De Hyena deed een vraag.
AJUL£i3EULiEX.
De Hyena kwam mijnheer Beer een be
zoek brengon.
Zij had haar beste kleeren aan en haar
nieuwen hoed op, want zij hoopte, dat juf
frouw Gorilla er ook zou zijn, maar dat
was, helaas, niet het geval. Zij ging op den
punt van haar stoel zitten en glimlachte te
gen den Beer, die haar allesbehalve vrien
delijk aankeek.
„Hoe vaart u?" vroeg zij minzaam en
stak op eenigszins aanstellerige manier een
sigaret aan.
De Beer haatte aanstellerij en fatterig
heid en hij hield er volstrekt niet van door
een Hyena uit de hoogte behandeld te wor
den. Hij deed dus, of hij die halve vraag
niet begreep en zei norsch
„Hoe vaart wie?"
„O, niets", glimlachte de Hyena opge
wekt. „Ik vroeg alleen maar, hoe gij vaart."
„Hoe ik vaar?" hernam de Beer.
Deze opvatting van een beleefde vraag
maar iemands gezondheid was zoo buiten
gewoon, dat de Hyena de eerste minuten
niets wist, wat te antwoorden, maar daar
de Beer bleef doorbrommen, probeerde zij
hem de vraag nader te verklaren.
„Ik vroeg, alleen maar „Hoe vaart gij V'
sprak zij onderdanig.
„Ik heb wel gehoord, wat gij zcidet",
viel de Beer haar in de rede, „maar wat
beteekent dat varen toch?"
„Lieve Hemel", zuchtte de Hyena, „wat
moet ik daarop zeggen Hij is zoo prikkel
baar en wil iets niet begrijpen."
De Beer was dol van woede en danste
steeds om de Hyena heen. „Waarom kan
je niet zeggen, wat je van mij wenscht te
weten? Ik vaar niet, dat zie je toch wel.
Wat bedoel je dus?" schreeuwde hij zoo
luid, dat de arme Hyena op haar been en
Jtrilde.
Eindelijk waagde zij te zeggen
„Ik bedoel er eigenlijk niets mee."
Dit antwoord maakte de zaak nog erger.
„Waarom kwam je dan hier, om mij een
vraag te doen, die niets beteekent?"
„Het was toch eigenlijk heusch geen gek
ke vraag", verontschuldigde zich de Hyena.
„Ik vroeg alleen, hoe gij voert."
„Hoe ik voer?" snauwde de Beer.
„Neen, neen", antwoordde de Hyena
haastig. „Ik bedoelde er mee, hoe gij u be
vindt."
„Ik bevind mij in mijn kamer, dat zie je
toch wel. Wat doe je toch een overbodige
vragen 1"
„Ja", hernam de Hyena, die zich iets
meer op haar gemak begon te gevoelen, „dat
vind ik eigenlijk ook. Ik heb er mij dikwijls
over verwonderd, waarom clie vragen ge
daan worden."
De Beer bromde zoo iets van lui, die al
tijd alles van anderen nabootsen, zonder te
weten wat zij doen. Deze opmerking werd,
zoo het scheen, niet door de Hyena ge
hoord.
Toen volgde er een lang stilzwijgen, dat
de Hyena zoo zenuwachtig maakte, dat zij
tweemaal het brandende einde der sigaret
in den mond stak en zich leelijk bezeerde.
De Beer, die dit opmerkte, lachte spot
tend, draaide zijn gast den rug toe en ging
slapen. Hij zat vlak in het midden der deur
opening, zoodat er de Hyena niets anders
overbleef dan te zitten wachten, tot haar
gastheer wakker werd.
Een paar keer probeerde zij hem voor
zichtig voorbij te sluipen, maar de Beer
bromde zoo verschrikkelijk, dat zij weer
gauw naar haar plaats ging. Het was al
avond, toen dc Beer ontwaakte.
De Hyena stond onmiddellijk op en zei
„Zoo, nu moet ik gaan, ik kwam maar bij
je aan, om te vragen, hoe je vaart."
„Met die vraag ben je ook begonnen, is
het niet?" zei de Beer spottend en deed,
alsof hij op haar wilde toerennen.
De Hyena was zoo verschrikt, dat zij hals
over kop het huis verliet en in de haast
vergat haar nieuwen hoed mee te nemen.
De Beer wierp haar dien door het ven
ster na, lachte hartelijk en zei
„Zie zoo, mevrouw Hyena is hier een hee-
len tijd geweest. Ik geloof niet, dat zij mij
gauw weer met haar vragen zal lastig val
len 1"
HET EXAMEN.
Eén weekje, en de dag van 't examen
[is daar",
Berekenen Lize en Cateau met elkaar
Maar de een zegt het zuchtend, met
[angstigen geest,,
En de andere lachend en gansch onbevreesd.
Waarom zou ze ook vreezen, die knappe
[Cateau
Ze is allen de baas, zelfs de vlugge Margo
Zij was sinds November maar steeds
- [nommer één
Als zij dus bleef zitten, dan slaagde er
[vast geen
't Gewichtige uur van 't examen brak aan,
Maar de arme Cateau kon met de andren
[niet gaan
Zij had door een val in den rug iets ver
trekt,
En lag daar nu machtToos op 't rustbed
[gestrekt.
De dokter verscheen en bemoedigde haar
„Een beetje geduld, en 't is aanstonds
[weêr klaar!"
Doch anders klonk 't woord tot Papa
[in de gang:
„Daar is geen gevaar bij, maar zoo iets
[duurt lang!"
En wèl duurde 't langwant de zomer
[verstreek,
Terwijl zij van 't bed zelfs geen oogen-
[blik week;
En schoon ze bewaard bleef voor he-
[vige pijn,
ft Valt zwaar, zonder ziekte bedleeg'rig
[te zijn.
Steeds had zij vol ijver geleerd en ge
speeld,
Nooit ledig gezeten en nooit zich verveeld
Nu kropen de uren met sleependen tred,
En gingen verloren voor studie en pret...
Cateau had een harden, een bitteren strijd
't Was ook voor de haren een moeilijke
[tijd
De liefdrijke zorg, door hare ouders be-
[toond,
.Werd nooit met een dankbaren glimlach
[beloond.
De broers en Marietje ontvluchtten met
[schrik
Haar prutt'lende stem, haar onvriend'lij-
[ken blik;
En ook de vriendinnetjes keerden niet
[weêr,.
Na knorrig ontvangen te zijn keer op
[keer.
In de eenzaamheid morrend, met wrevel
[in 't hart,
.Verzwaarde zij zelve oneindig haar smart;
En al wie haar zag, dacht met deer-
[nis terug
Aan 't bleeke gezichtje, zoo somber en
[stug
Maar eens op een morgen wat was er
[gebeurd
Een hoogroode blos hield haar wangen
[gekleurd
Daar blonk in haar oogen een onge-
[woon licht
„'t Patiëntje heeft koorts" was des
[dokters bericht.
Daar was iets gebeurd, dat de dokter niet
[wist
Dat niet door Papa of de broers werd
[gegist
Maar dat ze aan Mama in 't geheim
[had gezegd,
Toen deze haar kussens weêr goed had
[gelegd.
Een deel van den nacht had ze onrustig
[doorwaakt
Toen was ze aan den morgen in sluim'ring
[geraakt
Op eens ziet ze een vreemdeling met
[ernstig gelaat,
Wiens vorschende blik door haar bin-
[nenste gaat.
i
Een poos blijft hij zwijgend; toen klinkt
[het: „Weinuf
,,'t Examen is daar en de beurt is aan u)
„Hoe hebt gij uw dagen en weken be
steed
„Werd daar iets geleerd dat ge niet
[weêr vergeet?"
Haar moed is veel kleiner dan ze eens
[heeft gedacht;
Toch geeft zij ten antwoord, bescheiden
[en zacht:
„De juffrouw was steeds met mijn les-
[sen tevreên,
„En 't zat in mijn klasse ook meest nom-
[mer één
De vreemdling herneemt: „Ge begrijpt
[mij verkeerd
„Ik weet, gij hebt vroeger uitstekend
[geleerd
„Thans zijt ge in een andere leerschool
[gebracht
„Beantwoordt gij ook aan 't geen hier
[wordt verwacht?
„Zeg, hebt ge op het voorbeeld des Mees-
[ters gelet?
„Verstaat gij.reedi iets van de taal van 't
[gebedt
„En werkt ge aan de moeilijke som van
['t Geduld?
„Hoe hebt gij de taak van hot wachten
[vervuld?"
Verlegen, beschaamd, blijft ze sprakeloos
[staan ;t
Ze ontwaakt, èn het droombeeld is plot-
[seling vergaan
Maar wat het beteekent, verstaat zij
[heel goed,
En de indruk zal blijven in 't jeugdig
[gemoed
„Mamaatje, vergeef mij! ik deed u ver-
[driet
„Nu wil ik mijn best doen 'k begreep
[het eerst niet!"
Een ku6 is het antwoord en sedert dat
[uur
Ontwaakt in ons meisje de beetre natuur.
Wèl kent zij nog dagen en uren van strijd
Al worstelt ze dapper, ze wint niet altijd
Toch heeft zij nu vrede toch weet zij
[vootaan
Geen dag schenkt ons God, die verlo
gen mag gaan.
Als eindTijk de school zich voor haar
[weêr ontsluit,
Zijn Lize en Margo haar een klasse voor-
tuit
Cateau heeft intusschen iets hoogers ge- 1
[leerd,
Dan ooit op een burgerschool wordt
[bestudeerd.
MARGARETHA.
Ulet recht „hoog-loopende" kosten.
De EifeJtoren is een coquette dame, ten
minste haar toilet kost heel wat! Om de
vijf of zes jaren wordt ij opgeschilderd em
dit pakje kost dan een 35 a 40.000 gulden!'
Nu is weer zoo'n opschildering aanstaande l|
In 1869 werd zij oranje; in 1893 rood; irij
1890 goudgeel in 1907 zilverwit aan den top/
en geel aan den voet
Een staf van 50 schilders is drie of vier,
maanden bezig met de 150.000 vierkante me
ters te verven, die dit torentje beslaat!
Van een Bokje, dat niet blaat.
Kennen jullie dat bokje Het is een onzer
moerasvogels, maar het is om te lachen, alsj
ge hem soms toevallig, met een roeipartijtje
op den kant ziet staan. Hij is niet grooter
dan. een spreeuw, maar hooger op zijn pool
ten en met onhandig langen snavel! Overf
zijn schedel en rug loopen zwarte en groene^
en gele lendenstrepeneen echt harlekijns-,
pakje! Hij is brutaal tevens en zal in hel^
eerst volstrekt niet aan wegvliegen denken^
bij een ontmoeting met menschen, maai]
slaat toch eindelijk op de vlucht met een
paar snelle zigzagdraaien I