
250 gulden voor. Jaarlijks worden er hon-
derden levende krokodillen n,aar Europa ge
transporteerd.
Voor den farmier zijn al die inkomsten?
winst, want er moet betrekkelijk weinig af.
Het voedsel is goedkoop. Aan jonge die
ren geeft men fijngekookt rundvleesch, ter-
.wijl ,voor de volwassen dieren een .dood
gevallen paard of ander cadaver voldoende is.
De verschillende farmers zijn het er niet
over eens, hoe oud een krokodil wel worden
kan. Men noemt wel eens getallen als 900,
doch er zijn gegronde redenen, om dit als
leen fabeltje te beschouwen. De dieren wor
den wel ouder dan de mensch, doch als
maximum mag men ongeveer 120 aannemen,
terwijl d© doorsnee-grijsaard-krokodil op 95-
jarigen leeftijd sterft.
Bijziendheid wordt, zooals bekend, zeer
veel in de vroege jeugd opgedaan en als
hoofdoorzaak mag wel het schoolgaan ge
nomen worden. Tot dusver nam men vrij
algemeen aan, dat de verworven bijziend
heid bovenal optrad door het dicht bij het
oog brengen van het voorwerp. De licht
stralen vallen van te dichtbij in en om het
beeld van het voorwerp op het netvlies
te krijgen, moet een sterker breking in de
'oog media plaats vinden, moet m.a.w. de
'voorvlakte der lens sterker gebogen woe
lden. Op den duur stelt de lens zich hier
naar inde van ver komende stralen, clie
de sterke breking niet van noode hebben,
worden even sterk gebroken, met het ge
volg, dat het brandpunt niet meer in het
vlies, maar er vóór ligt. De stralen dis-
perseeren dan weer en het oog ziet ondui
delijk het voorwerp. De oogas is dan te
lang geworden.
Een geheel andere verklaring heeft dezer
dagen dr. Georg Levinsohn, privaat-docent
aan de hoogeschool te Berlijn, verkondigd.
Het te dicht brengen van het voorwerp
bij het oog kan hierom geen reden voor
bijziendheid zdjn, meent hij, wijl juist bij
enkele beroepen, waar men voorwerpen
zéér nauwkeurig en van vlak bij moet be
kijken, zooals bij die van horlogemakers,
juweliers, borduursters enz. relatief zeer
weinig bijziendheid voorkomt. Levinsohn
heeft nu opgemerkt, dat de beoefenaars
dier beroepen bij hun werk altijd vrij
rechtop zitten (op een laag stoeltje, aan
een hooge tafel) en hij zoekt de oorzaak
der bijziendheid, die. op de school verkre
gen wordt, in den stand van het lichaam
tijdens de lessen. Volgens hem ontstaat
de bijziendheid door de buiging van den
romp en het hoofd tijdens de les. Daar
door valt het oog naar voren en ten gevol
ge van de zwaartekracht treden er rek
kende en trekkende krachten op, vooral
aan de oogzenuw. De oogappel zet zich
zoodoende in de lengte uit de oogas wordt
langer, m.a.w de bijziendheid treedt op.
Bij apen is Levinsohn er reeds in ge
slaagd empirisch de juistheid zijner hypo
these aan te toonen door zijn proeven zoo
in te richten, dat de dieren langen tijd hun
koppen gebogen hielden, heeft hij n.l.
kunstmatig de bijziendheid verwekt..
Doordien de oorzaak van het kwaad is
aangetoond, is ook gemakkelijk de ware
hygiëne aan te geven. Het kind moet
op school méér rechtop zitten dan tot dus
ver 't geval is. Het blad van de schoolbank
moet bijv. bij het lezen opgeklapt kunnen
worden, zoodat het kind, rechtop zittend,
kan lezenhet boek moet dan een rech
ten hoek maken met de oogas. Bij het
schrijven verdient het steilschrift aanbeve
ling overigens zorge men voor deugde
lijk gymnastisch onderwijs en sport. Le>-
vinsohn meent, dat, zoo men hierop lot,
inderdaad krachtdadig de buitengewone
uitbreiding der bijziendheid bestreden zal
worden.
De gevaarlijkst© wapenen, waarmee de
inboorlingen van den Oost-Indiechen Archi
pel en omliggende eilanden streden, waren
wel de vergiftigde pijlen. Dat waren de el
lendigste producten van den heelen Indi-
eohen Arohiped. Daarmee schoten d© zwarte
duivels, versoholen achter boomen en hees
ters, op den niets vermoedenden bleekg©-
zicht en als deze door een pijltje uit een
blaaspijp was geraakt, kon hij er zeker van
zijn, dat het over eenig© minuten met hem
gedaan zou zijn. Ook verschillend© Ameri-
kaanscho Indianenstammen bestreden hun
vijanden met dergelijk© giftige pijlen, die
mogelijk nog sneller werkten dan die der
Oost-Indiërs. De inboorlingen van den In-
dischen Archipel kendeD de vrees van de
blanken voor hun gevaarlijk© pijlen en
daarom juist hielden zij zoo lang mogelijk
verborgen, hoe zij aan dat gift kwamen.
Toen ten slotte de blanken wisten, dat
het gift van een boom kwam, vertelden de
zwartjes hun allerlei onzettends van dien
boom, om hen er van af te houden, dat zij
ook het gift gingen verzamelen.
Zoo schreef aan het einde van de 18de
eeuw een Hollandsche dokter nog over den
giftboom: ,,Op Java groeit een boom, die
zoo vergiftigd is, dat verscheidene mi.ilen in
den omtrek geen plant kan groeien en
geen dier kan leven. Zelfs vogels, die
hoog er over vliegen, vallen dood
uit de lucht en alle menschen, die
in zijn nabijheid komen, moeten sterven 1"
De Hollanders hadden wrel eenige reden te
gelooven aan deze ontzettende werking van
den boom, want velen hunner waren door de.
pijltjes der inboorlingen een vreeselijkeD
dood gestorven.
Toch is het met den giftboom niet zóó
erg gesteld, als bedoelde dokter schreef,
hoewel het een^feit is, dat hij groot© hoe
veelheden gift bevat. De zoo gevreesde boom
is de antiaris toxicaria, in Indaë Oepasboom
genoemd (Oepas is plantengift)het is een
flinke, hooge boom, die wel wat lijkt op een
beukde bladeren zijn hard, groen en glan
zend en een flinke kroon verheft zich hoog
in de lucht
De vrucht van den Oepas-boom is een
vleezige, rood© steenvrucht; zij wordt door
d© vogels gaarne gegeten en is dan ook
merkwaardig genoeg niet vergiftig, evenmin
als de bladeren. Het gift verkrijgt men als
men#een flinke kerf snijdt in den tamelijk
dikken bast. Uit het binnenste, onder den
bast, vloeit dan een dik-glibberig wit of.
geel melksap, dat blootgesteld aan de lucht,,
spoedig tot een bruine massa opdroogt. Dit
melksap is nu van buitengewone giftigheid.
Een heel kleine hoeveelheid in den bloedsom-'
loop gebracht, is reeds genoeg bij het betref
fende dier of men6ch dadelijk een hartver
lamming en dan den dood te veroorzaken.'
Reeds een milligram uiterst weinig dus
doodt een hond in weinig minuten en voor
kleinere dieren is nog veel minder noodjg.
De scheikundigen hebben het gift in laas-
tal vorm uit het melksap weten te halen; zij,
namen het antiarin en het is waarschijnlijk'
het snelstwerkend van alle hartgiften. Enj
als men nu weet, dat een ingiekerfde boomj
in weinige dagen verscheidenejjonden van(
het gevaarlijke melksap kan leveren, krijgt!
men toch wel heel veel respect voor den!
Oepasboom, M kan m©n dan ook zonder ge
vaar in zijn schaduw rusten.
Op Ja/va wordt het Oepas-gift niet meer
in den oorlog, dooh uitsluitend op jacht ge-'
bruikt. Maar op Sumatra en Celebes, ook
op Borneo, zwerven nog eenige- van die ongu
re wilde volkeren rond, die zoowel in oorlog
met andere stammen als in den strijd tegen-
d© blanken gebruik maken van de blaaspij
pen met de ontzagwekkende pijltjes, waar
van de punt toch oiaar even in het gift is ge
doopt.
Tets goeds heeft het gift intusschen ook
gedaan. Heel wat roofdieren en kruipend
dierlijk gespuis uit de tropisch© wouden
zijn gedood door datzelfde gift. D© inbooT-
ling doodt met meer zekerheid een tijger
met een giftig pijltje dan de Europeaan het
doet met hun meest modern© geweren en
buksen.
Met groot© zekerheid blaast de inboor
ling een pijltje in de huid vam zoo'n gevaar
lijk gestreepte reuzenkat. Het monster slaat,
geen acht op het prikje als van een insec-
tenbeet, maar weinige minuten later sterft
het reeds onder de hevigste krampen. Het
vleesoh van dieren, die met giftige pijlen
zijn gedood, is zonder gevaar te eten, daar
het gift alleen dan werkt, als het in den
bloedsomloop komt. Intusschen snijden de
inboorlingen voor de veiligheid meestal nog
het vleesoh om de wonden zorgvuldig weg.
Regenjaren op komst?
Reeds in 1022 heeft Francis Bacon het
vermoeden uitgesproken, dat bepaald©
weersgesteldheden periodiek zijn. lot ze-,
kerheid werd dit vermoeden, toen om
streeks 1890 E. Brückner, op grond van
over de geheele aarde verkregen waarne-
inings-materiaal, kon aaiitoonen, dab d©
duur van zulk een periode gemiddeld 35
jaar bedroeg. In een „Spezial Nummer"-
der „Schweizerische Wasser wirtschaft",
komt dr. Maurer, director der eidgenössi-
schen meteorologiscken Zentralaustalt
thans nog eens aan de hand van Zwit-
sersch waarnemingsmateriaal de juistheid
van Bruckner's hypothese betoogen. Vol
gens hem is met hot jaar 1875 een period©
van droogte geëindigdvan af dit jaar tot
1S90 en 1891 treedt een periode met voch
tige weersgesteldheid op, met als centrum
der regenjaren de periode 1875 tot 1882;
van L892 tot 1909 volgen weer droge jaren.
Op grond van den 36-jarigen duur der
periode moest 1910 een nat jaar zijn en dit,
is ook werkelijk het geval geweest. Een te
genslag voor de theorie vormde 1911, dat,
bij uitstek warm en droog was; maar 1912;
maakte dezen tegenslag dubbel goed enj
naar het zich laat aanzieD zal ook 19131
niet tpt de droge jaren bchooren. Erück-j
ner's wet der periodieke schommelingen in
de weersgesteldheid schijnt dus op te gaan
en mitsdioD mogen wij naar analogie der;
regenperiode 1S75 tot 1882 thans weer eeni
reeks van regenachtige jaren verwachten,
die minstens tot 1920 zal duren.
Met deze regenjareD zal dan gepaard
gaaD een periode. wa-ariD de temperatuur
beneden het gemiddelde ligt.