ZO N DAG5 BIA Df
L&ID5CH DAGBIAD
No. 16364.
Zaterdag* 28 Juni.
Anno 1913.
^fcS1ïriiTitt: \X\ivT? iïi iTi
HET
EEN GRIL.
DOOR
GvS O S C A.
(Nadruk verboden.)
Sedert haar beste vriendin, het mooie
baronesje, zich had laten schilderen door
den beroemden kunstenaar Cassius, droom
de mevrouw Dezel van niets anders dan
dat dit ook eens met haar mocht geschie
den. Onbetwistbaar is het, dat de jonge
barones er wel bij heeft gewonnenmen-
schen, die vroeger nooit van haar hadden
hooren spreken, hebben zich thans druk
over haar gemaaktzij heeft nu bepaald
naam gekregen, iedereen bewondert haar
zwarte haren, haar blanke hand, haar heer
lijk figuur, en dat zal zoo duren. De baro
nes is het Voorwerp van aller jaloezie, en
de menschen, die zeggen, dat het een
schande is om tien duizend gulden voor een
eigen beeltenis te betalen, zouden er hun
kleinen pink voor willen geven, om op haar
beurt dezelfde weelde te mogen genieten.
Mevrouw Dezel wond er ten minste geen
doekjes om zij benijdde haar vriendin en
wilde gelijken triumf voor zich veroveren.
Was zij niet nog mooier, nog roziger, nóg
liever dan de barones, die op belachelijke
wijze door Cassius zoo mooi was gemaakt'!
Mevrouw Dezel had er met iedereen in de
familie óver gesproken, doch haar man had
haar uitgelachen, en haar vader had haar
vijftienhonderd gulden willen gevenver
beeld je eens, dat zij daarmede bij den be
roemden CaBsius vras aangekomenHaar
broer en haar zwager boden haar te zamen
vijf en twintig gulden aan. Zij was heel be
droefd over al dien tegenslag, vooral nu
het portret der barones in een der kunst-
palons tentoongesteld was.
Op dat oogenblik stierf een oude nicht,
aan wie niemand meer had gedacht en liet
haar vijf duizend gulden na. Dat was haar
portret. Zij liep dadelijk naar de barones.
1 „Ik wil me ook door Cassius laten schil
deren."
„Vijf duizend gulden, dat doet Cassius
nooit. Maar je moet naar Porcher gaan,
die doet het wel voor vijf duizend gulden."
„Ik zou liever willen, dat Cassius
„Laat Porchei het maar doen. Ik zal je
er wel heen brengen."
Porcher wilde wel voor vijf duizend gul
den.
„Ken je hem wel goed?"
„Eigenlijk heelemaal niet, maar we kun
nen toch kennis met hem maken?"
„Hoe moeten we dit doen Niemand kan
ons introduceeren, en artisten zijn over 't
algemeen zulke zonderlinge menschen."
„We zullen hem onze visitekaartjes pre
senteeren hij kent mij van naam, denk ik,
en jouw tint zal hem zeker inspireeren hij
is gewoonweg dol met transparente kleu
ren, liefste."
Beiden stegen in het rijtuig en lieten zich
naar het atelier van Porcher rijden. Zij
•waren er in een oogenblik, dacht mevrouw
Dezel.
Toen zij voor de deur stilhielden, klopte
haar het hart zeer sterk. Wat zouden zij
zeggen? Welke houding moesten zij aanne
men? En danmen wiat niet, wat het
eigenlijk voor heer was. Hij schilderde ijle
portretten. Maar dat is toch nog geen ka
raktertrek? De barones gaf de kaartjes af
en besteeg, zonder aarzelen, de trap. Men
bracht haar in een klein salon en eenige
oogenblikken later verscheen Porcher. De
barones groette hem vriendelijk.
„Kijk eens hier, mijnheer Porcher, u ziet
hier vóór u twee personen, die bepaald
met uw talent dwepen wij hebben durven
hopen, dat u zoo vriendelijk zou willen
zijn, om ons uw atelier te laten zien. Ik
hoop, dat u ons niet al te onbescheiden zult
vinden."
„Het spijt me werkelijk, mevrouw, meer
dan ik zeggen kan, maar het is mijn prin
cipe ik laat nooit iemand ter wereld mijn
atelier zien."
„Aan niemand, werkelijk, dat spijt me
meer dan ik zeggen kanmen heeft me
gezegd, dat het portret van mevrouw Daal
ders zoo mooi was. Ik ken mevrouw Daal
ders buitengewoon goed, en u zou me plei-
zier doen, een persoonlijk genoegen, als u
mij het portret van mevrouw Daalders
even wou laten zien."
Porcher, die bepaald geen galant heer
was, schudde nog eens van neen, zonder
dat hij scheen te hebben geluisterd naar
wat ze zei.
De barones, die daarom niet minder be-
leefd glimlachte, ging voort
„En zult u hu het portret van mevrouw
Daalders exposeeren, mijnheer Porcher?"
„Ik exposeer nooit."
„Nooit! Werkelijk niet? Dat is jammer.
Mijn vriendin hier, mevrouw Dezel, had
zoo graag gewild, dat u haar zou schilde
ren
Mevrouw Dezel werd karmozijn-rood.
Toen Porcher haar strak aanzag, meende
zij, dat zij nu ook eens iets moest zeggen.
„Ja, mijnheer, ik had gehoopt, als het u
mogelijk was geweest
Porcher keek haar voortdurend aan.
„Uw gezicht staat me wel aan ja, dat
staat me wel aan. Wilt u even uw hoed
afzetten
Mevrouw Dezel zette gehoorzaam haar
hoed af.
Porcher, die zich nu niet meer met de
barones bezighield, scheen met zijn oogen
de maat van zijn toekomstig model te ne
men. Na een lange pauze was hij eindelijk
weder in staat iets te zeggen, zij het met
groote moeite.
„Zet uw hoed op."
Mevrouw Dezel gehoorzaamde weder.
„Nu weer af."
Zij deed, wat hij zeide.
„Nu weer op."
Zij volgde zijn bevel.
Hij humde.
„Ja, ik sloof wel, dat ik er iets van kan
maken. Wij beginnen er Woensdag mee,
precies om drie uren."
De barones ging heen en vertelde aan
iedereen, dat Porcher zoo'n aardige man
was, en dat hij er, dank zij haar, in had
toegestemd, om mevrouw Dezel te schilde
ren.
Mevrouw Dezel poseerde.
Eerst was zij gekleed in een wit kostuum^
voor die gelegenheid gemaakt (het kostte
maar zeshonderd vijftig gulden, de costu-i
mière zeide haar, dat zij er niets aan ver
diende). De tweede maal al keurde mijn
heer Porcher het kostuum af, en zij moest,
een nieuw koopen, met een changeant-i
kleur, waarvoor zij zevenhonderd negen
gulden en twaalf en een halven cent moest
betalen. Het geheele bestaan van mevrouw.
Dezel was in de war geschopt door het por
tret. Zij ruste den geheelen morgen, om
haar tint te bewaren. Om half drie kapte
men haar. Porcher wilde een allerzonder-,
lingst kapsel hebben, en zij had bij dit kap-
sel telkens een nieuw kleed te koopen. Bij
het poseeren verveelde zij zich doodelijk,
want de schilder sprak geen woord. Nau-i
welijks veroorloofde hij haar het doek tq
zien, en eens, toen zij bedeesd had gezegd,
dat haar veranderde coiffure haar gelaatj
wel moest veranderen, had hij haar met)
zulk een verbolgen minachting aangezien^
dat zij bijna in den grond was gezakt van
«schaamte, en zich met een glimlach had
verontschuldigd, die een tijger ontwapend
zou hebben.
Zeker, zij was er altijd verrukt van, wan
neer zij bedacht, dat zij door een groot
kunstenaar werd geschilderddoch zij vond
het onaangenaam, om den arm gedurende
vijftig minuten op te houden, en daan
vreeselijke spierpijn om te moeten lijden,
zonjder dat "zij een woord mocht tegenprut
telen.
Van tijd tot tijd vroeg de barones haax,
hoe de zaken stonden, en zij antwoordde zog
blijmoedig mogelijk. Het ongelukkige por
tret vervolgde haar tot in den slaapals;
zij er iets van te zien had kunnen krijgen,
en zij meende, dat het goed was, had ziji
gelukkige droomenbij het tegengestelde,
was haar leed niet te overzien. Den gehee
len dag hoorde zij niets anders, het scheen;
voorgeschrevenmen keurde af, keurde
goed, disputeerde, haalde schilderijen aan,
die gelukt waren, die mislukt waren ieder-;
een wilde bij Porcher zijn, en twee of drie>
dames bejegenden de arme mevrouw Dezel^
koel, toen deze haar verzekerde, dat zijj
haar geen introductie kon verschaffen, dat;
Porcher zelfs niet wilde, dat mijnheer De
zel de schilderij kwam zien.
„Dat is niet aardig."
„Het is belachelijk."
„Heeft die man misschien een schild
wacht voor zijn deur staan?"
„Dat arme vrouwtje, hè? Zij denkt, dat
zij iets beteekent, omdat Porcher haai;
schildert; dat is om je dood te lachen."
Eindelijk was het portret gereed eg
Porcher opende zijn salon.
Dadelijk was mevrouw Dezel verrukt, eo
toen zij thuis was, fluisterde zij in mannies
oor, dat het een „meesterwerk" washij
zou het heerlijk vinden, dol, éénighet
portret van Cassius haalde er eenvoudig,
weg niet bij.
De familie zag het eerst het kunstwerk.
In den beginne zwegen zij.
Het porê'et stelde mevrouw Dezel voor
in h*ar hoogste schoonheid, het haar
prachtig gecoiffeerd, met diamanten en