v<
T 1
OOR Dl
JEUGI
D
JS-IDSCH
DAGBLAD
Ho. 1©4&6.
Woensdag* £5 October.
Anno 1913.
"Qr liiii i iii;;i}ii:iiiii:ii8i»ii8i»iiiii»iiiic'1
V
ÏA-" o 'A* *JL*A.' t sJL*dLt 4 »JL» 5 JL? JL* a A.* 4 tA* *JL* i «JLTT*JL» i A? JJ
Een sprekend feit.
Ais zoovele Oostersche vorsten in de
Oudheid was Cadez, Koning van Koer dis tan,
ia, oen toestand van werkloosheid vervallen.
Tot aijn geluk was de Groot-Vizier een
iffaaf, fedel mensch, die zijn land bleef die
nen, met de grootste trouw en ijver. Zóó
kwam het dat het land toch bloeiend en
Wolvairend was. Maar daar de Groot-Vizier
vele vijanden had, die hem eigenlijk be
nijdden, dat was de kwestie was hij
ten laatste zóó zwart gemaakt bij zijn vorst,
dat hij het land zelfs ontvluchten moest,
wilde hij zijn leven althans behouden. Want
hij had volstrekt niet getracht, de gunst
van den Koning te herwinnen, en even
min had hij zich beklaagd over de wreed
heid zijner tegenstandersHij schreef den
Koning enkel een brief, die luidde als volgt:
„Het spijt mij zeer, o vorst, al wat er
den laatsten tijd is voer ge vallenMaar daar
ik nu straat-arm ben, zoo wilde ik Uw Hoog
heid nederig verzoeken, of z)e nfij een.'
paar morgan land ia haar koninkrijk zou
willen toestaan, die ik dan bebouwen kon,
ten einde in mijn eigen onderhoud to voor
zien,"
Natuurlijk kwam' dit epistel allereerst in
handen van dengeen, die nu de plaatsvan.
Groot-Vizier bekleedde. En die was getrof
fen door de bescheidenheid van dit ver
zoek en gaf uit naam van den vorst eenigen
officieren bevel, een paar morgen land op
te zoeken. Maarer was geen stukje
land onbebouwd in heel het rijkDit pleitte
dus wel voor den bloei van 't landDe
Koning was hierdoor dan ook zóó getroffen,
dat hij onverwijld zijn trouwen dienaar her
stelde in diens oude betrekking en den!
'nieuwen Groot-Vizier een ander baantje be
zorgde, dat deze, zooals Cadez hoopte, met
«venveel ijver zou waarnemen als zijn voor
ganger en nu weer opvolger der viziers-
waardigheid. AI weer een bewijs, dat het
goede altijd wel gewaardeerd wordt of m.
a. w.Die goed doet, goed ontmoet!
Hansje en de winden
Op zekeren nacht, toen Hansje warmpjes
onder de dekens lag, blies de wind zoo hard
tegen het raam van zijn slaapkamer, dat juf
er wigjgetjes tusschen moest steken. Hansje
had graag, dat zij dit niet gedaan had, want
hij verwachtte half en half, dat Boreas een
bezoek bij hem zou brengen, zooals hij hem
verleden jaar al beloofd had
En misschien zou hij niet kunnen binnen
komen, als dat stukje hout op het venster
zat.
Maar dat scheen hem volstrekt niet te hin
deren Nauwelijks was Hansje ingeslapen
hij dacht tenminste, dat hij juist was in
gedommeld of hij werd wakker gpschun
door een harden, maar toch geen vreesaan-
jagjend-en lach. En daar stond de oude reus
Boreas naast zijn bedje. Hij zag er wel niet
zoo aantrekkelijk uit al6 het Vorstmannetje
of d« Sneeuwfee, want bij was groot en dik
en had doordringende oogea. Zonder een
woord te spreken tilde hij Hansje op zijn
knapzak, die wel niet heel zacht, maar wel
sterk was, en voort vlogen jdj.
„Waar gaan wij heen?" vroeg Hansje.
„Naar mijn huis, waar ik nog een broer en
twee zusters heb, en dan zullen wij je eeais
alles vertellen, wat wij in de wereld uitvoe-
Ton. Wind is, zooals je misschien al weet;
lucht in beweging; maar niet alle winden
zijn zoo krachtig en sterk als ik; 'l' ben de
ruwste van ons viertal. Als je du6 met mij
hebt kennis gemaakt, heb je de verschrikke
lijkste van onze familie gezien, hoewel mijn
broer Oostwind ook tamelijk scherp en krach
tig is. Ik kom gewoonlijk in den winter en
ontmoet heel dikwijls je vriendin de
Sneeuwfee en help haar vrachtje verder
brengen."
„Daarom ben je dikwijls zoo koud en
nat?" lachte Hansje.
„Juist. Ook heb ik heel veel kracht. Het
is gewoonlijk mijn taak om boomen om te
waaien, huizen te verniele: en schepen goed
aan het schommelen te brengen.
Maar ik waai ook tegelijkertijd de kiemen
van besmettelijke ziekten weg eD jaag alles
weg wat vuil en slecht voor de gezondheid
is. Je ziet dat ik dus ook nog wel wat goeds
uitvoer. Maar nu zijn wij bij ons paleis
en zal ik je laten uitrusten op deo sohoot
van mijn zuster Westenwind."
„Zooals gewoonlijk, Boreas'' was de be
groeting „koud en ruw als altijd."
„Zusje, wees niet zoo onbeleefd", schert
ste Boreas. „Dit jongetje, vriendje Hans, zal
gauw genoeg merken, dat ik nog lang niet
de ruwste klant ben van ons vieren."
En Hansje vond het dan ook heusch geen
prettig gevoel, toen hij op den kouden voch
tige n 6ohoot van Westenwind werd gezet.
„Je hebt een regenmantel aan. Hansje, je
zult dus geen kou vatten", zei zij
„Ik ben de regenwind en word zoo voch
tig, omdat ik over z e e d en oceanen vlieg.
Ik kom giewoonlijk in den zomer en den
herfst als de planten vochtigheid noodig
hebben om te groéién en de vruchten ook
om groot en sappig te worden. Wij hebben
dus ieder onze taak te verrichten."
„Ja", spcrak Hansje, en ik weet dat je
nog iets doet."
„Wat dan?" vroeg Westenwind verwon
derd.
„Je helpt vader visch vangen. Ik heb hem
eens hooren zeggen:
„Als de wind is in het west,
„Dan bijten de visschen het best."
„Ik ben blij, dat je mij dit zegt", sprak zij
vriendelijk. „Dan zal ik dezen zomer vroeg
komen, "i tpch moet ik tot mijn schande
bekennen, dat ik ook veel kwaad verricht.
Met mijn broeder Noordenwind vereenigd,
heeten wij Noord-Westenwind, waaien dan
over Zuid-Europa en heeten mistral
Dan wordt het weer, dat eerst warm en
heerlijk was, buitengewoon koud en de ster
ren schitteren, alsof het steen en been
vriest. Dan vliegen wij over den bodem heen
met zulk een kracht, dat deze in een paar
uur kurkdroog is. En dit doen ij gewoon*
lijk in het najaar de vruchten vallen af eo
de re^t vemohrompelt en alle zeelui, die opj
de Middr-llandsche Zee rondzwalken, hou>
den hun- hart vast, of ze behouden een ha*
vpn zuilen bereiken. Nu moet ik je aan mijn
zuster Zuid-wind overgeven, maar die zal j®
wel aardig vinden, want iedereen houdt van
haar."
Hansje begreep dat best, toen hij haar,
vroolijk, vriendelijk gezicht zag, die met
zoo'n lieve stem sprak en zoo voorzich*
tig met die krulletjes op zijn voorhoofd
speelde.
„Ik kom uit een streek, waar het erg
warm is, te warm voor jou, geloof ik. Ik
waai over de groote woestijnen in Afrika,
waar ik soms in aanraking kom met den
taifoen een heeten 6torm. die het zand d.et
opdwarrelen. Deze wind doet ali* planten
verschroeien en doodt alle menschen en
dieren. De eenige manier om aan zijn kracht
te ontkomen, is plat op den grond te gaan
liggen en je gezicht in liet zand te verber
gen totdat de storm over is en- dat duurt wel
zes uur in den regel."
„Hoe verschrikkelijk is dat!" riep Hansje
uit.
In Italië wordt die taifoen Sirrocco ge-
heeten. maar dan is de wind wat vochtig
geworden, doordat hij over de zee strijkt.
De menschen verliezen daardoor alle lust
tot werken."
„Maar Hansje, ik ben ook niet altijd eveu
lief en vriendelijk, zooals je zouut denken.
Ik zend wel de verkoelende zefiers in den
zomer, die zoo heerlijk over liet hooi strij
ken. als je daarin ligt. Maar soms trek ik
er met mijn broer den Oostenwind op uit, ea
dan zijn wij allesbehalve welkom. In Spanje
noemt men ons Solano en dan zijn de
menschen uit hun humeur en voelen zich
ziek. Een spreekwoord zegt: Vraag geen
vriendendienst aan iemand, als de Solano
waait."
..En toch houd ik- van u het meeste en
dan van Westenwind, want go kunt alleeD
niet veel kwaad doen. Het is jammer, dat
ge soms met uw broers tezamen kwaad uit
voert. Maar waar ga ik nu heen?"
Naar niiin broer Oostenwind.
<,0 rilde Hansje, toen hij op dienc
schoot- zat. „Ik houd niet van u: gij zijt zoo
doordringend koud. Uw adem gaat mij door
merg en beeD."
„Dat zeggen de meeste menschen!" riep
Oostenwind uit. Je zult dus wel verwonderd
zijn, als ik je zeg, dat ik niet zoo kwaad ben,
als ik er uitzie. In de lente kom ik dikwijls
en maak don bodem geschikt om het zaad
te ontvangen, door het overtollig? vocht er
uit te trekken. Anders zouden dj wortels
verrotten. Wist je dat?"
„Neen", bekeude Hansje eerlijk. „Ik ge
loot echter, als gij en Noordenwind bij el
kaar zijt, gc heel wat „kattekwaad" ver
richt."
„Dat is zoo" sprak Oostenwind. „Dan
noemt men ons in Italië bora, die zoo koud
en ruw is, dat menschen en paarden bij het
ploegen omgegooid worden. En de vent-de-