Bellerophoa en de Chimera. ger was dan zij, te vertellen. Wim luisterde altijd zoo geduldig naar haar verhalen en viel haar nooit in de rede. ,,Ik ben nog nooit buiten geweest", zei Wim eindelijk. „Ik eens", hernam Marietje. „Het was or zoo prettig: lekker eten en drinken en een zacht bed. Ik ben zoo blij 1" ,,Ik wou, dat zij mij ook zonden l" zuchtte Wim. „Ik wou het ook voor jou", zei Marietje goedhartig. „Weet je wat, ik zal het van avond op de les aan meester vragen". Zij had iedereen wel een pleizier willen doen dien dagWims gezicht helderde op bij haar woorden. „O, zou je dat willen doen Marietje? Ik wil je alles geven'', sprak Wim stralend. De arme jongen zag er anders niet naar uit of hij veel te geven had. „Ik zal mijn best doen, maar reken er niet te vast op, dat het gaat", zei Marietje, die zich een beetje benauwd begon te voelen, toen zij merkte, hoe Wim er zoo goed als op rekende. - „Ik heb ook jaren moeten wachten, voor ik naar buiten mocht gaan*', t-rooette Ma rietje. Wim had eohter op eens zoo'n verlangen naar de frissche weiden gekregen, dat hij dien heelen dag zijn buurmeisje geen rust liet en haar t-lkens aan haar belofte herin nerde. Zij wenschte tussohenbeide wel, dat zij hem maar niets verteld had. 'b Avonds toen zij naar de herhalingsschool ging, stond Wim haar aan de poort van het hofje op te wachten en zei „Denk je er aan?". „Ik beloof liet je", antwoordde het meis je. Zij hield haar belofte, maar de onder wijzer zei: „Neen, Marietje, het kan heusoh niet dit jaar. Alle plaatsen zijn ingenomen. Mis schien een volgenden zomer „Ik durf het hem bijna niet zeggen", zuchtte Marietje. Meester, zou een der an dere kinderen niet een paar weken kunnen waohten V' „Het is hun al beloof -''. En jij zou het ook niet prettig vinden, als je niet dadelijk mee mocht gaan, is het wel?" Marietje ging langs een omweg naar huis, zóó akelig vondl zij het om Wims verlangend gezichtje te zien. „Mag ik meegaan?" riep Wim, zoodra hij Marietje den hoek der straat zag omslaan. Zij schudde het hoofd en sprak: „Het gaat niet, Wim, dit jaar: alle plaat sen zijn bezet. Kom, hoop maar, dat Wim ging op de straatsteenen zitten en begroef zijn gezicht in zijn handjes. Marietje wist niet wat zij zeggen zou om hem te troosten. Er was maar één middel en dat was hem haar plaats af te staan. Maar dan moest zij alles opgeven, waar naar zij zoo verlangd had, dat ging toch niet. En toch als zdj naar zijn bedroefd ge zichtje keek, begreep zij, dat zij buiten geen pleizier kon hebben. Zij was toch al eens geweest en hij nog nooit! „Wim, hoor eens. ik vraag morgen aan meester of jij in mijn plaats moogt gaan." En Zaterdagmorgen stapte Wim in den omnibus met een troepje andere kinderen. Marietje keek het rijtuig zoo v*r mogelijk na en zei toen opgeruimd: ,,Ik ben toch blij, dat het zoo gegaan is; Wim was zoo verlangend naar buiten! Ik ga misschien een volgend jaar." En Marietje had er nooit berouw over, dat zij haar plaatsje had afgestaan, want het was de laatste maal, dat Wim een va- cantieweekje noodig had, de arme jongen- Heel, heel lang geleden, leefden er in het koninklijk paleis van oen beroemde Gricksche stad twee prinsen, waarvan de eeno Bell-ero- phon heette. Dje twee broers waren boezemvrienden, en hielden beiden het messte van de jacht. Dik wijls gingen zij hij hot aanbreken van den dag er op uit, gewapend met pijl en boog o£ werp spies en zwierven over heuvelen en dalen om jacht te maken op herten, wilde geiten of zelfs op het wilde zwijn. Op zekeren morgen gingen zij als naar ge woonte samen uit. Vrooljjk pratende en lachende verlieten zij het paleis en hadden weldra de bostechon bereikt, waarin de her ten leefden. Plotseling kwam er een verschrikte hinde voorbijrennen. Bellerophon hief zijn spies op en mikte haastig op hot dier. Zijn broer stond toevalligerwijze op eenigen afstand tusschon Bellerophon on de hinde. Een angstkreet aan den oenen en een kreet van pijn aan don ondereen kant weerklonk en de jongste broer viel dcodolijk getroffen op don grond, terwijl de hinde ongedeerd wegsprong. Bellerophon ijlde dadelijk naar zijn broeder toe, maar deze blies helaas, den laats ten adem uit. Diepbedroefd liep hij naar de stad terug en vertelde daar zijn vader het "droevige nieuws. De lieele stad was weldra van rouw ver vuld en niet alleen omdat de jonge prins ge storven was, maan ook omdat-volgens de wet de oudste broer in ballingschap moest gaan, totdat hij door de ©one of andere daa/1 zjja handen van het bloed gezuiverd had. Het duurde lang, vóór hij iemand ontmoette die hem vertellen kon hoe. hij dat doon moest, bi aar eindelijk vertelde iemand hem, dat ko ning Proeius, wiens rijk op een afstand van eenige dagreizen van zijn vaders rijk verwij derd was, hem van zijn schuld zuiveren kon. Hij haastte zich naar den koning en toen hij bij diens paleis aankwam werd hij haal vriendelijk door koning Prootus ontvangen, die beloofde hem ta helpen zijn schuld te booten. Bellerophon werd konmgs lieveling- en Ver toefde een langen tijd bij hem. De koningin hield ook veel van hem on probeerde hem zelfs op zekeren-dag over te halen mot haar liet paleis te ontvluchten. Bellerophon vertelde editor, dat hij daar aan niet denken kort' en de gastvrijheid van koning, Pioetus niet op zoo'n wijze vergalden wilde. Toon de koningin haar zin niet kreeg, probeerde zij Bollerophon bij don koning ver dacht te maken. Zij vertelde allerlei leugens omtréiit hem aan haar- echtgenoot en wist den koning er eindelijk to© over te halen, den jongen prins te laten dood en. m Daar deze echter zijn gast was, wild-o hij zelf de misdaad niet begaan en schreef daar om éen brief aan den vader van de koningin* die op oen heelen afstand van zijn rijk woonde en belastte Bellerophon er mee dien brief te brengen. De prins had er in de vorste verte geen gedachte op, dat in dien brief eigenlijk zijn- doodvonnis stond. In die tijden stonden de paleizen der ko ningen en voorname personen altijd open voor vreemdelingen, die feestelijk onthaald werden, zonder dat men in de eerste dagen hen vroeg, waarom zij kwam on. Zoo gingen er negen dagen voorbij, oer koning Isobates hem nanc 2 n naam of de reden van zijn bezoek vroeg. Bellerophon deelde hem eindelijk zijn naam mee en overhandigde den brief. De koning verschrikte hevig, toen hem daarin de op dracht werd gegeven den jongen man te doo- den. Hij was namelijk ook zeer veel van hem gaan houden en kon dus evenmin besluiten hem eigenhandig te dooden. Hij dacht er lang over na. wat hem dan te doen zou staan. Daar kreeg- hij oen gelukkigen inval. Dicht bij woonde er in de bergen een afsoliuwolijk moneter de Chimera. Eiken dag kwam het uit zijn schuilhoek te voorschijn en greep mannen, vrouwen, kinderen en vee als zijn welkome prooi. Dat iedereen er bang voor was, Avas geen wonderhet was reuzengroot, had den kop van een Iocuav, het lichaam van een geit en den staart van een draak. Koning Isobates vroeg Bellerophon, of hij den moed had mot den Chimera te vechten. De jonge prins erlangde or sterk naar zich als een held te gedragen en zijn schuld te boeten. De koning voorzag zijn gast van een zwaard en gc-ode speren en dienzelfden dag nog trok Bellerophon naar de bergen. Hij zou echter nooit \ran dien tocht terug geko men zijn, als de goden hem niet geholpen haddon. Deze zonden hem den Pegasus. Pegasus was een gevleugeld paard, dat door de lucht kwam aangevlogen en Belle rophon als 't ware uitnoodigde, op zijn rug plaats te nemen. Het paard ging echter voort durend den anderen kant uit en eindali^ steeg Bellerophon ai en vervolgde zijn -weg te voet. Het paard bleef in zijn nabijheid tm vloog boven zijn hoofd, echter steeds in ach terwaar tsche richting. De prins kwam een andere man tegen, die hem raadde in een tempel in de nabijheid te gaan slapen. In zijn slaap had hij oen droom: do godin Athene gai hem nl. een gouden band met den raad dit als leidsels voor Pegasus to gebruiken. Toen hij wakker werd had hij den band nog in zijn hand en deed er mee, wat de go din hem aangeraden had. Nu voelde hij zioh sterk genoeg den Chimera te overwinnen. Het paard vloog met zijn ruiter naar de bergen, tot zij bij een holte aankwamen, waaruit rook opsteeg en Bellerophon wist nu. dat hij dicht bij het hol van het monster was. Dit spuwde namelijk vuur. Bellerophon wierp een speer en verwondde den Clumera. Het monster uitte een verschrik- kelijkaii kreet qq spuwde vuur en vlam. Ala Pegasus niet vlug op zij gevlogen was, zou den hriden verbrand zijn- De jonge prins wierp weer oen speer door de"op»cning A-an het hol on doodde het monster Dien nacht bloef de hold op een uitstekend rotsblok slapen on hieuw bij het aanbreken van don dag hot monster don kop af. Koning Isobates avos zeer verwonderd, toen hij korten tijd daarna Bellerophes zag aan komen, don kop van het manster achter zich aan slee pond. Toch geloofde hij, dat het zijj plicht was, aan het bevel in den brief te ge hoorzamen en hij hem voor zijn dap perheid. geprezen had, zond 'hij hem eei^ paar da.gen later weer cp een gevaarlijk^ onderneming uit- Hij moest te.1. eenago roo vers, die de bergpaden onveilig maakten, overwinnen en dpoden. Spoedig keerde Bellerophon wear als held terug, nadat hij da voornaamste roovsrs ga- dood had. In eeïi onder deel van het land plunder den rcovers en dieven de etedea en dorpo^ uit én doodden cte inAvonars. Koning Isobates zónd dsn jongen-prins op hen af, die vol moéd op hén aftrok en allen dc-öd de. De koning was ten einde raad en verzon eindelijk een laatste middel dat hém ^eker toêléek. Hij koe» een troep woeste jongv mannen uit, die in hinderlaag moésten lig gen, oin den jongden held af te wachten, liém te dooden. Maar korten tijd later kwazsi Bellerophon kalm het paleis ingewandeld. „Welkom, jonga hold." zei de de konang'. hebt g*ij mijn vijanden vorsiagen „Ja héigr," antwoordde de prins, „d* roo vers zijn ontslagen en gedood." „Ik hoorde zoo iets van een strijd hiea. dicht bij liet pol-ris vertellen," zri. de koning „O, hear dat was niet de merite waard. Een troepje lafaards kwam. uit een hinder* laag mij overvallen, maar ik viel hen aar en vocht, tot er geen enkele meer overbleef." Koning- Isobates begreep, dat hij er niot in zóu slagen den jongen man te dooden, want déze werd waarschijnlijk d«x>r de goden be schermd. De koning -vertelde hem toen den inhoud van den brief, maar beloofde hem van nu aan zijn vriend te zijn en gaf bem zijn dochter tot vrouw. Bang© jar on achter een be&tnurde Bellerophon <m zijn schoen- vader het rijk tot groot» tevredenheid van het volk. ftlidldeKen van ver>weer. Yan een vogel, die in het Zuiden van Afrika voornamelijk in Natel, in groot© koloniën leeft, werden vroeger de nesten ge stoord door slangen, die er eieren en de jon gen kwamen opeten. Door zijn kunstig nest op te hangen aan de takken der boomen, liet die vogel steeds merken, dak bij een handig bouwmeester is, en dat kwam nog meer uit toen hij, door zucht tot tegenweer gedreven, zijn luchtwo ning zoodanig wijzigde, da.t maar één gaf daar toegang gaf. Door deze verandering werd het binnendringen der slangen wel be moeilijkt, inaar niet geheel verhinderd. Naarmate de telegraafpalen echter meer doordrongen in deze streken, braken er voor deze vogeh betere tijden aan; Ze hingen hier hun nesten aan en de slangen hadden veel te veel moeite zich deze gladde kolommen op te hijschen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 14