-ZONDAGSBLAD* LEIDSCH DAGBLAD •hi p" r Zaterdag1 29 November. Anno 1913. il ^SfcS':"Im« o iT: «ff; *!y«iT;» «iri /sStck x%I?5s i tl11ilbI» tl |h« ilïlii il|lml|lêiii;h 'V •V VAN MET DE PKOEF. Mo. 16494. DOOB S. BOÜCMERT. (Nadruk verboden Ia de schemering zaten in een zeer ele gant salon een heer en een dame, te za- men, die, naar hun gezichten te oordeelen, in een ernstig gespek waren gewikkeld. Het was wel eigenaardig, dat het. gesprek juist in deze wufte omgeving, die met alle plechtigheid contrasteerde, plaats vond. Mevrouw Ribber, een jong weeuwtje van zeven en twintig jaar, was een van de meest geziene dames der „uitgaande wereld", wier eenig genoegen er in schijnt te bestaan, om ,,zich te amuseeren." De heer Strijkman was een der schitte rendste ornamenten dezer wereld. Hij was vijf er dertig jaar, nog de meester in alle takken van sport, en hij genoot allen aan zien in den kring, waarin zij beideD leef den. Men zeide van hem, dat hij het meest gentlemanlike gekleed was, dat hij de best- gestreken boorden en manchetten droeg, en dat hij het geestigt was van alle mannen 'uit de groote stad. Hij behoorde tot de menschen, die nooit één hooge *e gedachte, een beter gevoel be- zitten. Hij was sceptisch, ongevoelig bijna, was blasé, en vond het leven niet de moei te waard. Daar mevrouw Ribber hem op een haar tje geleek, was een conversatie tusschen beiden wel de moeite waard afgeluisterd te worden. Men zou nog verbaasder zijn, als men hoorde waar het om ging. „Dus", zeide de heer Strijkman, „u hebt besloten mij niet te trouwen?" „Dat heb ik niet gezegd", riep de jod- ge weduwe uit. „Dus wilt u wèl 1" „Ook dat niet. mijn beste vriend. Ik weet 't nog niet. fk moet er nog over na denken." „U denkt er al elf maanden over na, neem u me niet kwalijk. Het is op voor één en dertig dagen na een jaar, dat ik u-mijn liefde heb verklaard, en dat ik u om uw hand heb gevraagd. Ik begrijp wel, dat iemand kort/ja-, laat ik zeggen iets langer, aarzelt vóór in zulk een gewichtige aange legenheid een besluit te nemen, maar het is langer dan lang aarzelen, als je driehon derd een en dertig dagen aarzelt. Nu eens geeft u me hoop, dan weer bent u koel te genover mij. Den ecnen dag bent u bemin nelijk, goed, lief, ik schijn het einde van mijn wenschen bereikt te hebben. Den vol genden dag is het net, of u me niet kent. Langzamerhand brengt u me tot vertwijfe ling. Dood mij liever ineens. Ik houd' van u." „Werkelijk V' ,,Ja mevrouwwerkelijk „Kijk eens aan, mijn beste vriendla ten we niet in allerlei overdrijvingen ver vallen...... U beweert, dat u van liefde \terft, dat ik u langzamerhand dood, en der gelijke fraaie dingen meer. Dat zijn studen- tenpraatjes. Dat zijn geen gevoelens voor onzo wereldAls we nu eens zeiden, dat u me graag moogt lijden, dat u vindt, dat ik er niet kwaad uitziedat ik niet te dwaas voor u ben, en dat, omdat u een eind aan uw vrijgezellen-leven wilt maken, u mij nog dc geschikste persoon vindt, om dat te bewerkstelligen. Maar doe tegenover mij niet sentimenteel. Wat ik in u zie iseen volmaakt gentleman." „Trouw me dan." „Dat is gauw gezegd! In al de qualitei- ten, die u ongetwijfeld bezit, en waarvoor ook ik niet blind ben, zie ik heel veel op pervlakte een heel schitterende opper vlakte, maar meer niet. Wees niet belee- digd om mijn woorden, maar ik weet niet, of er wel een diepte bestaat. Nu is een op pervlakte wel aardig voor menschen, die leven zooals wij doen als goede vrienden, als goede kameraden, die elkander zoo nu en dan het hof maken, maar het is niet vol doende voor het geluk van twee menschen, die het heele leven met elkaar moeten dee- len." „Maar mevrouw Ribber „Wees stilik weet wat u me wilt zeg gen, en, zonder dat u het zeggen zult, zal ik u antwoord geven. Ik heb mijn man ont moet, toen ik negentien jaar was, en ik ben met hero getrouwd, zonder dat ik hem lief had. Dat maakt de familie onder elkander in orde£ zoo'p huwelijk. De bruidschat?! jZoo groot. Zij is blondhij is bruin. Uitste kend. De positie in orde, op de familie is niets te'zeggen. Geest, hart, karakter, har monie, disharmonie, niemand houdt er zich mee bezig Men ziet elkander haastig, op een manier, dar; je elkaar onmogelijk kunt leeren kennen, en de zaak is in ordeMe juffrouw Geurts is mevrouw Ribber gewor den, de vrouw van een heer, met wien zij voor altijd verbonden is, en dien rij in het minst qi^t kent. Als zij hem leert kennen, is er tusSchen haar en haar man een wijde stroom.f En mevrouw Ribber is vier jaar lang zoó ongelukkig als het maar wezen kan. Zij moet haar gelukkig lot eigenlijk nog prijzen, dat het niet langer duurt. Het had wel vijftig jair kunnen zijn. Nu ben ik geen negentien jaar meer, maar zeven en twin tig. Ik heb heel wat ondervinding opge daan, en ik zal niet meer zoo naïef rijn, om het ten tweeden male te wagen met een blinddoek over mijn oogen „Maar, mevrouw, o kent me al verschei den jaren." „Dat is waar. Ik weet, dat u u goed ge draagt, dat u uw stand ophoudt, zooals het heet, dat u een van de beste cavaliers bent, één van onze eerste dansersdat u aange naam weet te causeercn, dat u een sterk scepticisme bij u omdraagt. Kijk eens, dat is allemaal oppervlakte. Die oppervlakte ken ik nu al verscheiden jaren. Ik moet u zeggen, dat zij me niet mishaagt, maar ik heb een beetje meer noodig. Ik denk, dat u om mij zult lachen, maar dat zal to erger voor u zijn. Weet, dat ik van mijn tweeden echtgenoot wil houden, maar houden, be grijpt u." „Jacn toch „Ik houd niet van u, mijn beste vriend! Ik heb sympathie voor u, veel sympathie., Maar al bekijk ik mijn hart met den scherp-! sten microscoop, dan nog kan ik dat kleinej korreltje, dat noodig is, om de liefde te( doen ontkiemen, niet ontdekken. En deze toestand belet me net preciesom uwi aanbod aan te nemen. U bent voor mij een' hui9 met een aangenaam uiterlijk, maar waarvan ik den binnenkant niet ken. Ik weet niet, of het aangenaam is, er te wo- - nen. Hoor eens aanMen heeft me verteld, i dat er in Zweden een buitengewoon goede gewoonte bestaat. Als twee jonge menschen denken, dat zij bij elkaar passen, beginnen' zij elkander te leeren kennen, gedurende een langen tijd, zes maanden, een jaar De jonge man is overal bij het meisje. Zij gaan te zamen uit, zij reizen samen. Nie mand vindt daar iets bijzonders in. Als de tijd ddar is, wordt de verloving officieel en het huwelijk volgt, of in het andere geval' gaat. elk hunner zijn eigen weg. Als men tot j een verbintenis komt, heeft men juist dien kleinen korrel gevonden, waarover ik u heb_ gesproken, en 't is merkwaardig, dat er in Zweden zoo veel gelukkige huwelijken zijn."' „Maar ik wil niet auders dan ook de proef doorstaan." „Daar wil ik juist op neer komen. Waar om zouden wij dat Zweedsche gebruik niet imiteeren? Wij kunnen hier niet blijven; hier, waar iedereen ons kent, zou men da delijk valscke gevolgtrekkingen maken. U bent. vrij en ik ben vrij. Laten we het samen eens probeeren, wat we van de Zweedsche gewoonte terechtbrengen. We gaan ergens wonen, waar niemand ons kent; op een der eilanden, Texel, Terschei-i ling, Ameland, waar u maar wilt. U ziet,( dat, al koester ik nog geen liefde voor u, ik zeer veel achting voor u heb. Is 'fc afg$»' 6proken V' Ja. En zoo geschiedde het. De aankomst van mevrouw Ribber en de heer Strijkman veroorzaakte heel wat sen-' satie in het visschersdorpje B., waarheeu zij waren gegaan. Toen men mevrouw Rib ber zag loopen met haar korten rok, haar gele schoenen en een roode parapluie, en den heer Strijkman met een wit flanellen pak, volgden de straatjongens het paar met, een zekere verlegen nieuwsgierigheid en de vrouwen vertoonden zich op de drempels der deuren, een weinig ongerust over die „rare menschen". Sommigen zeiden, dat het vreemde vor stelijke personen waren, die zich in het kleine Hollandsche plaatsje incognito wil den verschuilen. Jan Haring, die bij de ma rine had gediend, en die groote havenstc-, den had gezien, beweerde, dat het acteurs waren, zooals hij zoo vaak in den schouw burg had bewonderd. Zc waren net zoo ge kleed. Maar toen men na acht dagen kon con- stateeren, dat de tegenwoordigheid derj vreemdelingen geen kwaad had gebracht, dat zij beiden en vooral de dame de goedheid zelf waren, dat zij zich overal voor interesseerden, dat zij gul waren voor de kleine kinderen, en dat zij alles goed betaalden, wat altijd een goede uitwerking

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 19