De gieren, de armband en
de schoone slavin.
Oplossingen der Raadsels.
.in.
tioeüe oplossingen ontvangen van;:
hij met zwakke stem, toen zijn paard werd
opgevangen.
„Wel! Wien anders aan u, beste kerel!"
antwoordde men, terwijl honderd handen
zich naar hem uitstrekten.
En toen zwaaide Guy Liddell voorover en
verloor hij het bewustzijn.
Toen hij weken later in het hospitaal bij
kennis kwam, stond aan zijn legerstede oen
generaal, de held', dien hij voor het eerst
bij het militair assaut gezien had en de liefste
wensch zijner kinderjaren werd tienvoudig
vervuld; want de grijze krijgsman stak hem
ó'e beide handen toe en zeide
„Goddank, dat gij buiten gevaar zijt;
want lieden als gij kan men niet missen
Gij zijt een dappere onder de dapperen
Er leefde eens in de stad Beiroet een
r:„ke koopman, Mohammed geheeten.
Hij was afkomstig uit Marokko, maar had
steeds groote reizen gemaakt, waardoor bij
•chatten verdiend had.
Nadat hij zijn schaapjes op het droge had
Lcsloot hij zich voorgoed in Beiroet te ves
tigen, en liet daarom in de stad een prach
tig huis bouwen.
Die woning geleek wel op een paleis, zoo
wel van buiten als van binnen. Er waren
onder meer drie prachtige galerijen met
marmer ingelegd, waar de zeldzaamste
planten en bloemen groeiden, ook vrucht-
boomen, zooals oranjeboomen, granaatap
pel- en vijgeboomen. Een groote vijver was
in het midden aangelegd, en weerkaatste
de omringende voorwerpen als de helder
ste spiegel.
De kamers, die alle uitkwamen op de
middengalerij bevatten alle denkbare ge
makken en waren weelderig en toch rmaak-
vol ingericht.
Niettegenstaande dit alles was Moham
med toch zeer ongelukkigniets tan hem
behagen en hoewel zijn bedienden op aller
lei manieren hem trachtten op te ^roolij
ken, gelukte het hun geen van allen den
minsten glimlach op zijn gelaat te voor
schijn te roepen.
Op zekeren dag kwam er een groote ver
andering. Mohammed liep op zekeren mid
dag in de schaduw van de boomen in gezel
schap van een bediende rond, toen zijn aan
dacht- plotseling werd getrokken door iets,
dat vlak boven hun hoofden voorviel.
Twee gieren schenen te vechten om iets,
dat een van hen in den bek hield.
„Wat beteekent dat?" vroeg Mohammed,
terwijl hij met groote belangstelling elke
beweging der roofvogels volgde. Toch voel
de hij een bijgeloovige vrees dat hun tegen
woordigheid het een of ander ongeluk voor
spelde.
Een oogenblik later hoorde de koopman
iets zwaars vallen in den vijver.
Hij liep er snel heen en keek in het hel
dere water, of hij kon zien wat er gevallen
was. Zijn bediende had het voorwerp met
een stok naar zich toe getrokken en reikte
bet aan zijn meester over.
Het was een prachtige armband, op een
kunstige wijze bewerkt zooals Mohammed
nog nooit gezien had, hoewel hij op zijn
reizen veel kunstwerken ontmoet had. Hij
keek op, maar de gieren waren nergens
meer te zien.
„Wat zou dit alles beteekenen?" vroeg
hij zich telkens af, maar hij kon geen bevre
digende oplossing vinden.
Was er ooit zoo iets gebeurd 1 Ja toch. Hij
herinnerde zich een verhaal uit de Egypti
sche geschiedenis, waarin een erend het
sierlijke muiltje van Rhodopsis mee in de
lucht nam en het op de knie van een Egyp-
tischen koning liet vallen.
Deze beval de eigenares van dit muiltje
op te zoeken en toen z'n dienaren haar ge
vonden hadden, nam hij haar tot vrouw en
liet na haar dood de groote pyramide
voor haar bouwen.
„Ook ik wil de eigenares van deze arm
band leeren kennen", sprak Mohammed in
zichzelf, maar ik ga zelf op weg en laat het
niet aan mijn bedienden over."
Hij bracht zijn zaken in orde, stelde een
vertrouwd persoon als beheerder van zijn
bezittingen aan, totdat hij van zijn pel
grimstocht zou zijn teruggekomen.
Op den derden avond na den twist tus-
schen de gieren begaf zich de karavaan op
weg. Mohammed was van plan alle groote
steden van Arabië te bezoeken, want hij was
er zeker van, dat hij in één hiervan de eige
nares van den armband zou ontdekken.
In de eerste de beste stad waar hij aan
kwam, merkte hij tot zijn groote verbazing,
dat de helft der dames haar armband
scheen verloren te hebben. Maar tot zijn
nog grootere verbazing merkte hij, dat de
gevonden armband geen der dames paste.
Voor sommigen was hij te groot voor an
deren te klein, zoodat niemand er aan
spraak op kon maken.
Eindelijk bereikte Mohammed na een lan
gen vermoeienden tocht Bagdad, welks
slanke torentjes en witte daken hem uit-
nocdigden er eenigen tijcl te rusten. Reeds
buiten de stad werd hij door een afgezant
van den Kadi verwelkomd, die van Mo-
hairimeds aankomst en plannen afwist.
De Kaai had een dochter waarvan hij dol
veel hield en die hij hoog op prijs stelde.
Door den koopman nu in zijn huis uit te
noodigen hoopte hij dat Mohammed haar d'e
armband zou geven.
Terwijl do gast eenige verfrisschingen
nam, zond de Kadi in het geheim een bode
naar de vertrekken van zijn dochter met len
armband en verzqcht haar geen moeite te
sparen om de bezitster van het sieraad te
worden.
Eenigen tijd later k\vam«een bediende'in
de feestzaal waar de Kadi met zijn gast aan
tafel zaten en vertelde, dat iedereen in huis
den armband had aangepast en dat deze al
leen de slavin Rohmana leaste. Eenige ja
ren geleden had zij den armband verloren
toen zij een woestijn doortrok.
Mohammed was zeer verbaasd, toen hij
merkte, dat de bezitster van zoo'n kostbaar
stuk een slavin was. Maar de armband paste
haar en wie kon dan ontkennen, dat zjj er
recht op had. Zoo vele dames hadden net al
geprobeerd, en de armband behoorde aan
geen van allen.
De Kadi was echter zeer teleurgesteld.
,,Ik moet die slavin eens ondervragen hoe
zij in het bezit van zoo'n kostbaar Btuk
komt. Mij komt het zeer vreemd voor, dat
zij een sieraad bezit dat mijn dochter lang
niet onwaardig zou zijn."
Hij gaf een der bedienden het bevel Roh
mana onmiddellijk voor hem te roepen
Toen zij voor zijn zetel stond ondervroeg
hij haar nauwkeurig, hoe zij de bezitster
was geworden van den armband.
Mohammed meende dat hij nog nooit in
zijn leven zoo'n schoone slavin had gezien;
het speet hem volstrekt niet, dat zij dit
kostbare stuk bezat. Rohmana lette niet op
Mohammed, die op een rustbank half in een
nis verborgen lag. Zij stond kaarsrecht te
genover haar heer en deed hem het volgen-
verhaal.
Toen zij nog heel jong was, werd zij door
een troep Arabieren waarmee haar vadër
eenig ongenoegen had gehad, ontvoerd en
als slavin verkocht aan een Egyptisch
koopman. Na eenigen tijd deed deze haar
over aan een Arabischen slavenhandelaar,
die haar bijzonder onderscheidde boven de
andere slaven en slavinnen, omdat zij zoo
schoon en zoo bescheiden was. Hij stond
haar toe uit zijn schatten iets uit te zoeken,
dat in haar smaak viel. Zij koos een armband
uit, die haar uitstekend paste.
Op zekeren dag, toen de karavaan waar
mee zei reisde, in een oase uitrustte en zii
in een tentje op den rug van een kameel
lag, ging de armband los en viel op den
grond. Zij durfde het niet zeggen en klom
's nachts voorzichtig van den rug van het
lastdier af, om naar den armband te zoeken..
Zij vond dezen echter niet en bovendien
was de karavaan, die niet wist dat Rohmana
de tent verlaten had verder getrokken. Zij
liep haastig in de richting voort waarin zij
meende te moeten gaan. Door haar zenuw
achtigheid sloeg zij juist deji verkeerden weg
in en eindelijk was zij zoo moede, zonk zij
neer en viel in een diepen slaap.
Tegen het aanbreken van den dag werd
•zij door een andere karavaan gevonden,
die haar medenam en haar in Bagdad aan
den kadi verkocht, die haar als een ge-'
schenk aan zijn lievelingsdochter gaf.
„Dat heb je aardig verzonnen", riep de
Kadi uit, toen de slavin met haar verhaal
klaar was, maar Mohammed stond op en'
zeide:
„Ale deze geschiedenis werkelijk waar
is, moet gij een amulet (een toovermiddeb
tegen gevaren) bezitten".
„Dat is zoo heer", sprak Romana en
haalde een gouden munt uit haar ceintuur
te voorschijn.
„Aan deze muDt ïieb ik mijn redding uit
alle gevaren te danken".
Mohammed nam het geldstuk en bekeek
het nauwkeurig en kon toen nauwelijks,
een kreet van verwondering onderdrukken.
De amulet had jaren lang aan zijn familie
behoord en was altijd van vader op zoon
'overgegaan.
„Spreek", riep de koopman, „zijt gij
niet Room ade dochter van Mohammed,
een koopman uit Marokko?"
Rohmana kon van verbazing en ontroe
ring geen antwoord géven en viel flauw
in de armen van een der andere slavinnen.
Het duurde eenigen tijd, voor zij weer bij-;
kwamtoen zij de oogen opsloeg, zat Mo
hammed naast haar -en keek haar angstig
en tegelijkertijd ontroerd aan.
Allah is groot en vol genade", rien.hij,
telkens. Hij voelde zich opnieuw gelukkig
in het bezit van zijn dochter, wier verlies
hij zoo lang betreurd had. En nog op de
zen dag verhaalt men 1de zonderlinge ge
schiedenis van de gieren, den armband
en de schoone slavin.
L
Gijs -Earel Hein.
II.
Dordrecht.
Lammergier.
„Asschepoetster", Neeltje de Kloe, Maria
Kuivenhoven, „Mimosa", Kleine Mien v.
cl. Ham, J. v. d. Ham, Jac. Laman, Anne
de Graaf, „Wandelende takjes", .Gera
nium", Berta van Hooidonk, „Kerstroos",
„de twee J.'s", Cato Coster, Jacobus Mont*
foort, Levina van Veggel, Henri van Veg-
gi,", Henderika van der Rijst, „Denne-
boompjes", Betsy en Arie Anneeze, Hen-
drika en Lodewijk Lacourt, „Acrobaat",
Pinksterbloem", „Appelboompje An-
toon en Anna Hoogeveen, Mientje Serlie,
„de Kleine Adelborst", Adrianus Scbouten,
laurens Segaar, „Beertje", Piet v. d.
V/alle, Jo Eggink, „Rotterdamraerlje
„Breistertje", Louise Hoogeveen, Nico
Moonen, I. en C. Colpa, David Corpe1, P.'
tie Haas, te Leiden.
Corry en Zus Dorrepaal, te Koude
kerk.
J. Horsman, te Leiderdorp.
Johanna Doorneveld, Aliaa en Suzanna
P otteveel, te N o o r d w ij k-a a n-Z e e.
Willem Flim, Rika Flim, Hendrik Jes
se, te O e g s t g e e s t.
„Florist", Cor de Nobel, te .-assen-
bei m.
Nelly Honig, C. Honig, Marie Zonneveld,
te Voorschoten.
Suze de Jong, te Wassenaar.
„Goudvisch", „Leeuwerik", Flora Par-
levliet, Wilhelmina Parlevliet, Adriana
Vogelaar, Cornells Renes, Antje Karens,
te Zoeterwoude.
Prijzen vielen ten deel aanHendrika en
1 odewijk Lacourt, te Leiden; Cor de
Nobel, te S a s s e n li e i m.