PERSOVERZICHT. Eïo. 16465 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag1 25 October. Berst© Blad. Anno 1923. In een driestar Onze Vloot zegt ,,D e Standaard": Boven onzen lof is het kernachtig en be zielend woord, waarmee de Vlootvereeni- ging zich tot het publiek heeft gewend, om, naar aanleiding van het Marinerapport, nieuwe geestdrift voor onze Defensie ter zee te doen ontvonken. Men voelt er zoo aan, dat zelfs deze Ver- eeniging ad hoe zich nooit had durven voorstellen, dat er nog ooit weer voorstel len ten onzent aanhangig zouden komen, als thans door de bekende Commissie aan de orde zijn gesteld. Zeker, ook in de eeuw, die nu verliep, kende onze Vloot nog momenten,, dat Euro pa met haar rekende. Bij het beleg van Algiers had een smal deel van de Nederlandsche vloot zich bij de Engelsche gevoegd. Toen in later jaren Christenmoord in Syrië dreigde, flankeerde een Nederlandsch oorlogsschip een Fransch en Engelsch schip. En toen in Japan con Europeesche vloot bij Simonoscki een Ja- pansche haven blokkeerde en nam, heeft ODder De Casembroot ook een Nederlandsch oorlogsschip aan dien strijd deelgenomen Zoolang het type ,,Wassenaer" voor onze linieschepen stand hield, bleef onze vloot op dreef. Maar toen te kwader ure net hou ten schip had afgedaan, en het oorlogsschip van ijzer zijn intrede deed, ontviel aan ons Liberaal bewind op-eenmaal de moed, om in onze rol te volharden. Toen is men op een goedkoopere leest gekomen. Liefst kleine pantserdekschepen toen al spoedig een kleine kruiser. En eerst toen men zelf zag, dat dit belachelijk werd, is men wel kruisers van 5000 ton en meer gaan bouwen, maar ook dit bleef speelgoed, vergeleken bij de metalen monsters, die van allen "kant in zee staken. Bij hoopen is aan die knutselscheepkens ons goede geld weggeworpen. En nu men dan eindelijk inziet, dat het zoo niet langer kan, en we op eenmaal van Dread- noughts zijn gaan droomen, nu ziet meer dan één ze in zijn verbeelding al Den Hel der uitstoomen, en onder de jongeren wa ren er zelfs, die zich inbeeldden, dat eer lang Tromp en De Ruyter weer uit hun graven zouden opstaan. Juist daarom is het zoo goed, dat de Ver- ceniging „Onzo Vloot" thans een ernstig woord tot ons publiek heeft gericht. We-kunnenn thans niet langer stilzitten. De handen moeten uit de mouwen gesto ken. Niet om ons weer een eerste zeemacht te maken, maar om onze Koloniën te be houden. Naar men rekent, komt er elk jaar uit onze Koloniën een honderd millioen gulden in de particuliere zakken aan dividenden binnen. Van die kolossale som moet het goede geld af, om ons aan de vloot voor de Oost te helpen. Och, of nu ook de Socialisten; eens van harte mee mochten doen, en niét weer roet in 't eten werpen. In Düitschland en in Frankrijk, in Amerika, en in Engeland deden ze het stel- üg. Waarom dan hier niet? Het is niet dr. Kuyper's schuld, zoo schrijft ,,D e Rotterdammer" - dat de nieuwe anfci-revolutionnai- r e Kamerclub er zoo poover uitziet. Toen we den d'roevig-en uitslag van de herstemmingen bespraken, wezen wc er op, hoe met name de anti-revolutionaire Ka merclub sterk gehavend uit de strijd kwam. We spraken den wensch uit, dat de be geerte, om aan Heemskerk, Talma, De Waal Malefijt en Coüjn de plaats te geven, die hun van rechtswege toekomt, wijziging in de fractie zou brengen. Later herhaalden wij den wensoh. Maanden zijn sindsdien verloop en en onze verwachting is beschaamd. Ook bestaat er bitter weinig uitzicht c p spoediger vervulling. Wij weten, dat over dezen gang van zaken in anti-revolutionnairen kring ontevreden heid en teleurstelling bestaat. Bij alle waardeering van de vele krachten in onze club, die op een of ander speciaal terrein hoog© verdiensten bezitten en van meer dan één opkomend jong talent, voelt menigeen hoe gemist wordt de voorlichting van ervaren mannen van hooge positie, dio aan de algemeene politiek leiding moeten geven. Zulks is te betreuren. En dat te meer, waar die toestand niet behoefde te bestaan. Daar zijn toch anti-revolutionnaire Kamer leden, bij wie noch hun maatschappelijke po sitie, noch de twijfelachtige uitslag bij komende verkieziug in hun district, vol doende excuus vormen voor hun stilzitten. Dat Heemskerk in den Raad van State ging, is hun schuld. Dat onze andere aftr. ministens hun gezag hebbende stem in onze Tweede Kamer niet kunnen doen hooren, is evenzeer hun scn.u'd. He-t is" goed dit met het oog op de komen de dingen vast te leggen. ..De Risico-Bank" het orgaan der Centrale Wcrkgevers-Risicobank, heeft een artikel over de plannen der Regeering, inzake sociale verzekering, Waarin o.a. gezegd wordt, dat het regee- ringsplan op een geheel anderen grondslag Steunt dan de Invaliditeitswet. Door ^en voorgrond tc stellen, dab de ouderdom,s-rente kosteloos wordt ver leend, in tegenstelling met de verplichte premie-betaling der Invaliditeitswet; door het recht op rente te beperken tot behoef- tigen en onbedeeldenmaar vooral door dat recht uit te strekken tot alle -70-j ari sen, zonder te vragen of zij arbeiders zijn geweest of niet; breekt het Regeeringsplan ïffk stelsel der Invaliditeitswet, en lengt het een stuk Staatspensioen of een stuk Staatsbedeeliug op hét terrein er actieve politiek. De vraag mag nu gesteld, of het moge lijk zal blijken, naast dat stuk Staats-pen- sioen de verplichte ouderdoms-verzeke- ring te handhaven, welke thans deel uit maakt van de Invaliditeitswet; of m.a.w. de Staat, die kosteloos pensioen verleent aan alle 70-jarigen, die behoeftig zijn en onbedeeld, daarnaast premie-betaling kan eischen van alle arbeiders, die later zullen blijken op zeventig-jarigen leeftijd óf niet behoeftig te zijn óf bedeeld te worden. De vraag stellen is haar beantwoorden, en wel in ontkennenden zin. Maar wanneer het derhalve niet mogelijk zal zijn, naast het Staatspensioen de verplichte ouder- doms-verzekering te handhaven, dan moet zij uit de Invaliditeitswet worden gelicht, en dan moet de „vereenvoudiging van de Invaliditeitswet", welke de Regeering in de Troonrede heeft toegezegd, in dien zin worden verstaan^ dat de Invaliditeitswet wordt teruggebracht tot een zuivere ver zekering tegen invaliditeit zonder meer. Of daarvoor evenwel verzekerings-dwang, met al den aankleve van dien, gewettigd is, mag worden betwijfeld. Door aansluiting aan een goede ziektewet zou de invalidi- tcits-ver zekering allicht beter en eenvou diger zijn te regelen. Blijkens de millioenen-nota stelt de Re geering zich verder voor, een regeling te treffen, waardoor de invaliditcits-renten zich tot een noodzakelijk minimum zullen bepalen. Dat minimum zal dan moeten worden aangevuld door vrijwillige verzekering, welke door de Regeering zal worden aan-" gomoedigd, waarschijnlijk in den vorm van financieelen steun. Met haar voorstellen tot aanmoediging wil de Regeering echter wachten, totdat de voorgenomen herzie ning der Invaliditeitswet zal zijn tot stand gekomen. De volgorde, die de Regeering zich voor stelt, is dus deze: a. uitvoering van de artt. 369 en 370 In validiteitswet, d. i. toekenning van ou l?r- domsrenten aan zeventig-jarige arbeiders, die in aanmerking kwamen voor verzeke ring volgens de Invaliditeitswet; b. uitbreiding van de rente-toeken nlng aan alle behoeftige, onbedeelde 70-jar:gc c. vrijwillige verzekering tot aanvuUng van het „noodzakelijk minimum"; d. herziening en vereenvoudiging der In validiteitswet e. voorstellen der Regeering tot aanmoe diging der vrijwillige verzekering. Bij het afwerken van bovenstaand pro gram zal allicht de wenschelijkheid blij ken, dat wij ons wenden tot onze aange slotenen, om nader overleg; wij vertrou wen alsdan op hun medewerking te mo gen rekenen. Voor het o-ogenblik wachten wij de nadere mededeelingen en voorstel len der Regeering met belangstelling af. De „Geldersche Koerier" bevat artikelen ener het schoolvraagstuk. Het R.-K. blad wijst cr o. a. op, dat de £i- nancicele gelijkstelling van openbaar cn bijzonder onderwijs voor de rechterzijde niet zonder bitteren bijsmaak kan zijn. „Katholieken en orthodoxe Protestanten hebben zich met groote inspanning en ten koste van zware offers een eigen schoolwe zen verschaft. Komt nu de financieele ge lijkstelling, dan zullen, weliswaar, geen verdere geldelijke offers van hen worden gevergd, maar zij zullen er getuigen van pioeten zijn, dat het eigen schoolwezen, dat zij zich slechts door ongelooflijk en jaren lang zwoegen wisten te verschaffen, door vrijzinnigen en socialisten zonder eenigo moeite geheel op Staatskosten zal kunnen worden verkregen." Dc socialisten merkt het blad o. m. verder op zouden in een eigen school zeer zeker aldra zulk een krachtig propa gandamiddel zien, dat zij niet lang zouden aarzelen met hiertoe over te gaan. Maar op nog andere belangrijke bezwaren, welke 'voor de rechterzijde aan financieele gelijk- stelling verbonden zijn, wordt gewezen. „De vraag rijst toch, of de geheel door den Staat bekostigde bijzondere school fei telijk niet méér Staats dan bijzondere school zal worden Waar blijft practisch de invloed der ouders op de school bij zulk een stelsel? Waar de nauwe band, de liefde, welke steeds tusschen een stichting en de genen, die haar onderhouden, bestaan ^óal men kunnen ontkomen aan de consequen tie van het algeheele onderhoud der bij zondere school door den Staatverregaand toezicht, verregaande inmenging en con trole door den Staat? Deze heeft toch on betwistbaar het recht te controleeren of de gelden, welke hij geeft voor den bouw en het onderhoud van scholen en voor de be zoldiging der onderwijzers, ook werkelijk voor die doeleinden worden aangewend. Ook kan men hem in onzen tijd, die vooral van kleine Staten, willen zij in de rij der volkeren zich staande houden, een intellec tueel ontwikkelde bevolking eischt, niet het recht ontzeggen ter wille van zijn eigen le vensbelangen en zijn bestaan aan alle on derwijs zekere minimum-eischen te stellen, als waarborg voor het bereiken dier ont wikkeling. Bestaat niet het gevaar, dat de w ij z e v a n uitoefening van dit recht in de geheel door den Staat betaalde scho len meer aanmatigend, meer ingrijpend zal zijn, dan in die, door de offervaardigheid der burgers tot stand gebracht en in stand gehouden Het blad stelt dan de vraag, of met name de Katholieke partij niet beter zou hande len, vrijwillig afstand te doen van de al geheele financieele gelijkstelling, om door de bestendiging van eenig offer voor haar scholen „den voorsprong te behouden, dien de Christelijke offergeest ons nu eenmaal verschaft heeft". „Als het waar is wat wij meenen te hebben aangetoond dat ©enerzijds van vrijzinnige zijde geen prin- cipieele bezwaren kunnen bestaan tegen de erkenning van het gelijke recht der open bare en der bijzondere school anderzijds door de rechtcrpartijen nooit een „moord" op de openbare school kan gewenscht worden als het voorts waar is, dat de rechterzijde bij het behoud der openbare, neutrale school hier te lande minstens even groote belangen heeft als de linkerzijde en dat te genover die van links, ten aanzien van ver brokkeling van het onderwijs, niet minder gewichtige bezwaren van rechts bestaan Ij- gen de practische toepassing van den rechts- eisch der financieele gelijkstelling dan komt het ons onaannemelijk voor, dat ten deze niet een wergelijk tusschen linker- en rechterzijde mogelijk zou wezen. „Men is elkaar thans zóó dicht genaderd, dat de laatste stap niel? meer zoo buiten gewoon moeilijk kan zijn* Tegen het toevertrouwen dezer oplossing en van haar practische uitwerking aan een Staatscommissie zou geen bezwaar behoeven te bestaan, mits vooraf vastgelegd worde, dat geenerlei Grondwetshcrzieningsvoor- stellen zullen gedaan worden, zoolang deze commissie haar arbeid nietvoltooid zou hebben." De „Nieuwe Tilburgsche Cou- r a n t" schrijft over niet verga deren op Zondag: „Aan ons Katholiek vereenigingsleven kleeft nog altijd een groote fout: er wordt veel te veel en bijna uitsluitend op Zondag vergaderd. Iets, wat zeker niet te verdedi gen is. De Zondag dient geheiligd te worden en is verder tot rust-dag bestemd. Zoowel aan de Zondagsheiliging als aan de Zon dagsrust berokkent het op Zondag ver gaderen groote schade. Nemen we nu eerst de Zondagsheiliging. In afwachting van het herstel der ves pers, dat ons het liturgisch leven in vol ler rijkdom terug zal schenken, is het in het geheel geen kerkelijke overdaad, dat men ,na de H. Mis, waaronder men tot de II. Tafel behoort te naderen, de Hoogmis of het Lof, Familie of Congre gatie bijwoont. De vergaderkarwei staat hieraan in dc plaats der inwoning zelf reeds dikwijls in den weg. Meer nog wanneer de vergadering ons nog naar een andere stad roept, een ge beurlijkheid, die tegenwoordig niet alleen voor den voetbal aan de orde is van den dag. Dikwijls is er ijverige studie en berekening in een spoorboek en kerklijst voor noodig, om het zoo ver te brongen, dat men weet, waar men nog „precies een misje snappen" kan, een berekoning, die dan ook nog wel eens faalt, als men een te lange preek of in het geheel geen preek of een „messe de dix buit minu tes" tegen het lijf loopt. Volgt de Zondagsrust. Is het niet waar, huismoeders, dat uw man van do „vergadering" soms meer vermoeid thuis komt, dan van zijn werk? Is het rust, wanneer men haastig zijn ontbijt naar binnen moet jagen, gauw het „misje snappen", op een draf naar don trein hollen, om zich te „spoeden" naar de vergaderzaal, waar eenigo uren aan „sociale en andere kwesties" worden be steed, in de gauwigheid en er tusschen door wat moet gegeten wordon, om dan weer op een holletje naar den trein te snellen, die u half dood van vermoeienis huiswaarts voert? En het familieleven. Juist op den Zondag kan het gezin aan den vader zooveel hebben. Moeder en kinderen verlangen er naar, dat de Zondag man en vader thuis houdt. Moe der, die geheel de week te sloven heeft; de kinderen, die het genot van geruimen tijd met vader te kunnen zijn in do week niet kennen; zij hebben er recht op, dat dien eenen rustdag op de zeven het hoofd van het gezin aan hun genoe gen en belangen besteden kan. En dat zou bij al die vergaderende menschen, die gewoonlijk juist' goedo huisvaders zijn, ook verwezenlijkt worden, wanneer niet de eene Zondag aan deze en de andere Zondag aan een andere vergadering moest worden opgeofferd. De eenige tegenwerping die tegen het veroordeelen der Zondagsche vergaderin gen gemaakt wordt, is deze, dat er op andere dagen geen tijd voor is. Het antwoord kan hier luiden, dat er dan maar tijd voor gemaakt moet worden. Protestanten zullen op Zondag niet, noch Joden op den sabbat in het rumoer van vergaderingen de wijding van hun rustdag doen verdwijnen. Waarom doen wij, Katholieken, het dan wel?" In „De Schatkamer" handelt dr. A. van der Flier G.J.zn. over o o d u c a- t i e bij het godsdienstonderwijs. Na te hebben ui tee® gezet, dat het hier een andere kwestie geldt dan de coëducatie bij het onderwijs in 't algemeen z-egt hij „Het is, dunkt mij, buiten geschil, dat het in het algemeen gemakkelijker en aangenamer is godsdienst onderwijs te geven aa® meisjes dan aan jongens. Vooreerst uit het oog punt van orde. Meisjes zullen veel minder last geven, spoediger naar een vermaning luisteren, enz. Terwijl jongenescatechisatoee door wanordelijkheden soms berucht zijn, is dit, voor zoover ik weet, met meisjesoatechi- saties nimmer het geval. Maar ook is de oplettendheid, de belangstelling hier door gaans beter. Trouwens is het een bekend feit, dat ook de volwassen vrouw in den regel meer belang stelt in godsdienstige din gen dan de man. Er schuilt in haar meer eerbied. Terwijl het gevoel in haar sterker spreekt. De jongens, vooral op den lastigen leeftijd, laten allereerst hun verstand heer- schen (waarmede natuurlijk niet gezegd is, dat zij daarom ook verstandig zouden zijn) en onderdrukken of verbergen althans hun gevoel. Zij staan bijna allen daarom meer of minder „critisch" tegenover het geloof Zij willen weten, maar gelooven trekt hen niet aan. Zij zijn lioht geneigd tot een on rijp oordeel en verwerpen al te spoedig wat zij niet begrijpen kunnen. Mag nn juist niet om deze verschillen van coëduoatie heil wor den verwacht, zoo dat het samenzijn met meisjes of jongens een heilzamen invloed zal hebben? Dr. Van der Flier acht het waarschijnlijk van niet. Voor de tucht zou de wederzijd- eche invloed weliswaar van waarde zijn, maar ten opzichte va-n het eigenlijke doel van het godsdienstonderwijs is een nadeel te duchten. De meerdere geestelijke vat baarheid der meisjes zal de jongens niet meer belangstellend maken. „Eer kan hier door", zegt hij, „te gemakkelijker het nood lottig vooroordeel bij hen post vatten, dat godsdienst en geloof eigenlijk meer een zaak is voor vrouwen. Want vergeten wij niet, hier doet zich een verschil voor tus schen beiderlei geslacht, dat het indivi- dueele in de schaduw stelt. Persoonlijk zal een jongen het zich niet aantrekken. Het zijn de meisjes in het algemeen, die meer belangstelling toonen dan de jongens. Om gekeerd zal een jongen, naar ik vree-s, er te minder toe komen zijn bezwaren en twij felingen te uiten. "Als hij dit toch mocht doen, is er kans, dat ook bij de een of ander onder de meisjes de twijfelzucht wordt op gewekt. Om deze reden acht dr. Van der Flier het raadzaam, jongens en meisjes, zood. zij den leeftijd van veertien jaar hebben be reikt, ieder afzonderlijk godsdienstonder wijs te geven. Gelijk trouwens in den regel geschiedt. KECLAMES, 6460 35 40 cents per regel Hoe men de vorming van Roos tegen gaat. Vao eeu üyccïahteii. Het is vanouds bekend, dat de vorming van roos voor bijna alle ziekten van den haarbodem verantwoordelijk te stellen is in het bijzonder ook voor het kaal worden en het vroegtijdig grijs worden der haren. Menigeen zal derhalve het onderstaand recept voor de bereiding van een beproefd huismiddel welkom zijn, waarvan een uit stekende specialiteit na nauwkeurig onder zoek en veelvuldige proeven, heeft ver klaard, dat het de vorming van roos volko men tegen gaat, reeds bij een één- tot drie- malig gebruik. Men kan zich het recept door onverschillig welken apotheker of drogist gemakkelijk doen klaarmaken 85 Gr. Bay-Rum, 30 Gr. Livola de Compo- sée, 1 Gr. gekrist. Menthol. Dit wordt flink geschud, en is dan, nè, een halfuur gestaan to hebben, voor het gebruik ge-: reed. Met de bereide vloeistof, welke men overigens ook door toevoeging van thee lepel goeden odeur kan parfumeeren, wrijve men 's morgens en 's avonds met de vinger toppen dun de hoofdhuid in. Dit recept is geen haarkleurmiddel, is echter onovertrefbaar voor de versterking van den haargroei en draagt bij vroegtijdig vergrijsd haar veel bij tot het terugbeko men van de natuurlijke haarkleur. Attentie! Men lioede zich er voor, het mengsel dóar aan te wenden, waar -geen haren wenschelijk zijn I Opsporen van water. Men schrijft aan de ,,N. R. Ot.": Naar aanleiding van esn dezer dagdn ver schenen bericht betreffende den waterzoeker te Rakken, zal het misscliien do nieuws gierigheid bevredigen, iets naders te ver nomen over deze geheimzinnige methode tot opsporing van waterbronnen. Hot daarbij bedoelde onderzoek geschiedt door middel van do in den laatsten tijd veel genoemde wichelroede, vroeger bestaande uit een vorkvormigen ha ze laa is tak, thans meestal geconstrueerd van aluminium en van zoo danige samenstelHng, dat do aard on do glrootto der afwijking door deze wichelroede getoond, de plaats en diepte openbaart van water of delfstoffen onder den grond. Het is echter noodig, dat de wichelroede gedra gen wordt door een daarvoor gevoelig en bekwaam persoon. Het gebruik der wichelroede is namelijk g*rootendcels een gevoelskwestiehot reagee- ren op uiterst subtiele en voor slechts wei nigen waarneembare aandoeningen eischt een bijzondere ontwikkeling van het. menschelijk organisme. 13e werking der wichelroede is reeds lang bekend. Sommigen nemen zelfs aan, dat het wonder van Mozes, die water uit de rots sloeg, ook hierdoor verklaard moet worden. In elk geval zijn uit de 16do eeuw Ireeds gevallen bekend, dat roedeloopers bron nen aanwezen, en het is vooral in den laat sten tijd, dat in Düitschland aan deze oogen- schijnlijk weinig wetenschappelijke aangele genheid ernstig aandacht wordt geschonken. Een paar jaar geleden heeft zich zelfs te Hannover een een tra al-bureau gevormd, waar aan tal van wetenschappelijke technici hun medewerking verleenden, met het doel klaar heid te brengen in het vraagstuk dei' wichel roede. En hoewel de werking nog niot geheel verklaard is, neemt men toch aan, dat, even als de antenne der draadlooze telegrafie, ook hier de roede door den drager omhoog gehouden -aethergolven opvangt, als de drager in innig contact met de geleidende aarde staat. Rij isolatie van den roedclooper Werkt do wichelroede niet. Uit zijn eigen gewaarwor dingen en de afwijkingen van de roepie trekt de man zijn conclusies en daar deze in bijna fLlle ernstig te be-schouwen gevallen juist bleken to zijn, werden de ongeloovigste tegen standers overtuigd. Het mag als bekend worden verondersteld, 4,at de bliksem' het meest inslaat daar, waar zich het grondwater of een delfstoffenmassa het dichtst onder de aardoppervlakte bevindt. Men m'eent dan ook, dat de werking der wichelroede met dit verschijnsel in verband staat. Dat de drager over een bijzondere en speciale gevoeligheid moet beschikken, blijkt uit een mededeeling uit Düitschland, waar bij een vroeg-er geschikt roedclooper onbe trouwbaar werd, teen deze zich aan sterken drank te buiten ging. Het groote belang der wichelroede is wel, dat ze ■- indien haar werking alleszins be trouwbaar blijkt te zijn bij het zoieken van waterbronnen of delfstoffen duro bo ringen, die niets opleveren, zal voorkomen. Een treffend geval van de wichelroede is uit Sleeswijk-Holstein bekend geworden bij den aanleg van een waterput op het stations- emplacement te Hademarschen. Nadat daar 15 maanden lang tevergeefs naar water ge boord was, werd met behulp van de wichel roede do ader bij eerste raadpléging van een roedeloopcr aangewezen en had men binnen vijf weken water aangeboord. Terwijl met de eerste boringen duizenden mark ge moeid waren, kostte de boring op aanwijzing van do wichelroede nog geen 400 mark. Nu wetenschappelijke mannen, onder wie prof. Hoppe, zich met dit vraagstuk bezig houden, zal mogelijk weldra zijn uitgemaakt, of de wichelroede hetzij dan op prac tische of wetenschappelijke gronden wer kelijk bij ernstige toepassing een betrouwbare gids is. Voornamelijk komt het op de bruik baarheid van den drager aan, en daarom! heeft men al reeds de wenschelijkheid be toogd, om oen soort examen in te stollen, waarbij de gevoeligheid, de bekwaamheid en de betrouwbaarheid van deze personen wor den onderzocht. Van den ge vormden bond tot opheldering van het vraagstuk der wichelrocde-kwostdo is secretaris dr. R. Weyrauch, hoogleeraar in de waterbouwkunde aan do Technische Hoogeschool te Stuttgart. Zijn d© nieiiscSiesi oj> Mars bezig ohs signalen to geven Een astronoom van naam» de heer Fritjof Le Coultre, heeft gedurende zeven tig nachten (van 17 September tot 25 No vember 1S09) de jdaneet Mars onder zeer gunstige omstandigheden waargenomen en is thans tot openbaarmaking overgegaan van de verrassende dingen, die hij aan do planeet gezien heeft. „Le Temps" vertelt er van, dat de waarnemingen geschiedden op het observatorium te Genève, door een teleskoop met een parabolischen spiegel van 40 centimeter. Ouder de verschijnse len, die hij waarnam, waren wel de ver rassendste, plotselinge uitbarstingen van een licht, dat het meest overeenkomst had met electrisch booglicht. De lichtflikkerin- gen duurden een of twee seconden, verdwe nen plotseling om dan weer door nieuwe lichtseinen gedurende verscheidene minu ten gevolgd te worden. Dit nam Lo Coultre waar in den avond van 18 October en den lsten November, ongeveer op denzelfden tijd 's avonds te kwart voor elf, flikkerden opnieuw die wit blauwe vlammen in de omstreken van de Lybia en aan de oevers van het meer Moeris. Ook nu hield dab vuurwerk ver scheidene minuten aan, beurtelings uitdoo- vende en weer opvlammende. Het is niet voor de eerste maal, dat deze lichtflikkeringen gezien werden. In Ameri ka hebben de astronomen op Mars reeds meermalen dien glans gezien cn zij hou den het verschijnsel voor signalen, welke de Mars-bewoners aan de overige plane ten, dus ook aan de Aarde geven. Men heeft gedacht aan1 een weerkaatsing van de zonnestralen op dc wolken en op de deeltjes stof in de lioogo lagen van de Mars-atmosfeer. Maar aan dié hypothese is men weer gaan twijfelen. Toen heeft een bekend vulkanoloog, Albert Brun, het denkbeeld geopperd, dat die plotseling© illuminaties op Mars op hevige vulkanische uitbarstingen zouden wijzen. Maar ook die onderstelling moest opgegeven worden. Blijft over do hypothese van signalen, waaraan in tusschen Le Coultre nog geen onvoorwaardelijk geloof durft te slaan. Gesteld, dat het inderdaad teekens zijn, die de Mars-bewoners ons geven, dan moe ten zij ons wel voor zeer achterlijk houden, dat wij er van onzen kant maar niet op reageeren. Het levende lijk. Het parket te Grasse houdt zich op het oogenblik met een interessante zaak bezig. Zy betreft een man, die aan de wereld z(Jn eigen dood heeft aangekondigd, een poos lang dood is gewaand, tot dat nu kort geleden uitgekomen is, dat de man, die zich zelf dood verklaard heeft, het zeer welvarend maakt. Jaren geleden is er een man Etienne C. geheeten zich to Nice komen vesttgen als klein bouwbaasje. Hij wist aan do Azuren Kust fortuin te maken en koebt te Juan les Pins een villa, waar hij prettig gewoond zou hobben, zoo bil niet te Parijs een zoon hadr die tot over de ooren in de beer zat. De schuldei8chera begonnen vader C. aan te spreken, al dringender en toch had deze bitter weinig zin om van z\jn lieve en in een leven van haid werken verdiende duiten afstand te doen. Om eens en voorgoed aan de schuldeischers te ontkomen, besloot hij te verdwenen. Verleden jaar 15 November werd te Nice en aan de Riviera, waar C. veel kennissen had, bokend gemaakt, dat de heer C. in den ouderdom van negen-en zestig ja8r op zijn villa te Juan-les-Pins overleden was. Dien zelfden dag had in den grootaten eenvoud de begrafenis plaats op het kerkhof van Antibes; er gingen luel weinig menschen achter de baar. Voor de wereld was Etienne 0. dus dood, maar een industrieel te Rice dacht er anders over. H|J had C. goed gekend, omdat deze lang bi) hem op kantoor goweest was en zod was by ook met C 's handschrift vertrouwd. En nu had het hem reeds dadeiyk getroffen, dat het schrift, waarin het adrea op de doodsaankondiging geschreven was, geheel gelük was aan cat van C Hü was dan ook niot zoo heel erg verbaasd, toen hü ia Juli C. op straat to Cannos in levende lijve tegenkwam. Ook andere menschen hadden den herrezene te Nice en te Monte Carlo gezien. Maar hoe zit het dan met die begrafenli te Antibes op 16 November van verleden jaar? En zoo C. niot in do kist ligt, wie of wat ligt er dan wei in? Het parket te Grasse tracht licht te brengen in deze wonderiyk* kwestie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5