STo. 16382. BEIDSCfH DAGBIaAB, Zaterdag- 19 Juli. Eerste Blad. Anne 1913 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Ee wettige erfgenaam. In „Van onzen Tijd*' heeft pïof. Struyeken een derde artikel aan de crisis gewijd. De hcogleeraar "begint met de opmerking, 'dat het voorbarig zou zijn, over de door de ïechterzijde als oppositie aan te nemen hou ding in bijzonderheden te treden, vóór de samenstelling en de voornemens van het nog in wording zijnde ministerie der linkerzijde bekend zijn. Alleen betreffende de beide be sproken onderwerpen, de sociale wetten- Talma en de onderwijspolitiek, staat z. i. die houding vast. Tegen iedere- poging der linkerzijde, aan de wetten Talma geen of geen loya-le uitvoering te geven, make de rechterzijde van ieder middel van verzet, ieder middel cok, het ministerie ten val te brengen, ge bruik; daar is in het voornemen der lin kerzijde een kiem van anarchie, uit hoog hartige minachting dor rechterzijde en uit gemakzucht geboren, die dadelijk moet worden onderdrukt, zal zij niet aangroeien tot een blijvend verderf van onze parle mentaire regeering. Met betrekking tot de onderwijspo1 i- tiek dulde de rechterzijde niet alleen geen stap achteruit-, maar handhave zij bovendien onverzwakt haar eiscben om recht voor de bijzondere school. Al zal voor een herha ling der non-possumus-politiek van 1885/86 wellicht geen reden zijn, sterk genoeg is de rechterzijde en in Tweede èn in Eerste Kamer, om, zou de herziening der Grond wet onder de leiding der linkerzijde tot stand kc-men, te trachten, oen bevredigende wijziging van. Hoofdstuk X (onderwijs) af to dwingen. Dat de Regeering met betrekking tot dat hoofdstuk met ledige handen zou komen, is zeker niet te verwachten, waar de vrij zinnige leden der Staatscommissie- 1910 met uitzondering van mr. Roell in hun collectieve nota. reeds voorstelden, den regel van" art. 192 lid 3 der Grondwet, dat overal in het Rijk van overheidswege voldoend open baar lager enderwijs moet worden gegeven, te schrappen, en door een zwakkere, zij het dubbelzinnige-, bepaling te vervangen; de aanhoudende zorg der Regeering, door de Grondwet thans beperkt tot het openbaar enderwijs, uit te breiden tot het onderwijs in zijn geheel, en onbeperkt in de Grcniwet de mogelijkheid van subsidieering der bij zondere scholen uit 's Rijks kas te openen. Dat is zeker niet wat de rechterzijde be geert, maar het is nog slechts een eerste led. Heeft de rechterzijde ter bepaling harer hcuding als oppositie verder af te wachten, wat de linkerzijde zal bieden, met het cog op do mogelijkheid, dat zij reeds spoedig weder tot nieuwen verkiezingsstrijd, cu niet cnwaarschijnlijk weder tot de regeering zal worden gercepen, noodzakelijk, acht prof. Stxuy'cken het dat zij zich afvrage, of er soms - reden is, in haar politiële Veroudering" to brengen. :\p - Aan ondervyjjs-politiek behoefte-zeker" niét tö worden veranderdhaar idea staaft de ge hoede ïj&ohterzijde helder vcor oögén en wijst haar den weg, waarvan zij niet zal. wijken, vóór het einde is bereikt. Daarvcor behoeft geen geestdrift meer te worden gevraagd, deze is er reeds, tegelijk met de sterkende overtuiging, dat men niets vraagt dan zijn recht, en dat de tegenpartij weet, dat zij onrecht dcot. Men make zich in eigen kring- den tijd, dien hot nog zal moeten duren, vóór het onderwijsideaal is verwezenlijkt', ten nutte, om ei- voor te zorgen, dat iedere schuldige achterstand bij 'het bijzondere on derwijs worde ingehaald, opdat blijk-e; dat ia dat enderwijs alom en in alle opzichten de krachten werkzaam zijn. die daaraan de eerste plaats in de geestelijke ontwikkeling enzer jeugd kunnen verzekeren. Dat zij, wien het aangaat-, liet verstaan. De achterzijde had deze Regeering in het. algemeen haar steun toegezegd met be trekking tot haar voorstellen tot Grond wetsherziening. Die toezegging bracht niet mede instemming met alle b ij zonderheden dier voorstellen. Nu ze zullen worden inge trokken, ver wijdere men ook uit de ge meenschappelijke politiek zooveel mogelijk alles, wat -nietde geheele rechterzijde met volle instemming kan aanvaarden. Met name zullen dienaangaande de anti-revolu- tionnaire en de chxistelijk-historische par tijen een offer hebben te brengen. Alles, wat met betrekking tot de omschrijving van de macht des Konings en de verhou ding van Koning en Regeering tot volksver tegenwoordiging geen anderen opzet had, dan voldoening te geven aan theoretische voorliefde van die partijen, of ten minste van sommigen harer leiders, maar bij de greote meerderheid der bevolking den in druk moest of kon wekken, alsof men ook practisch wilde reageer en tegen de resul taten van de geleidelijke ontwikkeling van de staatkundige verhoudingen onzer hoog ste gezagsorganen, behoort men thans to laten rusten. Ook al zouden die voorstellen ons niet anders brengen dan een ander staatsrech terlijk spraakgebruik, men vervreemdt een groot deel der bevolking er door van zich, dat nu eenmaal aan het oude spraakge bruik is gewrend, en het nieuwe met ach terdocht aanhoort. Waar iemand als de heer Lohman, die ten onzent toch het langst en het krachtigst vcor dat alles heeft ge streden, openlijk moet erkennen, „dat die doctrinaire bepalingen op zichzelf eigenlijk vrij onbeduidend zijn, en voor de praktijk geen nut hebben", daar kan het gevraagde offer ook niet te zwaar vallen. Ook wat betreft het kiesrecht, brenge, aldus adviseert de hcogleeraar, de anti-revo- lutionairo paid ij een theoretisch offer, door, wat ■d.'o redactie der Grondwet betreft, af stand te doen van de doctrine van liet huis manskiesrecht." Het is een teer punt; die doctrine is bij velen hunner geliefd, maar liet gaat tccli ten slotte niet om een doctrine, om leu zen. maar cm reeele staatkunde, kien weet toch, dat oen regeling van het kiesrecht, gegrond op de voorstellen van Staatscom missie <en Rogeering loyaal uitgevoerd, vrijwel tot hetzelfde zal voeren, als ware het algomeene kiesrecht in $e Grondwet neergeschreven. Nu men teenmaal den be slissen den stap heeft gezet, cok de rech terzijde de strcoming heeft gevolgd, die ieder positief kent-eeken van welstand en bekwaamheid verwerpt, zegge men de be volking dan ook openlijk toe in woorden, waarachter zij geen dubbelzinnigheid kan vermoeden, wat haar te wachten staat. Er is slechts oen betrekkelijk klein doel onzer bevolking, dat voor de leuze van het huis- manskiesreclit iets gevoelt", deze verlang© nu niet langer, dat de meerderheid haar alleen ter wille harer theoretische voor liefde volgo, on alweder daardoor oen deel der bevolking van zich vervreemde. Open lijk plaatse incn daarom de eenvoudige, tot de menigte sprekende gedachte van het. alge- rneene manncnkiesrecht veer Tweede Kamer, Provinciale Staten en Gemeenteraden op liet program der rechterzijde. Wat het Tarief betreft, merkt prof. Siiuycken op, dat met de in de rechterzijde levende beginselen het concrete vraagstuk -.„vrijhandel of bescherming" niets te maken heeft. Daarover is men het eens; ook dr. Kuy- per, -hebben wij hem wel begrepen, heeft dit niet ontkend. Hij heeft alleen principieel verzet a an ge boekend begon het dogmatisch vlijhandelsbeginsel. En daarin had hij, al had. daarbij over de ordonnantiën Go:ls wel kunnen werden gezwegen, gelijk. De tegen woordige generatie is, in het bijzonder aan de Universiteiten, greob gebracht in de leer, als ware de vrijhandel absoluut, onaantast baar beginsel. Wij herinneren ons het ant woord, dat een hooglearaar aan een onzer Universiteiten gaf aan een student, die hem bekende, nog niet geheel overtuigd te zijn, dat de vrijhandel inderdaad altijd en overal het beste stelsel zoude zijn: „Dan meet U cok nog geen examen doen, want dan weet U nog niet genoeg er van." Zulk een ant woord teekent de geestesstemmingdat men principieel tegen zulk een absolutisme zich kant, is begrijpelijk. Vcor het overige is evenwel het ooncrete vraagstuk, of het ten onzent thans van goede handelspolitiek zoude getuigen, be schermende rechten in te voeren, wil men liever, de bestaande te verhoogen, een eter moeilijkste en ingewikkeldste vraagstuk ken, zcodat het ons altijd heeft verwon derd. dat „the man in the street" daar over, vooral aan de zijde der vrijhandelaren, 20) ,,Ik vraag me af of Mag misschien nog andere aanbidders had, behalve dab Ita- liaansche heerschap"., ,,Ik weet van geen ander. En ik geloof, dat, als het ;t geval was geweest, Mag er wel met ons over zou hebben gesproken.; Mag en ik kunnen bet altijd zoo best samen vinden. Zij wacht nooit tot ik zoo iets zelf opmerk; zij vertelt het mij altijd; ik be doel als iemand iets meer dan gewone be leefdheden voor baar heeft". ,,Met gewone beleefdheden werd ze ze ker overstelpt?" „Ja, zie je, ze is mijn eenig kind en mijn eenige erfgename, en dat laatste al leen is reeds genoeg, om haar in de oogen van velen bijzonder aantrekkelijk te maken". „Maar je dochter zelf heeft je niet herteld, dat er iemand \Vas, die bepaald trouwplannen scheen te hebben?" ,,De Italiaan is in het afgeloopen sei- &>e>n de eenige ernstige pretendent geweest, .maar „Maar i»MaarIk kan er heuseh niets aan (toen, dat ik heb moeten opmerken, of- (ftfooon Mag het misschien niet goed zou ?|ftden, dat ik bet zeg dat er een jong- ménseh is, dat haar bijzonder aardig schijnt te vinden. Ik zeg jongmensch, maar zoo neól jong is hij eigenlijk niet, misschien twee-en-dertig. „Maar dat is een jongen; dat ia niet veel meer dan een jongen". „Hij heet Rex Castle en logeert op het oogenblik bij mijn vriend Keith. Hij is bij na zijn beele leven in Indië geweest en ik geloof, dat Keith daar kennis met hem heeft gemaakt. Ten minste, wij zijn weer door Keith met hern in kennis gekomen". „Welke Keith? Je buren van Inchgar- ry? Of de familie Keith van Maoallister „Neen, die van Inch gar ry. Welnu, ik heb dikwijls opgemerkt, dat die man Mag aankeek, op een manier, die me deed den ken Sir Drummond zweeg. Hij kon 't woord niet vinden, dat juist uitdrukte wat hij be doelde. „Deed denkenV1 „Ja, laat me zeggen die me deed den ken, dat hij zich bijzonder voor haar inte resseert. De blikken van sommige men- scben zeggen heel veel". „En zeggen die van mijnheer Castle cok zoo veel?" „Het is de blik van iemand, die in ernst is en die weet wat hij wil. De man heeft me altijd aangestaan. Ik heb hem ook reeds eens met vijf, zes andere kennissen fami liaar ten eten gehad". „En wat zei Maggie, toen zij hoorde, dat hij kwam eten? Heb je toen ook op haar gelet?" „Dat behoefde ik niet. Zoodra ik zei, 'dat ik hem had gevraagd, zei zij,Dat vind ik pfettig. Ik mag hem erg graag, dien mijnbeer Castle". Maar dat zegt du niet zooveel". „Natuurlijk niet. Behalve dat je nu weet, dat ze hem graag mag lijden"., zco gevestigde! overtuiging bezit. Nu even wel de Regeering en de Kamermeerderheid niet in staat zijn geweest, daartegenover van een krachtige overtuiging harerzijds blijk te geven, door er voor te zorgen, dab gedu rende haar zevenjarig bewind haar denkbeel den tot werkelijkheid werden; nu men ander zijds dcor allerlei gepaste en ongepaste mid delen de volksmeening tegen de tariefwet geving heeft weten op te winden, nu is de beschermende handelspolitiek ten onzent minder populair dan ooit te voren, en zoude het afgezien van de vraag naar haar deugden tactisch dwaasheid zijn ze in den ocrstvolgenden verkiezingsstrijd op nieuw op den voorgrond te plaatsen. De rechterzijde zal hebben aan te zien, zegt de hcogleeraar ten slotte, of het der linkerzijde kan gelukken, langs anderen weg dan dcor tarief verhooging do' middelen te vinden tot bestrijding der kosten van de sc-ciale wetgeving. „Slaagt deze daarin niet, don kan de rechterzijde opnieuw overwegen, of zij niet verplicht zal zijn, die middelen door een technische herziening onzer tarief - wetgeving, gepaard aan een geringe ver- hcoging, uitsluitend met fiscale bedoeling, te vinden. De Vraag: „vrijhandel of bescher ming" behoort evenwel uit 'den earstvolgen- den verkiezingsstrijd, te worden geweerd." Onder den titel Het. eerst noodige schrijft „Do Bode" van den Bond van Ned. Onderwijzers: Het allereerste o n der w ij s.ont we rp, dat in de nieuwe Tweede Kamer behandeld dient te worden, zal wel een salaris voor dracht moeten zijn. Uitbreiding van den leerplicht is voor zeker een urgente zaak. Wijziging van art. 21 is reeds sedert jaren noodig, en kan zeker in <Le komende periode behandeld, worden. Maar boven deze beidö uit gaat op dit oogen blik onze dringende vraag om sal ar is- verheoging. Niet omdat wij zulke materialisten zijn, die in de eerste plaats om een welvoorziene pertemennaie denken, en daarom alle andere hervormingen maar willen zien uitgesteld. Het verleden en de gcheele strijd van den Eond, zijn pas-geëindigde kamp voor het neutraal onderwijs, de opofferingen, door zijn leden getoond, bewijzen duidelijk, dat wij cok voor ideëel© dingen weten to strijden. Straks zal het cp initiatief van onzen Bond te houden Congres voor Kinderbescher ming opnieuw bewijzen, dat wij niet louter vcor onszelf zorgen. Maai* al ons denken richt zich nu' vooral op onze onvoldoende financieele positie, om dat er al weer in jaren niets tot verbete ring daarvan docr de regoeringen is gedaan. Het spreekt vanzelf, da| wij het prullige kindertoeslagwetje, dat onder den hoon van bijna allo onderwijzers tjir wereld kwam, niet meetellen. Deze jarenlange stilstand beduidt voor ons, zelfs afgezien van de prijsstijging, waartegen wij ons niet wapenen konden, vermeerderde zoig, grooter tekort. Tekort aan voeding en klee-ling, aan ont wikkeling en ontspanning, aan levensvreugde en zorg voor do toekomst onzer eigen kin deren. Terwijl in schier alle kringen de hooger© eischen, aan het leven gesteld, een min of moer ruime bevrediging vonden, bleef de on- dcrwijzor achter, oefende hij zich en met welk een bedroevend sucoes! in ascetisme. Hoogstens bracht een plaatselijke salaris- actie ©en kleine, tijdelijke verlichting. .Wij blijven de akties voortzetten. De nood is to hoog gestegen, dan dat wij do enkele honderden guldens, die van sommige ge meenten zijn los te breken, zouden versma den Maar de groot© verbetering wachten wij nu van het Rijk! Zulk een verbetering verwachten wij, dat niet weer onmddellijk de wapens door" ons moeten werden gewet voor een volgenden strijd tot daadwerkelijke erkenning van ons recht op een onafhankelijke positie! De gezanten hebben nu pas hun verheo ging ontvangen. Yccr de officieren is mede in de schatkist getast. Zijn nu wéér de gezanten aan de beurt Cf do officieren? Of andere hoogwaardig- heidsbekleeders „Juist. Je zult nu denken> dat er mis schien wel honderd menschen zijn, die zij graag mag lijden. Maar ik zeg je, in den blik, waarmee hij Mag aanzag, was iets, dat me zei, dat ik op alles voorbereid moest zijn! „Je maakt mij nieuwsgierig. Is er Seen kans, dat ik hem ook eens ontmoet? ik zou graag kennis met hem maken". „Hij logeert nu al een paar weken bij de familie Keith van Inchgarry. Als je met ons mee teruggaat naar Craig Athol, heb je kans hem daar iederen dag te zien". Eorbes wist niet of zijn zaken in de stad hem wel zouden veroorloven langer weg te blijven. Hij schudde het hoofd en zei: „Hoe kwamen we toch te spreken over dien mijnheer Castle?" „Dat weet de Hemel. O ja, nu herinner ik het meJe vroeg of Mag soms nog an dere aanbidders bad. Je dacht zoo, dat, als we het raadsel van Mag's avontuur wilden oplossen, we in de eerste plaats moesten weten welk© bewonderaars zij beeft. Wel nu, ik heb je gezegd wat ik wist, ofschoon ik denk, dat ik de zaak nu nog geheim zinniger heb gemaakt. Maar zeg, kan ik je werkelijk niet overhalen met ons mee te gaan naar Craig Athol? Kom, we heb ben zulke mooie, visohrijke beekjes, waar je zoo heerlijk kunt hengelen. En daar houdt je zoo van Er kwam een eigenaardige schittering in de oogen van Forbes. „Breng me niet in verzoeking, goede vriend. Mijn eerste-klerk krijgt de volgen de week vrijaf en meet eerst nog eenige dringende zaken met me afdoen". „Dringende zaken? Maak me niet wijs, Zal nu de Staat hot bekende spelletje gaan spelen, om eerst vóór allerlei groepen ver- belering te brengen en als de beurt aan de onderwijzers komt te zeggen: „Ja, maar daar is belastingverhooging voor ncodig, en dat gaat zoo maar niet!" Do onderwijzers gaan nu vóór Zij hebben het langst moeten wachten. Zij hebben het minst ontvangen. De verheoging, die nu komt, moet den schandelijken achterstand piet één ireusach- tigen sprong inhalen. Dat is onze éérste wensch.: i J Dat wenschen wij allen En wij zijn bereid, als 't moet, om dat op overduidelijke wijze aan de nieuwe Rogce- ling, die straks zal optreden, kenbaar te maken Collega's, wij liebben al te lang naïevelijk gesproken van een beter salaris Met alle macht nu in den strijd vooir een goed salaris 1 De driestar-schrijver van „De Stan daard" schrijft over het feit, dat de a n- ti-rcvolutionnair en niet door de Koningin zijn geraadpleegd in zake de kabinetscrisis Het heeft de aandacht getrokken, dat in zake de ministerieele crisis consult bij alle staatkundige partijen is gezocht, met uit zondering alleen van de anti-revolutionnai- ren. Feitelijk is dit zoo. In consult geroepen zijn van links de heer Troelstra van do socialisten, de heer Bos van de vrijzinnig-democraten, de heer De Meester van de unie-liberalen en de heeren Tydoman en Röcll van de vrij-libera- len. En zoo ook rechts de heeren Van Nis pen en Nolens van dc Iloomsch-Katholieken en de heeren Schimmelpenninck en Lohman van dc Christclijk-historische partij. Het valt dus niet tegen te spreken, dat uit allo partijen personen in consult zijn geroepen, alleen uit de onze niet. Te meer trok dit ditmaal de aandacht, omdat het anders geen gewoonte was, dat de partijen, die de nederlaag bij de stem bus leden, voor advies gehoord werden. In den regel zelfs heeft het consult zich be paald tot het in gehoor roepen van de of- ficieele personen, t.w. de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal en ook wel den vice-president van den Raad van State. Thans echter heeft men ook officieus consult gehouden, en wel met represen tanten van alle partijen, niet alleen van de partijen, die bij de stembus wonnen, maar evenzoo van de partijen, die bij de stembus verloren. Iets wat te meer in 't oog springt, zoo men cr op let, dat terwijl de Roomscli- Katholieke en de Christelijk-Historische partijen reeds officieel in de heeren Van Nispen en Schimmelpenninck optraden, toch ook dc voorzitters van de clubs dezer beide partijen, de heeren Nolens cn Loh man, gehoord zijn, en daarentegen alleen de heer Middelberg, de voorzitter der anti- revolution'naire partij, niet. Dit nu kan niet daaraan liggen, dat on ze partij te klein in aantal leden was ge worden. Immers dc vrijzinnig-democrati sche, de vrij-liberale en de Christelijk- Historische partijen zullen, hoe zware ver liezen wij ook leden, ook in de nieuwe Ka mer nog altoos beneden ons in 't ledental staan, en toch zijn de voorzitters van deze drie wel in consult geroepen. We mogen ons dan ook niet ontveinzen, dat er in dezen samenloop van consulten wel iets lag, dat bevreemding wekte, en we begrijpen het, dat meer dan één het gevoel kreeg, alsof we gepasseerd waren. En toch, bij nader bezien bestaat voor dit gevoel van bevreemding niet de min ste oorzaak. Immers men mag onderstellen, dat ook de heer Middelberg zeer stellig gehoord zou zijn geworden, zoo hem niet de tegen slag had getroffen, dat hij behoorde tot de leden der oude Kamer, die in de nieuwe geen zitting zullen hebben. Dit was niet het geval met de overige heeren. Die waren allen weer ingekozen. Alleen Amsterdam VII had teleurgesteld. Met het einde der zitting treedt der halve de heer Middelberg in het private leven terug, en hieruit volgde als van zelf, dat hij niet_als raadsman van de Kroon kon optreden, waar het de vraag gold, in I dat een advocaat in Augustus nog dringen de. zaken heeft af te doen. Je werk zal er heelemaal niet onder lijden, al blijf je nog een week langer weg". „Schei uit, man! Als je nog één woord zegt, bezwijk ik voor de verzoeking. Spreek cr niet meer over. Ik wou, dat ik heele- maal niet gekomen was in ja heerlijke Hooglanden. Dan zou ik ook den strijd niet hebben, van er weer vamdaan te moe ten gaan". Hij snelde de kamer uit en liep naar de veranda, waarvan men een heerlijk uit zicht had over de heide. Hii was reeds dicht bij d© plaatst, waar de stoelen ston den, toen hij merkte, dat op een der stoe len Mag en op een andere Hubert Lotha zat. Zij praatten met eikaar op een toon, alsof zij elkander hun geheele leven gekend hadden. Hij wandelde niet verder, maar bleef het tweetal eenige seconden gadeslaan. „O, zoo'n romannetje, zoo'n romanne tje", mompelde hij. „Een romannetje van een uur kan meer doen, dan jaren van de gelijke vriendschap". Maar Maggie had hem in het oog ge kregen. „Kom eens hier, mijnheer Forbes, en help mij den lof zingen ^an onze prachti ge Hooglanden. Mijnheer Lotha vertelt mij, dat hij lang geleden misschien wel voor vijftien jaar hier is geweest en nu voor 't eerst weer drang heeft gehad er terug te komen". „En hééft hij nu op dit oogenblik dien drang nog?'» „Hij heeft zich ten minste juist laten overhalen met ons mee naar Craig Athol wat richting 's lands politiek zal te leideiï! zijn, niet nu, maar na den derden Dinsdag' in September. Het thuis gelaten zijn van den voorzitter van onze club was dus volkomen normaal cn natuurlijk. <*emeeiiteran<l van llillegom. Voorzifterburgemeester "Wenthölt. Afwezig de heeren Van Til, Van der Schoot, Topper, Guldemond en P. H. van Wave ren. De ingekomen stukken, bestaande uit goedkeuringen door Gcd. Staten van Raads besluiten der vorige zitting, worden voor kennisgeving aangenomen. Af- en overschrijvingen worden goedge keurd tot een bedrag van ƒ150. Aan M. Th. Pos werd vergund een hek te plaatsen voor zijn huizen aan de Wilhel- minalaan vóór de rooilijn, zoodanig, dat het hek, c.q. de voorkant der voeting van dat hek zal worden gesteld langs een rechte hj11» getrokken uit het bestaande hek voor de woning van C. J. Bakker, kadaster Sec tie A, No. 5156 door een punt, liggende op 1.05 M. uit den voorgevel van het huis van C. J. Mansum, bewoond door W. A. van der Wal, kadaster Sectie A, No. 4522, vol gens uitzetting door of namens B. en Ws.t en dat de vergunning zal worden verleend tot wederopzegging. Aan li. Veldh. van Zanten werd vergund het plaatsen van een hek langs zijn tuin aan de Van den Endelaan. Het voorstel luidde als volgt B. en Ws. hebben in hun vergadering van 11 Juli 1913 besloten aan den Raad voor te stellen om de rooilijn voor do west- zij de van de Van-den-Ende-laan vast to stellen als volgt: „Een rechte lijn, getrokken door twee punten, liggende het eerste voor het per ceel van A. Goemans, kadaster Sectie A, No. 4128, op 13.50 M. afstand uit het hart van den weg langs de westzijde van de Van- den-Ende-laan, en liet tweede voor de Zuid-Oosthoek van „Huis ter Laan", ka* daster Sectie A, No. 1519, op 12.50 M. af stand uit het hart van dien weg" en om aan den adressant voor de plaatsing van be doeld hek afwijking van die rooilijn toe te staan, zoodanig dat het hek, c. q. de voor kant der voeting van dat hek zal worden gesteld langs een lijn, loopende door twee punten, liggende het eerste voor het per* ceel van A. Goemans, op 4 M. en het twee< de voor de Zuid-Oosthoek van „Huis tei Laan", op 3.76 M. uit het hart van meer- genoemden weg, volgens uitzetting door of namens B. en Ws., en dat de vergunning zal worden verleend tot wederopzegging. De heer Guldemond komt ter vergade-» ring. Tot commissieleden voor de reclames hoofd, omslag werden benoemd, de heeren R. A. van der Schoot, R. V. van Zanten en J. Guldemond. Het verslag van den toestand der volks huisvesting over 1912 zal ter visie gelegd worden. B. en Ws. boden den Raad aan de ge meenterekening 1912. Zij zal onderzocht worden door een com missie, bestaande uit de heeren Topper, H.. A. van Wavcren en Jonkheer. De geloofsbrieven der herkozen Raadsle den Lammersc, Balvers, Jonkheer en Gul demond werden onderzocht door een com missie bestaande uit de heeren Heemskerk, R. V. van Zanten cn H. A. van Waveren. Besloten werd tot toelating. Vastgesteld werd het kwartaalskohier schoolgeld. De heer Heemskerk vroeg borden met „verboden voor wielrijders" voor het voet pad bij Wcerestein. Do burgemeester zeide die toe. B. en W. werden verzocht door te gaan met de verbetering van dc Ringsloot tot de Molenlaan. De heer Niebcrding bracht hulde aan B. en Ws., die Hillegom zoo netjes opknapten. De heer H. A. van Waveren, die graag den watcrwagen ook eens zag in de buurt van de Oostcindebrug, zal nog even moo* ten wachten. 't Werk is te groot voor één sproeiwagen. Hij komt ook in den omtrek van de,,Oost- eindebrug als de Raad een tweede sproei wagen toestaat. De vergadering werd hierop gesloten. te gaan. En u, mijnheer Forbes, gaat u oolc mee?" „Je zult al je overredingskracht moeten aanwenden, om mij daaitoe te bewegen, je vader heelt tan minste al een halfuur lang gebracht mij over ts halen". „Ik dacht, dat u te vaderlandlievend was om u zoo ta laten bidden. Waarom bent u zoo in vliegende haast naar Schot land gereisd, als het was om er maar een paar dagen te blijven?" „Dat was voor zaken" „Al veer zaken? Zeker weer zoo'n zoo genaamde „war© erfgenaam", die'bereid was zijn rechten voor eenige duizenden gul dens of een vast jaargeld te verkoopen". „Neen, 't was niet eens een valschö erfgenaam, beste kind, en hun aantal ia nog grooter dan dat der ware erfgena men". Lotha was op het oogenblik, dat de heer Forbes hem naderde, bozig geweest een sigaret te rooken. Na eenige oogenblikken deed hij eenige schreden in do richting der balustrade en leunde er over heen, met zijn sigaret tusschen zijn vingers. Toen ging hij heen, alsof hij ouderstelde, dat de heer Forbes en Mag familie-aangelegenheden te bespreken hadden met elkaar, en wandelde den tuin in. Vertel me eens, Maggie", vroeg For- be-s, ..wie is degeen, die gisteren getracht heeft je te schaken?" Maggie lachte. (Wordt vervolgd)-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5