N<\ 164-94-.
Zaterda»' SO November.
Eerste ISlacl. A0. 1913.
PERSOVERZICHT.
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
Beau Brocade.
I
LEIDSCH
DAGBLAD
„De Nieuwe Courant" bespreekt
de mededeelingen over deu hoofdinhoud
van het wetsontwerp-Treub in zake wijzi
ging der oudere! om 8r£nte.
Het nieuwe is, dat, voor zoover men uit
de op dit punt zeer sobere mededeelingen
kan opmaken, aan de gemeenten een be
langrijke rol in de uitvoering en admini
stratie wordt toegekend. De ouderdoms
rente komt te haren laste. Dit
brengt, zou men zeggen, noodzakelijker
wijze een beschikkingsrecht harerzijds op
de aanvragen der rentetrekkers mee. Ver
moedelijk dus een decentralisatie, waar
door een deel van de overweldigende taak
der centrale instelling, de Rijksverzeke
ringsbank, bij de gemeenten zal worden
overgebracht, ~wat uit administratief
oogpunt zeker aan de zaak ten goede zal
komen, maar den gemeentebesturen waar
schijnlijk' heel wat vermeerdering van ar
beid en van kosten zal veroorzaken
De kosten der ouderdomsrenten worden
aan de gemeenten vergoed door uitbe
taling van een bedrag van 50 per hoofd
voor ieder, die op 31 December van het af-
geloopcn jaar in de gemeente hoofdver
blijf had en den leeftijd van 70 jaren nad
bereikt of overschreden, behoudens eenige
uitzonderingen.
M. a. w. de gemeente ontvangt, voor
eiken 70-jarigen ingezetene (man of vtouw)
50 en geeft uit voor eiken 70-jarigen
rentetrekker (nian of vrouw) ƒ104 of ƒ78
De vaststelling van het bedrag van ƒ50
berust natuurlijk op een schatting. Men
neeöjt aan, dat van het totaal aantal 70-
jarigt-jv in de gemeente slechts een zoo
danig percentage aan de qualificatie vin
„behoeftige" zal voldoen, dat met het pro
duct van f 50 -x dab totaa l de gemeente
y.il uitkomen. Dit zal, verwacht men blijk-
hiar, de gemeentebesturen aansporen tot
een nauwlettend toezicht op de aanvragen
en een zuinige administratie.
Want wat de gemeenten te kort moch
ten komen op de aldus gefixeerde Rijks-uit-
keering- zullen zij door een toelage iiib do
Rijksschaikist vergoed kunnen krij
gen.
Het hehoeft niet. Zij zullen dus heb
ben aan te- toonen, dat er bijzondere re
den voor bestaat om haar het meer uitge
geven c te vergoeden.
Gelijk gezegd, de draagwijdte van deze
bepaling valt zonder meer nog niet te be-
Loirdvrlt-r». Wel willen wij er terstond de
f ua:ïd&cht op vestigen, dat. in deze regeling
f een nieuw gevaar kan gelegen zijn vo /r
de gcnïë'cutefin ancien.
Wanneer de raming tegenvalt (een m>
peli kheid, die zelfs door prof. ICluyver
niet- 7al worden betwist), wanneer een -ge
meentebestuur, door een sterk democra
tische Itaadsmeerderheid gedreven op het
kenmerk der .behoeftigheid" de uiterste
spankracht mocht toepassen, dan zou liet
kunnen zijn, dat de gemeenten "n i et toe
kwamen, zonder nog in aanmerking, te.
komen voor de toelage, welke hun uit de
iluksschatki^t kan worden verstrekt.
Wélke waarborgen zijn or, dat. de. fi-
nanfjRm der gemeenten of sommige ha
ver; niet dupe wórden van de thans vo >r-
- gestelde "regeling en opnieuw achteruit
gaan? De voorziening in den nood dor ge
m een tc financiën, welke bij het optreden
van minister Heemskerk van deze werd
verwacht, is uitgebleven en het ziet er niet
naar uit, alsof zij een der eerste onder
werpen zal zijn,; waarnaar de nieuw opge
treden regeering zal grijpen. Het zou in
hoogo.mate bedenkelijk zijn, als thans, iii
plaats van hulp, voor de genieentefinan-
ciën dear het Rijk een nieuw gevaar werd
geschapen, en wij hebben daarop tijdig
de aandacht willen vestigen, daar iu dit
denkbeeld zelf, om de gemeenten in de uit
voering te betrekken, ook in verband met
de gemeentelijke taak van armenzorg, on
getwijfeld iets goeds steekt.
Onder het opschrift Treubs rente
schrijft „H e t Volk"
Het is wel het allermagerste wat de re
geering kan vooistellen: f 2 voor de behoef
tigen 70-jarigen, <lie na hun 65ete jaar niet
zijn bedeeld, die na hun 60ste jaa-r niet zijn
veroordeeld wegens bedelarij, of meer dan
een jaar gevangenisstraf hebben gekregen,
die niet aan dien drank zijn en niet bekend
staan om een slecht levensgedrag.
Wat verder omtrent Treubs rente wordt
medegedeeld, laat nog allerlei uitlegging
toe. De gemeente wordt in da regeling be
trokken, maar in hoeverre? Wordt aan haar
de beslissing over de aanvragers opgedra
gen? Dit zal nog moeten blijken. Ook de fi-
nandeele regeling is nog niet duidelijk.
Maar dit staat wel vast: indien deze 6cbim
van Staatepensionnee-ring in de plaats moet
treden van art. 369 der Invaliditeitswet, zal
menigeen, die 'nu de rente heeft gekregen,
ze weer verliezen. Menigeen, die het zonder
bedoeling tusschen zijn 65sto en 70ste jaar
niet harden kon, menigeen ook, die. niet als
behoeftig zal worden aangemerkt -door een
bureaucratisch armbestuur of een hard-
voolitigen gemeenteraad, maar voor "tfien
niettemin de f2 rente ee<n ware uitkomst
wae.
Wij zullen moeten afwachten, hoe het
wetsontwerp er uitziet als het voor de Ka
mer komt; maar een 6tevige propaganda
voor wat werkelijk een staatspensioen mag
heeten, is in de narste toekomst' ncodiger
dan ooit. Het gaat toch niet aan. dat alle
eischen van socialen aard worden afgewezen
met een beroep op de schatkist, terwijl
voor het miütairienie de millioenen te grab
bel worden gegooid 1
In een driestar Ouderdomsrente
zegt „Het Centrum":
Heb ontwerp tot verleening van ouder
domsrente aan zeventigjari.gen,, in. de Troon
rede aangekondigdis bij den Raad van
State ingekomen.
Wij deelden de reeds bekend geworden
bijzonderheden mee.
Z1j bevatten in hoofdzaak, wat werd ver
wacht. maar zullen t evens vel er meen'mg
versterken, dat hoe nuttig ouderdomsvoor
ziening moge.zijn, de InvaliditeitB-veVzcke-
ring het voornaamste is en blijft.
Niet slechts toch, dat verreweg de meeste
monschen sterven vóór zij de a 70- jarigen
leeftijd hdèben Ixsreikt, en dus van, de
ouderdomsrentenooit kurrnén profitee
red bovendien zijn voor het ontvangen dier
rente 'nog allerlei beperkende voorschriften
gesteld.
Zóó is daar bijv. de bepaling dab hij in
aanmerking komt, die aannemelijk maakt,
,,dat. hij niet na het bereiken van den leef
tijd van vijf en zestig jaar onderstand heeft
genoten van .ee-n gemeente, of van een in
stelling van weldadigheid, voorkomende op
de lijst, in art. 3 der Armenwet bedoeld."
"Nu laat zich gemakkelijk gissen, hoeveel
zeventig-jarigen, die j ui at in de termen
zouden vervallen, om de ouderdomsuitkee-
ring te ontvangen, daarvan verstoken zullen
blijven
Menschen tusschen de 65 en 70 jaar zullen
dikwerf in de noodzakelijkheid verkeeren,
of verkeerd hebben, onderst and te aanvaar
den, al ia het slechts tijdelijk-
De beheerders onzer kerkelijke instellin
gen yan weldadigheid weten er van mee te
praten.
En zulks bëhoeftigen worden met eén pen-
nestreek buiten gesloten, wanneer zij eim
del ijk de 70-jarige grens hebben overschre
den.
Wil men de ouderdomsrente: althans e eni
germate aan haar doel laten beantwoorden,
dan mag" deze bepaling nog wel een9 goed
worden onderhanden genomen.
Naar aanleiding vaD de verklaring der
Katholieke .Kamerfractie ten aanzien van
het al of niet opnemen van art. -1 92der-
Grondwet. in de Grondwetsherziening en.
van de verklaring der Regeering, dat
„een voorstel tot herziening van -genoemd
artikel van het Kabinet niet is tc ver
wachten", zegt „De Ktferier":
De eisch der Katholieke Kamerelub
schijnt hiei'meie zonder meer afgewezen
te zijn.
Van een zitting nemen door een Katho
liek Kamerlid in do bedoelde Staatscom
missie kan na deze. verklaring moeilijk
meer sprake zijn.
Wel is waar heeft de Katholieke Kamer
fractie,- als men woorden gaat ziften, niet
geëischt, dat do Regeer in g een voor
stel zou doen om artikel 192 in de
Grondwetsherziening te betrekken heeft,
zij slechts gevergd, dat dit artikel in een
Herziening betrokken worde, onverschil
lig door wie; maar het. is nauwelijks
denkbaar, dat een of meer groepen va n
links haar medewerking zullen toezeggen
voor het betrekken, van dit artikel in de
Grondwetsherziening. Zoodat practisëh de
weigering der Regeering gelijk staat met
de verklaring, dat zij- er geen prijs, op stelt,
de Katholieke Kamerfractie in de Staats
commissie voor het Onderwijs vertegen
woordigd te zien.
Iets anders dan een casus belli is hier
moeilijk iri te zien.
Met. een zekere noblesse, in ieder ge-:
val met een eerlijkheid, die waardeering
verdient, verklaart de Regeeringwij wil
len geen compromis ter zake van zoo uit--
c-enloopendo onderwérpen van grondwet
telijk recht als onderwijs en kiesrecht.
Welbeschouwd heeft de Regeering hier
g 1 ij k. Zij kiest haar positie op een 1 o-
gisch zuiveren, doch op een poli
tiek onhoudbare n -grondslag.
De Régeèring redeneert volkomen 1,)-.
giscli; dat liet eene vraagstuk niets met-het
andere te maken heeftde politieke p*ar-
tijen daarentegen re deneer en aldus "stem
men wij toe in een Grondwetsherziening
voor hét kiesrecht, zonder,gelijktijdige her
ziening van het onderwijsartikel, dan is
de kans op deze laatste Grondwetswijzi
ging, die voor ons de hoofdzaak is, ver
keken.
Gaat Grondwetsherziening vooraf,, dan
is voor ons de kans op éen betere regeling
van het bijzonder onderwijs verkeken.
Duswij werken niet mee aan héb eer
ste, tenzij de tegenpartij ons steunt in het'
laatste.
Met do z e n f e i t. e 1 ij k e n toestand,
zegt ,,D e Koerier", dien wij hier niet
fceoordeelen, doch .alleen constateeren, had
de Regeering, om tot practisch resultaten
to komen, meer rekening moeten houden,
dan zij in werkelijkheid schijnt gedaan tc
hebben.
Ofofhoeft zij dit., ondanks die
schijnbaar rechtstreeksche afwijzing, ver
vat in de boven aangehaaldo laconieke
verklaring, tocli gedaan
„D e Koerier" haalt dan aan wat ver
der in de Mem. v. Antw. voorkomt ton
aanzien van art. 192. De Regeering wil,
dat eerst overeenstemming zal zijn be
reikt omtrent do grondslagen van een re
geling van ons volksonderwijs, ook van. het
bijzonder onderwijs, en zij voegt er aan
toe
Of daarbij wijzigiug van art. 192 der
Grondwet al dan niet onmisbaar is, schijnt,
voor men het over de zaak zelve eens is,
Diet op goeden grond uit te maken.
Derhalve concludeert „De Koe
rier" de Regeering laat blijkbaar de
mogelijkheid open om toch nog tot zulk
een wijziging tc geraken, nadat men het
„over de zaak zelve" eens zal zijn.
Alles samengenomen dan vermoeden we,
dat deze passus moet beduiden, dat do
Regeering de vraag, of art. 192 in do
Grondwetsherziening al dan niet zal be
trokken worden, afhankelijk wil maken
van het resultaat, waartoe de Staatscom
missie voor hot Onderwijs zal komen.
Of het waarborgen van de financieele en
paedagogische onafhankelijkheid van liei?
bijzonder onderwijs (tusschen twee haakjes
'n éven bevredigende term als fin. gelijk
stelling) een Grondwetsherziening vergt,
zoo schijnt de Regeering te willen zeggen,
kan eerst worden uitgemaakt, wanneer
men het eens is over de wenschelijkhebi
van dien waarborg.
Als dit do bedoeling is der Regeering,
lijkt ons alle kans op een overeenkomst
nog niet verkeken.
-Mits en dit is do groote mits „uien"
het over die al of niet wenschelijkheid dan
maar eens is gewordeD, voordat de Regee
ring haar G rond wetsherzienings voorstellen
in behandeling doet brengen.
Er behoeft dus nog niet van een casus
belli sprake te zijn, maar een nadere
verklaring acht „Do Koerier'' in ieder
geval onvermijdelijk. En hét blad be
sluit
Do heer Cort van der Linden zou zijn
naam in de politieke geschiedenis van
Nederland vereeuwigen, wanneer hij er in
slagen mocht de lang begeerde pacificatie
op onderwijsgebied te brengen.
Naar aanleiding dor intrekking van het
wetsontwerp tot organisatie der R ij k s-
verzekeringsbank schrijft „D e
Risico bank":
Wat kan wel de bedoeling van die in
trekking zijn, waar het tooh vaststaat,
dat een wijziging in de organisatie der Bank
mot het oog op de utvoering der Invalidi
teitswet noodzakelijk is?
Het ie natuurlijk mogelijk, dat de heer
Treub de door den heer Talma- ontworpen
organisatie niet aauvaardt, omdat hij die
in geen geval de juiste acht. Maar nog waar
schijnlijker lijkt ons, dat de heer Treub een
dergel ijk en opzet in geen geval gebruiken
kan, omdat hij de invalidifeeitsvorzekering
en do oudorsd omaren ten zooveel eenvoud'-,
gei' denkt te regelen, dat die omvang van dé
door de Rijksbank te dezer zake te ver-
riohten werkzaam heden geheel anders zal
worden dan zijn voorganger had gedacht.
M>et belangstelling zien wij nu een niouw
wots«->7itwerp hieromtrent te gomoet. Moge
het daaruit blijken, dat de Minister zioh op
hetzelfdo standpunt heeft gesteld, dat door
ons zoo herhaaldelijk word -ingenomen en
met krocht van argumenten verdedigd, zoo
dat tevens een splitsing van de Rijksverze
keringsbank in haar functie van controleur
en schaderegelaar en in haar vereekerings-
funotie wordt voorgesteld."
Na ar d o n in duister. Men
meldt ons uit Naarden: Te Naarden is de
eleotrischc verlichting in heb laatste jaar
meer en meer algemeen geworden. Daar
in de plaats gas ontbreekt, hebben de
meeste inwoners de ouderwetsrhc petro
leum lampen vervangen door electrische
verlichting Eergisteravond, omstreeks acht
uren was echter plotseling het geheele
stadje in het duister gehuld. De electrische
centrale had de inwoners in den steek ge
laten.
Het was een zeer duistere avond, zoo
dat men geen hand voor do oogen kon zien
en elkaar op straat tegen het lijf liep.
Spoedig hecrschte op de markt een onge
wone drukte van door elkaar zich bewegen
de donkere gedaanten. Ambachts-, teeken-,
herhalingsscholen en andere avondcursus
sen gaven tot groot pleizier der leerlin
gen vrijaf, hetgeen de levendigheid op
straat aanmerkelijk verhoogde.
Hier en daarzag men sommige men
schen tobben om een oude, afgedankte pe
troleumlamp weer aan het branden te
krijgen. Eindjes kaars voor zoover men
ze met een lucifer kon vinden waren
geld waard. Overal zag men achter de ra
men zwakke flikkeringen van aargeschrap-
te lucifers doch op straat...... diepe duis
ternis. Eindelijk, daar was licht l Hoezee l
Maar, helaas slechts voor enkele minuten.
Toen was het weer alles zwart rondom.
Daar flitsten de straatlantaarns weer op,
doch weer was het licht epoedig gedoofd.
Na nog eenige malen beurtelings in het
licht en in het donker te zijn gezet, scheen
tóch ten slotte het licht het van de duistere
nis te winnen en straalden de gloeilampen
weer ongestoord haar licht uittot
groot verdriet van ds jeugd!
De oorzaak van het voorgevallene schijnt
kortsluiting to zijn.
Een gasontploffing-, d ie t o t ern
stige gevolgen leidde,, heeft plaats geheil
in Tegel, in de woniug van den horloge
maker Sturm, waarbij deze en zijn beide
bedienden werden gedood. Men had in do
keuken en in de werkplaats een sterke ges
lacht. waargenomen, waarop Sturm de gas
leiding, ging controleeron. Plotseling ontstond
een hevige ontploffing gevolgd door een
geweldige b^and, die ziek a.l ras tot aan
het dak uitbreidde. Nadat de brand ga-
bluscht was, vond men do lijken der drie
mannen bij een muur liggen. Het dienst
meisje wei*d zwaar gewond, uit de overblijf
selen te voorschijn gehaaid.
Te B e r 1 jj n is een opzienbaren-
de moord gebeurd. In de Erïedrichstrasse ha l
do Rus Goldstein een houthandel. Goldstein
is door een bediende, zijn landgenoot Soorkpf
met een hamer doodgeslagen. De politie was
spoedig ter plaatse, maar voor Soerkof ge
arresteerd werd, slaagde deze ér in ziek
dood te schieten. De moordenaar was sedert
oonigc maanden iu do zaak van Goldstein
werkzaam, én wordt geschetst als oen
stille, werkzame man. Hij schijnt den.moord
begaan te hebben in oen toestand van ge&st-
vcrsi.oring; personen, die ..Soerkof kennen,
hebben reeds geitiimen tijd gedacht, dat hij
niet goed bij 't hoofd was.
Van ander-o zijde wordt echter gemeld,
dat de daad ge rui men tijd vooraf beraamd
was, en dac Soerkof zijn patroon wilde bc-
rooven; in de zakkeu van den moordenaar
vond men de beurs en het gouden horloge
van den vermoorde en de sleutels van de
kas en do brandkast, Soerkof kon weten,
dal. Goldstein belangrijke bedragen in huis
had, en pleegde de daad juist nu, voordat de
wissels, die Goldstein betalen moest, gepre
senteerd werden.
Twee gebouwen,, gebruikt als
droogkaraers dn. de fabriek van oni.plofbaio
stoffen van de W est f aals cli - A n h al tsclie Ao
ticn-Gosellschaft to Reinsdorf zijn door on
bekende oorzaak in de lucht gevlogen. Men
hoeft .de lijken van twee slachtoffers ge^
vondenof nog meer arbeiders onder de puin-
hoopen begraven liggen, weet men niet.
Een in a an bouw z ij n d schip o p
do scheepshelling tc Helsingi'oïs, is in brand
geraakt. Hoewel de brand gauw gebluscht
was, zijn er 5 werklieden iu de vlammen
omgekomen, tweo werden' zwaar gewond.
DE VERMETELE,
69
„Maar", riep de soldaat in de hoogsco
verwarring uit, „wie is dan mij-Q gevan
gene?"
„Dat hebt gij", riep Sir Humphrey met
een havteiijken grijns uit, „nu toch wel ge
raden, sergeant?"
éack Bathurst had, uitgeput en half be
zwijmd na strijd en zegepraal bewegingloos
en stil geluisterd naar wat er om hem ge
beulde. Nu de brieven veilig geborgen wa
ren in den zak van den sergeant en dezen
den hertog van Cumberland zelf zouden
worden voorgelegd, gevoelde hij, dat ziju
taak was; volbracht. Het lot had hem het
oneindige geluk vergund zijn schoone wit
te roos tè hebben kunnen dienen, Philip
zou nu inderdaad behouden zijn, en wat
er nu verder met hern gebeuren zou, kon
bera weinig schelen.
B;t het hooren van Sir Humphrey's boos;
Bardigen schimp speelde er een glimlach
van genoegen om zijn trillende lippen,
niaar Patience had zich met een snelle
beweging gesteld tusschen Sir Humphrey
on den sergeant.
„Zwijg stil, Sir Humphrey", beval zij,
>»zoo er nog eenig ridderlijk gevoel in u is"
„Ja!" fluisterde hij haar in het oor; „ik
za! zwijgenvoor één prijs",
„Noem die".
„Uw hand V'
dier woorden niet hadden begrepen, maar
Sir Humphrey's woorden: „Uw hand!"
drongen tot Bathurst's scherp gehoor door.
Ook de uitdrukking in het gelaat van
den squire van Hartington had hem de
beteekenis van dat korte gezegde doen
raden.
„Neen, Sir Humphrey Challoner", sprak
hij luid, „het is geen koopwaar, die gij
Haar Edèlheïd in ruil aanbiedt
„Ik zal in uw plaats het stilzwijgen ver
breken. Welke inlichting wildet gij dezen
dapperen vlegels geven
„Dat ik, behalve de zoon mijner moeder,
ook de roover Beau Brocade ben
„Neen! neen! neen!" protesteerde Pa
tience heftig.
„Hemel, bewaar nujriep de sergeant
uit, „maar ik dacht...."
„Ja, Beau Brocade", zei Sir Hum
phrey met een grijns, „roover, vagebond
en dief, dat is het wat dezeheer oe-
doelt".
„Zoo, is het dat, wat ik bedoelde?"
sprak Jack Bathurst luchthartig, „ik wist
het- niet zekér".
Maar Patience wendde zich met een
wilden kreet tot den sergeant
„Heb is een leugen sergeant, een leu
gen, zeg ik u. Deze heer ismijn
vriendmijn
„Nu, wie gij ook zijt, mijnheer", riep de
sergeant uit, zich met beslistheid tot Beau
Brocade wendend, rebel, lord of ro over,
gij zijt mijn gevangene en", voegde hij er
barsck bij, om de bittere herinnering aan
de- twee vorige dagen, die nu ineens nl
zijn stompen geest opkwam, ,,in elk ge
val zult gij opgehangen worden".
„Ja l Opgehangen V' vervolgde Sir
Humphrey op woesten toon. „Nu, dunkt
mij, mijn ridderlijke jonge vrieod, dat wij
eindelijk quitie zijn".
„En nu, sergeant", sprak Zijne Edelheid
gebiedend, „nu gij goed weet wie uw inte:
ressante gevangene is, kunt gij mij mijn
brieven terug geven, die gij, op zijn aa i-
dringen, mij ontnaamt".
- Maar de sergeant was niet bereid dat
te doen. Hij was al zoo' dikwijls beetgeno
men en bedrogen, dat hij niets wildo mis
sen van het voordeel dab hij hoopte te
behalen.
„Met uw verlof, mijnheer", sprak h>j be
leefd, maar beslist: „Ik ken nauwkeurig
mijn plicht in dezen. Ik acht het t best
ze den hertog te toonsn en gij, mijnheer,
wil zoo goed zijn te verschijnen voor Zijn
Edelheid, squire West".
„Ge zult boeten voor deze onbeschaamd
heid, sergeant", antwoordde Sir Hump
hrey, bloedrood van woede. „Ik beveel u
mij die brieven terug te geven en ik waar
schuw u, dat, zoo gij de hand aan mij durft
slaan of mij op eenige wijze durft hinde
ren, ik zorgen zal, dat gij gedegradeerd en
in het openbaar gegeeselt zult worden met
dien aap van een bode".
Maar de sergeant haalde de schouders
slechts op en beval drie zijner mannen Sir
Humphrey Challoner te omsingelen en
hem te boeien, zoo hij poogde zich te ver
zetten. De krachtige wraakbedreigingen
joegen den soldaat niet den minsten schrik
aan-, nu hij eindelijk voelde op vasten
grond te staan. De snelle nadering van
het leger gaf hem een gevoel van zeker
heid hij wist, dat, zoo hij door te veel
ijver gedwaald had, hij hoogstenseen be
risping zou oploopen, terwijl hij gevaar
liep gedegradeerd te worden, zoo hij zijn
plicht verzuimde. Of de Squire van Har
tington al of niet deelgenomen had aan
de laatste rebellie, wist hij niet en kon
hem ook niet schelen, maar zeker zou hij
geen pakje brieven overgeven, waarover
aan beide zijden zco hevig gedisputeerd
was. Heb toenemend tumult in do straat
versterkte hem in zijn besluit. Hij bleef
doof voor alle. protesten van Sir Hum
phrey en lachte om zijn bedreigingen.
De soldaten brandden van verlangen om
den intocht van den hertog met zijn staf
te zien; de dorpelingen waren één voor één
weggeloopen, om naar de vroolijke dingen
te kijken en lieten den sergeant en zijn ge
vangenen hun levendige discussie vervol
gen.
„Zijt gij gereed, mylord?" vroeg de ser
geant aan Philip.
„Volkomen!" antwoordde de jongeling
vroolijk, bereid de soldaten te volgen. Hij
wierp zijn zuster een blik toe vol blijdschap
en hoop, want hij zou nu slechts tijdelijk
gevangen gezet worden; en misschien heel
spoedig in vrijheid gesteld. Lady Patience
Gascoyne kon krachtens haar rang en po
sitie gemakkelijk een audiëntie bij den her
tog van Cumberland verkrijgen en onder-
tusschen zouden de brieven, die Philips on
schuld bewezen, hem zijn voorgelegd. Geen
wonder dat de jongeling, welgemoed
voort loopend tusschen twee soldaten, bij
het passeeren van Jack Bathurst zijn hand
uitstak naar zijn dapperen redder met een
dankbaarheid, te groot voor woorden.
„Zijt gij gereed, mijnheer?" vroeg do
sergeant nu aan Beau Brocade. Maar hier
was geen sprake van blijdschap of hoop;
hier geen verdediging, geen bewijzen van
onschuld. De moedige vogelvrij-verklaarde
had zijn weg door het leven gekozen eu
nu hij eindelijk overwonnen was, moest hij
de straf ondergaan, die het vaderland
eischte wegens het overtreden zijner wet
ten.
Toen ook hij gereed was om de soldaten
naar buiten te volgen, klemde Patience,
zich niet bekommerend om de mannen
rondom haar, zich wanhopig vast aan den
man, die zijn leven in haar dienst had op
geofferd en dien zij beloond had met al
de volheid en kracht harer liefde.
„Zij zuilen u niet hebben", snikte zij,
zijn dierbaar lichaam met haar bescher
mende armen omklemmend, „zij zullen
nietzij zullen niet
Haar uitroep was zoo smartelijk, zoo
zielroerend in haar wanhoop geweest, dat
de soldaten instinctmatig op zij gingen,
in weerwil hunner weinig gevoelige har
ten getroffen door de majesteit dezer
groote smart; zij weken eerbiedig terug,
een ledige ruimte latend oin Patience en
Bathurst heen.
Zoo had hij haar een oogenbhk alleen
voor zich, overgegeven aan haar wanhoop,
half waanzinnig van smart, licm aanhan
gend met ai de overgave harer groote
liefde.
„Wat?tranen?" fluisterde hij feeder
met zachte hand haar gracieus gebogen
hoofdje opheffende en haar in de oogen
ziende, „ééntweedrie...... vier
schitterende diamantenen die voor
mij I
(Wordt vervolgd).