STo. 16382.
BEIDSCfH DAGBIaAB, Zaterdag- 19 Juli. Eerste Blad.
Anne 1913
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Ee wettige erfgenaam.
In „Van onzen Tijd*' heeft pïof.
Struyeken een derde artikel aan de crisis
gewijd.
De hcogleeraar "begint met de opmerking,
'dat het voorbarig zou zijn, over de door de
ïechterzijde als oppositie aan te nemen hou
ding in bijzonderheden te treden, vóór de
samenstelling en de voornemens van het nog
in wording zijnde ministerie der linkerzijde
bekend zijn. Alleen betreffende de beide be
sproken onderwerpen, de sociale wetten-
Talma en de onderwijspolitiek, staat z. i.
die houding vast.
Tegen iedere- poging der linkerzijde, aan
de wetten Talma geen of geen loya-le
uitvoering te geven, make de rechterzijde
van ieder middel van verzet, ieder middel
cok, het ministerie ten val te brengen, ge
bruik; daar is in het voornemen der lin
kerzijde een kiem van anarchie, uit hoog
hartige minachting dor rechterzijde en uit
gemakzucht geboren, die dadelijk moet
worden onderdrukt, zal zij niet aangroeien
tot een blijvend verderf van onze parle
mentaire regeering.
Met betrekking tot de onderwijspo1 i-
tiek dulde de rechterzijde niet alleen geen
stap achteruit-, maar handhave zij bovendien
onverzwakt haar eiscben om recht voor de
bijzondere school. Al zal voor een herha
ling der non-possumus-politiek van 1885/86
wellicht geen reden zijn, sterk genoeg is
de rechterzijde en in Tweede èn in Eerste
Kamer, om, zou de herziening der Grond
wet onder de leiding der linkerzijde tot
stand kc-men, te trachten, oen bevredigende
wijziging van. Hoofdstuk X (onderwijs) af
to dwingen.
Dat de Regeering met betrekking tot dat
hoofdstuk met ledige handen zou komen,
is zeker niet te verwachten, waar de vrij
zinnige leden der Staatscommissie- 1910
met uitzondering van mr. Roell in hun
collectieve nota. reeds voorstelden, den regel
van" art. 192 lid 3 der Grondwet, dat overal
in het Rijk van overheidswege voldoend open
baar lager enderwijs moet worden gegeven,
te schrappen, en door een zwakkere, zij het
dubbelzinnige-, bepaling te vervangen; de
aanhoudende zorg der Regeering, door de
Grondwet thans beperkt tot het openbaar
enderwijs, uit te breiden tot het onderwijs
in zijn geheel, en onbeperkt in de Grcniwet
de mogelijkheid van subsidieering der bij
zondere scholen uit 's Rijks kas te openen.
Dat is zeker niet wat de rechterzijde be
geert, maar het is nog slechts een eerste
led.
Heeft de rechterzijde ter bepaling harer
hcuding als oppositie verder af te wachten,
wat de linkerzijde zal bieden, met het cog
op do mogelijkheid, dat zij reeds spoedig
weder tot nieuwen verkiezingsstrijd, cu niet
cnwaarschijnlijk weder tot de regeering zal
worden gercepen, noodzakelijk, acht prof.
Stxuy'cken het dat zij zich afvrage, of er
soms - reden is, in haar politiële Veroudering"
to brengen. :\p -
Aan ondervyjjs-politiek behoefte-zeker" niét
tö worden veranderdhaar idea staaft de ge
hoede ïj&ohterzijde helder vcor oögén en wijst
haar den weg, waarvan zij niet zal. wijken,
vóór het einde is bereikt. Daarvcor behoeft
geen geestdrift meer te worden gevraagd,
deze is er reeds, tegelijk met de sterkende
overtuiging, dat men niets vraagt dan zijn
recht, en dat de tegenpartij weet, dat zij
onrecht dcot. Men make zich in eigen kring-
den tijd, dien hot nog zal moeten duren,
vóór het onderwijsideaal is verwezenlijkt',
ten nutte, om ei- voor te zorgen, dat iedere
schuldige achterstand bij 'het bijzondere on
derwijs worde ingehaald, opdat blijk-e; dat
ia dat enderwijs alom en in alle opzichten
de krachten werkzaam zijn. die daaraan de
eerste plaats in de geestelijke ontwikkeling
enzer jeugd kunnen verzekeren. Dat zij,
wien het aangaat-, liet verstaan.
De achterzijde had deze Regeering in
het. algemeen haar steun toegezegd met be
trekking tot haar voorstellen tot Grond
wetsherziening. Die toezegging bracht niet
mede instemming met alle b ij zonderheden
dier voorstellen. Nu ze zullen worden inge
trokken, ver wijdere men ook uit de ge
meenschappelijke politiek zooveel mogelijk
alles, wat -nietde geheele rechterzijde met
volle instemming kan aanvaarden. Met
name zullen dienaangaande de anti-revolu-
tionnaire en de chxistelijk-historische par
tijen een offer hebben te brengen. Alles,
wat met betrekking tot de omschrijving
van de macht des Konings en de verhou
ding van Koning en Regeering tot volksver
tegenwoordiging geen anderen opzet had,
dan voldoening te geven aan theoretische
voorliefde van die partijen, of ten minste
van sommigen harer leiders, maar bij de
greote meerderheid der bevolking den in
druk moest of kon wekken, alsof men ook
practisch wilde reageer en tegen de resul
taten van de geleidelijke ontwikkeling van
de staatkundige verhoudingen onzer hoog
ste gezagsorganen, behoort men thans to
laten rusten.
Ook al zouden die voorstellen ons niet
anders brengen dan een ander staatsrech
terlijk spraakgebruik, men vervreemdt een
groot deel der bevolking er door van zich,
dat nu eenmaal aan het oude spraakge
bruik is gewrend, en het nieuwe met ach
terdocht aanhoort. Waar iemand als de
heer Lohman, die ten onzent toch het langst
en het krachtigst vcor dat alles heeft ge
streden, openlijk moet erkennen, „dat die
doctrinaire bepalingen op zichzelf eigenlijk
vrij onbeduidend zijn, en voor de praktijk
geen nut hebben", daar kan het gevraagde
offer ook niet te zwaar vallen.
Ook wat betreft het kiesrecht, brenge,
aldus adviseert de hcogleeraar, de anti-revo-
lutionairo paid ij een theoretisch offer, door,
wat ■d.'o redactie der Grondwet betreft, af
stand te doen van de doctrine van liet huis
manskiesrecht."
Het is een teer punt; die doctrine is bij
velen hunner geliefd, maar liet gaat tccli
ten slotte niet om een doctrine, om leu
zen. maar cm reeele staatkunde, kien weet
toch, dat oen regeling van het kiesrecht,
gegrond op de voorstellen van Staatscom
missie <en Rogeering loyaal uitgevoerd,
vrijwel tot hetzelfde zal voeren, als ware
het algomeene kiesrecht in $e Grondwet
neergeschreven. Nu men teenmaal den be
slissen den stap heeft gezet, cok de rech
terzijde de strcoming heeft gevolgd, die
ieder positief kent-eeken van welstand en
bekwaamheid verwerpt, zegge men de be
volking dan ook openlijk toe in woorden,
waarachter zij geen dubbelzinnigheid kan
vermoeden, wat haar te wachten staat. Er
is slechts oen betrekkelijk klein doel onzer
bevolking, dat voor de leuze van het huis-
manskiesreclit iets gevoelt", deze verlang©
nu niet langer, dat de meerderheid haar
alleen ter wille harer theoretische voor
liefde volgo, on alweder daardoor oen deel
der bevolking van zich vervreemde. Open
lijk plaatse incn daarom de eenvoudige, tot
de menigte sprekende gedachte van het. alge-
rneene manncnkiesrecht veer Tweede Kamer,
Provinciale Staten en Gemeenteraden op liet
program der rechterzijde.
Wat het Tarief betreft, merkt prof.
Siiuycken op, dat met de in de rechterzijde
levende beginselen het concrete vraagstuk
-.„vrijhandel of bescherming" niets te maken
heeft.
Daarover is men het eens; ook dr. Kuy-
per, -hebben wij hem wel begrepen, heeft dit
niet ontkend. Hij heeft alleen principieel
verzet a an ge boekend begon het dogmatisch
vlijhandelsbeginsel. En daarin had hij, al
had. daarbij over de ordonnantiën Go:ls wel
kunnen werden gezwegen, gelijk. De tegen
woordige generatie is, in het bijzonder aan
de Universiteiten, greob gebracht in de leer,
als ware de vrijhandel absoluut, onaantast
baar beginsel. Wij herinneren ons het ant
woord, dat een hooglearaar aan een onzer
Universiteiten gaf aan een student, die hem
bekende, nog niet geheel overtuigd te zijn,
dat de vrijhandel inderdaad altijd en overal
het beste stelsel zoude zijn: „Dan meet U
cok nog geen examen doen, want dan weet
U nog niet genoeg er van." Zulk een ant
woord teekent de geestesstemmingdat men
principieel tegen zulk een absolutisme zich
kant, is begrijpelijk.
Vcor het overige is evenwel het ooncrete
vraagstuk, of het ten onzent thans van
goede handelspolitiek zoude getuigen, be
schermende rechten in te voeren, wil men
liever, de bestaande te verhoogen, een eter
moeilijkste en ingewikkeldste vraagstuk
ken, zcodat het ons altijd heeft verwon
derd. dat „the man in the street" daar
over, vooral aan de zijde der vrijhandelaren,
20)
,,Ik vraag me af of Mag misschien nog
andere aanbidders had, behalve dab Ita-
liaansche heerschap".,
,,Ik weet van geen ander. En ik geloof,
dat, als het ;t geval was geweest, Mag er
wel met ons over zou hebben gesproken.;
Mag en ik kunnen bet altijd zoo best samen
vinden. Zij wacht nooit tot ik zoo iets zelf
opmerk; zij vertelt het mij altijd; ik be
doel als iemand iets meer dan gewone be
leefdheden voor baar heeft".
,,Met gewone beleefdheden werd ze ze
ker overstelpt?"
„Ja, zie je, ze is mijn eenig kind en
mijn eenige erfgename, en dat laatste al
leen is reeds genoeg, om haar in de oogen
van velen bijzonder aantrekkelijk te
maken".
„Maar je dochter zelf heeft je niet
herteld, dat er iemand \Vas, die bepaald
trouwplannen scheen te hebben?"
,,De Italiaan is in het afgeloopen sei-
&>e>n de eenige ernstige pretendent geweest,
.maar
„Maar
i»MaarIk kan er heuseh niets aan
(toen, dat ik heb moeten opmerken, of-
(ftfooon Mag het misschien niet goed zou
?|ftden, dat ik bet zeg dat er een jong-
ménseh is, dat haar bijzonder aardig schijnt
te vinden. Ik zeg jongmensch, maar zoo
neól jong is hij eigenlijk niet, misschien
twee-en-dertig.
„Maar dat is een jongen; dat ia niet
veel meer dan een jongen".
„Hij heet Rex Castle en logeert op het
oogenblik bij mijn vriend Keith. Hij is bij
na zijn beele leven in Indië geweest en ik
geloof, dat Keith daar kennis met hem
heeft gemaakt. Ten minste, wij zijn weer
door Keith met hern in kennis gekomen".
„Welke Keith? Je buren van Inchgar-
ry? Of de familie Keith van Maoallister
„Neen, die van Inch gar ry. Welnu, ik
heb dikwijls opgemerkt, dat die man Mag
aankeek, op een manier, die me deed den
ken
Sir Drummond zweeg. Hij kon 't woord
niet vinden, dat juist uitdrukte wat hij be
doelde.
„Deed denkenV1
„Ja, laat me zeggen die me deed den
ken, dat hij zich bijzonder voor haar inte
resseert. De blikken van sommige men-
scben zeggen heel veel".
„En zeggen die van mijnheer Castle cok
zoo veel?"
„Het is de blik van iemand, die in ernst
is en die weet wat hij wil. De man heeft
me altijd aangestaan. Ik heb hem ook reeds
eens met vijf, zes andere kennissen fami
liaar ten eten gehad".
„En wat zei Maggie, toen zij hoorde,
dat hij kwam eten? Heb je toen ook op
haar gelet?"
„Dat behoefde ik niet. Zoodra ik zei,
'dat ik hem had gevraagd, zei zij,Dat
vind ik pfettig. Ik mag hem erg graag,
dien mijnbeer Castle". Maar dat zegt du
niet zooveel".
„Natuurlijk niet. Behalve dat je nu
weet, dat ze hem graag mag lijden".,
zco gevestigde! overtuiging bezit. Nu even
wel de Regeering en de Kamermeerderheid
niet in staat zijn geweest, daartegenover van
een krachtige overtuiging harerzijds blijk
te geven, door er voor te zorgen, dab gedu
rende haar zevenjarig bewind haar denkbeel
den tot werkelijkheid werden; nu men ander
zijds dcor allerlei gepaste en ongepaste mid
delen de volksmeening tegen de tariefwet
geving heeft weten op te winden, nu is
de beschermende handelspolitiek ten onzent
minder populair dan ooit te voren, en zoude
het afgezien van de vraag naar haar
deugden tactisch dwaasheid zijn ze in
den ocrstvolgenden verkiezingsstrijd op
nieuw op den voorgrond te plaatsen.
De rechterzijde zal hebben aan te zien,
zegt de hcogleeraar ten slotte, of het der
linkerzijde kan gelukken, langs anderen weg
dan dcor tarief verhooging do' middelen te
vinden tot bestrijding der kosten van de
sc-ciale wetgeving. „Slaagt deze daarin niet,
don kan de rechterzijde opnieuw overwegen,
of zij niet verplicht zal zijn, die middelen
door een technische herziening onzer tarief -
wetgeving, gepaard aan een geringe ver-
hcoging, uitsluitend met fiscale bedoeling,
te vinden. De Vraag: „vrijhandel of bescher
ming" behoort evenwel uit 'den earstvolgen-
den verkiezingsstrijd, te worden geweerd."
Onder den titel Het. eerst noodige
schrijft „Do Bode" van den Bond van
Ned. Onderwijzers:
Het allereerste o n der w ij s.ont we rp,
dat in de nieuwe Tweede Kamer behandeld
dient te worden, zal wel een salaris voor
dracht moeten zijn.
Uitbreiding van den leerplicht is voor zeker
een urgente zaak.
Wijziging van art. 21 is reeds sedert jaren
noodig, en kan zeker in <Le komende periode
behandeld, worden.
Maar boven deze beidö uit gaat op dit
oogen blik onze dringende vraag om sal ar is-
verheoging.
Niet omdat wij zulke materialisten zijn,
die in de eerste plaats om een welvoorziene
pertemennaie denken, en daarom alle andere
hervormingen maar willen zien uitgesteld.
Het verleden en de gcheele strijd van den
Eond, zijn pas-geëindigde kamp voor het
neutraal onderwijs, de opofferingen, door zijn
leden getoond, bewijzen duidelijk, dat wij
cok voor ideëel© dingen weten to strijden.
Straks zal het cp initiatief van onzen
Bond te houden Congres voor Kinderbescher
ming opnieuw bewijzen, dat wij niet louter
vcor onszelf zorgen.
Maai* al ons denken richt zich nu' vooral
op onze onvoldoende financieele positie, om
dat er al weer in jaren niets tot verbete
ring daarvan docr de regoeringen is gedaan.
Het spreekt vanzelf, da| wij het prullige
kindertoeslagwetje, dat onder den hoon van
bijna allo onderwijzers tjir wereld kwam,
niet meetellen.
Deze jarenlange stilstand beduidt voor ons,
zelfs afgezien van de prijsstijging, waartegen
wij ons niet wapenen konden, vermeerderde
zoig, grooter tekort.
Tekort aan voeding en klee-ling, aan ont
wikkeling en ontspanning, aan levensvreugde
en zorg voor do toekomst onzer eigen kin
deren.
Terwijl in schier alle kringen de hooger©
eischen, aan het leven gesteld, een min of
moer ruime bevrediging vonden, bleef de on-
dcrwijzor achter, oefende hij zich en met
welk een bedroevend sucoes! in ascetisme.
Hoogstens bracht een plaatselijke salaris-
actie ©en kleine, tijdelijke verlichting.
.Wij blijven de akties voortzetten. De nood
is to hoog gestegen, dan dat wij do enkele
honderden guldens, die van sommige ge
meenten zijn los te breken, zouden versma
den
Maar de groot© verbetering wachten wij
nu van het Rijk!
Zulk een verbetering verwachten wij, dat
niet weer onmddellijk de wapens door" ons
moeten werden gewet voor een volgenden
strijd tot daadwerkelijke erkenning van ons
recht op een onafhankelijke positie!
De gezanten hebben nu pas hun verheo
ging ontvangen.
Yccr de officieren is mede in de schatkist
getast.
Zijn nu wéér de gezanten aan de beurt
Cf do officieren? Of andere hoogwaardig-
heidsbekleeders
„Juist. Je zult nu denken> dat er mis
schien wel honderd menschen zijn, die zij
graag mag lijden. Maar ik zeg je, in den
blik, waarmee hij Mag aanzag, was iets,
dat me zei, dat ik op alles voorbereid
moest zijn!
„Je maakt mij nieuwsgierig. Is er Seen
kans, dat ik hem ook eens ontmoet? ik zou
graag kennis met hem maken".
„Hij logeert nu al een paar weken bij
de familie Keith van Inchgarry. Als je met
ons mee teruggaat naar Craig Athol, heb
je kans hem daar iederen dag te zien".
Eorbes wist niet of zijn zaken in de stad
hem wel zouden veroorloven langer weg te
blijven. Hij schudde het hoofd en zei:
„Hoe kwamen we toch te spreken over
dien mijnheer Castle?"
„Dat weet de Hemel. O ja, nu herinner
ik het meJe vroeg of Mag soms nog an
dere aanbidders bad. Je dacht zoo, dat, als
we het raadsel van Mag's avontuur wilden
oplossen, we in de eerste plaats moesten
weten welk© bewonderaars zij beeft. Wel
nu, ik heb je gezegd wat ik wist, ofschoon
ik denk, dat ik de zaak nu nog geheim
zinniger heb gemaakt. Maar zeg, kan ik
je werkelijk niet overhalen met ons mee te
gaan naar Craig Athol? Kom, we heb
ben zulke mooie, visohrijke beekjes, waar je
zoo heerlijk kunt hengelen. En daar houdt
je zoo van
Er kwam een eigenaardige schittering in
de oogen van Forbes.
„Breng me niet in verzoeking, goede
vriend. Mijn eerste-klerk krijgt de volgen
de week vrijaf en meet eerst nog eenige
dringende zaken met me afdoen".
„Dringende zaken? Maak me niet wijs,
Zal nu de Staat hot bekende spelletje gaan
spelen, om eerst vóór allerlei groepen ver-
belering te brengen en als de beurt aan
de onderwijzers komt te zeggen:
„Ja, maar daar is belastingverhooging voor
ncodig, en dat gaat zoo maar niet!"
Do onderwijzers gaan nu vóór
Zij hebben het langst moeten wachten. Zij
hebben het minst ontvangen.
De verheoging, die nu komt, moet den
schandelijken achterstand piet één ireusach-
tigen sprong inhalen.
Dat is onze éérste wensch.: i J
Dat wenschen wij allen
En wij zijn bereid, als 't moet, om dat op
overduidelijke wijze aan de nieuwe Rogce-
ling, die straks zal optreden, kenbaar te
maken
Collega's, wij liebben al te lang naïevelijk
gesproken van een beter salaris
Met alle macht nu in den strijd vooir een
goed salaris 1
De driestar-schrijver van „De Stan
daard" schrijft over het feit, dat de a n-
ti-rcvolutionnair en niet door de
Koningin zijn geraadpleegd in zake de
kabinetscrisis
Het heeft de aandacht getrokken, dat in
zake de ministerieele crisis consult bij alle
staatkundige partijen is gezocht, met uit
zondering alleen van de anti-revolutionnai-
ren.
Feitelijk is dit zoo.
In consult geroepen zijn van links de
heer Troelstra van do socialisten, de heer
Bos van de vrijzinnig-democraten, de heer
De Meester van de unie-liberalen en de
heeren Tydoman en Röcll van de vrij-libera-
len. En zoo ook rechts de heeren Van Nis
pen en Nolens van dc Iloomsch-Katholieken
en de heeren Schimmelpenninck en Lohman
van dc Christclijk-historische partij. Het
valt dus niet tegen te spreken, dat uit allo
partijen personen in consult zijn geroepen,
alleen uit de onze niet.
Te meer trok dit ditmaal de aandacht,
omdat het anders geen gewoonte was, dat
de partijen, die de nederlaag bij de stem
bus leden, voor advies gehoord werden. In
den regel zelfs heeft het consult zich be
paald tot het in gehoor roepen van de of-
ficieele personen, t.w. de voorzitters van de
beide Kamers der Staten-Generaal en ook
wel den vice-president van den Raad van
State. Thans echter heeft men ook officieus
consult gehouden, en wel met represen
tanten van alle partijen, niet alleen van
de partijen, die bij de stembus wonnen,
maar evenzoo van de partijen, die bij de
stembus verloren.
Iets wat te meer in 't oog springt, zoo
men cr op let, dat terwijl de Roomscli-
Katholieke en de Christelijk-Historische
partijen reeds officieel in de heeren Van
Nispen en Schimmelpenninck optraden,
toch ook dc voorzitters van de clubs dezer
beide partijen, de heeren Nolens cn Loh
man, gehoord zijn, en daarentegen alleen
de heer Middelberg, de voorzitter der anti-
revolution'naire partij, niet.
Dit nu kan niet daaraan liggen, dat on
ze partij te klein in aantal leden was ge
worden. Immers dc vrijzinnig-democrati
sche, de vrij-liberale en de Christelijk-
Historische partijen zullen, hoe zware ver
liezen wij ook leden, ook in de nieuwe Ka
mer nog altoos beneden ons in 't ledental
staan, en toch zijn de voorzitters van deze
drie wel in consult geroepen.
We mogen ons dan ook niet ontveinzen,
dat er in dezen samenloop van consulten
wel iets lag, dat bevreemding wekte, en
we begrijpen het, dat meer dan één het
gevoel kreeg, alsof we gepasseerd waren.
En toch, bij nader bezien bestaat voor
dit gevoel van bevreemding niet de min
ste oorzaak.
Immers men mag onderstellen, dat ook
de heer Middelberg zeer stellig gehoord
zou zijn geworden, zoo hem niet de tegen
slag had getroffen, dat hij behoorde tot de
leden der oude Kamer, die in de nieuwe
geen zitting zullen hebben.
Dit was niet het geval met de overige
heeren. Die waren allen weer ingekozen.
Alleen Amsterdam VII had teleurgesteld.
Met het einde der zitting treedt der
halve de heer Middelberg in het private
leven terug, en hieruit volgde als van zelf,
dat hij niet_als raadsman van de Kroon
kon optreden, waar het de vraag gold, in I
dat een advocaat in Augustus nog dringen
de. zaken heeft af te doen. Je werk zal er
heelemaal niet onder lijden, al blijf je nog
een week langer weg".
„Schei uit, man! Als je nog één woord
zegt, bezwijk ik voor de verzoeking. Spreek
cr niet meer over. Ik wou, dat ik heele-
maal niet gekomen was in ja heerlijke
Hooglanden. Dan zou ik ook den strijd
niet hebben, van er weer vamdaan te moe
ten gaan".
Hij snelde de kamer uit en liep naar
de veranda, waarvan men een heerlijk uit
zicht had over de heide. Hii was reeds
dicht bij d© plaatst, waar de stoelen ston
den, toen hij merkte, dat op een der stoe
len Mag en op een andere Hubert Lotha
zat. Zij praatten met eikaar op een toon,
alsof zij elkander hun geheele leven gekend
hadden.
Hij wandelde niet verder, maar bleef het
tweetal eenige seconden gadeslaan.
„O, zoo'n romannetje, zoo'n romanne
tje", mompelde hij. „Een romannetje van
een uur kan meer doen, dan jaren van de
gelijke vriendschap".
Maar Maggie had hem in het oog ge
kregen.
„Kom eens hier, mijnheer Forbes, en
help mij den lof zingen ^an onze prachti
ge Hooglanden. Mijnheer Lotha vertelt mij,
dat hij lang geleden misschien wel voor
vijftien jaar hier is geweest en nu voor
't eerst weer drang heeft gehad er terug
te komen".
„En hééft hij nu op dit oogenblik dien
drang nog?'»
„Hij heeft zich ten minste juist laten
overhalen met ons mee naar Craig Athol
wat richting 's lands politiek zal te leideiï!
zijn, niet nu, maar na den derden Dinsdag'
in September.
Het thuis gelaten zijn van den voorzitter
van onze club was dus volkomen normaal
cn natuurlijk.
<*emeeiiteran<l van llillegom.
Voorzifterburgemeester "Wenthölt.
Afwezig de heeren Van Til, Van der
Schoot, Topper, Guldemond en P. H. van
Wave ren.
De ingekomen stukken, bestaande uit
goedkeuringen door Gcd. Staten van Raads
besluiten der vorige zitting, worden voor
kennisgeving aangenomen.
Af- en overschrijvingen worden goedge
keurd tot een bedrag van ƒ150.
Aan M. Th. Pos werd vergund een hek
te plaatsen voor zijn huizen aan de Wilhel-
minalaan vóór de rooilijn, zoodanig, dat het
hek, c.q. de voorkant der voeting van dat
hek zal worden gesteld langs een rechte
hj11» getrokken uit het bestaande hek voor
de woning van C. J. Bakker, kadaster Sec
tie A, No. 5156 door een punt, liggende op
1.05 M. uit den voorgevel van het huis van
C. J. Mansum, bewoond door W. A. van
der Wal, kadaster Sectie A, No. 4522, vol
gens uitzetting door of namens B. en Ws.t
en dat de vergunning zal worden verleend
tot wederopzegging.
Aan li. Veldh. van Zanten werd vergund
het plaatsen van een hek langs zijn tuin
aan de Van den Endelaan. Het voorstel
luidde als volgt
B. en Ws. hebben in hun vergadering
van 11 Juli 1913 besloten aan den Raad
voor te stellen om de rooilijn voor do west-
zij de van de Van-den-Ende-laan vast to
stellen als volgt:
„Een rechte lijn, getrokken door twee
punten, liggende het eerste voor het per
ceel van A. Goemans, kadaster Sectie A,
No. 4128, op 13.50 M. afstand uit het hart
van den weg langs de westzijde van de Van-
den-Ende-laan, en liet tweede voor de
Zuid-Oosthoek van „Huis ter Laan", ka*
daster Sectie A, No. 1519, op 12.50 M. af
stand uit het hart van dien weg" en om aan
den adressant voor de plaatsing van be
doeld hek afwijking van die rooilijn toe te
staan, zoodanig dat het hek, c. q. de voor
kant der voeting van dat hek zal worden
gesteld langs een lijn, loopende door twee
punten, liggende het eerste voor het per*
ceel van A. Goemans, op 4 M. en het twee<
de voor de Zuid-Oosthoek van „Huis tei
Laan", op 3.76 M. uit het hart van meer-
genoemden weg, volgens uitzetting door of
namens B. en Ws., en dat de vergunning zal
worden verleend tot wederopzegging.
De heer Guldemond komt ter vergade-»
ring.
Tot commissieleden voor de reclames
hoofd, omslag werden benoemd, de heeren
R. A. van der Schoot, R. V. van Zanten en
J. Guldemond.
Het verslag van den toestand der volks
huisvesting over 1912 zal ter visie gelegd
worden.
B. en Ws. boden den Raad aan de ge
meenterekening 1912.
Zij zal onderzocht worden door een com
missie, bestaande uit de heeren Topper, H..
A. van Wavcren en Jonkheer.
De geloofsbrieven der herkozen Raadsle
den Lammersc, Balvers, Jonkheer en Gul
demond werden onderzocht door een com
missie bestaande uit de heeren Heemskerk,
R. V. van Zanten cn H. A. van Waveren.
Besloten werd tot toelating.
Vastgesteld werd het kwartaalskohier
schoolgeld.
De heer Heemskerk vroeg borden met
„verboden voor wielrijders" voor het voet
pad bij Wcerestein.
Do burgemeester zeide die toe.
B. en W. werden verzocht door te gaan
met de verbetering van dc Ringsloot tot de
Molenlaan.
De heer Niebcrding bracht hulde aan B.
en Ws., die Hillegom zoo netjes opknapten.
De heer H. A. van Waveren, die graag
den watcrwagen ook eens zag in de buurt
van de Oostcindebrug, zal nog even moo*
ten wachten.
't Werk is te groot voor één sproeiwagen.
Hij komt ook in den omtrek van de,,Oost-
eindebrug als de Raad een tweede sproei
wagen toestaat.
De vergadering werd hierop gesloten.
te gaan. En u, mijnheer Forbes, gaat u oolc
mee?"
„Je zult al je overredingskracht moeten
aanwenden, om mij daaitoe te bewegen,
je vader heelt tan minste al een halfuur
lang gebracht mij over ts halen".
„Ik dacht, dat u te vaderlandlievend
was om u zoo ta laten bidden. Waarom
bent u zoo in vliegende haast naar Schot
land gereisd, als het was om er maar een
paar dagen te blijven?"
„Dat was voor zaken"
„Al veer zaken? Zeker weer zoo'n zoo
genaamde „war© erfgenaam", die'bereid
was zijn rechten voor eenige duizenden gul
dens of een vast jaargeld te verkoopen".
„Neen, 't was niet eens een valschö
erfgenaam, beste kind, en hun aantal ia
nog grooter dan dat der ware erfgena
men".
Lotha was op het oogenblik, dat de heer
Forbes hem naderde, bozig geweest een
sigaret te rooken. Na eenige oogenblikken
deed hij eenige schreden in do richting der
balustrade en leunde er over heen, met zijn
sigaret tusschen zijn vingers. Toen ging
hij heen, alsof hij ouderstelde, dat de heer
Forbes en Mag familie-aangelegenheden te
bespreken hadden met elkaar, en wandelde
den tuin in.
Vertel me eens, Maggie", vroeg For-
be-s, ..wie is degeen, die gisteren getracht
heeft je te schaken?"
Maggie lachte.
(Wordt vervolgd)-