N<\ 164-94-. Zaterda»' SO November. Eerste ISlacl. A0. 1913. PERSOVERZICHT. Gemengd Nieuws. FEUILLETON. Beau Brocade. I LEIDSCH DAGBLAD „De Nieuwe Courant" bespreekt de mededeelingen over deu hoofdinhoud van het wetsontwerp-Treub in zake wijzi ging der oudere! om 8r£nte. Het nieuwe is, dat, voor zoover men uit de op dit punt zeer sobere mededeelingen kan opmaken, aan de gemeenten een be langrijke rol in de uitvoering en admini stratie wordt toegekend. De ouderdoms rente komt te haren laste. Dit brengt, zou men zeggen, noodzakelijker wijze een beschikkingsrecht harerzijds op de aanvragen der rentetrekkers mee. Ver moedelijk dus een decentralisatie, waar door een deel van de overweldigende taak der centrale instelling, de Rijksverzeke ringsbank, bij de gemeenten zal worden overgebracht, ~wat uit administratief oogpunt zeker aan de zaak ten goede zal komen, maar den gemeentebesturen waar schijnlijk' heel wat vermeerdering van ar beid en van kosten zal veroorzaken De kosten der ouderdomsrenten worden aan de gemeenten vergoed door uitbe taling van een bedrag van 50 per hoofd voor ieder, die op 31 December van het af- geloopcn jaar in de gemeente hoofdver blijf had en den leeftijd van 70 jaren nad bereikt of overschreden, behoudens eenige uitzonderingen. M. a. w. de gemeente ontvangt, voor eiken 70-jarigen ingezetene (man of vtouw) 50 en geeft uit voor eiken 70-jarigen rentetrekker (nian of vrouw) ƒ104 of ƒ78 De vaststelling van het bedrag van ƒ50 berust natuurlijk op een schatting. Men neeöjt aan, dat van het totaal aantal 70- jarigt-jv in de gemeente slechts een zoo danig percentage aan de qualificatie vin „behoeftige" zal voldoen, dat met het pro duct van f 50 -x dab totaa l de gemeente y.il uitkomen. Dit zal, verwacht men blijk- hiar, de gemeentebesturen aansporen tot een nauwlettend toezicht op de aanvragen en een zuinige administratie. Want wat de gemeenten te kort moch ten komen op de aldus gefixeerde Rijks-uit- keering- zullen zij door een toelage iiib do Rijksschaikist vergoed kunnen krij gen. Het hehoeft niet. Zij zullen dus heb ben aan te- toonen, dat er bijzondere re den voor bestaat om haar het meer uitge geven c te vergoeden. Gelijk gezegd, de draagwijdte van deze bepaling valt zonder meer nog niet te be- Loirdvrlt-r». Wel willen wij er terstond de f ua:ïd&cht op vestigen, dat. in deze regeling f een nieuw gevaar kan gelegen zijn vo /r de gcnïë'cutefin ancien. Wanneer de raming tegenvalt (een m> peli kheid, die zelfs door prof. ICluyver niet- 7al worden betwist), wanneer een -ge meentebestuur, door een sterk democra tische Itaadsmeerderheid gedreven op het kenmerk der .behoeftigheid" de uiterste spankracht mocht toepassen, dan zou liet kunnen zijn, dat de gemeenten "n i et toe kwamen, zonder nog in aanmerking, te. komen voor de toelage, welke hun uit de iluksschatki^t kan worden verstrekt. Wélke waarborgen zijn or, dat. de. fi- nanfjRm der gemeenten of sommige ha ver; niet dupe wórden van de thans vo >r- - gestelde "regeling en opnieuw achteruit gaan? De voorziening in den nood dor ge m een tc financiën, welke bij het optreden van minister Heemskerk van deze werd verwacht, is uitgebleven en het ziet er niet naar uit, alsof zij een der eerste onder werpen zal zijn,; waarnaar de nieuw opge treden regeering zal grijpen. Het zou in hoogo.mate bedenkelijk zijn, als thans, iii plaats van hulp, voor de genieentefinan- ciën dear het Rijk een nieuw gevaar werd geschapen, en wij hebben daarop tijdig de aandacht willen vestigen, daar iu dit denkbeeld zelf, om de gemeenten in de uit voering te betrekken, ook in verband met de gemeentelijke taak van armenzorg, on getwijfeld iets goeds steekt. Onder het opschrift Treubs rente schrijft „H e t Volk" Het is wel het allermagerste wat de re geering kan vooistellen: f 2 voor de behoef tigen 70-jarigen, <lie na hun 65ete jaar niet zijn bedeeld, die na hun 60ste jaa-r niet zijn veroordeeld wegens bedelarij, of meer dan een jaar gevangenisstraf hebben gekregen, die niet aan dien drank zijn en niet bekend staan om een slecht levensgedrag. Wat verder omtrent Treubs rente wordt medegedeeld, laat nog allerlei uitlegging toe. De gemeente wordt in da regeling be trokken, maar in hoeverre? Wordt aan haar de beslissing over de aanvragers opgedra gen? Dit zal nog moeten blijken. Ook de fi- nandeele regeling is nog niet duidelijk. Maar dit staat wel vast: indien deze 6cbim van Staatepensionnee-ring in de plaats moet treden van art. 369 der Invaliditeitswet, zal menigeen, die 'nu de rente heeft gekregen, ze weer verliezen. Menigeen, die het zonder bedoeling tusschen zijn 65sto en 70ste jaar niet harden kon, menigeen ook, die. niet als behoeftig zal worden aangemerkt -door een bureaucratisch armbestuur of een hard- voolitigen gemeenteraad, maar voor "tfien niettemin de f2 rente ee<n ware uitkomst wae. Wij zullen moeten afwachten, hoe het wetsontwerp er uitziet als het voor de Ka mer komt; maar een 6tevige propaganda voor wat werkelijk een staatspensioen mag heeten, is in de narste toekomst' ncodiger dan ooit. Het gaat toch niet aan. dat alle eischen van socialen aard worden afgewezen met een beroep op de schatkist, terwijl voor het miütairienie de millioenen te grab bel worden gegooid 1 In een driestar Ouderdomsrente zegt „Het Centrum": Heb ontwerp tot verleening van ouder domsrente aan zeventigjari.gen,, in. de Troon rede aangekondigdis bij den Raad van State ingekomen. Wij deelden de reeds bekend geworden bijzonderheden mee. Z1j bevatten in hoofdzaak, wat werd ver wacht. maar zullen t evens vel er meen'mg versterken, dat hoe nuttig ouderdomsvoor ziening moge.zijn, de InvaliditeitB-veVzcke- ring het voornaamste is en blijft. Niet slechts toch, dat verreweg de meeste monschen sterven vóór zij de a 70- jarigen leeftijd hdèben Ixsreikt, en dus van, de ouderdomsrentenooit kurrnén profitee red bovendien zijn voor het ontvangen dier rente 'nog allerlei beperkende voorschriften gesteld. Zóó is daar bijv. de bepaling dab hij in aanmerking komt, die aannemelijk maakt, ,,dat. hij niet na het bereiken van den leef tijd van vijf en zestig jaar onderstand heeft genoten van .ee-n gemeente, of van een in stelling van weldadigheid, voorkomende op de lijst, in art. 3 der Armenwet bedoeld." "Nu laat zich gemakkelijk gissen, hoeveel zeventig-jarigen, die j ui at in de termen zouden vervallen, om de ouderdomsuitkee- ring te ontvangen, daarvan verstoken zullen blijven Menschen tusschen de 65 en 70 jaar zullen dikwerf in de noodzakelijkheid verkeeren, of verkeerd hebben, onderst and te aanvaar den, al ia het slechts tijdelijk- De beheerders onzer kerkelijke instellin gen yan weldadigheid weten er van mee te praten. En zulks bëhoeftigen worden met eén pen- nestreek buiten gesloten, wanneer zij eim del ijk de 70-jarige grens hebben overschre den. Wil men de ouderdomsrente: althans e eni germate aan haar doel laten beantwoorden, dan mag" deze bepaling nog wel een9 goed worden onderhanden genomen. Naar aanleiding vaD de verklaring der Katholieke .Kamerfractie ten aanzien van het al of niet opnemen van art. -1 92der- Grondwet. in de Grondwetsherziening en. van de verklaring der Regeering, dat „een voorstel tot herziening van -genoemd artikel van het Kabinet niet is tc ver wachten", zegt „De Ktferier": De eisch der Katholieke Kamerelub schijnt hiei'meie zonder meer afgewezen te zijn. Van een zitting nemen door een Katho liek Kamerlid in do bedoelde Staatscom missie kan na deze. verklaring moeilijk meer sprake zijn. Wel is waar heeft de Katholieke Kamer fractie,- als men woorden gaat ziften, niet geëischt, dat do Regeer in g een voor stel zou doen om artikel 192 in de Grondwetsherziening te betrekken heeft, zij slechts gevergd, dat dit artikel in een Herziening betrokken worde, onverschil lig door wie; maar het. is nauwelijks denkbaar, dat een of meer groepen va n links haar medewerking zullen toezeggen voor het betrekken, van dit artikel in de Grondwetsherziening. Zoodat practisëh de weigering der Regeering gelijk staat met de verklaring, dat zij- er geen prijs, op stelt, de Katholieke Kamerfractie in de Staats commissie voor het Onderwijs vertegen woordigd te zien. Iets anders dan een casus belli is hier moeilijk iri te zien. Met. een zekere noblesse, in ieder ge-: val met een eerlijkheid, die waardeering verdient, verklaart de Regeeringwij wil len geen compromis ter zake van zoo uit-- c-enloopendo onderwérpen van grondwet telijk recht als onderwijs en kiesrecht. Welbeschouwd heeft de Regeering hier g 1 ij k. Zij kiest haar positie op een 1 o- gisch zuiveren, doch op een poli tiek onhoudbare n -grondslag. De Régeèring redeneert volkomen 1,)-. giscli; dat liet eene vraagstuk niets met-het andere te maken heeftde politieke p*ar- tijen daarentegen re deneer en aldus "stem men wij toe in een Grondwetsherziening voor hét kiesrecht, zonder,gelijktijdige her ziening van het onderwijsartikel, dan is de kans op deze laatste Grondwetswijzi ging, die voor ons de hoofdzaak is, ver keken. Gaat Grondwetsherziening vooraf,, dan is voor ons de kans op éen betere regeling van het bijzonder onderwijs verkeken. Duswij werken niet mee aan héb eer ste, tenzij de tegenpartij ons steunt in het' laatste. Met do z e n f e i t. e 1 ij k e n toestand, zegt ,,D e Koerier", dien wij hier niet fceoordeelen, doch .alleen constateeren, had de Regeering, om tot practisch resultaten to komen, meer rekening moeten houden, dan zij in werkelijkheid schijnt gedaan tc hebben. Ofofhoeft zij dit., ondanks die schijnbaar rechtstreeksche afwijzing, ver vat in de boven aangehaaldo laconieke verklaring, tocli gedaan „D e Koerier" haalt dan aan wat ver der in de Mem. v. Antw. voorkomt ton aanzien van art. 192. De Regeering wil, dat eerst overeenstemming zal zijn be reikt omtrent do grondslagen van een re geling van ons volksonderwijs, ook van. het bijzonder onderwijs, en zij voegt er aan toe Of daarbij wijzigiug van art. 192 der Grondwet al dan niet onmisbaar is, schijnt, voor men het over de zaak zelve eens is, Diet op goeden grond uit te maken. Derhalve concludeert „De Koe rier" de Regeering laat blijkbaar de mogelijkheid open om toch nog tot zulk een wijziging tc geraken, nadat men het „over de zaak zelve" eens zal zijn. Alles samengenomen dan vermoeden we, dat deze passus moet beduiden, dat do Regeering de vraag, of art. 192 in do Grondwetsherziening al dan niet zal be trokken worden, afhankelijk wil maken van het resultaat, waartoe de Staatscom missie voor hot Onderwijs zal komen. Of het waarborgen van de financieele en paedagogische onafhankelijkheid van liei? bijzonder onderwijs (tusschen twee haakjes 'n éven bevredigende term als fin. gelijk stelling) een Grondwetsherziening vergt, zoo schijnt de Regeering te willen zeggen, kan eerst worden uitgemaakt, wanneer men het eens is over de wenschelijkhebi van dien waarborg. Als dit do bedoeling is der Regeering, lijkt ons alle kans op een overeenkomst nog niet verkeken. -Mits en dit is do groote mits „uien" het over die al of niet wenschelijkheid dan maar eens is gewordeD, voordat de Regee ring haar G rond wetsherzienings voorstellen in behandeling doet brengen. Er behoeft dus nog niet van een casus belli sprake te zijn, maar een nadere verklaring acht „Do Koerier'' in ieder geval onvermijdelijk. En hét blad be sluit Do heer Cort van der Linden zou zijn naam in de politieke geschiedenis van Nederland vereeuwigen, wanneer hij er in slagen mocht de lang begeerde pacificatie op onderwijsgebied te brengen. Naar aanleiding dor intrekking van het wetsontwerp tot organisatie der R ij k s- verzekeringsbank schrijft „D e Risico bank": Wat kan wel de bedoeling van die in trekking zijn, waar het tooh vaststaat, dat een wijziging in de organisatie der Bank mot het oog op de utvoering der Invalidi teitswet noodzakelijk is? Het ie natuurlijk mogelijk, dat de heer Treub de door den heer Talma- ontworpen organisatie niet aauvaardt, omdat hij die in geen geval de juiste acht. Maar nog waar schijnlijker lijkt ons, dat de heer Treub een dergel ijk en opzet in geen geval gebruiken kan, omdat hij de invalidifeeitsvorzekering en do oudorsd omaren ten zooveel eenvoud'-, gei' denkt te regelen, dat die omvang van dé door de Rijksbank te dezer zake te ver- riohten werkzaam heden geheel anders zal worden dan zijn voorganger had gedacht. M>et belangstelling zien wij nu een niouw wots«->7itwerp hieromtrent te gomoet. Moge het daaruit blijken, dat de Minister zioh op hetzelfdo standpunt heeft gesteld, dat door ons zoo herhaaldelijk word -ingenomen en met krocht van argumenten verdedigd, zoo dat tevens een splitsing van de Rijksverze keringsbank in haar functie van controleur en schaderegelaar en in haar vereekerings- funotie wordt voorgesteld." Na ar d o n in duister. Men meldt ons uit Naarden: Te Naarden is de eleotrischc verlichting in heb laatste jaar meer en meer algemeen geworden. Daar in de plaats gas ontbreekt, hebben de meeste inwoners de ouderwetsrhc petro leum lampen vervangen door electrische verlichting Eergisteravond, omstreeks acht uren was echter plotseling het geheele stadje in het duister gehuld. De electrische centrale had de inwoners in den steek ge laten. Het was een zeer duistere avond, zoo dat men geen hand voor do oogen kon zien en elkaar op straat tegen het lijf liep. Spoedig hecrschte op de markt een onge wone drukte van door elkaar zich bewegen de donkere gedaanten. Ambachts-, teeken-, herhalingsscholen en andere avondcursus sen gaven tot groot pleizier der leerlin gen vrijaf, hetgeen de levendigheid op straat aanmerkelijk verhoogde. Hier en daarzag men sommige men schen tobben om een oude, afgedankte pe troleumlamp weer aan het branden te krijgen. Eindjes kaars voor zoover men ze met een lucifer kon vinden waren geld waard. Overal zag men achter de ra men zwakke flikkeringen van aargeschrap- te lucifers doch op straat...... diepe duis ternis. Eindelijk, daar was licht l Hoezee l Maar, helaas slechts voor enkele minuten. Toen was het weer alles zwart rondom. Daar flitsten de straatlantaarns weer op, doch weer was het licht epoedig gedoofd. Na nog eenige malen beurtelings in het licht en in het donker te zijn gezet, scheen tóch ten slotte het licht het van de duistere nis te winnen en straalden de gloeilampen weer ongestoord haar licht uittot groot verdriet van ds jeugd! De oorzaak van het voorgevallene schijnt kortsluiting to zijn. Een gasontploffing-, d ie t o t ern stige gevolgen leidde,, heeft plaats geheil in Tegel, in de woniug van den horloge maker Sturm, waarbij deze en zijn beide bedienden werden gedood. Men had in do keuken en in de werkplaats een sterke ges lacht. waargenomen, waarop Sturm de gas leiding, ging controleeron. Plotseling ontstond een hevige ontploffing gevolgd door een geweldige b^and, die ziek a.l ras tot aan het dak uitbreidde. Nadat de brand ga- bluscht was, vond men do lijken der drie mannen bij een muur liggen. Het dienst meisje wei*d zwaar gewond, uit de overblijf selen te voorschijn gehaaid. Te B e r 1 jj n is een opzienbaren- de moord gebeurd. In de Erïedrichstrasse ha l do Rus Goldstein een houthandel. Goldstein is door een bediende, zijn landgenoot Soorkpf met een hamer doodgeslagen. De politie was spoedig ter plaatse, maar voor Soerkof ge arresteerd werd, slaagde deze ér in ziek dood te schieten. De moordenaar was sedert oonigc maanden iu do zaak van Goldstein werkzaam, én wordt geschetst als oen stille, werkzame man. Hij schijnt den.moord begaan te hebben in oen toestand van ge&st- vcrsi.oring; personen, die ..Soerkof kennen, hebben reeds geitiimen tijd gedacht, dat hij niet goed bij 't hoofd was. Van ander-o zijde wordt echter gemeld, dat de daad ge rui men tijd vooraf beraamd was, en dac Soerkof zijn patroon wilde bc- rooven; in de zakkeu van den moordenaar vond men de beurs en het gouden horloge van den vermoorde en de sleutels van de kas en do brandkast, Soerkof kon weten, dal. Goldstein belangrijke bedragen in huis had, en pleegde de daad juist nu, voordat de wissels, die Goldstein betalen moest, gepre senteerd werden. Twee gebouwen,, gebruikt als droogkaraers dn. de fabriek van oni.plofbaio stoffen van de W est f aals cli - A n h al tsclie Ao ticn-Gosellschaft to Reinsdorf zijn door on bekende oorzaak in de lucht gevlogen. Men hoeft .de lijken van twee slachtoffers ge^ vondenof nog meer arbeiders onder de puin- hoopen begraven liggen, weet men niet. Een in a an bouw z ij n d schip o p do scheepshelling tc Helsingi'oïs, is in brand geraakt. Hoewel de brand gauw gebluscht was, zijn er 5 werklieden iu de vlammen omgekomen, tweo werden' zwaar gewond. DE VERMETELE, 69 „Maar", riep de soldaat in de hoogsco verwarring uit, „wie is dan mij-Q gevan gene?" „Dat hebt gij", riep Sir Humphrey met een havteiijken grijns uit, „nu toch wel ge raden, sergeant?" éack Bathurst had, uitgeput en half be zwijmd na strijd en zegepraal bewegingloos en stil geluisterd naar wat er om hem ge beulde. Nu de brieven veilig geborgen wa ren in den zak van den sergeant en dezen den hertog van Cumberland zelf zouden worden voorgelegd, gevoelde hij, dat ziju taak was; volbracht. Het lot had hem het oneindige geluk vergund zijn schoone wit te roos tè hebben kunnen dienen, Philip zou nu inderdaad behouden zijn, en wat er nu verder met hern gebeuren zou, kon bera weinig schelen. B;t het hooren van Sir Humphrey's boos; Bardigen schimp speelde er een glimlach van genoegen om zijn trillende lippen, niaar Patience had zich met een snelle beweging gesteld tusschen Sir Humphrey on den sergeant. „Zwijg stil, Sir Humphrey", beval zij, >»zoo er nog eenig ridderlijk gevoel in u is" „Ja!" fluisterde hij haar in het oor; „ik za! zwijgenvoor één prijs", „Noem die". „Uw hand V' dier woorden niet hadden begrepen, maar Sir Humphrey's woorden: „Uw hand!" drongen tot Bathurst's scherp gehoor door. Ook de uitdrukking in het gelaat van den squire van Hartington had hem de beteekenis van dat korte gezegde doen raden. „Neen, Sir Humphrey Challoner", sprak hij luid, „het is geen koopwaar, die gij Haar Edèlheïd in ruil aanbiedt „Ik zal in uw plaats het stilzwijgen ver breken. Welke inlichting wildet gij dezen dapperen vlegels geven „Dat ik, behalve de zoon mijner moeder, ook de roover Beau Brocade ben „Neen! neen! neen!" protesteerde Pa tience heftig. „Hemel, bewaar nujriep de sergeant uit, „maar ik dacht...." „Ja, Beau Brocade", zei Sir Hum phrey met een grijns, „roover, vagebond en dief, dat is het wat dezeheer oe- doelt". „Zoo, is het dat, wat ik bedoelde?" sprak Jack Bathurst luchthartig, „ik wist het- niet zekér". Maar Patience wendde zich met een wilden kreet tot den sergeant „Heb is een leugen sergeant, een leu gen, zeg ik u. Deze heer ismijn vriendmijn „Nu, wie gij ook zijt, mijnheer", riep de sergeant uit, zich met beslistheid tot Beau Brocade wendend, rebel, lord of ro over, gij zijt mijn gevangene en", voegde hij er barsck bij, om de bittere herinnering aan de- twee vorige dagen, die nu ineens nl zijn stompen geest opkwam, ,,in elk ge val zult gij opgehangen worden". „Ja l Opgehangen V' vervolgde Sir Humphrey op woesten toon. „Nu, dunkt mij, mijn ridderlijke jonge vrieod, dat wij eindelijk quitie zijn". „En nu, sergeant", sprak Zijne Edelheid gebiedend, „nu gij goed weet wie uw inte: ressante gevangene is, kunt gij mij mijn brieven terug geven, die gij, op zijn aa i- dringen, mij ontnaamt". - Maar de sergeant was niet bereid dat te doen. Hij was al zoo' dikwijls beetgeno men en bedrogen, dat hij niets wildo mis sen van het voordeel dab hij hoopte te behalen. „Met uw verlof, mijnheer", sprak h>j be leefd, maar beslist: „Ik ken nauwkeurig mijn plicht in dezen. Ik acht het t best ze den hertog te toonsn en gij, mijnheer, wil zoo goed zijn te verschijnen voor Zijn Edelheid, squire West". „Ge zult boeten voor deze onbeschaamd heid, sergeant", antwoordde Sir Hump hrey, bloedrood van woede. „Ik beveel u mij die brieven terug te geven en ik waar schuw u, dat, zoo gij de hand aan mij durft slaan of mij op eenige wijze durft hinde ren, ik zorgen zal, dat gij gedegradeerd en in het openbaar gegeeselt zult worden met dien aap van een bode". Maar de sergeant haalde de schouders slechts op en beval drie zijner mannen Sir Humphrey Challoner te omsingelen en hem te boeien, zoo hij poogde zich te ver zetten. De krachtige wraakbedreigingen joegen den soldaat niet den minsten schrik aan-, nu hij eindelijk voelde op vasten grond te staan. De snelle nadering van het leger gaf hem een gevoel van zeker heid hij wist, dat, zoo hij door te veel ijver gedwaald had, hij hoogstenseen be risping zou oploopen, terwijl hij gevaar liep gedegradeerd te worden, zoo hij zijn plicht verzuimde. Of de Squire van Har tington al of niet deelgenomen had aan de laatste rebellie, wist hij niet en kon hem ook niet schelen, maar zeker zou hij geen pakje brieven overgeven, waarover aan beide zijden zco hevig gedisputeerd was. Heb toenemend tumult in do straat versterkte hem in zijn besluit. Hij bleef doof voor alle. protesten van Sir Hum phrey en lachte om zijn bedreigingen. De soldaten brandden van verlangen om den intocht van den hertog met zijn staf te zien; de dorpelingen waren één voor één weggeloopen, om naar de vroolijke dingen te kijken en lieten den sergeant en zijn ge vangenen hun levendige discussie vervol gen. „Zijt gij gereed, mylord?" vroeg de ser geant aan Philip. „Volkomen!" antwoordde de jongeling vroolijk, bereid de soldaten te volgen. Hij wierp zijn zuster een blik toe vol blijdschap en hoop, want hij zou nu slechts tijdelijk gevangen gezet worden; en misschien heel spoedig in vrijheid gesteld. Lady Patience Gascoyne kon krachtens haar rang en po sitie gemakkelijk een audiëntie bij den her tog van Cumberland verkrijgen en onder- tusschen zouden de brieven, die Philips on schuld bewezen, hem zijn voorgelegd. Geen wonder dat de jongeling, welgemoed voort loopend tusschen twee soldaten, bij het passeeren van Jack Bathurst zijn hand uitstak naar zijn dapperen redder met een dankbaarheid, te groot voor woorden. „Zijt gij gereed, mijnheer?" vroeg do sergeant nu aan Beau Brocade. Maar hier was geen sprake van blijdschap of hoop; hier geen verdediging, geen bewijzen van onschuld. De moedige vogelvrij-verklaarde had zijn weg door het leven gekozen eu nu hij eindelijk overwonnen was, moest hij de straf ondergaan, die het vaderland eischte wegens het overtreden zijner wet ten. Toen ook hij gereed was om de soldaten naar buiten te volgen, klemde Patience, zich niet bekommerend om de mannen rondom haar, zich wanhopig vast aan den man, die zijn leven in haar dienst had op geofferd en dien zij beloond had met al de volheid en kracht harer liefde. „Zij zuilen u niet hebben", snikte zij, zijn dierbaar lichaam met haar bescher mende armen omklemmend, „zij zullen nietzij zullen niet Haar uitroep was zoo smartelijk, zoo zielroerend in haar wanhoop geweest, dat de soldaten instinctmatig op zij gingen, in weerwil hunner weinig gevoelige har ten getroffen door de majesteit dezer groote smart; zij weken eerbiedig terug, een ledige ruimte latend oin Patience en Bathurst heen. Zoo had hij haar een oogenbhk alleen voor zich, overgegeven aan haar wanhoop, half waanzinnig van smart, licm aanhan gend met ai de overgave harer groote liefde. „Wat?tranen?" fluisterde hij feeder met zachte hand haar gracieus gebogen hoofdje opheffende en haar in de oogen ziende, „ééntweedrie...... vier schitterende diamantenen die voor mij I (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 1