No. 15456, LEIDSGH DAdBLAB, Woensdag* 15 October. Berd© Blad. Anno 1913. De ramp van de „Volturno". Thans, nu sommige booten, die aan het reddingswerk van de „Volturno" hebben deelgenomen, zijn aangekomen, komen de bijzonderheden over het gebeurde daar midden in den Atlantischen Oceaan los. Tot nu toe heeft men zich tevreden moe ten stellen met de door middel van draad- looze telegrafie ontvangen mededeelingen. 'Uitvoeriger zijn thans de verhalen, die do geredden en zij, die aan het reddingswerk deelnamen, doen. aan de journalisten, die te Rotterdam vertoeven, of zich ophouden in andere havensteden, waar booten arrivee- ren. De ,,C z a r" te Rotterdam. Over het binnenkomen van de „Czar" schrijft de „N. R. Ct.", waarvan een lid der redactie in een politieboot het ver wachte stoomschip tegemoet voer „De schemering viel snel over de rivier, toen onze vlugge boot, uit de Parkhaven komende, in de koele October-avondlucht het wijde water van den machtigen stroom ging klieven. Een zacht grijs-rood kleurde hemel en water in één zachten toon en aan de oevers begonnen de lichten te fonkelen. Het duurde niet lang of in de verte, even voorbij Schiedam, zag men in de avond schemering een hoogen scheepsromp nade ren, juist gingen er aan boord lichten op. Het was de „Czar". De politie-boot nader de het groote schip snel, dat vrij langzaam de rivier opatc-omde. Wij draaide achter liet schip langs en voeren toen, vlak er naast, een tijdlang met het Russische op, stadwaarts. Aan boord van do „Czar" was alles stil. De dekken schenen vol mensehen, ■mannetje aan mannetje hing het over de verschansing; kindergezichten keken uit luiken. Maar van dit schip klonk nauwelijks eenig geluid, er gingals een beklemming van gedruktheid van uit. Al die menschen aan boord zwegen. En zoo, zwijgend, gle den wij naast het schip, dat ho g uit het water opree9, in den vallenden avond langs de al sterker lichtende oevers de tromfante- lijko glorie van de duizend lichten fonke lende stad tegemoet." Een verslaggever van het „Hbld." meldt omtrent de aankomst het volgende. De belangstelling. Wel zelden is een stoomschip van de zijde der binnen- cn buitenlandsclie pers met zooveel belangstelling ingehaald als dit stoomschip, dat hedenavond op de reis van New-York naar Rotterdam de haven be reikte, zij het dan een twaalftal uren te laat, tengevolge van de bekende noodlot tige gebeurtenissen, waarbij het stoomschip zulk eèn werkzaam aandeel heeft genomen, zoo werkzaam, dat men wel verwacht zou hebben, dat met den bekenden zeemans- groet het stoomschip bij het opvaren van do rivier eerbiedig zou zijn gesalueerd als een bescheiden hulde van collega tot col lega. "Intusschen het gebeurde niet, mis schien wel uit de overweging, dat de zee man immers telken dage geroepen kan worden het leven voor zijn medemenschen te wagen en dat doet, ook zonder dat hij daarvoor uiterlijk huldebetoon verwacht, eenvoudig omdat het zoo hoort. Wel was er veel belangstelling van de zijde van het publiek, dat zich aan de zijde der Rijnha ven verdrong om het schip te zien opstoo- men en zwaaien en zooals gezegd ook van den kant der pers, die haar verslaggevers paarsgewijs had uitgezonden, in de hoop nog meer bijzonderheden van de lugubere ramp der „Volturno" te vernemen. Mede was aanwezig de lieer Tinsley, de vertegen woordiger der „Uranium Steamship Co.", een deputatie uit de commissie van toezicht op de landverhuizing, de inspecteur van do scheepvaart de heer G. H. Bouman en an deren, wier aanwezigheid van noode bleek te wezen. Het was een imposant gezicht den fraai verlichten passagiersstoomer langszijde van de loods te zien komen. Op haar dekken verdrongen zich de passagiers, waaruit reeds gemakkelijk de schipbreukelingen der „Volturno" konden worden onder kend. Had de aankomst bij daglicht plaats gehad, vermoedelijk zou men een nog die peren indruk hebben gekregen van den vrij deerniswaardigen toestand, waarin de schipbreukelingen, die alles verloren, zich bevinden. Nu vervaagde vrijwel alles in de snel vallende duisternis. Op do „O zar". Dank zij de door de firma Ruys en Co. getroffen maatregelen, werd onmiddellijk aan de talrijke vertegenwoordigers der pers toegang tot het stoomschip verleend, waarvan dan ook een gretig gebruik werd gemaakt. Nauwelijks kon men het tijdstip verbeiden, waarop de trap was uitgelegd on het interviewen en vragen kon begin nen. Dit ging betrekkelijk heel wat gemak kelijker den oorspronkelijk wel kon wor den vermoed. Zoowel van de geredde be manning, als van de passagiers bleken velen reeds „interviewfahig" en zoo belust om mèdedeelingen te doen, dat zij nauwe lijks het oogenblik konden afwachten, dat hen wat werd gevraagd. Zelfs bleken de eventueele woordvoerders reeds te zijn uit gekozen, want maakte men, met hetzij man of vrouw, een praatje dan kreeg men al dadelijk ten antwoord dat „dieser Herr", en werd een breed gebaar in diens richting gemaakt volkomen van alles op de hoogte was en bereid te ver hellen. Bij het schiften van al die mededeelin- ren, die wat de snelheid aangaat, vlieten den stroomen gelijk 's mans lippen ontvlo den, kwam men dan al spoedig tot het be- •ef, dat ontzaglijk veel onder beneficie van inventaris moest worden aanvaard. Het meest werd verhaald, en dit is dan ook psychologisch wel het best te verklaren, van de wijze, waarop men gered was. Ook daarbij was intusschen veel waarheid •n verdichting. Zoo moeten er bij die ge legenheid sprongen zijn gemaakt, die onder gewone omstandigheden onvermijdelijk tot volkomen verplettering zouden hebben ge leid. De geredde stoker dischte het verhaal op, dat hij in een ter redding gekomen boot was gesprongen vanaf het hoogste dek van het stoomschipeen passagier had één zijner kinderen van boven neer in een boot geworpen, toch zag men het, wel armelijk gekleed, maar toch zonder eenig let sel, aan de hand van den vader. In één woord, we kregen in hooge mate den in druk, dat er speciaal ten behoeve van de aanwezige persmenschen, misschien onwil lekeurig, ontzettend werd gefantaseerd. Soortgelijke ervaringen deed men op, als men iets vroeg over de Oorzaak van den brand. „Heb gij een ontploffing ge hoord?" Was de voor de hand liggende vraag of „op welke wijze is anders de brand ontstaan?" Het eerlijkste antwoord leek ons dat van een der geredden, dat men het niet wist, aldus de verslaggever van het Amsterdamsche orgaan. Het was immers 's morgens zes uur, zoodat de menschen nog te kooi lagen en toen in hun slaap eens klaps waren gestoord door het gemaakte brandalarm. Aan dek gekomen zagen zij het voorschip reeds fel branden, er was dus op dat moment wel aan wat anders te den ken dan aan de vermoedelijke oorzaak. Men moest zoo mogelijk het veege lijf red- ken om voor de snel om zich heengrijpende vlammen te bergen. Een tweede echter was onmiddellijk met het antwoord gereed. „Natuurlijk een exploisie" was het prompte bescheid. Vroeg men dan of hij een min of meer hevi- gen knal had gehoord, dan kon de man in quaestie zich het niet goed meer herin neren. Een derde wist dadelijk te vertel len van in het voorruim geborgen carbid, dat de brand zou hebben veroorzaakt. Niet minder tegenstrijdig was het antwoord op dc meer voor de hand liggende vraag, of .men veel van het blusschingswerk had ge zien, met name of de bluschmiddelen al dan niet in orde waren geweest. „Er deugde niets van", was het prompte bescheid van den man, die het wist, terwijl de tweede weer zachter in zijn oordeel was en omgekeerd de vraag stelde wat de best ingerichte bluschmiddelen tegen een derge lijke'vuurzee zouden hebben vermogen te doen. Daarna deden wij eenige vragen om trent het te water laten van de redding booten en de quaestie of inderdaad de be manning, zich daarbij zou hebben misdra gen. Ook hier stonden de verklaringen bijna diametraal tegenover elkander. Volgens den een had de bemanning niet gedeugd, vol gens den ander had zij haar plicht gedaan. Wij zouden toch zoo gaarne een positieve verklaring hebben gehad. Het verhaal gaat immers, dat althans twee booten van de „Volturno" heb schip ongeschonden, heb ben kunnen verlaten. Er is immers nog naar deze broze vaartuigen door de groot ste schepen van alle naties gezocht. Daar tegenover werd nu opgemerkt, maar het kwam van voor het interview aangewezen passagiers, dat geen enkele boot het schip heeft verlaten en dat alle booten, alvorens nog de golven te hebben bereikt, reeds bij net neerlaten langszijde van de „Voltur no" waren verbrijzeld. Men ziet uit het bovenstaande, dat wij niet onder den in druk konden komen van dit geinterview in massa. Grootcn indruk maakte het echter op ons, toen door de goede zorgen van de commissie van toezicht op de land verhuizing, alle schipbreukelingen in één der salons werden verzameld om na zorgvuldig te zijn geteld, te worden meegenomen, naar en ondergebracht in het Tehuis van „Mon- tefior". Die verzameling ellende daar bij een zal men zeker niet licht vergetenman nen, vrouwen en kinderen in de kleeren, die zjj inderhaast hadden kunnen grijpen en waaraan dus nog al een en ander ontbrak, meerendeels zeer onder den indruk van alles, wat zij in de eerste plaats aan ma terieel hadden verloren. Er waren vrou wen met kinderen van anderen op haar schoot, die in onwetendheid verkeerden over het lot van eigen telgen. Wij zagen een kindje van misschien nog geen twee jaar, dat zijn eigen naam niet wist te zeg gen, dat zijn ouders had verloren en lief derijk door de anderen opgenomen was en door het scheepspersoneel van de „Czar" vertroeteld. Een vader was er met een klein kind op zijn arm. Hij was met zijn vrouw en twee kinderen op reis gegaan en is nog in afwachting of zijn wederhelft met zijn andere kind er ook het leven hebben af gebracht dan wel, of zij hun graf in de golven hebben gevonden. Hoevelen waren er trouwens niet bij, die een familielid mis ten, maar met Oostersche berusting dat ver lies reeds terzijde hadden geschoven, meer belang stellende in hetgeen verder hun lot zou zijn, nu zij have en goed aan de golven en het vuur zagen prijsgegeven. Een zeer treffenden indruk maakt Ook bij het van boord gaan dier velen de wijze, waarop zij afscheid namen van het personeel van de „Czar". Meer dan eenigerlei woord getuig de dat voor de wijze, waarop zij aan boord van dit stoomschip zijn behandeld. Inder daad, die zeelieden van den hoogste tot den laagste, maakten een zeer sympathieken indruk door de warsheid, om zich meer dan uiterst sober uit te laten over de rol, die zij zeiven bij dit reddingswerk hebben gespeeld. Verhalen van geredden. Ook een verslaggever van de „Tel." heeft zich met de ongelukkige slachtoffers van de „Volturno"-ramp onderhouden. Van veel ellende heeft hij gehoord en in de verhalen van eenvoudige menschen komt zoo duide lijk uit welke vreeselijke uren de passagiers en bemanning der „Volturno" hebben door gebracht. Zoo innig droef wa* 't hen te hooren ver tellen in gebroken Duitsch het vreeselijke, dat ze hadden meegemaakt in dien .ontzet- tenden nacht van Donderdag op Vrijdag, toen ze samengedrongen stonden op het achterdek, vóór zich de steeds feller wor dende vuurgloed, om hen heen den onme- telijken Oceaan en wat misschien de vree- selijkste beproeving was, in 't zicht van schepen, die redding brengen wilden, doch machteloos waren door de kracht der ele menten. We spraken Savica Kathowsky, schrijft deze collega, een tanige vrouw, die ons wees op haar veel te wijde blouse, op de paarse shawl, om haar zwarte haren geslagen. „Meine Kleider sind verbrennt, habe dies bekommen", zei ze. Toen kwam een bleek, verlegen kindje, in niet veel meer dan lompen gekleed, aan moeders rok trekken en als dóórvoelde ze plotseling weer al de pasgeleden ellende, barstte de vrouw in snikken uit en terwijl ze 't meisje tegen zich aandrukte en op drie andere kinderen wees, die geluidloos tegen den muur ge hurkt zaten te spelen, zei ze ons, dat die vier kinderen waren overgebleven van het zevental, waarmede zij het Russisch dorpje had verlaten, om den man en vader te vol gen, die in Amerika voor zich en de zijnen 'n bestaan had weten te vinden. Drie jongens van 15, 12 en 9 jaar, waren voor haar oog verdronken. En terwijl ze met heur rim pelige hand de tranen uit de doffe oogen veegde, wendde ze zich tot een land- en lotgenoote naast haar en in heur eigen taal, die we niet verstonden, heeft ze waarschijn lijk nóg eens haar leed geklaagd Ander slachtoffer, gelukkig gered, doch door de ramp beroofd van 't weinige have en goed als eenig bezit op haar reis naar de nieuwe wereld, heeft ons haar wedervaren verteld. 't Was een gehuwde vrouw, Maria Schnei der, uit Temesvar in Hongarije, was met haar drie kinderen, een jongetje van 8 maanden en twee knaapjes van respectie velijk 6 en 7, op reis naar haar man, J. P. Ernst Schneider, werkzaam te Toronto in Canada. Ze had er het leven afgebracht zij en haar drie kinderen. Ze behoorde dus tot de ge lukkigen, die er betrekkelijk goed waren afgekomen. Doch ieder voelt eigen leed het zwaarst en wat de vrouw heeft doorge maakt zal moeilijk kunnen worden weerge geven. Zij verbleef met haar kinderen en acht vrouwen te zamen in een hut van het ach terschip. Donderdagmorgen 9 October om streeks halfzes stond zij op. 'n Kwartier la ter kwam een scheepsbediende in de derde klasse het ontbijt brengen en zouden de vrouwen en kinderen het gaan nuttigen. Nauwelijks waren daarvoor de toebereidse len gemaakt, toen iemand der scheepsbe manning de hut opent en roept: „Alles naar het dek, er is brand uitgebroken De vrouwen gilden, de kinderen schreiden, doch de zeeman kalmeerde de vrouwen en zei, dat waarschijnlijk het vuur wel zou worden bedwongenhet naar het dek roe pen der passagiers was slechts een voor zorgsmaatregel. Vrouw Schneider pakte haar jongste kind, vluchtte zonder schoenen aan de voe ten naar het dek enliet ook de beide knaap jes haar onmiddellijk volgen. De andere vrouwen uit de hut, sidderend van angst, maakten eveneens dat zij boven kwamen. Op de trappen kregen zij een indruk van het gevaar, dat haar bedreigde. Dikke rookwolken vulden de trapporta len, de rook sloeg haar op borst en keel, 'de vrouwen dachten niet anders of de verstik kingsdood zou haar deel zijn. Eindelijk, tastend en elkaar krampachtig vasthoudend, kwamen de acht vrouwen en de kinderen boven. Vrouw Schneider had vijf dagen ziek in kooi gelegen, de zwakte, de emoties van het oogenblik deden haar op het dek neerzij gen. De knaapjes drongen tegen moeder aan, riepen smeekend„Ach, moesie. breng ons toch bij pappie 1" Die smeekbede harer lievelingen bracht de ongelukkige vrouw tot bewustzijn terug en toen zij om zich heen zag, ontwaardde zij dikke rookwolken op het voorschip, die als een gordijn den rossen gloed van den brand verborgen. De alarmschei luidde aanhoudend, maar het gegil van vrouwen en kinderen over stemden vaak den somberen metalenklank. 't Was koud, het regende, en toch schenen de vlammen om zich heen te grijpen. 't Was verschrikkelijk, zei (ie vrouw en de omstanders, vrouwelijke passagiers uit de zelfde hut, bevestigden door weemoedig hoofdknikken het treurige, in gebroken Duitsch gegeven verhaal. De bemanning heeft de eerste uren ge tracht de passagiers te kalmeeren. Bibbe rend van koude wilden de vrouwen naar, de hut terug om kleeren en de schamele baga ge te halen. Dit werd streng" verboden. Zoodat de vrou wen en de kinderen, nagenoeg ongekleed in den killen regen op het dek uren op het achterdek moesten vertoeven, met den dood voor oogen. Op het gezicht van de vlammen was on middellijk een belangrijk aantal passagier* overboord gesprongen. De vrouwen, aan dek gekomen, hoorden van uit de zoe het hulpgeroep der ongelukkigen tot zich komeu Het duuirde niet lang. De drenkelingen dreven af. In de verte zagen zij nu en dan feen attn hoven het water uitsteken als laatste stuiptrekking van het wegstervend leven. Dit, alles te aanschouwen, zei de vrouw, bn met den dood dooT verdrinken of door verbranden voor oogen, 'k vergeet het heel inijn levten niet. 'k Zag passagiers, waaron der eenige vrouwen, toen het vuur langzaani ïnaar zeker naar het achterdek voortkroop, zich in de vlammen werpen. Zij waren waan zinnig geworden van angst. Hun lichamen vormden één oogenblik don kere vlekken in de heldere vlammen.toen was het gedaan. ^pegen elf uur Donderdagmorgen scheen het vuur door de bemanning te zijn bedwongen, de vlammen waren kleine lekkende tongen geworden, de rookkolommen verdunden aan merkelijk- De hoop herleefde. En bibberend reikten de dicht op elkaar gedrongen menschen op het achterdek elkaar de hand en steeg zelfs hior en daar een door velen gestameld dankgebed op, waarbij de bede werd gestameld om spoedige hulp. Die bede scheen te worden verhoord. Tegen twaalf uur weerklonk de mare: schip in zicht. Maar de zee stond hol, en van het naderen van reddingsbooten, hoe reikhalzend ook ver wacht, werd niets bespeurd. Toen werd ge tracht eenige booten van de „Volturno" uit te zetten. Zij werden pek ter stukgeslagen tegen het schip en tientallen passagiers, die in jle booten hun leven trachtten te redden, kwamen jammerlijk in de baren pm. De hoop op redding verflauwde. 't Werd middag, er kwamen moet stoomers in zicht, doch geen enkele was door dei onstuimige zee in staat, booten uit to zetten. V/ij stonden juist op een punt, vertelde Vrouw Schneider, waarop wij eenige groote en enkele kleinere stoomers een halven cir kel om de „Volturno" zagen vormen. Er werden lijnen op ons schip afgeschoten, doch de onstuimige oceaan deden die pogingen, falen. Tegen zessen in den avond werd een ont ploffing gehoord, gevolgd door een romme lend geluid als of het lieele schip uit de voegen werd gerukt. De zenuwachtigheid der passagiers nam' toe; de equipage trachtte andermaal booten ta vieren, doch het ging niet en op lasi van den kapitein werden de touwen doorge sneden. De vlammen laaiden weer krach tig op. We dachten op het achterschip, dat nu ons laatste uur gekomen was. Hónderden vielen op de knieën, riepen smeekend de heiligen aan, cn een aantal vrouwen, het bestervend van angst, hieven een godsdien stig gezang aan. Dat was zooveel als een mis, waarbij de ongelukkigen op liet achter schip hun zielen in de hoede van den Aller hoogste aanbevalen. Het lijden was vreeselijk. Het werd nog verhoogd door het gekorn der kinderen, die zich tegen hun moeder3 aanvleiden, smeo- kendeLaten we toch niet verdrinkenTer wijl de godsdienstige liederen werden gezon gen en het vuur de menschen op hot achter schip meer en meer naderde, sprongen weer ettelijke tientallen in de aanrollende golven, den verdrinkingsdood verkiezende boven het sterven in de vlammen. Omstreeks tien uur Donderdagavond werd andermaal een vreese lijke slag géhoord. In de ruimen had weder een ontploffing plaats, die het schip deed overhellen en denken deed, dat nu het laatste oogenblik gekomen was. Den gansche'n lcouden, natten nacht bleven honderden op het achterdek verzameld. Vrouw Schneider mét haar drie kinderen, evenals de overigen verkleumd van koude. De menschen zeiden tot elkaar, dat ze hot niet langer uithielden. Er wanen er die elkaar opwekten tot den ïnoed der wanhoop, om door een sprong in zee, aan de ellende een einde te maken. Hior en daar werd tot die daad besloten en ook vrouw Schneider had zich bijna laten be praten met haar kinderen hetzelfde te doe-n, toen de twee knaapjes vleiden: „Och lieve moesie, laten we niet in het water gaan, anders zien we pappie niet meer!" Die kinderbede is oorzaak, zei do arme vrouw, dat ik hier nog levend voor u sta. Die bede was ïnijn lievelinge door God in den mond gelegd. Vijf en twintig uren hebben we in koude, in regen en wind op het achterdek doorge bracht. Toen we Vrijdagmorgen 7 uur door een boot van tie „Czar" werden gered, waren we meer dood clan levend." De redding. De 4de officier Weidner en de telegrafist van de „Czar" hebben voor de ,,N. R. Ct." een rapport opgesteld van het gebeurde. Daaraan ontleenen we het volgende „De vrees voor den dood, die dc opva renden aan den eenen kant door het vuur, aan de andere zijde door de hoog opgol- vende, bruisende zee bedreigde, had de arme schipbreukelingen vrijwel verbijsterd. De kapitein stond feitelijk alleen te midden van de ie ongelukkigen, want het grootste deel van zijn officieren en manschappen was hem ontrukt door het vuur en de woe dende baren. Het radelooze gegil van vrou wen en kinderen klonk samen met het ge huil van den storm en het gezwalp van de hooge zeeën, ver weg door de lucht, waai de dikke zwarte smook van het voorschip walmde, terwijl het vuur reeds het hplve schip had vernield. De brug was al afge brand en uit de machinekamer stegen zwarte rookkolommen op. De brand was reeds zoover gevorderd, dat alleen nog maar het achterdek voor de passagiers open bleef, waar zij bevend van ontzetting hun lot afwachtten. „Maar ook op dit laatste toevluchtsoord waren zij lang niet veilig. Onze kloeke zee lui begrepen den ernstigen, kritieken toe stand, waarin de „Volturno" verkeerde. Een ieder spande zich in om zijn best te doen en zij hebben een moed en een handig heid bij hun werk getoond, waarop iedere zeeman trotsch mag zijn. De taak was zoo moeilijk en zoo afmattend, dat de boot na iedere vaart met nieuwe manschappen be zet moest worden om sneller te kunnen red den. „Toen de ochtendschemering daagde en het steeds lichter werd, ging de redding van de schipbreukelingen ook beter. Het was den kapitein gelukt de passagiers eenigszins gerust te stellen, en nu werdeil de vrouwen en de kinderen in de booten gelaten, wat tevoren door de genoemde omstandigheden onmogelijk geweest was. „Onze boot is vijfmaal heen en weer ge gaan, waarbij er vier-en-twint'g vrouwen, vier-cn-twintig kinderen, negen-en-veertig mannen en vijf man van de equipage aan boord van de „Czar" zijn gebracht. Tegen acht uren waren alle opvarenden van de „Volturno" overgenomen." Meerdere geredden. Omtrent de geredden valt nog mccJo te deelen, dat bericht is ontvangen van de redding van den 3den machinist A. Pinch, die zich aan boord van de „Narragansett" bevindt; de hoofdinaohinist Dewar, de twee de, de vierde en de vijfde machinist, 'resp. genaamd Malcolmson, Belfiekl en Steg- meijer, rijn dan op de „Kroonland". Aan boord van de „Seydlitz" wordt Ook nog melding gemaakt vaai de aanwezigheid van een machinist van de „Volturno" Schön- stein genaamd; voorts zijn daar de kwar tiermeester Schmidt, vijf hofmeesters, een eerste klasse passagier genaamd Adolph Baumga-rten, verder 7 vrouwen, 3 meisjes, 4 jongens, 16 andere passagiers en 16 leden der bemanning. Het schip „Minneapolis" is gistermiddag te vier uur te Gravesend aangekomen met 30 pa-ssagiers van de „Volturno", allen afkom stig uit Rusland en de Balkanstaten. De si renen van al de aanwezige stoomschepen werkten on de menigte juichte het schip hartelijk toe. Het stoomschip „Oosterdijk" van dc Hol land-Amerikalijn", 2 October van Baltimore naar Rotterdam vertrokken, passeerde op Vrijdag 10 October des avonds t- 8 uur het wrak van de „Volturno", op 48 gr. 20' N. Br. en 3-1 gr. 33' W. L. Vreesel ij keb ij zonde rh eden. Verschillende bijzonderheden vinden we nog over de ramp vermeld. Zoo wordt verteld dat drie leden van de bemanning in den „bak" waren opgesloten en verbrand zijn. "De olieman Holl, een neger, vertelde, dat een Fransche pas sagier, die zijn bezitting van 45,000 fr. in zijn zak had, over boord sprong en ver dronk. Een der andere geredden vertelde dat er een Nedcrlandsch officier aan boord van de „Volturno" was met zijn vrouw, op weg naar New-York. Juist toen 's mid dags de „Carmania bijdraaide, sprong bij, hand aan hand met zijn vrouw, over boord. Zij hadden kurken vesten aan, maar bei den verdwenen aanstonds in de golven. De „Toui-aine" te II A v r e. Ln zijn rapport aan den agent van de Compagnie Transatlantique tc Havre geefb kapitein Caussin van de „Touraine" ceu zeer uitvoerige en technische uiteenzetting van den brand op de „Volturno" cn heb reddingswerk Den geheelcn dag zoo zegt hij wer den wij op de hoogte gehouden'door draad- looze telegrammen, gewisseld tusschcu de „Carmania", „Seydlitz" cn dc „Volturno". Wij vingen de seinen van de „Carmania" en de „Seydlitz" wel op, doch konden de antwoorden van de „Volturno" niet ver staan, daar haar toestellen blijkbaar op accumulatoren werkten. Om halfnegen 's ochtends vernamen wij, dat de „Volturno" in brand stond do „Carmania" vroeg of de brand zich uit breidde. De „Carmania" deelde mede dat zij hoopte het brandende schip om halfeen 's middags te bereiken. Om 10 uren scindo de „Volturno" dat zij twee booten met pas sagiers had gestreken. Zij waren weldra uib het gezicht verdwenen, vier andere bootee waren aan stukken geslagen. De zee stond toen op do plaats waar de „Touraine" zich bevond, zeer bol. Ora halltwaalf kwam de „Carmania" in het gezicht van de „Volturno", dio zij om halfeen deed weten, dat de zee tc woelig was om booten te strijken, wanneer men op de „Volturno" er niet in kon slagen heb vuur te dooven zou de „Carmania" dicht bij het brandende schip komen om te trach ten met kabels verbinding te krijgen en als daar tijd voor was de twee vermiste booten gaan zoeken. De „Volturno" antwoordde met dcu wensch om de twee booten op te zoeken, maar zich niet al te ver te verwijderen, omdat men elk oogenblik hulp dringend noodig kon hebben. Om 3 uren 15 riep de „Volturno" de „Carmania" met een dringend sein terug, omdat do brand hand over hand toenam. Zij verzocht dadelijk met alle middelen do redding te beginnen. Het werd tijd, het schip te verlaten. De „Seydlitz" en dc „Grosser Kurfürst" kwamen middelerwijl ook aan, maar konden evenmin booten uitzetten. De zee ging te hol. De „Seydlitz" beproefde het wel, maar, moest de pogingen opgeven Do „Carma nia" liet nu een boot in zee zonder iemand er in en beproefde dezo naar de „Volturno" te laten drijven, maar dat lukte niet. „De Seydlitz" en de „Kurfurst" gooien daarna boeien aan kabels uit, doch, ook deze bereiken de „Volturno"- niet. De „Kroon land," middelerwijl verschenen, probeert het met dezelfde middelen, doch alles te vergeefs. Om 8 uur seint de „Volturno" „helptj ons om Godswil, het vuur breidt zich uit". Wij vernemen kort daarop dat het toestel voor draadlooze telegrafie op de „Voltur no" niet meer werkt Ora halfnegen deelt de „Carraania" aan alle schepen binnen het bereik van zijn toe stel, de juiste ligging van de „Volturno mee. De „Carmania" gelooft niet dat het brandende schip het tot den volgenden ochtend zal uithouden. Van 7 uur 's avonds af begint de wind wat te bedaren, de zee wordt geleidelijk kalmer. Om 9 uur krijgen wij de brandende „Vol turno", een vuurzee geiijk, met de haar omringende schepen in het gezicht. Het rapport beschrijft dan de moeilijkhe den bij het strijkeu der boot in de hooggaan de golven. De matrozen bewisten elkaar de eer om in de booten plaats te nemen. De eerste boot komt 's nachts om halftwee te rug met vijf geredde passagiers, die met groote moeite zijn binnengehaald en uitge put zijn van vermoeienis. De boot vertrekt dadelijk weer en daatf de zee wat minder hoog gaat, kan men ook de groote reddingsboot strijken. Deze slaagt er echter voorloopig niet in iemand té redden. De eerste boot komt om halfvier 's mor gens met zeven geredde passagiers terug en de tweede boot daarna met verscheidene schipbreukelingen, die door middel van boeien van de „Volturno" zijn neegelaten., Twee passagiers van de „Volturno" wareiï gedood terwijl zij zich van boven af in dei beoben wierpen, die zwaar beladen bijna op den terugtocht waren vergaan. Nogmaals gingen de twee booten om hulp te bieden»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 9