Een roovergesckietlems
uit Zuid-Sjansi.
in overprikkeling ontaardt, lucht wordt ge
geven en verwijten worden rondgeslingerd,
soms aan hot verkeerde adres, waardoor,
een eensgezinde samenwerking tosschen alle
oatagorieën van weggebruikers, om in de
toekomst, zooveel mogelijk, ongelukken te
voorkomen, ten zeerste wordt belemmerd.
Met het maken van verwijten en het aan
wakkeren van het vuurtje der vijandige ge
zindheid onder de weggebruikers komen
wij niet tot wat we, als ernstige menschen
toch allen bereiken willen: de verkeerspa-
oificatie.
Laten we beginnen met te oonstateeren,
dat het met het verkeer nog een Janboel
is, en eerlijk bekennen, dat we allemaal
daar een héél klein beetje schuld van dra
gen.
Laten we 't eerlijk uitspreken, dat 't geen
geen wonder is, dat er ongelukken gebeu
ren, zoolang wij zonder uitzondering ons
zelf van ons greintje schuld aan dezen Jan
boel, oorzaak der ongelukken, niet volko
men bewust en er van gezuiverd hebben.
Laten we nog wat verder gaan, met ons
gevoel voor eerlijkheid en recht, om te vér-
klaren, dat het moeilijk, dikwijls vrijwel
onmogelijk is, zoo maar uit te maken, wie
van de partijen, betrokken bij een ongeluk,
de hoofdschuldige er van is.
Laten we ten slotte constateeren, dat het
zoo niet langer gaat en wij allen verplicht
zijn ons aan te gorden om den ong>eluks-
ctuivel te bestrijden, krachtig en met energie.
Niet met ingezonden stukken, niet met
eritische beschouwingen, waarvan wij zelf
een volgend oogenblik Het voorwerp kun
nen zijn.
Doch met een krachtiger wapen.
Met het voorbeeld
Wani wat baat het ons of we al wen-
echen, dat hier te lande, evenals in andere
landen, behalve in Engeland, een onder
zoek worde ingesteld naar de bekwaamheid
voor het besturen van een automobiel, wan
neer nief^automobilisten het zich tot een.
plicht maken van den weg gebruik te maken
op een wijze, die het veroorzaken van onge
lukken uitsluit? Welke waarborgen geeft
zoo'n onderzoek, waar in verreweg de mees
te gevallen niet aan onbekwaamheid, doch
aan onvoorzichtigheid van den chauffeur
de ongelukken te wijten zijn, en men iemand
niet op onvoorzichtigheid kan examinee-
ren? Worden te Amsterdam de bestuurders
der huurauto's niet op dezelfde wijze geëxa
mineerd als in Duitschland? En toch is een
der ongevallen van den laat sten tijd gebeurd
met een atosl-chauffeur, die hlet trottoir
opreed.
Wij het publiek, hetzij dat het loopt,
fietst, een auto, een rij tug of wat ook be
stuurt moeten toonen, dat wij overtuigd
zijn van een deeltje schuld, door het persoon
lijk voorbeeld willen medewerken tot het
verkrijgen van een toestand, geëvenredigd
aan de eischen van l et moderne verkeer, en
ons ook bereid verklaren ons te onderwerpen
aan de wettelijke voorschriften.
Wie zijn do veroorzakers van ongelukken
Het zijn do voetgangers, ere bij voorkeur
<*p den rijweg, in plaats van op de trottoirs,
of aan den linkerkant in plaats van aan den
rechterkant van een weg loopen, oF* een
straat of weg oversteken zonder zich te vo
ren vergewist te hebben, dat dit zonder ge
vaar kon geschieden.
Het zijn koetsiers, die maar niet er aan
kunnen gewennen den rechterkant van een
Weg of straat te berijden, ofwel links een
rfjstraat indraaien, langs de binnenbocht.
Het zijn de wielrijders, die overal tusschen
door willen scharrelen, om maar vooraan te
komen van de ordelooze file van allerlei
voertuigen, of een kruising van straten pas-
seeren, zander er rekening mee te houden,
'dat daar gevaar kan dreigen voor hen en
voor anderen.
Het zijn de politie-beambten, die of door
onvoldoende bekendheid met de motor- en
rijvielwct en de verordeningen, óf door on
voldoend begrip van orde en veiligheid, óf
door gemakzucht zich niet aan dien verkeers
chaos schijnen te storen.
Het zijn allen, die van de wegen en stra
ten gebruik maken.
Het minst schuldig is de wet!
Stipte naleving door het publiek en hand
having van de ..rule of the road", is het eew-
ge middel tot bevordering van de veiligheid
op straat.
In dit opzicht is in Amsterdam in den laat-
sten tijd ongetwijfeld verbetering te bespeu
ren, sedert op drukke punten agenten mid
den op straat zijn geplaatst. Maar het gaat
natuurlijk niet aan om in een paar maan
den een eind te maken aan een sedert men-
schenheugenis bestaande anarchie. Op den
duur verwachten wij van dezen maatregel
zéér veel verbetering.
En des te eerder, wanneer wij dat zijt
gijvoetgangers, wielrijders, automobilisten
koetsiers, trambestuurders, enz enz. beg.n-
nen met het geven van een goed voorbeeld.
La-at ons bij ongelukken niet steeds bet
eerst de schuld zoeken bij anderen, maar
vóór alles nagaan of wijzelf niet de boofd-
norzaak zijn.
De ecrw. pater Chrysologus Kaspers,
werkzaam in de Missie van Zuid-Sjansi,
schrijft aan „De Gelderlander" over een
rooVer-soldaten-gesehiedenis, di© eenige
maanden terug in Zuid-Sjansi heeft plaats
gegrepen.
In den nazomer van het vorig jaar werd
er door den onderkoning van Sjausi een
man gestuurd naar Lu-an-fu (hoofdplaats
van het Zuid-Oosten der provincie en
Bissoh. residentie) met allerlei volmachten
om de verwarde toestanden weer wat op
orde te brengen. Hij was civiel en militair
gouverneur tegelijkin tegenstelling met de
vorige mandarijnen, die z-ioh ,,ta jen",
groot man, noemden, heette hij zich Yang-
hien-cheng of te wel: mijnheer Yang, een
gevolg waarschijnlijk van de nieuwe Kepu-
blikeinsche idees van vrijheid, gelijkheid
en broederschap.
Zijn eerste en voornaamste plicht was
flink op te treden tegen de roovers, die
de streken onveilig maakten, 't Moet ge
zegd: mijnheer Yang was een flink militair,
die zijn soldaten door woord en voorbeeld
wist te bemoedigen, en den roovers ver
schillende verliezen toebracht, en sommi
gen gevangen nam.
Op zekeren dag trok hij weer uit met zijn
soldaten, om de roovers op te zoeken; toen
zij echter door een hollen weg reden, die
aan beide kanten steil omhoog ging, werd
er eensklaps een bom naar beneden ge
worpen, waardoor M. Yang getroffen werd.
Zoo hadden de roovers zioh van hun groot
sten vijand ontdaan. Bij de begrafenis van
M. Yang werden eenige gevangen roovers
terecht gesteld en hun hart te zijner eere
verbrand.
Er kwam een nieuwe gouverneur, mijn-»
heer Wei ,die het werk van zijn voorganger
moest voortzetten. Al spoedig werd ei]
verteld, dat M. Wei lang zoo flink niet:
was als zijn voorganger; hij kan de solda^
ten niet baas, zei men; dezen luisteren;
niet meer en doen wat ze willen.
Bij een volgende gelegenheid bleek dat
ook duidelijk. De roevers deden een invai
in een stadje, vermoordden den mandarijn,
en nog eenige beambten, terwijl hun hart
verbrand werd, als weerwraak over hun-
gevallen kameraden. Dit moest natuurlijk-
gestraft worden. M. Wei trok er met zijn,
soldaten op af, maar toen hij in het stadje
aankwam, waren de roovers verdwenen; hij
wilde ze achtervolgen, maar daar hadden'
de soldaten niet veel trek in, en toen hij
hen er toe wilde dwingen, dreigden ze op
roerig te worden, zoodat hij maar stil naar
Lu-an-fu terugtrok. De verhouding tussohepj
aanvoerder en soldaten werd echtor steeds,
meer gespannen, totdat ten laatste M. Wei
zijn leven niet meer veilig was; heimelijkj
trok hij er toen tusschen uit en ging naar
Pai-ynen-fu, de hoofdstad van de provincie,'
om de soldaten aan te klagen. Toen braken;
er eenige bange dagen aan voor die inwo-,
ners van Lu-an-fu. Juist in dien tijd kwam!
ik door de stad gereden, om mij naar dei
Bissoh. residentie te begeven.
„Heb je niets bijzonders in de stad op
gemerkt?" vroeg men mij.
„Neen", gaf ik ten antwoord, „wel wa
ren er een paar winkels gesloten en leek
't me op straat niot zoo druk als anders
maar overigens zag ik niets bijzonders".]
O, gelukkig", zei mijn ondervrager, „men;
19 bang, dat do soldaten gaan plunderen,
den heelen nacht hebben we in de kerk*
gewaakt, en de Zuiderpoort heb ik laten'
dlahtmetselen, omdat ik bang ben, dat ze
ook hier zullen komen".
Zoo werden een paar dagen in angst en;
vrees doorgebracht tot men de soldateni
gunstiger trachtte te stemmen door hun!
een groot diner en verdere geschenken aan'
te bieden. Zij lieten zioh bewegen en bc-J
loofden, dat ze niets tegen de stadgenooten
zouden doen, maar dan moesten ook dezen'
beloven een goed woordje voor hen te!
doen, dat ze niet zouden ontslagen worden;
want als M. Wei terugkomt met andere!
soldaten, zeiden ze, dan gaan we vechten'
en hemzelf schieten we dood.
M. Wei kwam echter niet terug. Er
kwam een ander, heel alleen, «zonder sol--
daten, die hen met mooie woorden wist
te paaien, zoodat alles goed afliep. Een
maand later kwamen er echter nieuwe sol
daten in de stadde ouden werden ont
wapend en weggestuurd.
Dit is in China de gewone methode om
zich van onwillige, oproerige soldaten te
ontdoen; zooals men ziet, moet men hierbij
al heel diplomatiek te werk gaan, want er