DE PRINSES EN DE PAUW.
Er was eens een prins, die Durfal heette
en die dol was op avonturen, waarbij het
maar zus of zoo scheelde, of hij verloor het
leven er bij. Al heel vroeg had hij zijn
vaderlijk huis verlaten en had zijn tijd
doorgebracht met het dooden van draken
en reuzen, het redden van prinsessen uit
groote gevaren en het opzoeken van ver
borgen schatten. Hij deed goed, waar hij
maar kon en stond daarom onder de bijzon
dere bescherming der feeën. Éénmaal in
het jaar mocht hij zijn petefee om hulp ver
zoeken, want zij vond het veel beter, dat
hij op eigen kracht vertrouwde dan dadelijk
de hulp van anderen inriep. Zijn laatste
avontuur, vóór hij een rustig en gewoon le
ven ging leiden, is zóó vreemd, dat ik groote
lust heb het jelui te vertellen.
Op zekeren dag kwam hij in de hoofd
stad van een vreemd land aan, waar hij
twee groote gebouwen boven alle andere
zag uitsteken. Het eene was een paleis
en het andere een sombere gevangenis.
Durfal was te voet en ongewapend, d. w. z.
hij had wel een zwaard, maar dat was doo.r
het langdurige gebruik niet veel meer
waard. Zijn kleeren waren gescheurd en
toch kon men dadelijk zien, dat men met
een prins te doen had.
Zoodra hij de stad was binnengetreden,
merkte hij er iets bijzonders op. In een
stad, waar zoo'n reuzengevangenis stond,
moest iets niet in orde zijn, dacht hij. Ook
zag hij tot zijn groote verbazing op alle deu
ren en vensters, boven alle poorten de af
beelding van een pauweveer aangebracht.
Op een der muren was een groot papier
aangeplakt, ook versierd met hetzelfde tee-
ken. Op dat papier stond te lezen, dat de
prinses een vluggen page noodig had om
haar pauw te verzorgen. Prins Durfal was
nieuwsgierig om precies te weten, wat dit
beteekende en vroeg er den eersten den
besten voorbijganger naar.
„Hebt ge nooit van den pauw gehoord?"
zei deze verbaasd. De prins vertelde hem
echter, dat hij een vreemdeling in dit land
was en vroeg den ouden man, of er zich
veel pages zouden aanmelden bij cle prinses.
„Ik twijfel er aan, of er zich één aan
zal wagen", was het antwoord. „De pauw
heeft al vijf en dertig pages in één jaar ge
had, maar geen enkele viel in den smaak
der prinses. Zij zitten allen daar in de ge
vangenis. O, alles ging zoo goed in ons land
tot den clag, waarop de pauw naast den
troon der prinses kwam gevlogen."
„Zij schijnt er door betooverd te zijn
het is, alsof het dier met haar spreekt en
verlaat nooit haar zijde. Al haar vroegere
raadgevers, die de prinses in het bestuur
bijstonden, worden op aijde geschoven. Ik
was ook eenmaal een van haar raadsleden."
De oude man ging treurig heen. De prins
volgde hem echter en vroeg„Heeft nooit
iemand het geprobeerd de prinses ten hu
welijk te vragen
„Verscheidene prinsen hebben om haar
hand gevraagd, doch de pauw kon hen niet
Uitstaan en 'zij werden dus in de gevangenis
•geworpen. Gij ziet, hoe groot liet gebouw al
.is en telkens wordt er een stuk bijgebouwd
om alle gevangenen te kunnen bevatten. Ik
wou, dat die vreeselijke vogel nooit was
hier gekomen."
De prins zag opeens het oog in de pau
weveer boos kijken, doch de oude man zag
dit niet.
„Wat moet ik doen, om mij als page aan
te melden?" vroeg hij. „Ik ben prins
Durfal."
De oude man gaf hem den raad den
volgenden morgen vroeg naar het paleis te
gaan hij zou zeker worden aangenomen.
De prins sliep dien nacht niet en dwaal
de door de stad, die er in den helderen
maneschijn nog zonderlinger uitzag. Den
volgenden morgen klopte hij aan de poort
van het paleis aan en verzocht als page van
den pauw in dienst te treden. De wachter
nam hem van het hoofd tot de voeten op
en liet hem door.
Hij moest veel gangen en vertrekken
cloor, eer hij dc zaal der prinses bereikte.
B>^ maakte twee diepe buigingen voor haar
en doeg jaarna de ooy.au op. Nog r.oo'C
had hij zoo'n mooie prinses gezienzij had
prachtig blauwe oogen en schitterend blond
haar. Zij had een kleed aan van de kleur
van pauweveeren en dc geheele zaal was op
die wijze behangen.
Alles glinsterde hem voor de oogen, maar
vooral toen hij den pauw aankeek. De
prinses had slechte oogen en ooren voor
dezen vogel en verwaardigde den armen
prins met geen blik. Het scheen hem, alsof
de pauw iets tot haar zei, waarop de prin
ses zich even tot Durfal wendde en sprak
„De pauw vindt het goed, dat gij de
nieuwe page wordt."
De hovelingen wierpen een medelijden
den blik op den jongen man, die zich voor
nam in heel korten tijd de meester van den
pauw te worden inplaats van diens slaaf.
Hij boog voor de prinses en trok zich daar
op terug.
Allereerst trok hij een kleed aan in de
kleuren van den pauweerst vond hij dit
dwaas, maar weldra zag hij in den spiegel,
dat hij er nog nooit zoo aantrekkelijk had
uitgezien.
Het was een eentonig leven, dat hij aan
dit hof leidde. Feesten werden er niet ge
geven de hovelingen liepen zwijgend rond
en durfden geen woord te spreken uit vrees
voor den pauw. De hofdames zaten steeds
borduurwerk in pauwekleuren te maken en
als zij het niet goed deden, werden zij in
do gevangenis geworpen. Den heelen dag
moest hij om en bij den pauw zijn en kreeg
"niets dan pikken met den snavel van hem.
llij verdroeg dit echter alles uit liefde voor
de prinses, die hij zeer lief had.
Hij deed zijn best om er achter te komen,
hoe het kwam, dat die vogel zoo'n groote
macht over de prinses had en het gelukte
hem eindelijk dit geheim op te lossen.
Op zekeren dag was hij met drie jonge
hovelingen in een zaal, ver van de troon
zaal gelegen, zoodat zij vrijuit durfden spre
ken.
„Ik wou, dat die akelige vogel nooit hier
gekomen was", zei de een.
„Vanmorgen is de eerste minister in de
gevangenis geworpen, omdat hij per onge
luk op een staartveer van den pauw ge
trapt heeft", sprak de tweede.
„Ik moet gouden zaadjes voor zijn avond
eten uitzoeken, die toch even voedzaam als
gewoon zaad zijn", zuchtte de derde.
„Ik geloof, clat ik er vergif in doe, dan
zijn wij hem kwijt!"
Het oog in de pauweveer boven de deur
schitterde onheilspellend, hetgeen prins
Durfal opmerktehij had zich niet in het
gesprek gemengd.
Voor de avond viel, had de pauw zijn
avondeten van gouden zaadjes en werden
de drie hovelingen in de troonzaal geroe
pen.
„Gij zult alle drie in de gevangenis gezet
worden, omdat gij u oneerbiedig jegens
den pauw hebt uitgelaten," zei cle prinses.
De page van den vogel begreep nu, hoe
de vorstin dit alles wistde veeren, die
overal in het paleis en in de stad waren
aangebracht, dienden als zoovele ooren.
Hij kon dus geen pas verzetten in zijn
pauweveerenkleed, of de vogel wist het.
Misschien zou hij het nu ook weten, dat nij
het geheim doorgrondde. Nu werd het hoog
tijd de hulp van zijn beschermfee in te roe
pen.
Dien nacht trok hij vlug zijn pageklee-
ren uit en trok zijn oude pakje weer aan,
waarin hij de stad verliet. Tegen midder
nacht stond hij op een eenzame vlakte en
riep de fee aan.
„Ik heb dit jaar uw hulp niet gevraagd,
o petefee. Doch nu dreigt mij zoo'n groot
gevaar, dat ik niet buiten uw bijstand kan."
De fee liet hem niet voor de tweede maal
smeeken en kwam vliegensvlug aangerend
in een koets van zilverdistel gezeten.
Zij zag er schitterend uit en daar zij
nooit tweemaal in dezelfde gestalte ver
scheen, stond prins Durfal opnieuw ver
rukt over haar verschijning. Zij begon dade
lijk over cle zaak te spreken, die hem zoo
na aan het hart ging.
Nadat dc prins gezegd had, hoe hij over
den pauw dacht, spruk de fee ernstig
„Ge hebt groot gelijk, dat de pauw een
lioo'/e toovcnaar is, die de jonge prinses
bcuOo^erd ht-ei'- eu die veeren ziju zijn die
naren.'
„Er is slechts één middel om die toover-
macht te brekenik zal u een kristal ga-i
ven, dien gij in zijn drinkbeter moet wer
pen. Die kristal lost op en de vogel zal,
na er van gedronken te hebben, zijn leelijke
gestalte van vroeger aannemen en ver
plicht zijn het land te verlaten. Maar zoo
dra gij den kristal in den beker geworpen
hebt, moet gij naar de prinses gaan en haar
zeggen, dat gij haar liefhebt. Denk hieraan
vooral, want anders neemt de toovenaar
haar mee."
Verheugd verliet de prins de fee en ver
heugde zich bij voorbaat over de uitwer
king van het toovermiddel. Den volgenden
morgen bood hij den vogel den drinkbeker
aan en nadat deze het vocht opgedronken
had, rende de page naar de prinses en
vertelde haar, dat hij haar liefhad.
Het was hoog tijd, want daar kwam d$,
toovernaar aangevlogen in een afschuwe
lijke gestalte en wilde de prinses met zich
voeren.
Het paleis en de heele stad trilde op bun
grondvesten en overal verdwenen de pau
weveeren, die hun meester achterna volg
den.
De prinses viel flauw in de armen van
den prins en toen zij weer bijkwam en be
greep, hoeveel kwaad zij haar onderdanen
had aangedaan onder den slechten invloed,
van den toovenaar, meende zij, dat er maar
één middel was om het kwaad te herstellen,
n.l. met haar redder te trouwen.
Samen gingen zij naar de gevangenis en
bevrijdden allen, die onschuldig gevangen'
zaten. Toen de laatste gevangene het ge-,
bouw verlaten bad, werd dit in brand ge-j
stoken. Het volk danste in wijde kringen,
om het vuur, dat drie dagen en drie nach
ten bleef doorbranden.
Van dien tijd af ging alles weer goed in
het land der prinses en toen het huwelijk
tusschen haar en prins Durfal gesloten
werd, jubelde het volk allerwege, want nu
begreep het, dat die gelukkige tijd zou blij
ven voortbestaan.
Een hoorndrager Is geen vleescheter.
Misschien hebt gij wel eens van den
Franschen Cuvier gehoord, die op het ein
de der 18de en in het begin der 19de eeuw
leefde. Hij was een groot dierenkenner en'
heeft daarover menig geleerd werk ge
schreven.
Een zijner studenten wilde hem eens bang
maken en kwam op zekeren avond toen de
professor reeds te bed lag, diens slaapka
mer binnen, in den huid van een bison ge
huld. Met een diepe stem riep hij uit„Cu-'
vier, ik ben hier gekomen om je op te eten.",
Cuvier schrikte wakker, keek zijn laten
bezoeker toen aan en zag, dat zijn hoofd*
met horens versierd was en hij hoeven aan
zijn handen droeg.
Rustig keerde hij hem den rug toe en zei
„Hoorndragers zijn geen vleescheters."
Gij kunt u voorstellen, dat onze student
beschaamd afdroop, omdat hij zoo'n dwaze'
vergissing had begaan in het bedenken van
deze zeer misplaatste grap.
Hjj redde het leven van haar zoon.
Een rijk inwoner van Glasgow, die als
soldaat in den slag van Dettingen in 1743
zich nu juist niet als held gedragen had,
wandelde vele jaren later zoo trots als een-
pauw door de straten van Glasgow, toen
een arm, oud moedertje op hem afkwam.
Zonder haar den tijd te laten iets te zeg-
gen deelde de rijkaard haar mee, dat hij
nooit aalmoezen op straat gaf.
„Ik vraag geen aalmoes edelen heer",
sprak het vrouwtje. „Ik wilde u alleen maar
bedanken voor den grooten dienst, dien gij
indertijd mijn zoon bewezen hebt."
Eenigszins verwonderd vroeg hij haar
wat hij dan voor haar zoon gedaan had.
„Wel edele heer", was het antwoord,
„toen gij. in den slag van Dettingen zijt
w^ggoloopen, rende mijn zoon, die naast u
etoiid, ook we# m rodde zoo zijn leven."