ZO N D AG5 ÖIA D
LCID5CH DAG6IAD
No. 16382.
Zaterdag* 19 Juli.
Anno 1913,
VAN MET i- -i-
•9*
A^=rA
•**vi 1ZL9JSJL*JLiu*\L?tJL?JL?J*9JjJLmJLJ*±Ai?jL?JLAAï ii;®'*
AAA 6««4&aacéfld3déd6 li JL
Een Buitenkansje.
noon
C. BRUHO.
(Kadruk verboden.)
■/\AA#N#W/WWtA
Gedurende verscheidene maanden was
Daniël niet dezelfde meer, lang niet de
zelfde Hij, die vroeger een vroolijke Frans
was geweest, las nu uitsluitend zwaarmoe
dige boeken, en droeg zwaarmoedige ver
zen voor. Terzelfder tijd had een gloeiende
eerzucht hem bevangengaarne sprak hij
'van gedlzaken en van af losbare kapitalen.
Laat ons er dadelijk bijvoegen, dat hij een
opgestreken jacquet droeg en verlakte
schoenenen dat hij voor iederen mode
winkel stil hield.
Dit laatste gaf aan, dat er wat bijzonders
aan het handje was, maar, omdat zich nie
mand voor Daniël interesseerde, lette ook
niemand op hem. Hij had geen familie en
geen vrienden, de liefde voor de aardige
weduwe Delval was zijn hart binnenge
stormd, zonder dat iemand er benul van
had.
Daniël gaf piano-lessen.
Niet in deftige villa's en paleizen, waar
de voeten wegzakken in het tapijt, neen
in kleinere, schamele huizen
Twee jaren achter elkander was bij de
weduwe tegengekomen, zonder iets anders
te wagen dan een bescheiden groet. Altijd
ontmoette hij haar op dezelfde plaats, op
hetzelfde uur, als zij met haar dochtertje
ging wandelen. Maar eens had hij haar niet
gezien. Wel zag hij, dat voor haar woning
bet koetsje van een dokter stilhield, en
waar hij den moed vandaan haalde, wist hij
niethij ging bij haar informeeren, wie er
ziek was.
Het kleine dochtertje had een beetje
bronchitis.
Eiken morgen ging Daniël vragen, hoe
het met het meisje was.
Gelukkigof ongelukkigwas de
genezing een zeer spoedige en Daniël moest
zichzelf al gauw bekennen, dat hij geen
voorwendsel meer had, om iederen morgen
de weduwe te bezoeken. Toen kreeg hij een
prachtig idee.
Als hij eens voorstelde, om het meisje
pianolessen te geven
Hij dacht het, hij deed het.
„Alstublieft, mijnheer", zeide Martha,
door zijn belangloosheid getroffen. „Ik neem
't heel graag aan."
„Ik ben u dankbaar, dat u het aan
neemt", zeide de jonge man, stralend van
vreugde.
Sinds dien kwam hij eiken dag het kind
pianolessen geven, dat er wel pleizier in
had. op mijn woord! Meester en leerlinge
.werden de beste vrienden van de wereld,
maar afgezien daarvan won Daniël niets
bij deze nieuwe methode, behalve, dat hij
een halfuur bij de schoone weduwe mocht
doorbrengen. Zij ging naast de piano zit
ten, haar borduurwerk bij zich. Soms gaf
zij een woord van aanmoediging aan de
leerlinge, een vriendelijken blik aan den
leermeester. Dat was alles.
Alleen 's Zondags at men samen. Men
besprak de kleine dingen, die er waren ge
schied. Daniël vertelde van zijn leven,,
Martha deed een weinig van het hare ra
den, en, tegen negen uur, ging het kind
slapen, niet zonder haar vriend te omhel
zen, die haar de omhelzingen met woeker
teruggaf. Aan de moeder gaf hij een ste
vige hand, veroorloofde zich langen tijd te
zuchten, en ging heen, droomende van den
volgenden Zondag.
Nooit, al den tijd, dat dit voortduurde,
had Daniël van zijn liefde durven spreken,
hoewel zij al zijn gedachten innam. De we
duwe hield hem op een afstand. Niet, dat
zij geen behagen had in de genegenheid van
den jongen manhet leven had haar
niet zoo verwend, dat zij afkeerig van een
waarlijke liefde kon zijn. Haar man had
haar geslagen, haar, die zoo fijn en zoo ten
ger wasen, waarlijk, het was heerlijk
om nu aangebeden te worden door dien ko
los van een man met zijn fluweelen oogen,
die haar kleine dochtertje zoo verwende.
Het meisjezonder haarhad zij ze
ker niet geaarzeldMaar het er op te
wagen, dat zij haar leventje moest veran
deren, dat nooit I Om in het huis een heer
en meester te brengen, die te bevelen had,
want dat komt er altijd van, zij verwen
nen het kind, om de vrouw te krijgen, dan,
als zij getrouwd zijn, krak! de dochter is
niets meer waard. Neenmoeders moeten
moeders blijven, dat is haar plicht.
Terwijl Martha dit tot zichzelf zeide,
dacht DaniëlZij wil niets meer van me
weten, omdat zij niets heeft en ik nietsde
optelling is al heel gauw gemaakt. Dat
spreekt vanzelf. Men leeft niet van liefde
en lucht alleendit is al meer gezegd. Het
zou al heel onbescheiden van me zijn, als ik
een armzalig bestaan bood aan de vrouw,
die ik liefheb. Laat ik met die droomerijen
ophouden. Do zaak is afgeloopen, ik zal al
tijd van haar houden, maar 't niet zeggen."
Het werd winter, zomer, winter, en alles
bleef bij het oude.
Eens kwam Daniël bij Martha oen wei
nig vroeger dan gewoonlijk, en hij had te
wachten vóór zij kwam. Hij haalde een
krant te voorschijn, zag er inbladerde
in de koerslijst, om te zien, waarin h.j zijn
kapitaal moest beleggenals hij het
hadThans trok een groot nummer op de
derde bladzijde zijn aandacht. Hij wreef
zich de oogen uit, haalde zijn portefeuille
voor den dag, opende deze koortsig, trok er
een papier uit, keek, vergeleek en
sprong tegen de deur op, als een waanzin
nige krijschend.
Bij dit geluid kwam mevrouw Delval te
voorschijn het kind hing aan haar rokken.
Zonder Martha den tijd te laten nem te
herkennen, nam hij haar bij de handen,
voerde haar naar de canapé, ging naast
haar zitten, en bleef zoo eenigen vijd zon
der te spreken. Doch eindelijk herstelde
hij zich.
„Neemt u me niet kwalijker is mij
zooeven iets gebeurd, dat mij misschien
heel gelukkig zal maken, heel gelukkig
Het lot heeft alles voor mij gedaan
nuhangt het overige alleen maar van
u af."-
Zij zag hem aan, nieuwsgierig, i -t grootej
onschuldige oogen, die hij zoo liefhad.
„Nu ben ik rijk, het is ongelooflijk, maar
't is waar. U herinnert u wel, dat een van»
mijn leerlingen me met loterijbriefjes heeft
betaald? Ik was een gemeene kerel, dat
ik me er over beklaagdeop één van de'
loten is een hoofdprijs gevallen. Vijftigdui-'
zend gulden. Nu is er geen hinderpaal
meerik kan u vragen
Zijn rede werd onderbroken door een der
triomfkreten, welke kinderen uitstooten
als zij een dwaasheid hebben begaan. Het'
kleine meisje, dat wat heen en weer had
gedraaid, had een stuk papier in den vorm1
van een lucifer gewrongen, en nu, terwijl'
ze voor den schoorsteen was nedergehurkt,,
stak zij het langzaam aan. Daniel schreeuw
de het ook uitMet één sprong was i-j bij
de tafelhet lot was er niet meer, maar in
de verschroeide resten, die het kind had
losgelaten, las men nog altijd het cijfer, het
verleren geluk!
Een groote traan, groot als de tranen
van sterke menschen zijn, rolde over de
wang van Daniël. Hij keerde .zich naar
Martha, en, zijn gezicht nog verlegen van,
zijn stoutmoedigheid, zooeven betoond.
„Neem me niet kwalijk, mevrouw, ik ueb,
me vergist, ik heb u niets te vragen. Vaar
wel j
Hij nam het hoofd van het L.r.d in zijn
beide handendit keek beurtelings hem en
haar moeder onschuldig-verbaasd aan. Hijl
omhelsde haar twee keeren. De traan rolde
van zijn wang ai op heur haar.
Hij wilde naar de deur gaan, maar hij
vond niet den tijd ze te openen. Martha
stond er, zij legde haar hand op de zijne.
„Zeg eens, Daniël", zeide ze, „omhels
mij ook eens een beetje, en dan op de beide
wangen, als een jongen voor het eerst zijn
verloofde. Gelooft u, dat ik niet graag uw'
vrouw wil worden
„Maarmaarik weet niet, hoe rr
het u zeggen moet. Ik ben niet meer rijk.
Ik moet weggaan. Mijn lot is in het vuur
gevallen."
„Ja, vanzelf, nietwaar? Die vergevings-
iwus voor mijn dochter, dat heft al mijn ge
moedsbezwaren op. Ik kan haar u toever
trouwen na zoo iets ben ik niet bang meer.
U zult mij niet slecht behandelen. Blijf daar'
niet staan, zoo bleek, of u zult sterven.
wil dat je van me houdt. Houd van me,1
Daniël."
Dit is twintig jaar geleden.
Nooit heeft Daniël berouw van zijn bui
tenkansje gehad.
ir§@t straal vetkees®.
Over het verkeer op straat bracht „De
Kampioen", het volgende onder de aan
dacht van de stadsmens<?hen.
De reeks auto-ongelukken, die in den
laats ten tijd, vooral in ó'e hoofdstad plaats
hadden, hebben de publieke opinie geprik
keld, in sommige gevallen niet ten onrechte.
Te betreuren is het evenwel, dat in een
stroom van ingezonden stukken in de bla
den aan deze geprikkeldheid', die somwijlen