Hollandsche paling.
Boter en kaas in soorten.
De dame op reis.
avontuur, aan dit volmaakte geluk, van zoo
weinig volmaakts geworden.
Toen ik bij het krieken van den dag ver
trok, schudde ik de hand der beide oude
ftchtgenooten.
Dte correspondent te Londen van het
toAlg. Handelsblad" zond aan dit blad de
.wolgende causerie over Hollandsche paling.
Toen onlangs aan het Nederlandsch feest
maal te dezer stede Sir Nathaniel High
more, te Londen, dankte voor waardeeren-
'de woorden, gesproken tot de Engelsche
gasten van den avond, wees hij er op, dat
de handelsbetrekkingen tusschen Neder
land en Engeland reeds dagteekenden van
eeuwen her, en hij zeide, dat de Holland
sche palingscheepjes, die steeds liggen in
de Theems voor de vischmarkt van Bil
lingsgate daar o. a. een bewijs van waren
ïjj hadden er misschien reeds gelegen sinds
den tijd van Koningin Elizabeth.
Met welk recht? Waarom? Ik had reeds
maandenlang gesnuffeld in het Britsch Mu
seum, om te trachten iets te vinden over
de geschiedenis dier Hollandsche paling-
Ai alken, doch nooit had ik ergens zekerheid
kunnen vinden, dat die schepen daar bij
London Bridge lagen, krachtens een oud
„charter" of iets van dien aard. Dies ging
ik na het Hollandsche feestmaal Sir Natha
niel eens opzoeken, den man, die de ge
schiedenis der Theems zoo door en door
kent. Wist hij ook, met welk recht die Hol
landsche palingschepen daar liggen voor
Billingsgate
Zijn antwoord op die vraag deel ik straks
mede. Eerst iets over hetgeen ik omtrent
de Hollandsche paling vond in de geschied-
boeken van Londen. Daaruit is mij gebleken
dat deze visch reeds in de 15de eeuw naar
Londen werd gebracht.
Ik vond n.l. een ordonnantie van den
Lord-Mayor van Londen, toen nog alleen
Mayor, zonder Lord gedateerd 18 Fe
bruari 1412, waarin deze afkondigde een
wet van koning Henry IV omtrent den ver
koop van paling bij het gewicht. ,,Daar is",
zoo heet het in die wet, ,,iets van het hoog
ste belang, namelijk, dat zooveel vreemde
lingen naar deze stad komen met hun sche
pen, genaamd ,,eleshippes", tot verkoop
van hun paling en dan naar de city aanvoe
ren verschillende soorten paling; de groot
ste worden genoemd ,,stobelele" (stoofpa-
.ling?), de middelsoort ,,shastele", de klein
ste soort „pympernele". Die paling moet
gebracht worden voor den Mayor en de Al
dermen om te worden geprijsd, en voor de
leden van het vischverkoopersgilde, die van
dit artikel verstand hebben, opdat die visch
zal worden verkocht volgens de gewoonteu
der city en zal worden gekeurd en ge
prijsd."
En dan heet het verder, dat de paling
moet worden verkocht bij het gewicht en
volstrekt niet bij den tel en wel de „stobe-
lele" voor 2, de „shastele" voor 1^, de
„pympernele" voor 1 stuiver per pond.
Verschillende verordeningen op den ver
koop van visch werden bij de wet gemaakt
m 1710; maar later, toen het Theemswa-
ter hoe langer hoe meer vervuilde, leden
de aanvoerders van paling groote schade.
In 1827 kwamen acht Hollandsche paling
schepen aan met een lading van 14,000 pond
gezonde paling in ieder schip, en het ge
middelde verlies door het vuile Theemswa-
ter bedroeg wel 4000 pond, terwijl dit ver
lies een jaar of tien vroeger niet meer dan
30 pond per nacht had bedragen. In 1842
bedroeg het aantal Hollandsche palingsche
pen, dat voor Billingsgate kwam, ongeveer
60 tot 80.
Tot op den huidigen dag kan men altijd
twee of drie Hollandsche palingschepcn
voor Billingsgate zien liggen; als er één
weggaat, is een ander aangekomen om de
plaats in te nemen. Hebben zij een oud
recht steeds te liggen op dezelfde plaats?
,,Er is vaak beweerd", dus zeide Sir N.
Highmore tot mij, toen ik hem de vraag
stelde, ,,dat dit recht bestaat volgens voor
rechten, gegeven door Koningin Elizabeth,
Koning Willem III of Koning George III,
doch nergens heb ik dienaangaande een of
ficieel document kunnen vinden.
Invoerrecht op levende paling, wat doe
len moet op paling, aangevoerd uit Hol
land, kan men vinden aangegeven in het
Belastingboek van 1611, dat in werking was
gedurende de Regeering van James I, en
dat van 1635, hetwelk gold tijdens Charles
I. Die invoerrechten moesten betaald wor
den tot 1653, toen zij werden afgeschaft.
Het is dus aan te nemen, dat er een gere
gelde handel in Hollandsche paling is ge
weest in den tijd van Koïiingin Elizabeth,
en op een oude kaart, die de rivier do
Theems toont in 1647, ziet men afgebeeld
twee scheepjes op de rivier aan de boeien
gelegen tusschen Paul's Wharf en Queen
Hythe, en die schepen zijn aangeduid als de
palingschepen". Hun vórm en tuigage
komt overeen met die der schepen, welke
men thans ziet liggen op dezelfde plaats.
Het is zeer aannemelijk, dat tijdens do
regecring van den Hollandschen Willem III
en zijn gomalin Mary kooirechten aan Hol
landsche handelaars zijn geschonken, doch
er is niets, waaruit men zou kunnen opma
ken, dat George III eenige reden kan heb
ben gehad om dergelijke voorrechten tc
verleenen.
De Hollandsche palingschepen liggen
steeds aan dezelfde zes boeien, die bekend
zijn als de „Hollandsche boeien", en stil
zwijgend wordt aangenamen, dat zij alleen
het recht hebbqn daar te liggen. Het aan
tal schepen, dat ei gewoonlijk ligt, be
draagt drie. Do boeien zijn nu het eigendom
van de Port of London Authority, maar
zoover ik weet, bestaat er geen enkel offi
cieel document, dat den Hollanders rech
ten op die boeien geeft. Men beweert, dat
er zulk een document bestaan heeft, doch
dat dit verloren ging in 1850, toen het Hol
landsche visschersvaartuig „Cornelia",
waarop dit stuk zich bevond, in een storm
op de Noordzee verging.
De Hollandsche palingschepen betalen nu
dezelfde havenrechten als elk ander vaar
tuig, doch de paling mag niet gelost en op
de markt van Billingsgate worden ver
kocht de visch moet aan boord uit de bun
nen verkocht worden aan degenen, die zo
daar komen halen.'
Tot zoover de mededeelingen van Sir Na
thaniel, die ik niet anders dan als juist kan
aannemen, zoolang het toeval mij geen ge
schreven document omtrent de geschiedenis
en het recht der Hollandsche palingschepen
onder de oogen brengt.
Maar hoe het ook zij, het is toch altijd
een aardig gezicht ginds bij London-Brid
ge nevens de kloeke ze^pbooten der Bata
vier-lijn en der Hollandsche Stoomboot
maatschappij, met Hollands driekleur in
top te zien liggen die kleine palingschepen
uit het vaderland daar over de zee.
DE INDIANEN.
De Indianen sterven uit. Do moeste stam
men van dit oudstijds beruchte en toch zoo
interessante volk zijn thans verdwenen. En;
de stammen, die er nog zijn, stelen geen,
blanke squaws meer en gaan niet meer uify
op de scalp der bleekgezichten, al doen de'
Buffalo-Bill-boekjes herinnering wekkendei
verhalen over hun moordzucht. De India-,
nen, die er nog zijn, ontvangen de blankej
reizigers vriendschappelijk in hun armoe-'
dige hutten.
De Indianen zijn de eeuwen door een(
raadselachtig volk geweest. Nooit heeft
men nauwkeurig kunnen te weten komen;
van waar zij Amerika hebben kunnen bin
nendringen wat hun eigenlijke afstamming*
is. Nu zij dreigen te verdwijnen, doen dej
geleerde volkkundigen al hun best gege-.
vens tc verzamelen over dit volk.
In oude Indiaansche grafheuvels heeft:
men steenen gevonden, waarin de inscrip-i
ties veol overeenkomst vertoonen met diej
oude grafheuvels in China en Siberië. In^
Amerika zoowel als in de oude wereld wa-J
ren deze inscripties het werk van de prie-'
sterklasse. De priesters alleen verstonden
de schrijfkunst.
Ook de Amerikaansche priesters waren
vermoedelijk oorspronkolijk Boeddhisten.
Men heeft in Amerika voel sporen gevon
den, die wijzen op een Boeddhistische be
volking. Waar die nu vandaan gekomen
zijn? Waarschijnlijk is het, dat de Boed
dhistische Kita's, die in de vijfde eeuw van
Indië naar Siberië en van daar naar Ja
pan verdreven werden, omstreeks de acht
ste eeuw in Amerika zijn gekomen.
De grafheuvels in Siberië en de „mounds"
in Amerika stemmen vrijwel overeen.
Ook vond men bij de Indianen een aanta^
wapenen, gordels en versierselen, die im
denzelfden vorm in Siberië werden terug
gevonden. Zoowel de manier van krijgvoe,
ren als verschillende godsdienstige gebruij
ken waren bij de Japanners en de reeds uiti
gestorven Chibka-Indianen overeenstem-
mend.
De eenige oorspronkelijke schrijfmethode,
die men in Amerika heeft gevonden, zijn de
touw-hieroglyphen, die men m Mexicqj
vindt, en de Huastec-Maj'aqhuiche met zijg
vreemde teekens uit Midden-Amcrika. Deze
beide schrijfwijzen zijn geheel verschillen!
en wijzen op een geheel afzondorlijke af'
komst.
Het schijnt, dat ongeveer in de vijfde
eeuw, toen in Europa de Barbaren uit he*
Oosten binnendrongen (o. a. de Hunnen);
andere stammen uit Centraal-Azië verdre
ven werden naar China en Siberië.
Toen de Barbaren weer uit Europa wer
den verdreven, veroorzaakten zij een op
schudding, die ten gevolge had, dat Aziati
sche stammen, de „Kithan", genoemd, Chi
na in bezit namen.
De inscripties nu, in steenen gevonden,
afkomstig van de „Khitan", dateeren uit
den zelfden tijd en zijn van den zelfden
vorm als de Indiaansche uit Midden-Ame-
Ten slotte zijn er van de Indiaansche
jstammen van Cruks en de Chactaws
delingo overleveringen bekend, dat zij af
komstig zijn uit Kamsjatka.
In elk geval is het waarschijnlijk, dat twee
jmaal stammen uit Azië in Amerika zijn bin
nengedrongen.
Wie oud genoeg is, om zich niet te scha^
men, dat hij van burgcrafkomst is, herin
nert zich nog de dagen, toen hij er even-
min als wie ook iets in vond, om ecu bood
schap voor zijn moeder te doen een half
pond suiker of koekjes voor de koffie, waar
bij hij zich zelfs niet-schaamde een koekje
aan to nemen en voor de toonbank of on
derweg op te knabbelen ook wel boter en
kaas. Dat was toen heel gemakkelijk„Een
Jialf pond boter!" en je kreeg het verlang
de en daarmee uit.
Dat alles is nu heel anders. Er is boter
en boter, en ook boter en geen boter. En
'de boter, die geen boter is, is er in groote
Verscheidenheid, allemaal puik en niet te
onderscheiden vai boter, die wel boter is,
juaar die met dat al ook al weer in tal van
soorten voorkomt, in zooveel soorten, dat
ïemand, die het aantal overziet en de tal-
loozo verschillende prijzen kent, niet be
grijpt, hoe dc leverancier alle soorten uit
elkaar houdt.
En met de kaas is liet niet anders. Nu
was er op dat gebied ook in vroeger dagen
tl heel wat verscheidenheid daar had je
Edammers, die wel niet uit Edam, maar dan
Joch uit Noord-Holland kwamen en je hadt
Uoudsche en Stolksclie en Leidsche en Frie-
ichc kaas. Maar nuze hebben niet alle
maal namen, die soorten maar wie eens
voor zoo'n kaaswinkel kijkt, ziet er Edam
mertjes althans naar het model in
tien, twaalf verschillende prijzen en Goud-
*che ad idem; en het merkwaardigste is,
"iat je Noord-Hollandsche Edammers hebt,
maar ook Friesche Edammers, net zoo goed
vis Friesche Leidsche en Noord-Holland
sche Goudsche. Verschil is er genoeg in, niet
>p het oog, maar in het gebruik. Er zijn
i,fijne kaasjes", waarmee men door een
pantserplaat heen zou kunnen boren, zoo
hard zijn ze, en er zijn er van dezelfde
mort, oogonschijnlijk ten minste, die men
'bang is te snijden, zoo krult de kaas tegen
^et mes op, en die toch weer heel anders
Smaken dan die ouderwetsche, vette Noord-
Wlandertjes. die den eigenaardigen naam
fran „meshangertjes" hadden, omdat men
ie beter kon „smoren" dan snijden. Dat
Was nog in den tijd, toen er geen boterfa-
«rieken waren en toen althans de boterfa-
»riek geen kaas maakte, hetgeen ieder, die
rat nadenkt, ook een onmogelijkheid toe-
«chijnt, want óf de boter is geen boter óf do
caas geen kaas. Men heeft dan ook in later
djd de namen roomboter en roomkaas en
,fullcream"-kaas ingevoerd om ze te on-
lerscheiden van boter- en kaassoorten, waar
leen room bij te pas kwam.
Dat alles kwam ons zoo in dc herinne-
ing, toen wij de jammerklacht lazen van
>en Duitscher, die ook als jongen wel eens
ien half pond boter voor moeder had gc-
iaald en die nu door een of andere huise
lijke ongelegenheid het na jaren lang eme
ritaat in dit opzicht, nog eens zou doen.
't Blijkt, dat het m Duitschland met de bo
er ook al wat veranderd is en dat daar
ooveel namen voorkomen, dat onze goede
aan de kluts geheel kwijt raakte. Manmoe-
lig stapte hij den winkel binnen„Een
half pond boter!" Welke? Nu ja, boter,
maar dat is waar ook, er is ook margarine
pu boter moet ik hebben. De juffrouw ver
zekerde, dat zij geen margarine verkocht,
alleen goede boter, maar toch„Welke be
lieft mijnheer?"
„Mijnheer" stond met een mond vol tan
den. „Als de juffrouw zelf maar eens een
voorstel deedEn rij noemde opdaar
was bijv. „Backbutter", ook „Kochbuttcr".
„Mijnheer" fronste de wenkbrauwen en
keek dc juffrouw vragend aan. Ja, er was
ook „Tischbutter" en dan nog „Tafelbut-
tcr". Tusschen die twee begreep „mijnheer"
het onderscheid niet best. De juffrouw ver
zekerde echter, dat „Tafelbutter" veel fij
ner was dan „Tischbutter", maar nog fij
ner was „Teebutter", waarvan „mijnheer"
èvenmin wat begreep als wij gedaan zouden
hebben.
Of hij met boter thuis gekomen is en met
welke, vertelt de man niet. Maar wel zegt
hij, dat hij begreep, dat dc tijd, waarin hij
nog een jongen was, wol* een zeer bekrom
pen, ruwe, onbeschaafde tijd moet geweest
zijn, toen men het met* één soort boter af
deed en men met dezelfde boter bakte,
stoofde, zijn brood at en sausen bereidde,
terwijl wij nu voor alles een bijzondere
soort hebben.
„Ja, ja, de wereld gaat vooruit, ook in
zake boter en kaas."
De energie van een ton steenkolen.
Het „Zeitschrift fiir praktïschen Maschi-
irenbau" bevatte hierover een artikel, waar
van de „IJzer- en Staalkroniek" do verta
ling geeft. Wij nemen ze hier over
„Dat de mensch de steenkolen voorraden
der aarde in ongelooflijke hoeveelheden
verkwist, zal algemeen bekend zijn. Wel is
waar kan van een onmiddellijk dreigende
uitputting van deze schatten nog niet ge
sproken worden, maar het wordt toch tijd,
dat men aan de toekomst denkt, om de
voortzetting van deze verkwisting van waar
den, welke niet te vervangen zijn, te voor
komen. Daarom heeft ook een der grootste
natuurvorschers van den tegenwoordigen
tijd, William Ramsay, zich er op toegelegd
een geheel nieuwe methode voor het onmid
dellijk benutten van de steenkolcnvoorra-
den tc vinden Er bestaat namelijk een te
groot verschil tusschen het nuttig effect
van do .steenkool, zooals deze in een stoom
ketel verbrand wordt, en de energie, wel
ke men door de distillatie er van verkrij
gen kan. Bij het stoomturbinebedrijf worden
ongeveer 0.7 K.G. steenkool voor 't produ-
ceeren van één paardekracht gebruikt. Een
ton steenkool levert dus 1428 P.K. De „Re
vue Electrique" rekent nu voor, hoe groot
het arbeidsvermogen is, hetwelk door dis
tillatie van steenkoo1 verkregen kan wor
den. Een ton van den zwarten diamant le
vert volgens die berekening ten eerste 400
kub. M. gas, welke in een gasmotor onge
veer 800 P.K. kunnen leveren. Daarbij ko
men ten tweede 55 K.G. teer, waaruit 17
K.G. van een zware olie met een gemid
delde dichtheid van 1.10 en een calorische
waarde van 9500 warmte-eenheden per K.G.
kan gemaakt worden. Door verbranding in
een Dieselmotor zijn daardoor nog 85 P.K.
te verkrijgen. Ten derde blijven er 700 K.G.
cokes over, waaruit echter nog een groote
hoeveelheid mager gas kan verkregen wor
den, welke weder in een gasmotor gebruikt
kan worden. Wordt een P.K. op 0.6 K.G.
cokes gerekend, dan kan men nog een meer
der arbeidsvermogen van 1166 P.K. krijgen.
Telt men deze drie cijfers samen, dan ver
krijgt men een som van 2051 P.K. als resul
taat van de distillatie of 43 pCt. meer dan
bij dc verbranding in den stoomketel. Het
lijdt geen twijfel of de steenkool zal in de
toekomst op deze wijze benut worden, te
meer, daar de gasmotorentechniek, welke
reeds op zoo'n hooge trap van ontwikkeling
staat, steeds grootcr vorderingen maakt."
De reistijd is er. Men komt met tal van
vreemden in aanraking en heeft gelegenheid
hen te bestudëeren.
Hoe spoedig leert men door duizend klei
nigheden de werkelijke dame onderscheiden
van haar, die dit graag zijn wilde.
Het begint reeds bij het instappen, bij d'e
gesprekken met den pakjesdrager; bij de
wijze, waarop de nieuwe medereizigster
plaats neemt. Want van de absolute heer
schappij over de eigen gevoelens en uitingen
bezit de ware dame het teeken. Een onwelko
me stoornis zal zioh niet op haar gericht af
spelen.
Dc reizende dame is gereserveerd, maar
toch mogen d'e medereizigers aan haar geen
hoogmoedige koelheid opmerken. Eén ding,
de reiskleeding der dame is de béste maat
staf der kritaek.
De spoorwegtocht is het beste bewijs voor
den smaak der dame. Zij kan 't overtuigend;
bewijs zijn, dat zij elegantie en verfijning
met eenvoud weet te vereenigen. Nooit zal
een elegante dame in een opvallend, kost
baar kostuum reizen.
Waar ge in den coupé juweelen of wiege
lende pleureuses ontdekt, daar hebt go on
getwijfeld uw oordeel reeds gereed nog
vóór de coupé-deur weer gesloten is.
De ware elegantie op reis is „eenvoud'' en
„doelmatigheid". In een eenvoudig tailleur-
kostuum verschijne de dame. Reeds èen
lage, uitgesneden schoen is in den spoor
wegcoupé oen teeken van gebrek aan sma rik
In eenvoudige zwarte of bruine rijgschoe
nen vangt de dame haar reis aan. Wat kou
sen betreft, zij heeft een eenvoudig weefsel-'
gekozen.
Haar handen zijn door nette handschoe
nen tegen liet kolenstof beschuit. Niets zal
haar bewegen tijdens dc spoorreis dc hand
schoenen uit te trekken.
Een kleeolngstuk, dat aantoont reeds me-
nigen storm doorgemaakt te hebben en nu
nog ver van de stad afgedragen zal worden,
is geheel uit den boo/e. De frischheid en net
heid van de kleeding teekent de dlame. De
Weeding, die aangetrokken is, „omdat zij
nog goed genoeg voor de reis is" verhaalt
van een gebrek aan zelfachting en verraadt
u, dat uw reisgenoote zioh slechts voor haar
kennissen en bekenden kleedt.
Ook dit bemerkt d'e medepassagier van de.
dameZij weet waar zij overstappen moet
en wanneer zij zal aankomen tor bestemder
plaatse. Zij behoeft geen vragen toZ haar
mederedzenden te richten.
Wanneer de „dame" den wagon bestiigiE.
is zij Diet met pa.ketten r - tasschjeis beladen.
Zij draagt uitsluitend een eenvoudige, lee-
ren tasch, die niet meer inhoudt dan de wei
nige dingen, die men gedurende het verblijf
in den wagon noodig heeft.
Zes weer-regels.
Met behulp van de volgende wetenschap
pelijke weer-regels zal men vaak in staat;
zijn het weer te voorspellen
L Veder-wolken (Cirrus) kondigen slecht,
weer aan, vooral, wanneer rij uit het W.
trekken en wanneer de snelheid, waarmee
deze hooge wolken zij zweven een tien
K.M. boven de aarde, waar het voortdurend
zoo koud ia, dat de Girrus-wolken steeds uit
kleine ijs-kristallen bestaan zich bewegen,
groot is, zoodat men direct met het bloote
oog het „zwerk" kan zien drijven.
2. Stapel-wolken (Cumulus), van onderen
horizontaal, van boven bol, zijn echte goed-
weer-vogels, met name, wanneer zij zich een
paar uur na zonsopkomst aan een heider-
blauwen hemel vormen. Wanneer zij tegen
den avond verschijnen, kan men dit niet als
een goed-weer-teeken beschouwen.
3. Dauw wijst op het voortduren van het
fraaie weer.
4. Het fonkelen van de sterren gaat
slecht weer vooraf.
5. Wanneer de geluiden, die anders niet
tot ons doordringen, duidelijk worden
waargenomen, zijn in den zomer onweders
waarschijnlijkhet weer zal echter zijn rus
tig karakter behouden, het onweer is slechts
een interruptie in het goede weer. In den
winter heeft men bij deze situatie ruig»
vorst.
6. Een kring om de maan, zegt het oude
rijmpje, die kan nog vergaan; maar een
kring om de zon, daar weenen vrouwen en
kinderen om. De mannen van de weten
schap hebben uitgemaakt, dat kringen om
zon en maan worden veroorzaakt door' een
j wolkentype, waarvan de meteorologische
I naam Cirrostratus is. Ook Alto-Stratus kan
dergelijke hallo-verschijnselen (kransen,
kringen, enz.) veroorzaken. Zoowel Cirro-
Stratus als Alto-Stratus volgen op Cirrus,
i het zijn uitgebreide sluiers en zij wijzen eri
I op, dat een storing met groote snelheid na-
dert.