ZO N D AG5 E> IA D
H-ID5CM DAGBIAD
'V V VAN HET
No. 16370.
Zaterdag1 5 Juli.
Anno 1913,
Een Tweegevecht.
In——my - an—aaa—mb—atffltn—rnmmmrnmbiawmi i
DOOR
GUY DE MAUPASSANT.
Vit het Fransch door Hermien de Lange.
Nadruk verboden.)
De oorlog was uit. Nog bezetten de Duit-
'chers Frankrijk; het land beefde als een
overwonnen worstelaar onder de knie van
zijn overwinnaar.
Uit het ontdane, verhongerde, wanhopige
.Parijs gingen de eerste treinen het land
in, tot aan de nieuw-getrokken grenzen, en
zij liepen met trage vaart langs velden en
dorpen. De eerfete reizigers beschouwden
door de ruiten de vernieling alom op het
land, de verbrande dorpen. Voor de deu
ren der huizen, die onaangetast waren ge
bleven, rookten Pruisische soldaten met
hun zwarten helm hun pijpen, schrijlings
op de stoelen gezeten. Anderen werkten of
praatten, alsof zij deèl uitmaakten van de
families. "Als men door de steden kwam,
zag men geheele regimenten op do pleinen,
,en niettegenstaande het gerommel der wie
len,. hoorde men nu en dan de rauwe com
mando's.
De.heer Dubuis, die deel had uitgemaakt
van de nationale Parijsche garde geduren
de de belegering, wilde uit Zwitserland
zijn vrouw en dochter gaan halendaar
heen had ze vóór de Duitschors Frankrijk
binnentrokken, gebracht.
Honger en ontbering hadden den dikken
buik van den heer Dubuis niet in omvang
doen verminderenden buik, dien hij zich
in zijn kwaliteit van rijk en vreedzaam
koopman had verworven. Hij had de vree-
selijkste gebeurtenissen droef en lijdzaam
ondergaan, en slechts bittere woorden had
hij veil gehad voor de wreedheid der men-
,schen. Thans, nu hij de grens bereikte, zag
hij voor het eerst de Pruisen, hoewel hij op
de bolwerken zijn plicht had gedaan, en de
wacht in koude nachten had betrokken.
Met verbittering en schrik bekeek hij al
die gewapende, zwaargebaarde mannen,
,die deden alsof zij thuis waren op Fran-
schen grond, en binnen in zijn ziel gevoelde
hij een soort koorts van onmachtige vader
landsliefde, te gelijk met het instinct, dat
hij voorzichtig had te zijn.
In zijn coupé zaten twee Engelschen, die
gekomen waren om te zien, en die alles met
•hun rustige en nieuwsgierige oogen be
schouwden. Zij waren beiden dik en rede-
ïneerden in hun taal, telken^ hun gidsboek
raadplegend, dat zij met luide stem lazen,
terwijl zij de vermelde plaatsen telkens van
uit het venster trachtten te onderscheiden.
Plotseling, nadat de trein aan het sta
tion van een kleine stad had stilgehouden,
kwam een Pruisisch officier, sabelklette-
rend, in den coupé. Hij was een groote ke
rel, slank in zijn uniform, en hij droeg een
zwaren, vollen baard, waarvan het rossige
haar wel scheen te schitterenhij had een
groote snor, die, uitgedraaid, het gezicht
als het ware in tweecn hieuw.
De Engelschen begonnen hem dadelijk
met een zekere welwillende nieuwsgierig
heid te beschouwen, terwijl de heer Dubuis
deed, of hij de krant las. Hij hield zich in
zijn hoek verscholen, als een dief, die te
genover een veldwachter zit.
De trein zette zich weer in beweging.
De Engelschen begonnen met elkander te
praten, zochten de oorden, waar de veld
slagen.hadden plaats gevonden; plotseling,
toen één hunner de hand naar den horizon
uitstrekte, om een dorp aan te wijzen, zei-
de de Pruisische officier in het Fransch,
zijn lange beenen uitstrekkend
„In dat dorp heb ik alle Franschen ge
dood. Ik heb meer dan honderd gevangenen
gemaakt."
De Engelschen, heel belangstellend,
vroegen dadelijk
„Hoe heet dat dorp?"
De Pruis„Pharsbourg."
Hij hernam
„Ik heb die knullen van Franschen bij
de ooren gepakt."
Hij zag de heer Dubuis aan, hoogmoedig
lachte hij in zijn baard.
De trein ging verder, altijd maar langs
door militairen bezette dorpen. Men zag
de Duitsche Soldaten, zoo ver de weg reik
te, op de velden, aan de hoeken der slag-
boomenj voor de café's. Zij bedekten de
spoorlijn als sprinkhanen een Afrikaansch
veld.
De officier strekte de hand uit.
„Als ik het bevel had gevoerd, zou ik
Parijs hebben ingenomen, en alles hebben
verbrand, en allemaal zou ik ze hebben
doodgemaakt. 'Frankrijk weggeveegd."
De Engelschen antwoordden eenvoudig,
uit beleefdheid
„Oyes."
Hij ging voort:
„Binnen twintig jaar zal heel Europa,
heelemaal, ons toebehooren. Pruisen is
sterker dan allemaal."
De Engelschen, ongerust, antwoordden
niet moer. Hün gezichten, onbeweeglijk,
schenen van was tusschen de lange bakke
baarden. Toen begon de Pruisische officier
te lachen. Hij lag op den rug uitgestrekt
en sneed op. Hij bespotte het overwonnen
land, hij bespotte Oostenrijk, dat vroeger
de nederlaag had geleden hij" bespotte de
onvoldoende, de onmachtige verdediging.
Hij zeide, dat Bismarck een ijzeren stad
zou bouwen van meegenomen kanonnen.
En plotseling leundo hij zijn laarzen tegen
het been van den heer Dubuis, die zijn
oogen afwendde, blozend tot over de ooren.
De Engelschen schenen onverschillig
voor alles te zijn geworden, alsof zij plot
seling op hun eiland warep opgesloten, ver
van alle geluiden der w-^ld.
De officier haalde zijn pijp voor den dag,
en, terwijl hij den Franschman strak aan
zag, zeide hij
„Heeft u geen tabak bij u?"
De heer Dubuis antwoordde
„Neen, mijnheer."
De Duitscher hernam:
„Ik verzoek u tabak te gaan koopen, als
de trein stilhoudt."
En hij begon opnieuw te 1-^hen.
„Ik zal u een fooi geven."
De trein floot, vertraagde zijn gang.
Men ging langs de verbrande gebouwen van
een stationvervolgens hield men veheel
en al stil.
De Duitscher opende de deur, en beval
den heer Dubuis, dien hij bij den arm
greep
„Doe nu, wat ik je gezegd heb, en gauw,
gauw
Een Pruisische afdeeling bezette het sta
tion. Andere soldaten stonden, rechtop,
aan weerszijden der houten schuren. Heeds
floot de trein. Toen sprong de h'eer Dubuis'
ineens op het perron, en niettegenstaande,
de waarschuwende gebaren van den sta-4
tionschef, sprong hij in den naastbijzijnden,
coupé.
Hij was alleenHij deed zijn vest open,
zóó klopte zijn hart, en hij veegde zich, hij
gend, het bezweete voorhoofd af.
Opnieuw hield de trein stil. En plotse
ling verscheen de officier aan den coupé n
ging naar binnen, weldra gevolgd door de
twee Engelschen, die uit nieuwsgierigheid
medekwamen.
De Duitscher ging tegenover den Fransen-
mau zitten en zeide lachend:
„Je hebt niet willen doen, wat ik je heb
bevolen."
De heer Dubuis antwoordde
„Neen, mijnheer."
De trein vertrok.
De officier zeide
„Ik zal uw snor afknippen, om mijn pijp
schoon te maken."
En hij strekte zijn hand naar het gelaat
van den ander uit.
De Engelschen bleven onbeweeglijk. Zij
keken strak toe.
Heeds had de Duitscher een bos haren
gegrepon. Toen ineens richtte de heer Du
buis zich op. Hij hield zijn arm vast, gxet p
hem bij de keel en duwde hem op de bank
terug. Vervolgens, gek van drift, zijn sla
pen opgezwollen, zijn oogen vol van bloed,
begon hij er met de vrije vuist op los te
slaan. De Pruis worstelde tegen, fc .ichite
zijn sabel los te wringen, zich aan /ijn te
genstander te ontworstelen. De heer Du
buis verpletterde hem met het geweldige
gewicht van zijn buik, en sloeg, sloeg voort
durend, zonder adem te scheppen, /onder
te weten, waar de slagen vielen. Hetbloed
vloeide. De Duitscher, bijna gesmoord,
hijgde, knarste met zijn tanden, trachtte,
doch. tevergeefs, den zwaren, opgewonden
man, die hem sloeg, van zich af te schud
den.
De Engelschen hadden zich opgericht. Zij
naderden, om beter te kunnen zien. Zij gin
gen rechtop staan, vol vreugde en nieuws
gierigheid, gereed een weddenschap aau te
gaan, wie van beiden zou overwinnen.
Plotseling richtte de heer Dubuis ach,
uitgeput door een dergelijke inspanning,
op. Hij ging zwijgend zitten.
De Pruis wierp zich niet op hem, zóó ver
schrikt was hij, dof van smart en verbazing.
Toen hij adem had goschept, zeide hij
„Als u mij geen rekenschap wilt geven,
zal ik u dooden."
De heer Dubuis antwoordde
„Wanneer u wilt. Ik wil wel."
De Duitscher hernam
„Daar ligt Straatsburg, ik zal twee offi-