PERSOVERZICHT. Een nieuw Raadhuis te Kotterdam. feuilleton. Sen eeuw geleden. Een vreemde, maar ware geschiedenis. A. PUSCH&iN. H©* 18352. BAO-BILAD, Zaterdag1 14 Juni. Berst© Blad. Anne 10i-3s Nu de da? nadert, waarop de jaarlijk- scllè „collecte van het fonds ter aanmoedi ging en ondersteuning van den gewapen- jden dienst in de Nederlanden" wordt ge houden, verdient het, naar de meening van .„Ons Belan gl', wel aanbeveling de aan dacht te vestigen op het Invaliden-: huis te Leiden, dat voor een groot 'deel met de verzamelde gelden gaat strij ken. Het „Fonds" is een stichting, in 1815 in het leven geroepen om steun te ver'eo- nen aan nageblevenen van gesneuvelden cn verminkte strijders van dc in vóór 1816 gevoerde ooi logen. Pensioenen en onder standen van Rijkswege hestonden toen nog niet of waren uiterst gering en ten gevolge (daarvan mocht het Fonds zich verheugen in grooten geldelijken steun uil alle stan- lden van de -maatschappij. Van deze cate gorieën van personen bestaat echter sedert .tientallen van jaren niemand meer. Het ..Fonds" beschikt echter over "eenige vaste inkomsten van belegde gel den en de jaarlijksche collate bracht tel kens een vrij belangrijk bedrag op. Telken jare bij de algemeene vergade ring van het hoofdbestuur en de districts- iafgevaardigden wordt uitbreiding gegeven laan het aantal declgerechtigden, zoodat ten slotte personen, die absoluut niets met het doel, bij de instelling van het „Fonds" (beoogd, te maken hebben, „deelgcrech- fcigd" berden. Zoo komen onder „deelgerechtigden" van dit Fonds soms personen voor, die in het bezit zijn van de zilveren medaille voor 24-jarigen dienst, den rang van ad- Ijudant-onderofficiei: hebben bekleed en een pensioen genieten van f528 's jaars en bovendien volstrekt niet geacht kunnen, (worden hulpbehoevend te zijn. Men zal het met ons eens zijn, dat der gelijke personen niet thuis behoor en on-,. Sder „verminkte strijders, enz." Het Fonds heeft in de eerste jaren van zijn oprichting ongetwijfeld nuttig ge werkt, doch dc reden van bestaan heeft het nu reeds lang verloren. Aan onkosten ,van het hoofdbestuur en dc districtscom missie!! wordt jaailijks tusscl\en 6500 en ,7000 gulden uitgegeven. Het invalidenhuis te Leiden is e>en inrichting, door het Fonds in het leven geroepen ter opnej ming van de oud-militairen uit den krijg vóór 1816, die niet tot een gezin behoor den cn in dit gesticht een rustigen ouden Jdag sleten. De oprichting wij mecnen van 1820 is tot groot nut geweest voor ide oud strijders hier bedoeld. Deze bevol- Aring stierf echter spoedig uit. Doch ook hier, het kapitaal, waarover liet Fonds beschikte, deed uitzien naar middelen om heit Invalidenhuis bevolkt te houden. Men zou zeggen stelselmatig werd aan een zeker aantal personen dc gelegenheid geopend om in het Invalidenhuis te wor den opgenomen, om dus het Huis in stand te houden. Uit een der jaarverslagen van de laatste jaren nemen wij o.a. het volgende over: „Het aantal verpleegd en was 82 als: 7 infi'rmen (deelgcicchtigden van het Fonds); 73 oud-militairen (niet doelgerech- figdcii van het Fonds.)" Enkele bladzijden verder bleek de sterk- Ite 65 man te zijn. De kosten over dat verslagjaar belie pen voor het gesticht bijna 24,000 gulden of ongeveer 400 gulden per invalide. Het Rijk verleent ten behoeve van het Invali denhuis een subsidie van 5000 gulden per jaar.. Aan deze inlichting zijn verbonden.: een commandant, een onder-commandant, een architect, een geneesheer, een predi kant, een R.-K. geestelijke en een diacoon, allen gésalarieerd. Een raad van admini stratie, (alleen de secretaris geniet f 600 salaris). De commandant oa. geniet f 600 salaris, - f 450 vergoeding voor woning (woont niet in het gebouw), vrij brand cn licht, vrije geneeskundige behandeling, mede voor zijn gezin, enz. Deze functiooi- ïiaris is tevens mi 1 ilie-conimissariswaar door hij ongeveer twee maanden per jaar aan den dienst der inrichting onttrokken is, en geniet per jaar een maand verlof. Het door do fury met den eersten prijs bekroonde ontwerp van prof. Evers. Afzonderlijke vermelding verdient' de gesclicdienis van de stichting van het nieu we Invalidenhuis, waarvoor thans in het bijzonder bijdragen worden gevraagd. Tot het ontwerpen en voorbereiden van bouw plannen werd aan een commissie uit het hoofdbestuur en de districtscommissaris sen een crediet verleend van f 3000 ter be strijding der door haar tc maken kosten., In 1908 was mede in verband met den voorgenomen bouw van een gesticht door het hoofdbestuur van het Fonds een request ingediend om verhooging van hot Rijkssubsidie. Krachtens Koninklijke machtiging is 'door de Ministers van Oorlog, Marine en Koloniën op dit request- geantwoord: 7,lo. dat er geen termen bestaan de oorlogsbegiooting weder voor dit doel te bezwaren; 2o. dat de oprichting van een nieuw gesticht uit den tijd is te achten, en de daaraan verbonden kosten onevenredig hoog zouden zijn i n verhouding tot het aantal verpleegden; 3o. dat voor dc In dische militairen en ten hoogste 15 perso nen van het leger hier te lande cn van de zeemacht plaats is te .Bronbeek", en ver der de verpleegden in het Invalidenhuis militairen zijn, die om de een of andere re den niet te 7,Bronbeek" kunnen of willen worden opgenomen, o.a. omclat zij daaruit wegens wangedrag zijn verwijderd, of reeds tweemaal op eigen verzoek zijn ontslagen." Een der afgevaardigden op dc alge meene vergadering van het Fonds merkte omtrent deze beslissing op: „Daar hef hoofdbestuur bij deze be schouwingen zich heeft nedergelegd, mag geacht worden, dat het deze motieven als juist heeft aanvaard, doch hiermede heeft het dan ook zelf dc bouw van een nieuw Invalidenhuis veroordeeld. Deze bouw is niet noodzakelijk, omdat het niet op onzen weg ligt een nieuw gesticht te ontwerpen voor hen, die niet met „Bronbeek" te vreden zijn, of zich daar misdragen heb ben, en zulks ten koste van andere kame-. raden, die in niet minder gunstige levens omstandigheden verkeerên. De bouw is niet wen schel ijk, daar eporme kosten ver- eischt worden tot vernieuwing van een historisch monument, dat geen recht van bestaan meer hoeft." De voorgestelde motie om den bouw niet te doen plaats hebben werd verwor pen met 70 tegen 39 stemmen. Het Invalidenhuis, dat f 188,000 zou kos ten, moest worden opgericht voor een handjevol van de hier geschetste oud-mili- tairenl Dat men deze omstandigheden niet ken de, is te verklaren, en als gevraagd wordt „voor verminkte strijders" en „nagebleve nen van gesneuvelden" is men spoedig geneigd de beurs te trekken; de goed* geefschheid van Nederland is bekend, doch men scherike met oordeel en niet op groote woorden en zonder onderzoek. Zouden na deze uiteenzetting de oogen van „weldadig Nederland" opengaan? De autoriteiten zijn niet bij machte dit particulier fonds in zijn werking tegen te gaan. Alleen „weldadig Nederland," door zijn beurs gesloten te houden. Indien werkelijk, na behoorlijk onder- zoek, steun ncodig blijkt, men treffen dan een regeling vulgens wettelijke bepalin gen. Dc thans gevolgde wijze is ons volk onwaardig 1 Onr.ö lezers hebben kunnen kennis nemen van de belangrijke circulaire van den Min. v. Justitie a. i. omtrent de toepassing van art. 189 eerste lid Wetb. v. Strafv., aldus het „W eekblad van het Recli t." De Minister keurt de bij enkele parket ten gevolgde methode af, om zich van het vorderen eener bepaalde strafmaat te onthouden en weDscht de nog vrij algemeen gebruikelijke manier van requireeren be stendigd te zien. Het betoog van den Minis ter cmtrent hetgeen de wet wel of niet zou eisohen, kunnen wij ter zijde laten; toegegeven wordt, dat de wet niet vaststelt wat de inhoud der te nemen vordering moet zijn, en daarmede staat, duukt ons, vast, dat de door enkelen verdedigde manier van doen niet met de wet in strijd is. Be langrijker is do vraag omtrent de al dan niet wenscheliikheid van de nieuwe gedrags lijn. De Minister voert enkele redenen Ran, die uit het oogpunt van beleid de handha ving van de oude manier van requireeren noodig maken. Dit betoog vangt hij aan met do bewering, dat er voor de nieuwe ge dragslijn eenig gegrond motief niet is aan gevoerd een bewering, die dan zou moeten steunen op de voorafgaande overwegingen omtrent hetgeen de wet zou vorderen. In- tussolien, het motief van hen, die de nieu we methode wenschelijk oordeelen, ligt niet in de wet, zij zeggen alleen, dat deze niet verbiedt wat zij wenschelijk oordeelen het motief ligt in de verhoudiug tusschen O. M. en rechter, in de overweging, dat de thans gebruikelijke manier van doen het O. M. in 'n soheeve positie brengt tegenover het publiek, opbieden of overvragen bevor dert van de zijde van het O. M. en daardoor het oordeel over taak en positie van het O. M. vertroebelt. Het is nu eenmaal ge woonte, dat de rechter dikwijls lager gaat dan hot O. M Daaruit volgt, dat het O. M. meer vordert dan het, zelf rechtsprekende, zou opleggen; immers het vreest anders voor een mogelijk te lage straf. Men kan nu wel deze overwegingen als zonder voldoen den grond beschouwen, doch wanneer men er eenvoudig over zwijgt, heeft men toch eigenlijk weinig reden te zeggen, dat een gegrond motief niet is aangevoerd. Over de redenen, die den Minister nu verder geleid hebben, nog een enkel woord. De Minister meent, dat, indien do ambte naar van het O. M. niet een bepaalde straf maat vordert, het hiërarchisch toezicht be- moeilijkt wordt, omdat het dan niet i - o- lijk zal zijn zich juist rekenschap te geven van de wijze, waarop ieder ambtenaar zijn taak opvat, in de tweede plaaU, dat dan een uiterlijk kenteeken zal ontbreken voor de beslissing, of er al dan niet aanleiding bestaat tot hooger beroep, en eindelijk, dat de beklaagden in hun belangen kunnen wor den geschaad, omdat zij niet met eenigo zekerheid zullen weten, hoe het O. M. over den ernst der zaak denkt en in hoeverre zij zich daartegen te verdedigen hebben. Naar het ons toeschijnt zijn deze drie ar gumenten niet overwegend. Het eerste niet, omdat, wanneer eenmaal het vorderen van een bcpaaloe strafmaat niet meer geacht wordt tot de taak van het 0. M. te behco- ren, het toezicht zich daar ook niet behoeft uit te f .>Kken. Overigens, ook zonder dat een substituut-officier voor dezen diefstal vraagt zes maanden, voor een anderen acht maanden, zal ^jn chef kunnen beoordeelen hoe hij zijn taak opvat. Het tweede argu ment niet, omdat het instellen van het hoo- gcr beroep niet op een naar maanden meer of minder moet berusten. Het zoogenaam de appèl a minima moet uitzondering blij ven en alleen ingesteld worden, wanneer een aanmerkelijk te lichte straf wordt op gelegd. Dit kan het O. M. beoordeelen, zon der een bepaalde straf te hebben gevor derd. Het. derde argument niet, omclat nie mand 1langt, dat het O. M. zich niet dui delijk zou uitspreken over den meerderen of minderen ernst van het gepleegde feit en over V strafmaat. Integendeel verlangd wordt het geven van een gemotiveerd oordeel over de gronden, die bij dë straf toemeting zullen moeten gelden. Daarover kan rian het debat met de verdediging ge voerd worden. Dit debat kan toch niet to'»- pon over eenige maanden meer of minder, over de precies in jaren, maanden of dagen uitgedrukte rtr-fmaat. Want dat in zoover re de rtra. o>meting meer subjection schatting is, dan uitvloeisel van logische overweging, ontkent wel niemand. Onze conclusie is, dat de uitvaardiging der jongste ministerieele circulaire niet afdoen- do gemotiveerd is. Wij erkennen gaarne, dat voor beido methoden, de oude en do nio.yv e, vror o. - tegen te pleiten valt en. wij zoud' geenszins do nieuwe gedragshja aio regel willen zien ^evogd, riog veol min der voo.-geschreven. Doch wij zouden mec nen, dat de proef had kunnen zijn gewaagd, de uitspraak der ervaring afgewacht. De Minister heeft o.-" tc vroeg ingegrepen. Men vraagt zich dikwijls af, schrijft ,,W e g met den W o e k e r", „hoe het toch komt dat velen bij het belecnen vau panden liet obscure pandjeshuis de voorkeur ge ven boven de g o m e e n t e 1 ij k e Ban k- v a n-L e e n i n g. Meermalen is de oorzaak, dat het 'te be- I leenen pand zoodanig is, dat de Bank er niets op geeft„doch veelal worden ook waardevolle panden naar het pandjeshuis gebracht, getuige de goed gevulde étalage s-sten dier inrichtingen. „Onbekendheid met de praktijken der pandjeshuizen en met het bestaan der Bank- van-Leening kan ook niet- den doorslag ge ven, want dc mees-ten der slachtoffers van j pandjesbazen weten heel goed, dat zij woe- kerronte in het pandjeshuis moeten beta- j len en groot gevaar loopen hun goed ver beneden de waarde kwijt te raken. En toch I brengen ze hun goed daarheen en niet na-ar de Bank-van-Leening. dio een matige rente heft, het goed veel hooger, meer in over- I eenstemming met de waarde, taxeert, veel I meer zorg voor de panden besteedt, en langer staantijd toestaat, j Wat kan dan daarvan wel dc oorzaak \vo- zen Op de jongste vergadering der Haagsche afdeeling hoorden we van een der aanwezi- gen zoo terloops een opmerking, die in dit j verband wel eenige aandacht verdient. De bed-oelde persoon onderstelde namelijk, dat oen van de oorzaken wel eens daarin gele- gen kon zijn, dat de pandjeshuizen dikwerf j zijn weinig in het oog loopcnde gebouwen, van gewone huizen niet te onderscheiden I en vaak gelegen in minder aanzienlijke en DOOK (Vertaling van HEKMAN GR0ITE). (Nadruk verboden). Op het einde van het jaar 1811, in dien zoo merkwaardigen tijd, leefde op zijn landgoed de goede Gawrilo R. In den ge- heelen omtrek was hij wegens zijn gastvrij heid en zijn vriendelijkheid door iedereen zeer bemind. De buren kwamen voortdu rend bij hem op bezoek, om bij hem te eten, te drinken, en met zijn vrouw Pras- kowja om een kleinen inzet boston te spe len; sommigen om zijn dochtertje Maria te zien, een slank, bleek meisje van zeven tien jaren. Zij gold als een rijke erfgename en velen beschouwden haar reeds als hun vrouw of schoondochter. Maria had haar geheel© leven Fransehe romannetjes gelezen ©n was van een zeer verliefden aard. Het voorwerp harer liefde was een arme vaan drig, die juist met verlof van zijn regi ment thuis was gekomen. Het spreekt van- self, dat de jonge man dezelfde gevoelens koesterde, en dat de ouders van het meis je, toen zij de wederzijdsche liefde ont dekten, -hun dochter verboden, aan hem te denken, en den jongen erger behandel den dan een ontslagen assessor. Het verliefde paar correspondeerde met hlkaar en ontmoette elkaar dagelijks; het zij in het dennenboschje, hetzij bjj een oude kapel. Daar beloofden zij elkander eeuwige trouw, beklaagde hun wreed lot en peinsden op middelen, om zicli van hun ketenen te bevrijden. Hun brieven en ge heime samenkomsten voerden wat heel natuurlijk is tot heb volgende resultaat: of zij> daar zij zonder elkander niet konden leven en do wreede ouders hun geluk in den weg stonden, niet zouden kunnen trou wen zonder den ouderlijken zegen. Het was de jonge man, die dit het eerst be dacht, en Maria's fantastische geest werd door zijn plan maar al te bewogen. De winter kwam en maakte een eind aan hun samenkomsten. Doch dea te meer cor respondeerden zij met elkander. In ieder zijner brieven smeekte hij, dat zij in het geheim met hem zou trouwenhij deed haar het voorstel zich een tijd lang te verber gen, d&n haar ouders te voet te vallen, die, ontroerd door de moedige trouw der twee geliefden, zeker de armen zouden uitbrei den, terwijl zij zouden uitroepen: „Kinde ren, alles is vergeten en vergeven". Langen tijd aarzelde Maria. Het eene plan na het andere werd verworpen. Einde lijk stemde zij toe. Op den dag, dat het beraamde plan ten uitvoer zou worden ge bracht, zou zij 's avonds niet eten, en zich onder het voorwendsel, dst zij hoofdpijn had, vroeg naar haar kamer begeven. Het dienstmeisje was eveneens in het komplot. Do twee zouden langs de trap in het ach terhuis naar den tuin gaan; achter den j tuin zou een slede wachten, waarin zij i plaats nemen moest; deze zou haar naar het dorp brengen, en bij de kerk, waar Wladimir haar beidde, stilhouden. Den nacht vóór den vastgestelden dag bracht Maria slapeloos door. Zij pakte haar goed in, snoerde waschgocd en een japon in een zak, schreef een langen brief naar een harer vriendinnen, een sentimenteele jonge dame, en een tweeden aan haar ouders. In de meest gevoelvolle termen nam zij afscheid van dezen; zij scheef tot haar rechtvaardiging, dat zij bovenal den vaandrig liefhad, en zij besloot den brief met de verzekering, dat zij het als het ge lukkigste oogenblik haars levens zou be schouwen, als zij zich aan de voeten harer ouders mocht werpen. Nadat zij de beide schrifturen had ver zegeld, wierp zij zich onmiddellijk voor het krieken van den dag te bed en sliep in. Maar ook nu werd zij voortdurend door vreeselijke. droomen gekweld. Nu eens zag zij, juist op het oogenblik, dat zij in de slede stapte, hoe zij door haar vader werd tegengehouden; zij gevoelde, dat hij haar snel over de koude sneeuw sleepte en haar in een eindeloozen, duisteren afgrond slin gerde, en zij viel hals-over-kop naar be neden, angstig te moede. Daar weer zag zij haar bruidegom bleek nederliggen, ge heel met bloed bedekt. Hij worstelde met den dood en smeekte haar met hartroerende stem zich te haasten en zijn vrouw te wor den. Deze en andere fantastische droom beelden en visioenen gingen haar blik voorbij. Eindelijk stond zij op, bleeker dan ge woonlijk en ditmaal met werkelijke hoofd pijn. De ouders zagen wel, dat haar iets scheeldehun teedere zorg en hun onophou delijke vragen: „Wat is er toch, Marietjet Je bent toch niet ziek. Marietje V' deden haar pijn. Zij trachtte hen gerust te stel len, zij gaf zich moeite, om zich vroolijk voor te deen, maar het gelukte niet. De avond kwam. Do gedachte, dat dit de laatste dag was, welken zij in den fami liekring doorbracht, stemde haar tot diepe droefenis. Zij was meer dood dan levend. In het geheim nam zij van alle menschen in huis, van alle voorwerpen, afscheid. Het avondeten werd binnengedragen. Herig klopte haar hart. Met bevende stem verklaarde zij, dat zij niet bleef eten, en zij wenschte haar vader cn moeder „goe den nacht". Dezen kusten haar als gewoon lijk; het kostte haar grooto moeite haar tranen in te houden. Teen zij in haar kamer was aangeland en zag, dat zij alleen was, zonk zij op een stool neer en brak in snikken uit. Haar dienstmeisje praatte met haar, smeekte haar, rustig te zijn en moedig. Alles was gereed tot de vlucht. Nog een halfuur en Maria zou voor altijd het ouderlijk huis moeten verlaten, haar kamertje, haar vredig leventje... Buiten woedde een sneeuwstorm dc wind gierde; de vensterluiken kreunden en schudden door elkander; dit alles scheen haar als een dreigende waarschuwing en als een noodlottig voorteeken.. Eindelijk was alles stil in het huis. Ieder sliep. Maria wierp zioh een sjaal om de schouders, trok een warmen mantel aan, nam haar bundeltje in de hand en 6loop langs de trap naar beneden. Het dienst meisje volgde. Zij kwamen in den tuin. De sneeuwstorm was nog in zijn volle kracht; hevig woei de wind hun in het aangezicht, als wilde hij do jeugdige misleide tegs»- houden. Met moeite bereikte zij het tuin hek. Daar stond de slede. De paarden, door de koude gepijnigd, wilden mot meer rustig blijven staan cn Wladimir's koetsier liep heen on weer, cn probeerde do dieren te kaimceren. Hij hielp de jongs dame en haar dienst meisje in de slede, legde do pakken bin nen in den wagen, greep de teugels en- vooruit gingen de paarden Maria was vei lig, nu de koetsier Teres oh ka mend©. Den geheelen dag was Wladimir in actie geweest. Vroeg in den morgen had hij den geestelijke van het dorp bezocht.Vervolg-ns ging hij er toe over onder de riddergoed bezitters in den omtrek getuigen voor zijn bruiloft te zoeken. In de ëcste plaats ver klaarde zich hiertoe met genoegen een oud-officier, met nnnio Dravin, bereid; daar, zooals hij zcide, het voorval hem zijn looze huzarengrappen weder in herinnering bracht. Hij overreedde Wladimir bij hem te blij ven, cn zijn middagmaal met hem te ge bruiken hij zcide hem, dat het hem zeker i geen moeite zou kosten, om de twee andere j getuigen te vinden. En inderdaad, onmid dellijk na het eten kwamen do landme£cr Schmidt (die sporen aan zijn laarzen droeg en prijkte met een grooten knevel), bene- I vena de zoon van den commissaris van po- j litic, een zestienjarige jongeling, dio bij de ulanen dienst had genomen. Niet al leen, dat zij Wladimir's uitnoodiging aan namen, maar zij verklaarden onder eede, dat zij hun leven voor hem wilden geven» (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5