De politiek en de literatuur iu de keukeu. Parajsohe café's. kant, alles even mooi. Zij had gedacht, dat allen het zouden bewonderen, iedereen kreten van verbazing, van vreugde zou uiten, zij vond zichzelf zoo mooi. In plaats van de gewenschte uitbarsting, hoorde zij een paar banale, koele complimenten. ,,'t Is werkelijk aardig." „O, de schikking is goed getroffen." „De kleur van de japon is bewonderens- waardig-goed geslaagd." „En de kant is meesterlijk." Dit alles gedurende tien minuten verle genheid. Toen zij eenmaal buiten stonden, moest mevrouw Dezel nog een paar kleine ver- maninkj es aanhooren. „Maar mijn beste vrouwtje", begon haar echtgenoot, „ik ken je niet weer. Hoe heb je je zóó kunnen kappen? Het is wie je maar wilt, maar jij bent het niet." „Zeker, kindje", vervolgde haar schoon moeder, „ik geloof, dat je je geld wel beter hadt kunnen gebruiken. Die mijnheer heeft een heel mooi schilderij gemaakt, dat moet ik toegeven, maar als dat op jou moet lij ken, is het een grapje." En het overige koor viel in. „Als je nou denkt, dat je geen woord mag zeggen." „Als ik het maar had mogen zien, zou ik er wel voor gewaarschuwd hebben, dat de kleur van de haren véél te licht is behan deld." „Niets is onaangenamer dan wanneer je op zulk een wijze geflatteerd wordt." Mevrouw Dezel hield braaf stand en was er van overtuigd, dat het portret precies op haar geleekhet is zoo klaar als een klontje, dat echtgenooten en schoonmoe ders in zulke gevallen geen stem hebben en wat de overige familie betreftdie is er steeds op uit, om je fouten te wikken en te wegen. Van de goede vriendinnen moest mevrouw Dezel ook niets hebben. Boven dat oordeel stond zij zeker. Er was slechts één stem, die de Waarheid zou spreken, en die haar Triomf zou bevestigen. Het portret werd gehaald, men zette het op het paneel, dat al geruimen tijd klaar stond. Wien ging men halen? Mevrouw Dezels kleine zoontje, een ver standig en oordeelkundig mensch 1 Hij had levendig-blauwe oogen en keek er goed uit. Mevrouw Dezel zette hem voor het por tret. Hij moest haar eerst zeggen, of hij het mooi vond. Hij keek toe, zonder zich te verroeren, en zei eindelijk met een vol daan gezicht, dat het heel mooi was. „En weet je wie 't is, jongen?" „Nee." „Kijk eens goed." Hij beschouwde het beeld opmerkzaam, schudde het hoofd. Eensklaps verhelderde zijn gezicht en blijde, riep hij uit „Het is moeders nieuwe japon." Én dat had vijf en zeventig honderd gul den gekost! SiandbeeldenoveFvBoed. Het standbeeldenaantal groeit, blijft groeien in Parijs. Een der Parijsche bladen, stelde de vraag, hoe het verder gaan moet, indien men door gaat met alle mannen van beteekenis te ver eeuwigen in steen. 484, gedenkteekenen versieren de pleinen, de stratenhoeken en zelfs de trottoirs vau Parijs, nog niet meegerekend, de tallooze gedenkplaten en inscripties, die in de gevels der huizen aangebracht zijn. Alfred' de Musset staat voor het Théitre Francais, Victor Hugo heeft zelfs drie standbeelden in Parijs. Steeds gevoelt men zich meer verplicht om ook kleinere geesten te vereeuwigen ja, men richt standbeelden op, die voor de Parijsche wandelaars geheel onbekende ge laatstrekken en inscripties vertoonen. De „Gaulois" opperde het plan te verbieden eer een standbeeld van de een of anderen persoon te maken vóór hij vijftig jaren vaD de eetfw'ge rust heeft genoten. Na een halve eeuw heeft zich ongetwijfeld de geestdrift bekoeld van dwepers, de ge schiedenis heeft haar votum uitgesproken en men kan gemakkelijker vaststellen, wie werkelijk de ontsterfelijkheid verdient. De „Gaulois" meende, dat het echter het allerbeste is hun, die standbeelden op wil len richten te Parijs evenals den tramcon ducteur toe te roepen: Alles bezet! Van de verkiezing van. den nieuwen Pre sident der Fransche Republiek heeft de kookkunst op waardige wijze notitie geno men, doordat eeai bekend k<^l?ljmnsfenaït-r, Escoffier, de „Poulardet 'Pioncaré" schiep. Daardoor volgt de kookkunst de oude traditie om de spijzen )xee\ .v.^ak tot een spiegelbeeld van politieke gebeurte nissen te maken, vertelde de „Weser Zeitung". Zooals iemand in een bekend Duitsih tijdschrift meedeelde, is het bij de koks een geliefd gebruik hun eigen schep pingskracht achter een of anderen grooten naam te verbergen en op hun manier staats- triumfen te verheerlijken. De keukenchefs van een Richelieu of Condé hebben hun kostelijke gerechten steeds naar him hooge heeren genoemd; zelfs waanden zich de „granaseigneurs" niet te hoog om zelf in de keuken te gaan en met hun personeel in het uitvin-den van allerlei bijzondere fijn heden te wedijveren. Lodewijk XV, die de doperwten k la Fran- <?aise" bereidde, gaf hun reeds in naam een nationale beteekenis. Zoo menig edelman heeft door 'n gerecht zijn naam onsterfelijk gemaakt, hetgeen door een groote daad zelfs nog niet eens altijd gebeurt; men den- ke aan den markies van Béchamel, wiens beroemde witte saus nog heden op alle me nu's voorkomt en van wien ieder iets weet, die wel eens „Béchnmel-aardappelen" ge- gegeten heeft. Onder de staatslieden, aan wie de keuken-een getrouw aandenken be waart, komt in 't bijzonder Talleyrand naar voren, die met zijn beroemden „chef" Ca rême „onsterfelijke" dingen heeft gescha pen. De moderne lekkerbek smult nog aan de „truffels k la Talleyrand", herdenkt dankbaar die staatslieden, wier namen on afscheidelijk verbonden zijn met de „karpers a la Cbambord", de „Aumalefilet", de ..zee- tong ala Joinville", de „kip a la Nemours", Marengo, Demidow, enz. Naast de aristocraten en de politici heb ben in den laatsten tijd voor alles de man nen der kunst den glans hunner namen op de menu's ingevoegd. Vroeger waren het weliswaar bijna altijd arme stakkers, die met de „grand seigneurs" misschien wel in fijnheid van smaak, maar in geen mogelijk heid in de verwerkeling van hun fijne spij- zenaroomen op dezelfde lijn stonden. De schilders komen onder de lekkerbekken zel den voor, en zoo is de groote Cloude Lorrain een uitzondering; hem schrijft men de uit vinding van het „bladerenbe&lag" toe, die zeker kan doorgaan voor een gewichtige uitvinding der bakkunst. De mannen van de pen veroverden zich eerst in den negentien de eeuw een pleats in het pantheon der keuken. Daar staat wel Chateaubriand vooraan, die zijn roem in de kookkunst toch slechts aan een dwaling te danken heeft. De dwe pende dichter van „Atala" heeft met den naar hem genoemden biefstuk in het geheel niets uit te staan. Naar de bekentenis, die de restaurator Magny Théodore de Banville hierover afleg de, werd dit, op het rooster bereid en met aardappelen gegarneerde vleeschgerecht, dat met den melankolieken dichter in het geheel niets heeft uit te staan, door een meneer Chabrillon uitgevonden. Maar daar toenmaals de roep van den genialen roman schrijver tot zelfs in de kenken was doorge drongen, gaf een vindingrijke geest den biefstuk dezen naam; ja, men ging zelfs nog verder en schiep ook eieren en een saus a la Chateaubriand, zonder dat geest, noch tong van den dichter daarbij op welke manier ook meewerkte. Sedert dien tijd overtreffen de namen van dichters en musici die van diplomaten en politici in de mees terwerken der keuken. De „perziken In Alexandra", het in ijs opgediende gevogelte k la Roosevelt staan tegenover de reebou-» ten k la Rostand, de eenden Mo on et Sully, de aan Sarah Bernhardt hun naam te dan ken hebbende „sauvagines de Belle lie", een, bijzonder pikant toebereide eoort watervo-, gel. En dat de musici hun roep vestigde^ als fijnproevers, die de voortbrengselen van, lossini bewaard hebben, bewijst het irv °ortwijn gekookte „filet Massenet." Zoo werpen politiek en kunst hun licht tofc in de keuken, die ook de „Poularde Poin- caré" in het gouden boek der beroemde ge rechten ingeschreven heeft. In den regel worden Engelschen en Ame rikanen dol van geestdrift, wanneer men Parijsche koffiehuizen ter sprake brengt. Is( het wonder, wanneer men rekening houdt met de stijve etiquette ginds en de vrije ge zelligheid in de vermaarde lichtstad, waar vreemden in het café aan één tafel plaats! nemen en zich geen oogenblik bedenken om een gemoedelijk, leuk en opgewekt discours, te beginnen Want wat Engelschen en Ame rikanen betreft, het is niet meer dan na-! tuurlijk, dat hun op het gezicht dezer vrije, wijze van omgang, die het midden weet te houden tusschen opdringende vriendschaps bewijzen en afstootende uitsluiting het hart opengaat en zij de café's en de toeganke lijkheid der Parijzenaars niet genoeg weten te roemen. Wat het laatste punt betreft, hebben zij evenwel niet heelemaal gelijk. Het is een dwaling, dat de Parijzenaar zoo gemakkelijk toegankelijk is. Het kost den, Parijzenaar wel volstrekt geen overwinning op zichzelf, zich in den schouwburg of in' het koffiehuis dadelijk in een levendig ge sprek met den eerste den beste in te laten! en men komt zonder veel moeite tot een, zekeren graad in zijn intimiteit. Maar des te moeilijker is het, het verder dan tot' dezen graad te brengen. De vertrouwelijk heid des Parijzenaars is nooit zonder terug-1 houding. Hij kan met een gewonen koffie-^ huisbekende jaron lang omgaan, hij kan^ met hem de beste maatjes zijn en hij zal toch in de belangrijkste punten van zijn deuken en voelen, in zijn financieele fami lie-aangelegenheden een strenge reserve in acht nemen. Hoeveel vrienden, die met da' aangenaamste gemakkelijkheid van het toe vallig naast-elkander-zitten tot het groeten,, van het groeten tot een gesprek, yan het' gesprek tot een handdruk, van een hand-'( druk tot vriendschappelijke betrekkingen, mot een Parijzenaar geraakten, kunnen zich beroemen door hem in zijn huis geïntrodu ceerd te zijn, en in zijn familie te zijn uit- genoodigd? De Parijzenaar maakt namelijk' een zeer groot onderscheid tusschen de opj straat gemaakte kennis zonder verder ge-1 volg en de intimiteit. Laat hij zich tot de eerste met gratie leenen, hij laat niet licht) den drempel zijner woning overschrijden. Doch om op do Parijsche café's terug te komen, de geestdrift, die Engelschen en' Ameiikanen er voor hebben, is begrijpelijk. De Weener zal trouwens anders over hen denken en er vele zaken missen, die hem- zijn eigen koffiehuis bieden en het hem, aangenaam maken. Hij is trouwens ver wend. Het Weener koffiehuis is zonder me dedinger het is onovertreffelijk. Geen Europeesche groote stad kan in dit opzicht met Weenen wedijveren. Parijs evenmin als, de anderen. Welk een eigenaardige atmos-' feer heerscht in Weener koffiehuizenWelk een zorgeloos leven van den eenen dag op den anderen drukken de gezichten der gas ten uitWelk een menigte dagbladenHoe vriendelijk, snel, voorkomend is de bedie ning! Hoe sierlijk en zindelijk zijn alle, voorwerpenHoe uitmuntend en goedkoop is alle consumptie In al deze opzichten staan de Parijsche café's, zelfs de voornaamste, ver ten ach ter. Schitterend en rijk zijn de Parijsche, café's zeer zeker. Het ontbreekt er noch, aan groote spiegels, noch aan verguldsel.' De zolders zijn beschilderdaan de wan den is marmer en brons aangebracht. De zindelijkheid echter laat veel te wenschen over en voor het gemak is slechta schraal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 20