No. 15456,
LEIDSGH DAdBLAB, Woensdag* 15 October. Berd© Blad.
Anno 1913.
De ramp van de „Volturno".
Thans, nu sommige booten, die aan het
reddingswerk van de „Volturno" hebben
deelgenomen, zijn aangekomen, komen de
bijzonderheden over het gebeurde daar
midden in den Atlantischen Oceaan los.
Tot nu toe heeft men zich tevreden moe
ten stellen met de door middel van draad-
looze telegrafie ontvangen mededeelingen.
'Uitvoeriger zijn thans de verhalen, die do
geredden en zij, die aan het reddingswerk
deelnamen, doen. aan de journalisten, die te
Rotterdam vertoeven, of zich ophouden in
andere havensteden, waar booten arrivee-
ren.
De ,,C z a r" te Rotterdam.
Over het binnenkomen van de „Czar"
schrijft de „N. R. Ct.", waarvan een lid
der redactie in een politieboot het ver
wachte stoomschip tegemoet voer
„De schemering viel snel over de rivier,
toen onze vlugge boot, uit de Parkhaven
komende, in de koele October-avondlucht
het wijde water van den machtigen stroom
ging klieven. Een zacht grijs-rood kleurde
hemel en water in één zachten toon en aan
de oevers begonnen de lichten te fonkelen.
Het duurde niet lang of in de verte, even
voorbij Schiedam, zag men in de avond
schemering een hoogen scheepsromp nade
ren, juist gingen er aan boord lichten op.
Het was de „Czar". De politie-boot nader
de het groote schip snel, dat vrij langzaam
de rivier opatc-omde. Wij draaide achter
liet schip langs en voeren toen, vlak er
naast, een tijdlang met het Russische op,
stadwaarts. Aan boord van do „Czar" was
alles stil. De dekken schenen vol mensehen,
■mannetje aan mannetje hing het over de
verschansing; kindergezichten keken uit
luiken. Maar van dit schip klonk nauwelijks
eenig geluid, er gingals een beklemming
van gedruktheid van uit. Al die menschen
aan boord zwegen. En zoo, zwijgend, gle
den wij naast het schip, dat ho g uit het
water opree9, in den vallenden avond langs
de al sterker lichtende oevers de tromfante-
lijko glorie van de duizend lichten fonke
lende stad tegemoet."
Een verslaggever van het „Hbld." meldt
omtrent de aankomst het volgende.
De belangstelling.
Wel zelden is een stoomschip van de zijde
der binnen- cn buitenlandsclie pers met
zooveel belangstelling ingehaald als dit
stoomschip, dat hedenavond op de reis van
New-York naar Rotterdam de haven be
reikte, zij het dan een twaalftal uren te
laat, tengevolge van de bekende noodlot
tige gebeurtenissen, waarbij het stoomschip
zulk eèn werkzaam aandeel heeft genomen,
zoo werkzaam, dat men wel verwacht zou
hebben, dat met den bekenden zeemans-
groet het stoomschip bij het opvaren van
do rivier eerbiedig zou zijn gesalueerd als
een bescheiden hulde van collega tot col
lega. "Intusschen het gebeurde niet, mis
schien wel uit de overweging, dat de zee
man immers telken dage geroepen kan
worden het leven voor zijn medemenschen
te wagen en dat doet, ook zonder dat hij
daarvoor uiterlijk huldebetoon verwacht,
eenvoudig omdat het zoo hoort. Wel was er
veel belangstelling van de zijde van het
publiek, dat zich aan de zijde der Rijnha
ven verdrong om het schip te zien opstoo-
men en zwaaien en zooals gezegd ook van
den kant der pers, die haar verslaggevers
paarsgewijs had uitgezonden, in de hoop
nog meer bijzonderheden van de lugubere
ramp der „Volturno" te vernemen. Mede
was aanwezig de lieer Tinsley, de vertegen
woordiger der „Uranium Steamship Co.",
een deputatie uit de commissie van toezicht
op de landverhuizing, de inspecteur van do
scheepvaart de heer G. H. Bouman en an
deren, wier aanwezigheid van noode bleek
te wezen.
Het was een imposant gezicht den fraai
verlichten passagiersstoomer langszijde van
de loods te zien komen. Op haar dekken
verdrongen zich de passagiers, waaruit
reeds gemakkelijk de schipbreukelingen
der „Volturno" konden worden onder
kend. Had de aankomst bij daglicht plaats
gehad, vermoedelijk zou men een nog die
peren indruk hebben gekregen van den
vrij deerniswaardigen toestand, waarin de
schipbreukelingen, die alles verloren, zich
bevinden. Nu vervaagde vrijwel alles in de
snel vallende duisternis.
Op do „O zar".
Dank zij de door de firma Ruys en Co.
getroffen maatregelen, werd onmiddellijk
aan de talrijke vertegenwoordigers der
pers toegang tot het stoomschip verleend,
waarvan dan ook een gretig gebruik werd
gemaakt. Nauwelijks kon men het tijdstip
verbeiden, waarop de trap was uitgelegd
on het interviewen en vragen kon begin
nen. Dit ging betrekkelijk heel wat gemak
kelijker den oorspronkelijk wel kon wor
den vermoed. Zoowel van de geredde be
manning, als van de passagiers bleken
velen reeds „interviewfahig" en zoo belust
om mèdedeelingen te doen, dat zij nauwe
lijks het oogenblik konden afwachten, dat
hen wat werd gevraagd. Zelfs bleken de
eventueele woordvoerders reeds te zijn uit
gekozen, want maakte men, met hetzij
man of vrouw, een praatje dan kreeg men
al dadelijk ten antwoord dat „dieser
Herr", en werd een breed gebaar in
diens richting gemaakt volkomen van
alles op de hoogte was en bereid te ver
hellen.
Bij het schiften van al die mededeelin-
ren, die wat de snelheid aangaat, vlieten
den stroomen gelijk 's mans lippen ontvlo
den, kwam men dan al spoedig tot het be-
•ef, dat ontzaglijk veel onder beneficie
van inventaris moest worden aanvaard.
Het meest werd verhaald, en dit is dan ook
psychologisch wel het best te verklaren,
van de wijze, waarop men gered was. Ook
daarbij was intusschen veel waarheid
•n verdichting. Zoo moeten er bij die ge
legenheid sprongen zijn gemaakt, die onder
gewone omstandigheden onvermijdelijk tot
volkomen verplettering zouden hebben ge
leid. De geredde stoker dischte het verhaal
op, dat hij in een ter redding gekomen
boot was gesprongen vanaf het hoogste dek
van het stoomschipeen passagier had één
zijner kinderen van boven neer in een boot
geworpen, toch zag men het, wel armelijk
gekleed, maar toch zonder eenig let
sel, aan de hand van den vader. In één
woord, we kregen in hooge mate den in
druk, dat er speciaal ten behoeve van de
aanwezige persmenschen, misschien onwil
lekeurig, ontzettend werd gefantaseerd.
Soortgelijke ervaringen deed men op, als
men iets vroeg over de Oorzaak van den
brand. „Heb gij een ontploffing ge
hoord?" Was de voor de hand liggende
vraag of „op welke wijze is anders de brand
ontstaan?" Het eerlijkste antwoord leek
ons dat van een der geredden, dat men
het niet wist, aldus de verslaggever van het
Amsterdamsche orgaan. Het was immers
's morgens zes uur, zoodat de menschen nog
te kooi lagen en toen in hun slaap eens
klaps waren gestoord door het gemaakte
brandalarm. Aan dek gekomen zagen zij
het voorschip reeds fel branden, er was dus
op dat moment wel aan wat anders te den
ken dan aan de vermoedelijke oorzaak.
Men moest zoo mogelijk het veege lijf red-
ken om voor de snel om zich heengrijpende
vlammen te bergen.
Een tweede echter was onmiddellijk
met het antwoord gereed. „Natuurlijk een
exploisie" was het prompte bescheid. Vroeg
men dan of hij een min of meer hevi-
gen knal had gehoord, dan kon de man
in quaestie zich het niet goed meer herin
neren. Een derde wist dadelijk te vertel
len van in het voorruim geborgen carbid,
dat de brand zou hebben veroorzaakt. Niet
minder tegenstrijdig was het antwoord op
dc meer voor de hand liggende vraag, of
.men veel van het blusschingswerk had ge
zien, met name of de bluschmiddelen al
dan niet in orde waren geweest. „Er
deugde niets van", was het prompte
bescheid van den man, die het wist, terwijl
de tweede weer zachter in zijn oordeel was
en omgekeerd de vraag stelde wat de best
ingerichte bluschmiddelen tegen een derge
lijke'vuurzee zouden hebben vermogen te
doen. Daarna deden wij eenige vragen om
trent het te water laten van de redding
booten en de quaestie of inderdaad de be
manning, zich daarbij zou hebben misdra
gen. Ook hier stonden de verklaringen bijna
diametraal tegenover elkander. Volgens den
een had de bemanning niet gedeugd, vol
gens den ander had zij haar plicht gedaan.
Wij zouden toch zoo gaarne een positieve
verklaring hebben gehad. Het verhaal gaat
immers, dat althans twee booten van de
„Volturno" heb schip ongeschonden, heb
ben kunnen verlaten. Er is immers nog
naar deze broze vaartuigen door de groot
ste schepen van alle naties gezocht. Daar
tegenover werd nu opgemerkt, maar het
kwam van voor het interview aangewezen
passagiers, dat geen enkele boot het schip
heeft verlaten en dat alle booten, alvorens
nog de golven te hebben bereikt, reeds bij
net neerlaten langszijde van de „Voltur
no" waren verbrijzeld. Men ziet uit het
bovenstaande, dat wij niet onder den in
druk konden komen van dit geinterview in
massa. Grootcn indruk maakte het echter
op ons, toen door de goede zorgen van
de commissie van toezicht op de land
verhuizing, alle schipbreukelingen in één der
salons werden verzameld om na zorgvuldig
te zijn geteld, te worden meegenomen, naar
en ondergebracht in het Tehuis van „Mon-
tefior". Die verzameling ellende daar bij
een zal men zeker niet licht vergetenman
nen, vrouwen en kinderen in de kleeren,
die zjj inderhaast hadden kunnen grijpen en
waaraan dus nog al een en ander ontbrak,
meerendeels zeer onder den indruk van
alles, wat zij in de eerste plaats aan ma
terieel hadden verloren. Er waren vrou
wen met kinderen van anderen op haar
schoot, die in onwetendheid verkeerden
over het lot van eigen telgen. Wij zagen
een kindje van misschien nog geen twee
jaar, dat zijn eigen naam niet wist te zeg
gen, dat zijn ouders had verloren en lief
derijk door de anderen opgenomen was en
door het scheepspersoneel van de „Czar"
vertroeteld. Een vader was er met een klein
kind op zijn arm. Hij was met zijn vrouw
en twee kinderen op reis gegaan en is nog
in afwachting of zijn wederhelft met zijn
andere kind er ook het leven hebben af
gebracht dan wel, of zij hun graf in de
golven hebben gevonden. Hoevelen waren
er trouwens niet bij, die een familielid mis
ten, maar met Oostersche berusting dat ver
lies reeds terzijde hadden geschoven, meer
belang stellende in hetgeen verder hun lot
zou zijn, nu zij have en goed aan de golven
en het vuur zagen prijsgegeven. Een zeer
treffenden indruk maakt Ook bij het van
boord gaan dier velen de wijze, waarop zij
afscheid namen van het personeel van de
„Czar". Meer dan eenigerlei woord getuig
de dat voor de wijze, waarop zij aan boord
van dit stoomschip zijn behandeld. Inder
daad, die zeelieden van den hoogste tot
den laagste, maakten een zeer sympathieken
indruk door de warsheid, om zich meer
dan uiterst sober uit te laten over de rol,
die zij zeiven bij dit reddingswerk hebben
gespeeld.
Verhalen van geredden.
Ook een verslaggever van de „Tel." heeft
zich met de ongelukkige slachtoffers van de
„Volturno"-ramp onderhouden. Van veel
ellende heeft hij gehoord en in de verhalen
van eenvoudige menschen komt zoo duide
lijk uit welke vreeselijke uren de passagiers
en bemanning der „Volturno" hebben door
gebracht.
Zoo innig droef wa* 't hen te hooren ver
tellen in gebroken Duitsch het vreeselijke,
dat ze hadden meegemaakt in dien .ontzet-
tenden nacht van Donderdag op Vrijdag,
toen ze samengedrongen stonden op het
achterdek, vóór zich de steeds feller wor
dende vuurgloed, om hen heen den onme-
telijken Oceaan en wat misschien de vree-
selijkste beproeving was, in 't zicht van
schepen, die redding brengen wilden, doch
machteloos waren door de kracht der ele
menten.
We spraken Savica Kathowsky, schrijft
deze collega, een tanige vrouw, die ons wees
op haar veel te wijde blouse, op de paarse
shawl, om haar zwarte haren geslagen.
„Meine Kleider sind verbrennt, habe dies
bekommen", zei ze. Toen kwam een bleek,
verlegen kindje, in niet veel meer dan
lompen gekleed, aan moeders rok trekken
en als dóórvoelde ze plotseling weer al de
pasgeleden ellende, barstte de vrouw in
snikken uit en terwijl ze 't meisje tegen
zich aandrukte en op drie andere kinderen
wees, die geluidloos tegen den muur ge
hurkt zaten te spelen, zei ze ons, dat die
vier kinderen waren overgebleven van het
zevental, waarmede zij het Russisch dorpje
had verlaten, om den man en vader te vol
gen, die in Amerika voor zich en de zijnen 'n
bestaan had weten te vinden. Drie jongens
van 15, 12 en 9 jaar, waren voor haar oog
verdronken. En terwijl ze met heur rim
pelige hand de tranen uit de doffe oogen
veegde, wendde ze zich tot een land- en
lotgenoote naast haar en in heur eigen taal,
die we niet verstonden, heeft ze waarschijn
lijk nóg eens haar leed geklaagd
Ander slachtoffer, gelukkig gered, doch
door de ramp beroofd van 't weinige have
en goed als eenig bezit op haar reis naar de
nieuwe wereld, heeft ons haar wedervaren
verteld.
't Was een gehuwde vrouw, Maria Schnei
der, uit Temesvar in Hongarije, was met
haar drie kinderen, een jongetje van 8
maanden en twee knaapjes van respectie
velijk 6 en 7, op reis naar haar man, J. P.
Ernst Schneider, werkzaam te Toronto in
Canada.
Ze had er het leven afgebracht zij en haar
drie kinderen. Ze behoorde dus tot de ge
lukkigen, die er betrekkelijk goed waren
afgekomen.
Doch ieder voelt eigen leed het
zwaarst en wat de vrouw heeft doorge
maakt zal moeilijk kunnen worden weerge
geven.
Zij verbleef met haar kinderen en acht
vrouwen te zamen in een hut van het ach
terschip. Donderdagmorgen 9 October om
streeks halfzes stond zij op. 'n Kwartier la
ter kwam een scheepsbediende in de derde
klasse het ontbijt brengen en zouden de
vrouwen en kinderen het gaan nuttigen.
Nauwelijks waren daarvoor de toebereidse
len gemaakt, toen iemand der scheepsbe
manning de hut opent en roept: „Alles
naar het dek, er is brand uitgebroken
De vrouwen gilden, de kinderen schreiden,
doch de zeeman kalmeerde de vrouwen en
zei, dat waarschijnlijk het vuur wel zou
worden bedwongenhet naar het dek roe
pen der passagiers was slechts een voor
zorgsmaatregel.
Vrouw Schneider pakte haar jongste
kind, vluchtte zonder schoenen aan de voe
ten naar het dek enliet ook de beide knaap
jes haar onmiddellijk volgen. De andere
vrouwen uit de hut, sidderend van angst,
maakten eveneens dat zij boven kwamen.
Op de trappen kregen zij een indruk van
het gevaar, dat haar bedreigde.
Dikke rookwolken vulden de trapporta
len, de rook sloeg haar op borst en keel, 'de
vrouwen dachten niet anders of de verstik
kingsdood zou haar deel zijn.
Eindelijk, tastend en elkaar krampachtig
vasthoudend, kwamen de acht vrouwen en
de kinderen boven.
Vrouw Schneider had vijf dagen ziek in
kooi gelegen, de zwakte, de emoties van het
oogenblik deden haar op het dek neerzij
gen. De knaapjes drongen tegen moeder
aan, riepen smeekend„Ach, moesie. breng
ons toch bij pappie 1"
Die smeekbede harer lievelingen bracht
de ongelukkige vrouw tot bewustzijn terug
en toen zij om zich heen zag, ontwaardde zij
dikke rookwolken op het voorschip, die als
een gordijn den rossen gloed van den brand
verborgen.
De alarmschei luidde aanhoudend, maar
het gegil van vrouwen en kinderen over
stemden vaak den somberen metalenklank.
't Was koud, het regende, en toch schenen
de vlammen om zich heen te grijpen.
't Was verschrikkelijk, zei (ie vrouw en de
omstanders, vrouwelijke passagiers uit de
zelfde hut, bevestigden door weemoedig
hoofdknikken het treurige, in gebroken
Duitsch gegeven verhaal.
De bemanning heeft de eerste uren ge
tracht de passagiers te kalmeeren. Bibbe
rend van koude wilden de vrouwen naar, de
hut terug om kleeren en de schamele baga
ge te halen.
Dit werd streng" verboden. Zoodat de vrou
wen en de kinderen, nagenoeg ongekleed in
den killen regen op het dek uren op het
achterdek moesten vertoeven, met den dood
voor oogen.
Op het gezicht van de vlammen was on
middellijk een belangrijk aantal passagier*
overboord gesprongen.
De vrouwen, aan dek gekomen, hoorden van
uit de zoe het hulpgeroep der ongelukkigen
tot zich komeu
Het duuirde niet lang. De drenkelingen
dreven af. In de verte zagen zij nu en dan
feen attn hoven het water uitsteken als
laatste stuiptrekking van het wegstervend
leven.
Dit, alles te aanschouwen, zei de vrouw,
bn met den dood dooT verdrinken of door
verbranden voor oogen, 'k vergeet het heel
inijn levten niet. 'k Zag passagiers, waaron
der eenige vrouwen, toen het vuur langzaani
ïnaar zeker naar het achterdek voortkroop,
zich in de vlammen werpen. Zij waren waan
zinnig geworden van angst.
Hun lichamen vormden één oogenblik don
kere vlekken in de heldere vlammen.toen
was het gedaan.
^pegen elf uur Donderdagmorgen scheen het
vuur door de bemanning te zijn bedwongen,
de vlammen waren kleine lekkende tongen
geworden, de rookkolommen verdunden aan
merkelijk-
De hoop herleefde.
En bibberend reikten de dicht op elkaar
gedrongen menschen op het achterdek elkaar
de hand en steeg zelfs hior en daar een
door velen gestameld dankgebed op, waarbij
de bede werd gestameld om spoedige hulp.
Die bede scheen te worden verhoord.
Tegen twaalf uur weerklonk de mare:
schip in zicht.
Maar de zee stond hol, en van het naderen
van reddingsbooten, hoe reikhalzend ook ver
wacht, werd niets bespeurd. Toen werd ge
tracht eenige booten van de „Volturno" uit
te zetten. Zij werden pek ter stukgeslagen
tegen het schip en tientallen passagiers, die
in jle booten hun leven trachtten te redden,
kwamen jammerlijk in de baren pm. De
hoop op redding verflauwde.
't Werd middag, er kwamen moet stoomers
in zicht, doch geen enkele was door dei
onstuimige zee in staat, booten uit to zetten.
V/ij stonden juist op een punt, vertelde
Vrouw Schneider, waarop wij eenige groote
en enkele kleinere stoomers een halven cir
kel om de „Volturno" zagen vormen. Er
werden lijnen op ons schip afgeschoten, doch
de onstuimige oceaan deden die pogingen,
falen.
Tegen zessen in den avond werd een ont
ploffing gehoord, gevolgd door een romme
lend geluid als of het lieele schip uit de
voegen werd gerukt.
De zenuwachtigheid der passagiers nam'
toe; de equipage trachtte andermaal booten
ta vieren, doch het ging niet en op lasi
van den kapitein werden de touwen doorge
sneden. De vlammen laaiden weer krach
tig op.
We dachten op het achterschip, dat nu
ons laatste uur gekomen was. Hónderden
vielen op de knieën, riepen smeekend de
heiligen aan, cn een aantal vrouwen, het
bestervend van angst, hieven een godsdien
stig gezang aan. Dat was zooveel als een
mis, waarbij de ongelukkigen op liet achter
schip hun zielen in de hoede van den Aller
hoogste aanbevalen.
Het lijden was vreeselijk. Het werd nog
verhoogd door het gekorn der kinderen, die
zich tegen hun moeder3 aanvleiden, smeo-
kendeLaten we toch niet verdrinkenTer
wijl de godsdienstige liederen werden gezon
gen en het vuur de menschen op hot achter
schip meer en meer naderde, sprongen weer
ettelijke tientallen in de aanrollende golven,
den verdrinkingsdood verkiezende boven het
sterven in de vlammen. Omstreeks tien uur
Donderdagavond werd andermaal een vreese
lijke slag géhoord.
In de ruimen had weder een ontploffing
plaats, die het schip deed overhellen en
denken deed, dat nu het laatste oogenblik
gekomen was.
Den gansche'n lcouden, natten nacht bleven
honderden op het achterdek verzameld.
Vrouw Schneider mét haar drie kinderen,
evenals de overigen verkleumd van koude.
De menschen zeiden tot elkaar, dat ze hot
niet langer uithielden.
Er wanen er die elkaar opwekten tot den
ïnoed der wanhoop, om door een sprong in
zee, aan de ellende een einde te maken. Hior
en daar werd tot die daad besloten en ook
vrouw Schneider had zich bijna laten be
praten met haar kinderen hetzelfde te doe-n,
toen de twee knaapjes vleiden: „Och lieve
moesie, laten we niet in het water gaan,
anders zien we pappie niet meer!"
Die kinderbede is oorzaak, zei do arme
vrouw, dat ik hier nog levend voor u sta.
Die bede was ïnijn lievelinge door God in
den mond gelegd.
Vijf en twintig uren hebben we in koude,
in regen en wind op het achterdek doorge
bracht. Toen we Vrijdagmorgen 7 uur door
een boot van tie „Czar" werden gered, waren
we meer dood clan levend."
De redding.
De 4de officier Weidner en de telegrafist
van de „Czar" hebben voor de ,,N. R. Ct."
een rapport opgesteld van het gebeurde.
Daaraan ontleenen we het volgende
„De vrees voor den dood, die dc opva
renden aan den eenen kant door het vuur,
aan de andere zijde door de hoog opgol-
vende, bruisende zee bedreigde, had de
arme schipbreukelingen vrijwel verbijsterd.
De kapitein stond feitelijk alleen te midden
van de ie ongelukkigen, want het grootste
deel van zijn officieren en manschappen
was hem ontrukt door het vuur en de woe
dende baren. Het radelooze gegil van vrou
wen en kinderen klonk samen met het ge
huil van den storm en het gezwalp van de
hooge zeeën, ver weg door de lucht, waai
de dikke zwarte smook van het voorschip
walmde, terwijl het vuur reeds het hplve
schip had vernield. De brug was al afge
brand en uit de machinekamer stegen
zwarte rookkolommen op. De brand was
reeds zoover gevorderd, dat alleen nog
maar het achterdek voor de passagiers
open bleef, waar zij bevend van ontzetting
hun lot afwachtten.
„Maar ook op dit laatste toevluchtsoord
waren zij lang niet veilig. Onze kloeke zee
lui begrepen den ernstigen, kritieken toe
stand, waarin de „Volturno" verkeerde.
Een ieder spande zich in om zijn best te
doen en zij hebben een moed en een handig
heid bij hun werk getoond, waarop iedere
zeeman trotsch mag zijn. De taak was zoo
moeilijk en zoo afmattend, dat de boot na
iedere vaart met nieuwe manschappen be
zet moest worden om sneller te kunnen red
den.
„Toen de ochtendschemering daagde en
het steeds lichter werd, ging de redding
van de schipbreukelingen ook beter. Het
was den kapitein gelukt de passagiers
eenigszins gerust te stellen, en nu werdeil
de vrouwen en de kinderen in de booten
gelaten, wat tevoren door de genoemde
omstandigheden onmogelijk geweest was.
„Onze boot is vijfmaal heen en weer ge
gaan, waarbij er vier-en-twint'g vrouwen,
vier-cn-twintig kinderen, negen-en-veertig
mannen en vijf man van de equipage aan
boord van de „Czar" zijn gebracht. Tegen
acht uren waren alle opvarenden van de
„Volturno" overgenomen."
Meerdere geredden.
Omtrent de geredden valt nog mccJo te
deelen, dat bericht is ontvangen van de
redding van den 3den machinist A. Pinch,
die zich aan boord van de „Narragansett"
bevindt; de hoofdinaohinist Dewar, de twee
de, de vierde en de vijfde machinist, 'resp.
genaamd Malcolmson, Belfiekl en Steg-
meijer, rijn dan op de „Kroonland".
Aan boord van de „Seydlitz" wordt Ook
nog melding gemaakt vaai de aanwezigheid
van een machinist van de „Volturno" Schön-
stein genaamd; voorts zijn daar de kwar
tiermeester Schmidt, vijf hofmeesters, een
eerste klasse passagier genaamd Adolph
Baumga-rten, verder 7 vrouwen, 3 meisjes,
4 jongens, 16 andere passagiers en 16 leden
der bemanning.
Het schip „Minneapolis" is gistermiddag
te vier uur te Gravesend aangekomen met 30
pa-ssagiers van de „Volturno", allen afkom
stig uit Rusland en de Balkanstaten. De si
renen van al de aanwezige stoomschepen
werkten on de menigte juichte het schip
hartelijk toe.
Het stoomschip „Oosterdijk" van dc Hol
land-Amerikalijn", 2 October van Baltimore
naar Rotterdam vertrokken, passeerde op
Vrijdag 10 October des avonds t- 8 uur het
wrak van de „Volturno", op 48 gr. 20' N. Br.
en 3-1 gr. 33' W. L.
Vreesel ij keb ij zonde rh eden.
Verschillende bijzonderheden vinden we
nog over de ramp vermeld.
Zoo wordt verteld dat drie leden van de
bemanning in den „bak" waren opgesloten
en verbrand zijn. "De olieman Holl, een
neger, vertelde, dat een Fransche pas
sagier, die zijn bezitting van 45,000 fr. in
zijn zak had, over boord sprong en ver
dronk. Een der andere geredden vertelde
dat er een Nedcrlandsch officier aan boord
van de „Volturno" was met zijn vrouw,
op weg naar New-York. Juist toen 's mid
dags de „Carmania bijdraaide, sprong bij,
hand aan hand met zijn vrouw, over boord.
Zij hadden kurken vesten aan, maar bei
den verdwenen aanstonds in de golven.
De „Toui-aine" te II A v r e.
Ln zijn rapport aan den agent van de
Compagnie Transatlantique tc Havre geefb
kapitein Caussin van de „Touraine" ceu
zeer uitvoerige en technische uiteenzetting
van den brand op de „Volturno" cn heb
reddingswerk
Den geheelcn dag zoo zegt hij wer
den wij op de hoogte gehouden'door draad-
looze telegrammen, gewisseld tusschcu de
„Carmania", „Seydlitz" cn dc „Volturno".
Wij vingen de seinen van de „Carmania"
en de „Seydlitz" wel op, doch konden de
antwoorden van de „Volturno" niet ver
staan, daar haar toestellen blijkbaar op
accumulatoren werkten.
Om halfnegen 's ochtends vernamen wij,
dat de „Volturno" in brand stond do
„Carmania" vroeg of de brand zich uit
breidde. De „Carmania" deelde mede dat
zij hoopte het brandende schip om halfeen
's middags te bereiken. Om 10 uren scindo
de „Volturno" dat zij twee booten met pas
sagiers had gestreken. Zij waren weldra uib
het gezicht verdwenen, vier andere bootee
waren aan stukken geslagen.
De zee stond toen op do plaats waar de
„Touraine" zich bevond, zeer bol.
Ora halltwaalf kwam de „Carmania" in
het gezicht van de „Volturno", dio zij om
halfeen deed weten, dat de zee tc woelig
was om booten te strijken, wanneer men op
de „Volturno" er niet in kon slagen heb
vuur te dooven zou de „Carmania" dicht
bij het brandende schip komen om te trach
ten met kabels verbinding te krijgen en als
daar tijd voor was de twee vermiste booten
gaan zoeken.
De „Volturno" antwoordde met dcu
wensch om de twee booten op te zoeken,
maar zich niet al te ver te verwijderen,
omdat men elk oogenblik hulp dringend
noodig kon hebben.
Om 3 uren 15 riep de „Volturno" de
„Carmania" met een dringend sein terug,
omdat do brand hand over hand toenam.
Zij verzocht dadelijk met alle middelen do
redding te beginnen. Het werd tijd, het
schip te verlaten.
De „Seydlitz" en dc „Grosser Kurfürst"
kwamen middelerwijl ook aan, maar konden
evenmin booten uitzetten. De zee ging te
hol. De „Seydlitz" beproefde het wel, maar,
moest de pogingen opgeven Do „Carma
nia" liet nu een boot in zee zonder iemand
er in en beproefde dezo naar de „Volturno"
te laten drijven, maar dat lukte niet.
„De Seydlitz" en de „Kurfurst" gooien
daarna boeien aan kabels uit, doch, ook deze
bereiken de „Volturno"- niet. De „Kroon
land," middelerwijl verschenen, probeert
het met dezelfde middelen, doch alles te
vergeefs.
Om 8 uur seint de „Volturno" „helptj
ons om Godswil, het vuur breidt zich uit".
Wij vernemen kort daarop dat het toestel
voor draadlooze telegrafie op de „Voltur
no" niet meer werkt
Ora halfnegen deelt de „Carraania" aan
alle schepen binnen het bereik van zijn toe
stel, de juiste ligging van de „Volturno
mee. De „Carmania" gelooft niet dat het
brandende schip het tot den volgenden
ochtend zal uithouden.
Van 7 uur 's avonds af begint de wind
wat te bedaren, de zee wordt geleidelijk
kalmer.
Om 9 uur krijgen wij de brandende „Vol
turno", een vuurzee geiijk, met de haar
omringende schepen in het gezicht.
Het rapport beschrijft dan de moeilijkhe
den bij het strijkeu der boot in de hooggaan
de golven. De matrozen bewisten elkaar de
eer om in de booten plaats te nemen. De
eerste boot komt 's nachts om halftwee te
rug met vijf geredde passagiers, die met
groote moeite zijn binnengehaald en uitge
put zijn van vermoeienis.
De boot vertrekt dadelijk weer en daatf
de zee wat minder hoog gaat, kan men ook
de groote reddingsboot strijken. Deze slaagt
er echter voorloopig niet in iemand té
redden.
De eerste boot komt om halfvier 's mor
gens met zeven geredde passagiers terug
en de tweede boot daarna met verscheidene
schipbreukelingen, die door middel van
boeien van de „Volturno" zijn neegelaten.,
Twee passagiers van de „Volturno" wareiï
gedood terwijl zij zich van boven af in dei
beoben wierpen, die zwaar beladen bijna
op den terugtocht waren vergaan. Nogmaals
gingen de twee booten om hulp te bieden»