VOOR DEJEUGD
1EOSCH DAGBIAD
Oplossingen der Raadsels.
tioede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
O.*.
ïk?'i°A*t tkf t «A# iLu «JLM *JL*0»Jj» »JL» tLu «JL» •JL,i JL»«JL* TvW»
ZEG DAT DABT.
De geschiedenis van een Krul.
Een Afpikaan9che püaag?
De Afrikaanschc olifant is veel grooter
dan de Aziatische cn bij den schouder soms
II k 12 voet hoog. De Negers zijn er nog
niet in geslaagd deze kolossussen te tem
men en daarom zijn ze hun dikwijls een
groote last. Zij verwoesten telkens den
oogst en ze richten in de dorpen soms groo
te schade aan, terwijl de handel in ivoor
den Negers zeiven niets geen voordeel af
werpt, maar hun wel veel werk bezorgt.
Vleeschetende roofdieren die vee en mis
schien eens een enkelen keer een mensch
verslinden, zijn niet zoo schadelijk, als de
kudden vernielende olifanten in Afrika's
landbouwende streken Geen wonder dat de
Negers op allerlei verdelgingswijzen be
dacht zijn, die wel gruwelijk wreed moeten
heeten. In den drogen tijd, als het ver
schroeide groen 10 k 12 voet hoog is, en zeer
ontvlambaar, ziet soms de een of andere
jager tusschen de boschjcs een kudde olifan
ten doet er dadelijk mededeeling van en
de omliggende bevolking gaat op de jacht.
Een cirkel van misschien twee mijlen in mid
dellijn wordt gevormd en aan de randen
wordt het groen in brand gestoken, zoodat
een kring van vlammen, de kudde omgeeft.
Als die kring nauwer wordt en do arme
beosten naar alle zijden teruggeweken zijn,
worden ze als dol van angst, daar ze het ho-
pelooze van hun toestand duidelijk inzion
en vliegen op het laatst, half verstikt van
,den rook, en wanhopend, in woeste vaart
door de vlammen heen en worden gebrand
,en verblind, opgewacht door de talrijke
menigte Negers, die hen nu gemakkelijk
met hun. speren afmaken. Zoo worden soms
wel honderd olifanten tegelijk gedood. Het
vleesch wordt verdeeld .tusschen de bewo
ners van de dorpen, die manschappen voor
de jacht hebben geleverd en met de tanden
doet men op gelijke wijze.
Nieuwe Eaadsels.
lngez. doorMimosa".
L
1, 2, 3, 4 is zonneklaar.
De warmste maand haast van het jaar.
Dan moogt gij in een groene 3, 5, 7, 6.
Voorzeker gaarne wand'len gaan.
Voeg nu die zeven letters saam.
Dan hebt gij een zeer bekenden naam.
H.
Geheel alleen
Mint mij niet één,
Maar word ik vergeten,
Het lekkerste eten
Heeft weinig smaak,
Het is dus zaak
Mijn naam te weten
Zeg dan, hoe ik word geheeten.
Ingez. door: Acacia."
III.
Verborgen dierennamen.
Deze beroemde man is al eeuwen dood.
De drenkelingen klampen zich aan de
masten vast.
Het is gisteren geen droog weer geweest.
Het lossen van dit schip is een zwaar
werk.
Het heeft gisteren den ganschen dag
geregend.
Anekdoten.
ïngez. door Mimosa."
Kapitein„Een flink en dapper soldaat
lal men steeds dilar kunnen vindon op het
flagvcld, waar de meeste kogels te vinden
•jjn. Begrepen? Waar zou jij je bevinden,
Storm
Recruut Storm„In den ammunitiewa-
jen kapitein
Ingez. door: „De kleine Winkelier."
Kleine Piet: „Mama, de schoorsteenve
ger heeft me van het dak een kushandje
toegeworpen."
Mama: „Verschrikkelijk ga naar je
laapkamer en ga je wassch
Ingez. door: „Acrobaat."
Kleine Jan „Waarom neemt u altijd uw
hond mee op jacht, oom? Bent u bang voor
de hazen?"
Ingez. door: „Roderik".
Baas: „Jan, wat doe je daar, geef je nu
kokend water aan do kippen?"
Jan: „Ja baas, misschien leggen ze dan
gekookte eieren."
„Jan„Ik zag vandaag een hond met
drie beenen.''
Moeder„En had je niet erg medelij
den met hem?"
Jan: „Weineen, moe, hij heeft er
nog één meer dan ik."
Ingez. doorP. en S. v. d. Born.
Kleine Piet wandelt met zijn oom buiten
en ziet een ezel.
„Oom, heeft een ezel wel eens kiespijn V'
vraagt Piet.
„Zeker ventje," luidt het antwoord.
„Wat zal hij dan veel watten noodig heb
ben om in zijn ooren te stoppen" merkte
Piet op.
i i L
Amerika.
II.
Braam.
m. L
V olendam—Olst—Ede—Hoorn—Os
Rhenen—Venlo—Hengelo—Edam—Sloten.
IV.
Sloep.
Tine Schepper, „Het Negertje", „de
Kleine Pianist", „Wandelende Takjes",
„Pinksterbloem", „Appelboompje", „de
Kleine Oranjeman", „de twee J's", „Acro
baat", Gustaaf Ammerlaan, T. v. d. Kwast,
Nico Moonen, J. en M. v. d. Ham, „Piet
Hein", M. Corpel, „Asschepoetstör", „Mi
mosa" „Kerstroos", Jacobus Laman, „Leeu
werik," Joh. Vis, W. Metselaar, Nelly
Kagie, Neeltje de Kloe, Hendrika v. d.
Rijst, „Robijntje", Levina en Henri v.
Veggel, „Aviateur", Betsy en Arie An-
neeze, „Kleine Franschman" „Edelweiss",
„Viooltje", Willem Flim, Piet v. d. Walle,
Antoon en Anna Hoogeveen, Adrianus
Schouten, W. Benning, „Florist", Mientje
Serlie, „de Kleine Soldaat", J. Boter,
„de Kleine Adelborst", G. J. Boter,
„Silvia", Hendrik en Lodewijk Lacourt,
Maria v. d. Burgh, Cato v. d. Neef, Jaco
bus Montfoort, Gustiaf Delfos, „de Schil
der," Lidy Plantfeber, „Geranium", Ber
tha van Hooidonk, E. L. Janssen, „Kleine
Winkelier", Cornelis J. Briejer, Jo Eg-
gink, Annie Thomas, W. Planje, „Paljas",
Margaretha Chaudron, Alida v. d. Berg,
J. Hoesman, Marietjo Horree, te Lei
den.
Nora en Miüa van den Bergh te Kat
wijk.
R. en Willem Flim, Hendrik Jesse te
Oegstgoest.
Marie Zonneveld, C. Honig, Nelly Ho
nig te Voorschoten.
Marie v. d Loo, K G. van Ammers, te
Wassenaar.
Flora en Wilhelmina Parlevliet, Gretha
v. Tilburg, Willem de Jong, Adriana Voge
laar te Zoeterwoude.
Prijzen vielen ten deel aan
Marie Zonneveld te Voorschoten.
Gustaaf Ammerlaan te Leiden.
Alida v. d. Berg. Zeker mag je met
ons moedoèn heel gaarne zelfswant hoe
meer kinderen zich aanmelden, hoe lie
ver 't mij is.
Margaretha Chaudron. Neen
meisje, ik neem je dat niet kwalijk en wil
voor een enkele maal je potloodbabbeltje
wel voor lief nemen.
„Kleine Winkelier". Als jij zo\
vlug in het raden bent, dan moest je ooi
eens p robeeren nieuwe raadsels in te zen
den, vriendje, want mijn voorraad raak|
zoetjes aan uitgeput.
Cato v. d. Nat. Als je met aardrijks
kunde nog niet zoo ver gevorderd bent\
dan kan ik me wel voorstellen dat je hei
derde raadsel niet kon oplossen.
„Kleine Franschman." Welzoo
vriendje heb jij zoo'n mooi boek gekregeq
als prijs? Nu, dat doet me plezier voor je.
Nu moet je maar weer flink je best doen eq
mij behalve je goede oplossingen ook een^
nieuwe bijdragen toezenden.
„Aviateur." Neen vriend, ik heb ei
niets tegen dat jij en Arie mee gaat doen,
Hoe meer ziel hoe meer vreugde.
W. Metselaar. Het doet mij recht
veel genoegen te vernemen, dat het ont-,
vangen boekwerk, getiteld „de Deserteur",
zoo zeer in je smaak is gevallen, en, dat,
wanneer je er 's avonds uit voorleest, de
geheele familie er van geniet. Je dank zal
ik gaarne aan den heer uitgever overbren
gen.
„Assche poetster". Neen, ik weet
wel, dat mijn vriendinnetje mij niet in den
steek zal laten, evenals haar broertje „Rein-
tje de Vos". In dea vacantietijd hebben
de kinderen in den regel weinig lust tot
séhrijven, maar zoodra de school begint,
gaat alles weer zijn gewonen gang. Of ik
een prettige vacantie heb gehad? Ja zeker,
want ik heb vier weken tot mijn genoe
gen te Doorn doorgebracht.
J. v. d. Ham. Ja, vriendje, je zusje zal
ook" wel eens een beurt krijgen. Wees nu
maar tevreden, dat jij althans een prijsje
hebt gehad, Waarom schrijf je je briefje
met potlood?
„Het Negertje." Gaarne neem ik je
in ons raadselclubje op, terwijl, zooals je
ziet, ik genoegen neem met je schuilnaam.
„Robijntj e." Ik begrijp best, dat je er
niet aan toe kwam om mij te schrijven,
want een sterfgeval in de familie brengt
natuurlijk ongewone drukte te weeg. Is
Oom lang ziek geweest?
Hendrika v d. Rijst. Het is heel
aardig, dat jij en broer mij om beurten
schrijven, dan kan ik eens zien, wie 't het
beste doet van jullie beidjes.
„Leeuwerik." Welzoo, waren jullie
zoo prettig verrast toen je bemerkte tot
de gelukkige prijswinners te behooren?
Nu, dat doet mij pleizierik kan me trou:
wens wel voorstellen, dat het een prettige
gewaarwording moet zijn.
Tine Schepper. Hartelijk welkom in
onzen kring, meisje. Zeker mag je mee
doen en ook wel onder een schuilnaam als
je dat wenscht, doch de schuilnaam dien je
opgaf vind ik meer geschikt voor een jon
gen, wil je daarom een anderen beden
ken? Een bloemennaam zou dunk mij wel
aardig zijn.
Marie Zonneveld. Zeker mag je
nieuwe raadsels of anecdoten inzenden,
heel gaarne zelfs en hoe meer hoe liever.
Hendrik Jesse teOegstgeest.
Je hebt dan zeker nooit met me gecorres
pondeerd, doch alleen maar oplossingen in
gezonden is 't niet? Jullie mooi huis heb
ik al eens gezien en je Moedertje ken ik ook
wel. Als ik me niet vergis ben jij haar Ben
jamin van wien ze héél véél houdt. Wees
dus maar héél lief voor je Moeder. Als
jo reeds in de derde klas zit, dan ben je
al een heele venten ik denk, dat wan
neer je mij geregeld een babbeltje schrijft,
de correspondentie een goéde oefening voor
je zal zijn. Vriendelijke groetjes voor jou
en je Moeder.
MARIE VAN AMSTEL.
No. 16445.
Woensdag' 1 October. Anno 1913,
•V
Z A 2 2 i 2 i 2 i A S i i I I 2 2t9*i 2
tl jhut |tieil|li2iig!iêêl| tmt I tiiit 1li
O
_J—LL. 1
t»êêê***»*»*44444
Een bekend Engelsoh schrijver was als
jongmensch op een gymnasium, waar een uit
stekend beoordeelaar van boeken aan het
hoofd stond. Deze keek altijd zelf het werk
van de vergevorderdste leerlingen na, zoo
dat hij goed op de hoogte van hun kennis
was.
Höt jongtmensdh schreed) e^a prachtige
hand en stond er voor bekend, dat hij de
beste opstellen van zijn klasse 6ohreef. Toen
hij wist, dat de rector den volgenden dag
zelf de opabellen zou nazien deed hij extra
zijn best om uitstekend werk te leveren en
dat zoo mooi en duidelijk mogelijk te 30b rij
ven.
Den volgenden dag werd hij in het vertrek
van den rector geroepen. Dat was v >or liet
eerst in zijn leven, dat hij den man, dien
hij hoogachtte en aan wiens beo rdeeling
over zijn work hij de grootste waarde hecht
te, zoo van dichtbij zou zien. Hij zette een
gezicht op, dat bij die plechtige gelegenheid
paste en meende een niet al te slecht figuur
te maken.
Het vlug en levendig oog van den rector
liep over de eerste regels; toen keek k'j zijn
leerling aan en zei ernstig maar vriendelijk:
„Wat wil je daarmee zeggen
„Dit en dat", legde de jongen uit en
kreeg een kleur tot achter de ooren.
„Goed," zei de rector, „zeg dat dan!" en
met een haal van zijn pen streepte hij al
het overtollige weg, zoodat er niet zoo heel
veel. overbleef van al die mooie zinnen.
Wel vier, vijf keer herhaalde de rector
rijn vraag en onveranderanderijk klonk het
antwoord op de verdediging van zijn leer
ling: „Zeg dat danl"
Het was een hard oogenblik voor den jon
gen en hij had groote moeite zijn tranen van
teleurstelling en vernedering terug te hou
den. Mao/T later beschouwde hij dut halfuur
tje als het beste deel zijner studietijd. Hij
,had er door geleerd, hetgeen hij te zeggen
had, juist en eenvoudig uit te drukken. Zijn
stijl verkreeg daardoor een kracht en duide
lijkheid, die hem boven de meeste schrijvers
•onderscheidde en dit had hij te danken aan
deze eenvoudige les; „Zeg lvet danl"
Het was een aardig paar. De heer, in zijn
donkerbruin pak en vuurrood vestje, was op
en top een gentleman; en de dame, die
stemmiger leek, zag er echt damesachtig
uit 1
Zij wilden hun huishouden opzetten en
zochten een plekje, waar zij het beste hun
woning konden bouwen, want zij zouden
voor geen geld ter wereld het boa wen van
hun huisje aan een ander hebben toe
vertrouwd.
„Ik geloof, dat wij in diezen tuin wel een
geschikt plekje zullen vinden," zei de heer.
„Er zijn hier heel veel oude boomen,"
sprak de oude dame.
„Kijk daAr eensl" hernam de beer.
Hij en zij scholen zich vlug achter een
boom, want er kwam een groepje kinderen
aan.
„Kijk eens wat een aardige jongen daar
met die krullen 1" riep de dame uit.
„Ik vind hem maar zoozoo!" antwoordde
de heer. „Hij is al te groot om krullen te
dragen 1"
Do kinderen hadden niet op het paartje
gelet, zoo verdiept waren zij. in het „léeu-
wenspel." De kleine jongen met de krullen
wae de „leeuw" en brulde, om bang van te
worden.
„Hier zullen wij een huisje bouwen zei
de dame na een poosje, want ik houd veel
van kinderen.
De heer was het volkomen met haar eens
en dus gingen zij maar dadelijk aan het werk
Het was een heel eigenaardig huisje, toen
het af was: niet van steenen opgetrokken,
maar van zaoht, groen mos dorre bladeren
en plantenvezelö in elkaar gezet. Toen het
klaar was, bekeken zij het met welgevallen
van alle kanten.
„Eén ding ontbreekt er toch nog aan",
'zei Mevrouw
Mijnheer zuchtte, want hij wist heel goed,
wat er aan mankeerde: n.l. iets zachts, op
dat zijn lieve vrouw er toch eelit op haar ge
mak zou zitten 1 Maar waar kon hij die zach
te voering vandaan krijgen?
Toen de woning er eenmaal stond, bracht
de dame er den grootsten tijd in door, ter
wijl de heer den heelen dag druk bezig was
met in de tuin te werken.
Vooral Mevrouw vond het alleraardigst
naar het spelen der kinderen te kijkenzij
kende ze spoedig uit elkaar en had altijd
haar man iets van hen te vertellen.
Op zekeren dag vond hij zijn vrouwtje ge
heel opgewonden bij zijn thuiskomst.. Het
duurde geruimen tijd, eer hij haar wat tot
kalmte gebracht had en toen vertelde zij
haastig.
„Van morgen zag ik mijn krullebol niet
in den tuin. Ik hoorde zijn zusje tegen zijn
andere broertje zeggen, dat hij naar school
was gegaan voor den eersten keer."
„O, alle kinderen moeten eens naar
school", antwoordde mijnheer doodkalm.
„Maar een uurtjo geleden kwam hij boos
en verdrietig den tuin ingeloopen
„Misschien vond hij het niet prettig op
school", merkte mijnheer op, „maar dat
zal weJ wennen, daar ben ik zeker van."
„O, neen: schoolgaan vond hij. heel pret
tig, maar hij hield niet van de jongeno, om
dat die hem uitgelachen hadden, dat hij
krullen droeg."
„Dat begriio ik best", zei mijnheer.
„Mensch jij wil dat n:et gelooven, maar een
longen ziet er veel flinker uit zonder krul
len."
Maar Mevrouw was het hiermede lang
niet eens.
„Daar komen de kinderen aan", zei haar
echtgenoot. „Je krullebaasje is er niet bij."
De dame gluurde uit haar huisje, en tag,
dat haar man gelijk had
„O, daar komt Tajite Maric ook al," zei
Mevrouw. „Dat zal hot kereltje wel prettig
vinden."
Op eens kwam Jaar het jongetje aanren
nen.
Zijn Moedor zat op een bank met het klein
tje op haar schoot'en lachte hem tegen. Tan
te Marie breidde haar armen uit, om hein
er in op te vangen, maar zijn zusje en broer
tje liepen verechrikt Voor hem weg en ver
borgen hun gezichtjes in Tante Marie'fc
japon.
En de dame, in het aardige groene, huisje
Zij viel er bijna uit van verbazing en
schrik: De krullebol was geen krullebol
meer, want zijn haar toas vlak bij zijn hoofd-,
je afgeknipt.
„Ik wist wel, dat hij het doen zou,"
snikto de-dame," hij zei het al vanmiddag."}
„Het is heel gopd zoo", sprak haaj echt-,
genbot. „Veel beter zelfs! Ik ga eens eveü
hooren, hoe dat in zijn werk is gegaan."
Hij verborg zich achter do tuinbank e?n,
luisterde naar het gesprek tusschen Tantpl
Marie en de Moeder van het jongetje met,'
de krullen. 1
„George ziet er nu zoo leelijk uit,"z*i
zijn zusje.
„Maar hij is veel meer een jongen1"|
troostte Tante Marie.
„Ja; ik geloof pok, dat hot beter zéé is",
sprak Moeder. Maar ik zal ziin krullekopjej
echt missen.
De heer in het bruine pak, dacht aan rijn
lieve vrouw, die éók haar krullenkopje zoo
missen zou, en hij zuchtte diep Geórge lach
te en zei:
„Nu z ;llen de jongens mij niet langen
„krullende" noemen." Hij stak de hand in
desn zak en haalde een verkreukeld papier
tje er uit.
„Kijk eens moeder, wat zal ik daarmede
doen 7"
Het was de krul.
Dé heer kwam djehter bij de b~nk«
„Als wij eens..." zei hij in zichzelf.
„Geef mij dde krul George", antwoordde
moeder, „ik wil ze graag bewaren.''
„Nu gaan me weer spelen", vj&ï tante
Marie.
De kinderen renden weg en moeder strik
het papier met de krul in haar zak. Juist
begon er een roodborstje in den boom achter
haarte zingen. Moeder keerde zich om en
merkte niet, dat de krul uit het papier in het'
gras viel, in plaats van met het papier in
haar zak.
Tante Marie ging eindelijk met cW 'nde
ren in huis: ze waren moe van het spelen.
Het was bijna bedtijd voor de kleintjes; ook
de dame in het aardige groene huisje werd
slaperig cn was een beetje ongerust, dat
haar man nog niet thuis was.
Maar juist, toen zij besloten ha hem te
gaan opzoeken, hoorde zij. zijn stem vlak bij
huis on haastig ging -- hem tegemoet.
„Ik heb het gekregen," riep de heer uit.
„Helpt mij 'n handje, hot in bu.is te nlee-
pen."
Dé dame was erg benieuwd, waarbij
hem moest helpenZij kropen hot ding ein
delijk veilig en wel in huis en dat zag er