Vochtige kamers. Slaaphoudingen tij vissollen. zijn, vallen a£ in October en November. Er zijn verschillende variëteiten van hout- olicboomcn in China, doch in vele plaatsen schijnt alleen de „tungshu" bekend te zijn, en volgens de nauwkeurigste inlichtingen, die verkregen konden worden, is het groot ste gedeelte der uitgevoerde olie afkomstig van dezen boom. Hot kweeken geschiedt gewoonlijk door het uitzaaien in kisten of kweekbedden. Wanneer de scheuten ongeveer -een voet hoog zijn, worden zij in den regel overge plant in kleiachtigen of zandigen bodem op de hellingen van heuvels, langs de kanten van een weg, in bouwland of als schaduw- boomon op braakland. Na het overplanten worden de wortels aanvankelijk vochtig ge houden. De leeftijd, waarop de boom productief begint te worden, hangt grootendeels af van de vruchtbaarheid van den grond en van de hoeveelheid water, welke hij gedu rende de eerste jaren ontvangt. Op sopi- mige plaatsen begint de boom vrucht tc dragen na drie jaar, doch gewoonlijk tus- schon het vierde en het zesde jaar. Hij blijft tien jaar lang vruchtdragend, en zou, bij behoorlijke verzorging en snoeiing, onge twijfeld zijn productievermogen langer be houden. De vruchten, wclko ongeveer de grootte hebben van een kleinen sinaasappel, gelijken op groote hickory-noten. Wanneer zij rijp zijn, barsten zij open, waarbij er één of moer zaden uitvallen. Do zaden gelijken in vorm en kleur eenigszins op de driehoe- 'kige Brazielnoten, doch zijn veel smaller. Zij worden, na gedroogd te zijn, in groote ijzeren pannen geroost, waardoor de schil loslaat, en vervolgens tot een fijn meel ge malen. Uit dit meel wordt de olie geperst, die na filtratie gereed is voor de markt. De wijze van olie-extractie is primitief en zou door toepassing van machinerieën veel ver beterd kunnen worden. De afval van de noten wordt als meststof gebruikt, of het meel wordt, nadat de olie daaraan is onttrokken, verbrand. Van het op deze wijze verkregen roet wordt o. a. gebruik gemaakt voor de bereiding van den i.g. Oost-Indischen inkt. Volgens een Amerikaansch consulair ver slag bereikt de houtolieboom gemiddeld een hoogte van 20-Eng. voet en een middellijn van 7 10 Eng. duim. Het hout is wit en zacht, doch wordt door droging hard en duurzaam. Het is bestand tegen vocht en vertoont geen neiging tot krimpen of scheu ren, zelfs wanneer het aan een groote hitte wordt blootgesteld. Het wordt gebruikt voor de vervaardiging van muziekinstru menten, koffers, fijne doozen, enz. Men be weert, dat het niet door insecten wordt aan getast. De lichte, stroogele olie is de eenigo soort, welke op eenigszins groote schaal wordt uitgevoerddoch de andere twee soorten, de bruinachtige en de zwarte olie, worden in sommige districten van China evenveel gebruikt. De olie vindt toepassing bij het polijsten van het bouwwerk van in- landsche booten, wanneer zij niet geverfd worden. Zij geeft aan het hout een heldere, lichtgele kleur en maakt het ondoordring baar voor vocht. Vermengd met ongeblusch- te kalk levert zij een soort stopverf op, waarvan door de inboorlingen veel gebruik wordt gemaakt. Voorts vindt zij toepassing bij het looien van leder en als lampolie, ter wijl zij ook gebruikt wordt voor het vernis sen van fijne meubelen, zoomede voor de zeep- en verfbereiding. C,,Handelsber.") Van oudsher gelden vochtige woningen voor ongezond. Een langdurig verblijf in een vochtig vertrek heeft licht catarrhale of rheumatische aandoeningen toen gevolge en het kan gebeuren, dat een gehéél gestel ondermijnd wordt door jaren lang slapen in een vochtige slaapkamer. In een der jongste nummers 'bespreekt „Moleschot" vochtige kamers. Er kunnen verschillende oorzaken voor wezen, dat hui zen vochtig zijnregen en sneeuw van bui ten, van water doortrokken grond van on der kunnen een huis vochtig makenook Origineele Tegelijkertijd met de groote samenkomst van Duitscho bijenhouders te Berlijn had een tentoonstelling plaats, welke een aan schouwelijk beeld gaf van het wezen en de vorderingen der bijenteelt. Heel aardig was daar het boerenpaar, dat een ijraker kan er veel vocht zijn in de steenen en kalk en andere materialen, waaruit het huis is opgebouwd. In de meeste gevallen echter, beweert „Molcschott", worden kamers vochtig door een ondoelmatig gebruiken en bewonen. Wordt een te klein vertrek door meerdere personen tegelijkertijd gebruikt, dan zame len zich in korten tijd zeer groote hoeveel heden waterdamp, afkomstig van de uitade ming, in de lucht. Een grooter of kleiner gedeelte van dit door het menschelijk lichaam afgescheiden water, slaat tegen de koude muren aan, maakt deze vochtig en doordringt ze allengs. Deze verschijnselen zullen te vroeger en te krachtiger optreden hoe dichter een vertrek bewoond is, hoe gemakkelijker zijn muren worden afge koeld en hoe minder er geventileerd wordt. Dikke muren koelen, bij het dalen der buitentemperatuur, veel langzamer en min der af dan dunnedaarom worden, onder overigens dezelfde omstandigheden, dikke muren minder vochtig dan dunne. Het beste middel tegen dit soort van vochtig-worden der muren is en blijft: zindelijkheid, voorts zoo min mogelijk ophooping van za ken en voorwerpen in het vertrek, her haaldelijk en ruimschoots luchten, in het bij zonder in dagen, waarop de buitenlucht droger is en ten slotte het tegengaan van andere momenten, die wat-erverdamping ten gevolge hebben. Zoo eenvoudig deze maatregelen ook schijnen, zoo moeilijk zijn zij in de meeste gevallen uit te voeren. Het is nu eenmaal een feit, dat het armste deel der bevolking in den regel zijn woningen slechts zelden of nooit ventileert, wijl het vreest daardoor de duur gekochte warmte te zullen verlie zendat dit zeer te betreuren is, spreekt vanzelf, daar in ;,deze klasse de huisgezin nen gewoonlijk talrijk zijn en opeenge hoopt wonen, dus tot luchtbederf en voch tigheidsontwikkeling gereede aanleiding be staat. Doch ook in de beter behuisde klas sen wordt tegen deze voorschriften veel ge zondigd. Ik wil er slechts op wijzen, hoeveel menschen er zijn, die zeidon of nooit met kracht hun keukens vontileerende ge volgen daarvan zijn, dat de belendende mu ren, door de geweldige hoeveelheden damp, die gewoonlijk in een kouken worden ont wikkeld, in korten tijd geheel en al van vocht doortrokken worden. Dat dit alles nog slimmer wordt, indien keuken of woon vertrek tevens dient tot gelegenheid, waar de wasch „gedaan" wordt, behoeft niet na- dor uiteengezet. En nu nog oen woordje over de gevolgen van vocht in de kamers. Het spreekt vanzelf, dat in vertrekken met vochtige wanden het vochtgehalte der lucht verhoogd is, en is dit in belangrijke bijenkorven. als bijenhuizen had ingericht. De brced- heupige dame en haar niet minder corpu lente echtvriend zijn zoo vriendelijk don bijen toegang door hun mond te verschaf fen. mate het geval, dan kan het zoo ver komen, dat reeds matige warmtegraden eep gevoel van onwèl-zijn te voorschijn roepen. De waterdamp der lucht slaat bij het afkoelen van zulke vortrekken neer op de meer koele meubelen enz. en geeft, met name in be hangen kamers, aanleiding tot een sterko schimmelvorming en bij voldoend water gehalte ook tot ontwikkeling van andere, zelfs ziektemakende kiemen. Voorts zijn vochtige muren vooral in het koude seizoen koeler dan droge en daar door kan bijv. gedurende het slapen nadeel en schade door het in-aanraking-komen met dergelijke muren, te voorschijn worden ge roepen. Verder is het duidelijk, do,t de luchtwisseling door de muren, d. i. de ven tilatie van het vertrek zeer belemmerd is, zoolang de poriën van den muur met wa ter gevuld zijnderhalve ontstaat in zulk een vertrek al spoedig luchtbederf, waar door het bewonen van en zeer zeker het slapen in dergelijke kamers al zeer onge zond wordt. Gevoegd bij de producten der ademhaling en van de verbranding (door verlichtings- en verwarmingstoestellen), zijn in dusdanige kamers redenen te over aanwezig, om de ademhalingslucht onbruik baar te maken en de atmosfeer iets zoels, iets belemmerends te geven. Al moet men ook toogeven, dat meermalen zulke slecht gedroogde kamers op zichzelf dikwijls een gevoel van belangrijke warmte geven, toch zijn de nadeelen niet te gering te achten, vooral, zooals ik reeds aanstipte, voor het arme deel der bevolking, dat geen andere vertrekken ter beschikking heeft. Zindelijkheid, krachtig drogen door kunst middelen of door natuurlijke warmte, ge paard aan ruime ventilatie, kunnen echter, zooals gezegd, veel bijdragen om den meest verzadigden vochtigheidstoestand in ver trekken te verminderen en zelfs te verdrij ven, zoodat nadeelige gevolgen voor de ge zondheid kunnen worden voorkomen. Prof. Nierstrasz deelt in „Natura" het geen volgt mede over de slaaphoudingen, door B. Krüger waargenomen o. a. bij een kleinen tandkarper, Fritzroya lineata. Deze diertjes liggen zeer veel in het on diepe water op de vlakke oevers van den Rio Liraay in den heeten middagzonneschijn (do aan vorm en groote gemakkelijk te her kennen wijfjes zijn daarbij steeds in de meerderheid)zij liggen dan half op zijde, terwijl zij niet van houding verandoren, als met de voeten op den grond in hun nabij heid wordt gostampt, en ook niet bij hot werpen van een steen in het water. Bij aan raken en eenigszins krachtigen golfslag vluchten zij ijlings naar het diepe water of zij springen op den oever en bewegen zich hierbij in sprongen van wel 30 c.M. voort (een wijze van voortbewegen, die onder ge lijke omstandigheden de Surinaamsche tot- to-birr's Giardinus Guppii ook toe passen). Krüger nam deze rusthouding alleen waar in de maanden October en November, het Argentijnsche voorjaar. In geheel glazen aquaria werd deze houding nooit aangeno men, wel in bakken met bovenlicht alleen. Ook zag Krüge- slapende Rhinodoras sp. in Paraguay als dood op hun rug drijvend in den Rio-Nigro, met uitgespreide vinnen en slaphangende baarddraden. Door een geroeid wordende boot lieten zij zich niet dichter dan tot 10 M. naderen dreef de boot, dan gleden de visschen in den stroom voorbij zonder iets te bemer ken. Een in het water geworpen steen deed hen onmiddellijk ontwaken eveneens ont waken zij bij den overgang uit den Rio-Ni- gro in den helderen Rib-Paraguay. Hun ge voeligheid voor ongewone bewegingen in het water schrijft Krüger toe aan het daar ter plaatse voorkomen Van Yagarès (Cai man latirostris) en vischotters, die beide jacht maken op visch. Alles, wat buiten het water gebeurt, laat de dieren rustig voort- slapen. Ook bij eenige Rivulus sp. nam Krüger het slapen waarde dieren hangen aan de oppervlakte met gekrpmdcn rug, soms 4 uren achtereen. Eigenaardig was het sla pen van Leporinus melanopleurus, dien Kruger in een aquirium hield. Deze vis schen slapen niet aan de oppervlakte han gend, zooals alle bovengenoemde, maar op den bodem op zijde liggend half ingegra ven in de modder, met alle vinnen tegen het lichaam. Alleen de zeer kalm beweging der kiowdeksels verraadt het aanwezigo leven. Een foaBwe eeuw steenkooL In de laatste vijftig jaren beeft de op brengst van den mijnbouw in de verschillende lan-den een groote verandering ondergaan en In het bijzonder oon&tateert men dit bij do steenkool-productie. \/cd is deze overal •grooter geworden, maar het aandeel van de verschillende landen is geheel anders dan voor vijftig jaar. Volgens de „Echo des Mines" bedroeg de jaarlijksche steenkool-productie in 1860, '150 millioen ton tegon 1350 millioen in 1912. Voor een halve eeuw was Engeland het eer ste kolenland der aarde; het leverde de 'helft van het gehoele verbruik; dan kwam Duitschland' met 1G pCt., vervolgens de Ver- ieenigde Staten 14 pCt. Op grooten afstand •volgden Frankrijk en Belgie, ieder 6 pCt., postenrijk-Hongarije 4 pCt. In 1900 stonden ide Vereenigde Staten reeds op de eerste rij ,en leverde een derde van alle kolen; dan .kwam Engeland en vervolgens Duitschland en Oostenrijk-Hongarije nam reeds de vierde plaats in. In 1912 brachten de Vereeuigde .Staten het reeds tot 38 pCt. t erwijl da Duit- gche productie de Engelsahe heeft ingehaald. ^Merkwaardig zijn o->k de getallen omtrent Jiet koenverbruik in de verschillende landen. JNog voor 25 jaar was het in Engeland het •grootst, 3.6 ton per hoofd, in België be droeg het 2,3 ton, terwijl de Vereer.igde jStaten, ongeveer 1,8 ton gebruikten., Th ana verbruikt iedere Yankee 4.6 ton, ieder Brit 4.2, terwijl de Duitscher 3,3 ton noodig heeft en de Belg ongeveer evenveel. Heft broodbakken in een middeleeuwse^ dorp. Vele eeuwen lang geschiedde het brood bakken in Duitsche dorpen door do huis vrouw zelf, zooals tegenwoordig nog op het platteland, voor een deel ook op dc goederen van grootgrondbezitters door het dienstpersoneel gebeurt. Dc vroedschap richtte vaak in de dorpen bakovens op, voor welker gebruik de dorpsgenooten verplicht waren verschillende diensten te verrichten. Dc grondbezitter of, als hij het niet deed, de gemeente, stelde bij de bakovens ook nog de vereischte gereedschappen ter beschik king. Een dorpsbewoner oefende naast het boerenberoep in den regel ook dat van bakker uit. Ook vrouwelijke hulpkrachten, ,,de bakhuismeiden", werden gebruikt. Het stookmaterieel werd geleverd door dc klan ten, al naar de hoeveelheid van het ver bruikte meel. De bereiding van het deeg was nu eens het werk van den bakker, dan weer van den klant. Deze laatste kón dan den bakker in huis laten komen, waardoor hij dan een grooter loon kon bedingen. Op vele plaatsen was de bakker ver plicht paard en kar voor het afhalen van het deeg te zenden. Hij mocht het deeg niet dragen, opdat het niet koud zou wor den of bedorven. Het loon bestond steeds uit een aantal brooden, nooit uit geld. Overal bejegende men den bakker met oen zeker wantrouwen on de voorschriften, die de sluwe boeren bedachten om knoeierijen tegen te gaan, waren zeer menigvuldig. Opdat de bakker geen ongelijke brooden zou bakken en de grootste voor zich als bakloon zou nemen, was meestal bepaald, dat de bakker het brood ineens naar het huis van de klanten moest brengen, bij het afladen van voren of van achteren met het tellen moest beginnen en het loon ten slotte op de kar moest laten liggen. Het aantal sterren van ver- schiBleeide grootte. Da vooruitgang der sterren photometrie en de voorbereiding der photógraphische hemel kaart verschaffen gegevens, om met grooter juisthoid dan vroeger het aantal zichtbare Btbrron van verschillende grootte te leeren kennen. Volgens Gavin J. Burns is, naar .Vragen van den Dag'* berichtte, het aantal sterren van elka grootte als volgt: Aantal Aantal Groots sterren met de groote te zamen 1 38 38 2 99 136 3 317 454 ,4 1,020 1,474 5 2,865 4,339 6 9,082 13,421 7 31,679 45,000 8 132,000 177,000 9 159,000 336,000 10 303,000 639,000 11 575,000 1,214,000 12 1,092,000 2,306,000 13 2,076,000 4,382,000 14 3,934,000 8,325,000 Dit geeft een totaal van 8,325 mill, waar genomen hemelbollen, groote werelden, die ruimten vullen en waarvan ons het bestaan bekend is, al weten wy weinig of niets meer van de meeste dier verwijderde lictiamon. Eieren en vleesch van struisvogels. In Kaapland is sedert 1865 e«n uitgebreide teelt van struisvogels ont3taan, aanvankelijk hoofdzakelijk om de veeren. Daar dit een winstgevend bedrijf bleek, vond het weldra elders navolging, vooral in Zuid-Amerika (Argentinië, enz.) en Australië. Weidia begon men zich ook af te vragen, of er van de struisvogels nog niet wat anders verhandel baars was te krpgen. Mon begon met de eieren. Hot strnlsvogelwyfje legt zeer groote eieren, die gemiddeld 1kilogram wegen. Deze oreren leveren, wanneer zij goed toe bereidt zijn, voedzame, goed smakende spijzen. Het wit der struiseleren is namenlek tot het geel of don dooier buitengewoon sterk ont wikkeld en geschikt voor oierspljzen, welke in geonen doele bjj dio van kippeneie en ach terstaan. Daarenboven is de wi)fjes6truis eon goede legvogel. Zjj legt in den regel van 25 tot 30, doch menigmaal van 45 tot 50 eieren por jaar. Er mooten er echter voort durend tot uitbroeding worden afgehouden; toch beoft men berokend, dat bij doelmatig voortgezel to teelt van elk wijfje nog een ei- ermassa ware te winnen, golykstaande mot die van 600 kippeneieren! Ook kan de 6cbaal der eieren tot verschillende doeleinden ver werkt on gebruikt worden. Wat 't vleesch betreft, dit heeft een zeer aangenamen smaak en is, volgens sommigen, veel lekkerder dan dat van konijnen; daarbij i® bet even voed zaam en versterkend als rundv^esch. Likeurboontjes zijn gevaarlijk voor allen, die eigenlijk ge heelonthouders moeten zijnvooral voor kinde ren en gewezen drankzuchtigen. De hoeveelheid alcohol in die boontjes is grooter en kleiner, naar gelang de fabrikant meent den smaak der liefhebbers te moeten prikkelon. Van een zak of pond likeurboontjes kan men daarom moeilijk zeggen, dat het alcoholgohalte groot of klein is. Maar dat het vaak tamelijk groot is, bl|jkt uit de volgende cijfers, die men 't best kan begrilpon door ze te vergelijken met een flink glas jenever, dat 12 a 15 gram alcohol bovat. Dr. Behr, de leider van den keuringsdienst in Chemnitz, vond in cognacboontjes 0,83 5 74 pCt. alcohol; in arakboontjos 1.67 3.73 pCt., in rumboonijee 1.695.08 pCt. Dr. Heckmann, van den keuringsdienst in iïlberfeld, vond in likeurpralines 3.55, in cognacpralines 5 06, in arakpralines 1.43, in maderapralir.es 0.97, in arakboontjes 4.47, in punchboontjeB 2 97, in likeurboontjes 2.5, 3.33 zells 4.46 percent absoluten alcohol op 100 gram gewicht. Dat komt overeen met wat dr. ForBter by zijn chemisch onderzoek vond, dat de cijfers schommelen tusschen 2 en 5 29 alcohol op 100 gram gewicht. Het is niet om dronken te worden, maar toch sterk gonoog om kindei en en drank zuchtigen het drinken te leeren. („Sobrëtas"). De Duitsche Invaliditeitsverzekering. In 1911 werden toegekend 118,158 invalidi- teitsrenten ten bedrage van 21,279,966 M., 11789 tijdelijke renten met 2,092,230.80 M. en 11585 ouderdomsrenten met 1,915,030.20 Mark. De verschuiving naar de invaliditeitsrente gaat dus nog steeds door. De gemiddelde oudordomsrento bedroeg in 1911 105.20 M., in 1910 164.31 M. De gemiddelde invalidi teitsrente 180.09 M., in 1910 176.93 M. Deze stijging wordt mede veroorzaakt door het feit, dat de hoogere loonklassen met hoo- gore premies en daardoor hooger rente, re gelmatig beter bezet worden. Yan de 118,159 nieuwe invaliditcitsrentcn waren 15081 van 70-jarigen en ouder, d. i. 12.7 pCt., 22,355 van 65 tot 69-j'arigen, d. i. 18.9 pCt., 22,644 van 60 tot 65-jarigen, d. i. 19.2 pCt. Beneden 70 jaar waren dus inva- lido 87.4 pCt-., beneden 65 jaar 68.4 pCt. en zelfs beneden 60 jaar nog 49.2 pCt., d. i. bijna de helft. In 1912 werden toegekend 124,825 invali- diteitsrenten, 11,570 tijdelijke renten en 1211 ouderdomsrenten. Hoe koningen zich laten fotografeeren. Ook koningen moeten reclame maken en dit doen zij meestal door hun hoffotograaf. Het komt immers dikwijls voor, dat een vorst zich om de een of andere reden in een bepaalde pose aan zijn onderdanen wil vertoonen. Dat bereikt hij het beste met behulp der fotografie. De koning laat zich kieken bij zijn lievelingsbezigheid en de on- dancn zij i van de gewoonten van hun vorst op dc hoogte. Eenige jaren geleden liep het gerucht, dat de koning van Spanje ern stig ziek was, ja zelfs, dat hij de tering had. Dc godachte. dat Spanje door een zieken vorst geregeerd werd, kon dc toch al niet erg vaste troon wel eens doen wankelen. In dezen kritieken tijd trachtte de fotogra fie den Spanjaarden te bewijzen, dat hun koning zoo ongeveer een krachtmensch was. In alle kranten zag men foto's van Alfonso bij het polo-spel, op de jacht, waar hij Münchhausen overtrof in het aantal hazen, dat door hem gedood werd men zag hem als schermer, enz. Den Spanjaarden kon geen twijfel overblijvenhun koning was de gozondstc man in geheel Europa! De Duitsche keizer wordt meestal in den kring van zijn groote familie gefotografeerd. Immers hij is van meening, dat het plicht van icderen burger is voor een groot aan tal nakomelingen te zorgen, wot het vader land ten goede komt. Ook wordt hij steeds in uniform gekiekt, met het oog op de Duit-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 12