RECEPT. STOFGOUD. AL1.£ELEI. onderwerpen. De meeste patiënten zijn ze- .nu\vz:eken, herstellenden, personen, die zich overwerkt of te weinig gewerkt hebben en die in de zon genezing komen zoeken. Bij gebrek aan een geschikten tuin is het ook heel goed mogelijk op de tegenwoordige platte daken zonnebaden te nemen. Kan men zich niet vrijwaren voor onbescheiden blikken dan kleedt men zich zoo dun mogelijk, ten einde de meest mogelijke voordeelen van de zonnestralen te trekken. De physiologische invloed op de huid, het bloed en het zenuwstelsel is zéér groot. Verzadigd van zonneschijn wordt het lichaam veerkrachtig, herleeft door den in vloed' van het licht op de weefsels. We moeten echter nooit vergeten, dat op deze aarde niets onvermengd goed is, zelfs zonneschijn niet en dat in den warmen tijd vele gevallen van ziekte voorkomen, dik wijls met nooalottigen afloop. Inspannende lichaamsbewegingen in de blakende zon is onvoorzichtig, evenals het blootstellen van hoofd, nek of oogen aan de onmiddellijke zonnestralen zonnesteek tengevolge kan heb ben. De oogen eJi het bovengedeelte van d'en ruggegraat, bij den hals moeten beschermd worden tegen de zon voor de oogen door een donkeren bril, of breedgeranden hoed, wanneer men rondloopt; terwijl, een vier kant opgevouwen zakdoek onder jas of blouse een zeer goede manier is, om den invloed der directe zonnestralen op den nek te tem peren. In de warme landen brengt men dikwijls aan de binnenzijde -der zonnehelmen een roode stof aan. Zoo is het ook te bejammeren, dat men zoo weinig parasols ziet gebruiken, liever loopt men dan met het geheele lichaam in de schaduw. Vooral bij kinderen moeten Hoofd en oogen tegen deai directen invloed der zonnestralen beschermd worden, en er op gelet, dat zaj niet spelen onvoldoende bedekt tegen ae brandende zon. Hartdelshoogeschoofl. Dat een Handelshoogeschool, wier stich ting in ons land te Rotterdam wordt voor bereid, in een dringende behoefte voorziet, bewijzen de cijfers voor het bezoek der han- delshoogescholen te Keulen en Berlijn Keulen. 19011905/1906 1910/191119.12/1913 Studenten 86 304 470 523 Hospitanten 44 46 68 163 Hoorders 633 1426 1764 1856 763 1776 2302 2542 Berlijn 1906/07 1908/09 1910/11 1912/13 Studenten 213 402 448 509 Hospitanten 263 274 220 236 Hoorders 917 1350 1278; 832 1393 2026 1946 1577 Een opmerkelijke aanwas, vooral in Keu len, waar het aantal studenten in 1913 ruim het zesvoud bedroeg van 1901. De cijfers krijgen nog meer waarde, als men bedenkt, dat het aantal dezer universiteiten zich in Duitschland nog steeds uitbreidt. („K. S. W.") Omelet met kal fs nier. 7 eieren, d.L. water, wat fijngehakte peterselie, zout en peper, 60 gr. boter, 170 gr. gekookte kalfsnier, een ui, 40 gr. boter, 25 gram bloem, 1% d'. L. bouillon of jus met water, een leped soja. Bereiding: Het uitje fijnsnipperen, met de 40 gr. boter en bloem lichtbruin laten wor den, de in stukjes gesneden nier toevoegen, deze even mee laten fruiten en dan lang- 'zaain den bouillon. Dit alles laten doorko ken en aanvullen met de soja. De ragout moet warm gehouden worden, tot ze ge bruikt wordt. De hcele eieren kloppen, met wat peper en zout, 't water er bij doen en de fijnge hakte peterselie. De 60 gr. boter in een koekenpan laten smelten, daarbij de geklop te eieren voegen en de massa gaar laten worden, onder telkens prikken met eenmes. De omelet op een verwarmden schotel la ten glijden, de ragout er in het midden op leggen en dicht vouwen. Wij zien dikwijls, dat de zoon van men- schen, die zichzelf een goede positie hebben veroverd in de wereld en hun fortuin hebben gemaakt, -de geestkracht erft van zijn voor vaderen, maar niet hun aanleg voor zaken, en zoodoende sneller ten gronde gaat dan anderen, die afstammen van een ras, dat langer aan voorspoed gewend is, en die vroegtijdig hebben geleerd om op behoor lijke wijze rijkdom te verkwisten. Ritchie. Een toertje; Leo vertelt in ,,De Tel." „Kutscher, sinds Sie frei?" „Hè? Watte?" schrikt de dommelknik- kende huurkoetsier. „Können Sie uns fahren?" „Vkre? Néé. Maar als u mot rije, kan u me krijge. Stapfen Sie d'r maar in. Ich spreeg ook wol een biesje duisjch." „Ihr Zeug ist wohl dritter Klasse?" in formeert een van de Duitschers, in rare Tyroler pakjes, dijbroekjes, bloote knieën, knokig en stevig, met een erg raar spits hoedje op, die met zijn veren, drie mans lui en een goudblond meisken, het wrakke rijtuigje bekijken. „Dritte klas? Als jullie als Sie mier nou! D'r benne kleine klasse fuur reisuige alles eerste klas. Stappen Sie d'r in of nicht?" De Duitschers lachen. Ze hebben wel schik in den Duitsch-knoeienden paarden- menner, die zoo brutaal, schorrig uitvalt. „Na, wir werden es 'mal versuchen." En ze stappen in. „Wo muussen Sie naar tsoe?" „Fahren Sie uns eben ein wenig herum, gleich wohin wo's was schönes gibt „Christeriele wktte taal watte téal knort de koetsier grommelig, en luid „Zeg gen Sie 't nou nog maar ès, sivoeplee. lek begrij er kein schteek von." De Duitschers gebaren grinnekend wat zij verlangen. „O-o! itondrije? Roendreite? Kan ge- beure. Allo dan maar. Zal iecli Sie eerst maar vertellen wo das sie noen bienenauf der Rembrandt.plein verschtaan Sie?" Jawel knikken de Duitschers, prettig- geluimd, knusjes genietend. 't Schonkig, eeltig-beknobbeld paardelijf hobbeldebobbelt langzaampjes, vredig-zoet- jes over de keien. „Sie siqnd denkeliech von de Entos, ies 't niecht zoo? Jawool, jawool daa?r laupe méér van die rare Chineeze roend. Iech bien gistere miet de uuberhaal es uuber- geschtoke vuur ein halb uur vuurwerk gezien groosaartig, grooséartig Staag omkijkend, van den armelijk-knik- kenden, beenigen paardenkop, naar de leuke, luisterende gezichten van de Tyro- lers, heen-en-wecr, babbelt gemoedelijk de scheef-zittende, lekker-makkelijk ineenge doken koetsier. „Nou muussen Sie aulette noen kom men wier aan de Muns." „Wie nonnen Sie es?" „De Munt de toeren" de koetsier gebaart geldtellen „Ach so, da wird wohlEure Münze ge- pragt „Daarvan verschta iek noen weer kein snars maar begrij pe doe ik 't zoowat nein, de toeren staat noen leeg Sie kun nen Deltsch aarde nou ja porselein „Stein gut meinen Sie?" Justement steinen koet kunnen Sie daar kaufe maar muntse ho maar ab- gelaufe „Wollen Sie 'mal anbrennen?" „Sigaartje? Zal 'k niet afslaan danke sjeun als 't maar kein deutsch spul is da's de pest eng geben Sic noen acht das iets de bloemenmarkt fijn was Hr - ben jullie zoo niecht in Berlien ha ha. Allemaal mies prame en bootjes aange vuurd oend daar haben Sie beroo tu polisie oend daar 't beroo van den Bur gerlijken Stand kan je heixaate als jtf genog van je leeben hebt oend nou rei- ten we 't Keuningsplein over Raar staat weer zoo'n klabak, mit z'n kouwe drukkie" minachtend briescht de paardenmenner een fontein tabakssap op den grond „of we niet zelf kanne zien waar we rije ha-'1 ben sie in Berlien auch zulleke agenten miet armbandjes vuur 't verkeer?" went-ie zich tot z'n klanten. „Aber natürlich!" „Nutüürliech Dan krijgen jullie d'r mijn niet allemaal flauwe nou, dat verstaan jullie toch niet hier bienen wier op 't1 Leidsche plein daar haben sie das ge bouw van Hirsch oend daar iets de Stads- schou .vburg heit Bouwmeester gespeuld zoo'n acteur haben sie auch al niet in Berlien oend daar is een groeg woo sie een pot echt Deutsch bier kunnen kaufe vuur tien spie mussen sie niet eens an- legge en de koetsier houdt met dood-ef fen gezicht zijn houterig paard in. Eerst begrijpen de Tyrolers 't niet erg. Maar als de koetsier op 't verlokkend op schrift op rt caféraam w'ijst dan snappen zé het dadelijk. Lachend springen ze uit 't bakje, verdwijnen in 't café. En gemode reerd gaat de gids méé naar binnen, en ont haalt er de vreemdelingen op zijn heerlijkst Duitsch. Uit een roman. Stervende zonk gravin Wanda Borinczka ter aarde. Haar laatste zucht was„Iwan Koczyczucokuspapokrenski Op een aanplakbord. „Wegens het ongunstige weer gaat de Slag bij Waterloo niet door." Italian o. Mevrouw ging den muziekwinkel binnen en zeide„Mikado Libretto." De domme bediende keek haar ontzet, met open mond aan. Zij herhaalde, forscher„Mikado Li bretto En daarop bracht de bediende uit: „Je non parlio Italianio, madamol" Ook dat nog! Boer (als hij den nachtwacht 's middags in de schaduw slapend aantreft)„Sapper loot, slaapt de kerel overdag ook al?" R a a k. „Wel professor, wat heeft u groote han den Ze zouden goed zijn om te dorschen." „Dat zouden ze ook, en gelukkig weet ik terstond waar ik een vlegel kan vinden." Uit het maandboekje van een student: colaade f fies f gast f luisver f postzelger f presja f haremhuur f hetgeen in deze volgorde beteekent„cho colade, fiets, gas, lucifers, postzegels, pi* sangs, kamerhuur." Weerlegd. De onderwijzer had zijn leerlingen uit eengezet, dat men ongelijksoortige groot-i heden noch bij elkaar optellen, noch van el-; kaar aftrekken kan. „Wij kunnen bijvoorbeeld drie koeken en vier kazen niet bij elkaar tellen, eveninin; als wij twee paarden van drie koeien kun nen afnemen." Tegen deze bewijsvoering kwam plotse ling Jantje, het zoontje van een boer, op. Hij riep luide „Maar wij kunnen toch vier liter melk van vijf koeien afnemen." De fijnproever. Dochter des huizes„Mina, mijn verloof de komt Zondag eten. Ik zal dan zelf het eten klaarmaken. Keukenmeid (aarzelend): „Ja, juffrouw... maar de mijne komt ook!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 18