Het voorkomen van vergiftigingen.
Gas vaa afvalwater,
Bliksemafleiders.
adoht kwijt en kunt niet beslist zeggen,
waar ze eigenlijk gebleven is. Als je dien
roep „kiowiet" gehoord hebt, kijk er dan
verder niet naar om; dat vogeltje heeft nog
geen eitje, zo wil pas de eerste leggen,
maar het staat nog te bezien, of het wel
terecht zal komen in het nestje, waarvan
je haar zooeven verjaagd hebt. Met dat het
hennetje weg is, bemerk je van het
haantje ook niets meer. Is evenwel het
hennetje met „still© trom" afgetrokken en
heb je beslist dien roep „lciewiet" niet ge
hoord' na haar opvliegen, dan kun je er van
op aan, dat ze ten minste reeds één eitje
heeft. Was je er feitelijk te ver af, om dien
,roep te kunnen hooren, dan heb je toch
hierin nog een. vingerwijzing, dat je een vo
geltje, dat reeds één of twee eitjes heeft,
lager door do lucht ziet weggaan en ge
woonlijk ook wel opmerkt waar ze neer-
strijkt: zo blijft dichter bij honk. Ook ver
dwijnt het haantje nu niet, maar blijft
in je omgeving kraaien en duikelen, ter
wijl je naar het nestje zoekt, dat daar moet
liggen.. Als je scherp uitgekeken hebt, be
hoef je gewoonlijk maar weinige vierkante
nieters terrein af te zoeken, om de eitjes te
vinden.
Men begrijpt nu zeker wel, dat een goed
•en scherp uitkijken bij zulk eieren zoeken
een eerste voorwaarde is. Immers, terwijl
je zoeken naar zoo'n eerste nestje, ik zal
maar eens zoo zeggen, in het tweed© of
;<lerde stadium" is, geraak je soms met
een ander spannetje alweer in het eerste
„stadium". Door dus een veld op een och
tend slechts éénmaal te doorloopen, zoek
jo het natunrb'jk nooit „schoon/' of ér
moeten al heel weinig spannetjes op één
groot terrein „staan." Maar niets belet
je, om straks, over een uur bijv. datzelfde
reld nog eens te „nemen" dan is de rust er
wedergekeerd en je vindt er wellicht ge
makkelijk die nestjes, die je bij je eer
sten „slag" over het hoofd gezien hebt.
Ho© meer eitjes een „spannetje" in het
nest heeft, hoe wijzer haantje en hennetje
©r mee zijn. Hoe vertellen ze, het je door
Inm houding en manieren dat ze er al 3
of 4 hebben!
In 90 van de 100 gevallen is met het
/vierde eitje het „broed"- „vol." Van d©
'vele honderden nestjes kievitseieren, die ik
in mijn leven raapte, mochten het er maar
twee zijn, cfie vijf eitjes bevatten. Het
spreekt echter vanzelf, dat men ook hen
netjes aantreft, die op 3, 2 of 1-eitje broe
den. De overige eitjes van dien „leg" zijn
[dan te voren een zoeker/in handen geval-
!ïen'.
Zoodra het derde eitje in het nestje ligt,
is dat aan het loomere vliegen van het hen
netje heel goed te merken. De vleugels ko
men bij 't vliegen niet meer boven don ,,ho-
irizontaalstand.
Al merkt je dat nu niet dadelijk
op, toch zi© je direct aan een hennetje
met „drie", dat er iets in haar vliegwijze
^is, dat je niet opmerkt aan een vogeltje
,raet één of twee eitjes. Ook vliegt ze weer
:lager bij den grond en strijkt vrij spoedig
na het opvliegen weer neer, zooal niet in
een hoek van hetzelfde veld, dan toch in
het weiland er naast. Op iets bijzonders
moet je echter bij zoo'n hennetje met
„drie" steeds verdacht wezen en dat is dit:
ze vliegt niet meer van haar nest, zooals
vogeltjes met „één" of „twee" doen, doch
loopt op do eerste waarschuwing van Hen
haan, er af. Als de haan voor de tweede
maal opvliegt maakt hij natuurlijk eerst
heel wat malle fratsen in de lucht, maar
dan scheert hij een heel eind vlak langs
hot veld en neemt onderwijl, haast onge
merkt zijn wijfje op. Stijf kop aan staart
zoo vliegen dan die twee voor je uit, zoo
dat het scherp uitkijken vereischt, om te
bepalen, waar ongeveer het wijfje van den
grond werd' opgenomen. Je zult om zoo'n
„drie" een vierkanten meter of wat meer
moeten afzoeken.
Is het nestje „vol" en begin het henne
tje reeds „broedsch" te worden, dan wordt
haar vlucht al loomer; bij het vliegen heeft
ze de vleugel lang niet meer zoo hoog, dat
z© in eikaars verlengde vallen, en de staart-
Een nieuw
D© directie van de groofce Berlijnsche
stadstram heeft sedert eenige dagen een
nieuwen, naar Amerikaansch model ge-
bouwden motorwagen in gebruik genomen,
welks inrichting het verkeer, in 't bijzon
der met het oog op de stopplaateen, zeer
ten goede komen zal.
pennen worden waaiervormig uitgespreid.
Daardoor juist maakt zoo'n vliegeno,
broedsch hennetje zoo'n eigenaardigen in
druk. Laag langs den grond fladdert jio
traag voort en strijkt op hetzelfde veld
alweer neer; soms reeds op een paar hon
derd passen van haar nest. Het haantje is
in dit geval erg driest en brutaal; vlak
langs je hoofd vliegt hij; „woep" suist
het telkens in je oor, als hij je van achte
ren aanvalt en op een zeer korten afstand
passeert. Duidelijk voel jo dan soms de
lucht/verplaatsing, die hij bij zijn vliegen
veroorzaakt. Ik heb het gehad, als de eitjes
reeds bebroed werden, dat de haan op wei
nige passen afstands van me, met
wapperende wiekon erbarmelijk schreeu
wend, op het veld ging staan, als
ik het volle nestje zeer dicht genaderd
was. En dan opeens... als je het gevonden
heb en er bij staat om te genieten van het
bekoorlijk gezicht, dat zoo'n nestje van
„vier" voor mij altijd had. zijn haan en
hen spoorloos verdwenenZe vreezon het
ergste en kunnen blijkbaar het werk der
ongerechtigheid, 't wegnemen van heel hun
hoop en verwachting, niet aanzien.
Het is een goed teeken, wanneer de
Staat, zooveel als in zijn vermogen is, de
inwoners door wetten ©n besluiten tracht
te beschermen. Slechts ddir, waar do daar
voor noodig© kennis ontbreekt, waar de
uitvoering onmogelijk is, of waar het den.
Staat onverackillig is of de inwoners ster
ven, daar zorgt hij er niet voor. De ge
volgen daarvan ziet men in de statistiek
der vergiftingen voor de verschillende
landen; zij toont grooter getallen waar on
verschilligheid heersoht, lag© cijfers waar
verstandig© maatregelen genomen zijn,
In hoofdzaak moeten wij ons zelf tegen
vergiftiging beschermen, zegt ,,Mole-
schott". In de eerste plaats helpen ons
daartoe onze zintuigen. Vergiftige kleur
stoffen herkennen wij meermalen aan haar
kleurbedorven spys (kaas- en worstvergif)
wagewflype.
Dit rijtuig heeft balkons, die uit twe©
deelen bestaan, één voor in- en één voor
uitstappen, zoodat dit tegelijkertijd k£n
geschieden.
In het geheel kan zoo'n rijtuig met voor-
en achterbalkon 4S personen bevatten.
en scheikundige stoffen (alsaloïdéu) aan
haar smaak; giftige gassen aan hun reuk
(zwavelwaterstof, lichtgas., -arseenwaW-
s tof).
Niet voor alle vergiften echter kunnen
onze zintuigen ons beschermen: twee ran
de voor ons gevaarlijkste vergiften zijn
koolmonoxyd of kolendamp, dat volkomen
reukloos is, en hot arsenik, dat zOó wei
nig te proeven is, dat het gemakkelijk in
doodelijke hoeveelheid ingenomen kan wor
den, zonder dat men den smaak bemerkt.
Ons drink- en menage-water kan genoeg
lcod uit de buizen bevatten, om ons ziek
te maken, zonder dat wij het aan den
smaak van het water herkennen.
Voor ieder, die met chemicaliën omgaat,
moet het een vasten regel zijn, nooit au-
ders den zeer voorzichtig aan een onbe
kende stof te ruiken. Wié zijn neus flink
ophaalt aan zwavclammonium zwavelwater
stof of zelfs aan blauwzuus, brengt zijn
gezondheid en zijn leven in ernstig ge
vaar. Verder is de tweede regel: nooit in
een werklokaal van een laboratorium iets
te eten of te drinken. Voor eenige jaren
vergiftigde zich door het niet-volgen van
dezen regel een Duitsche student, die voor
zijn katterigheid een bekerglas met ©en op
lossing van zuiveringszout klaar gemaakt
bod. In plaats van dit bekerglas nam hij
een, dat een oplosing van blauwzuur be
vatte en dat op dezelfde tafel stond. Toen
liij de oplossing ingeslikt had, bemerkte hij
do vergissing, riep: „Ik ben vergiftigd",
en stortte bewusteloos neder. Enkele minu
ten later was hij overleden.
Dit geval staat, helaas, niet op, zichzelf.
Een scheikundig© dronk water uit een niet
goed gereinigd bekerglas, waarin kristallen"
van een zeer giftig© stof (zoutzure hyocineY
teruggebleven waren. Bewusteloosheid en'
stuipen, die 24 uur duurden, warén het
gevolg.
Dikwijls is iemand, die veel met gevaar
lijke stoffen omgaat, rich het gevaar,
waarin hij verkeert, niet meer bewust. Als
voorbeeld van de slachtoffers, die door het
gowoon-rijn aan gevaar ten offe$ valk®
kunnen w© noemen don Duitsahen profe3-
jsor Hans Schulze, die in 1S92 to San
tiago stierf. Hij werkte met ars een water
's tof en létte er niet op, dat hij gedurende
vele dagen zeer kleine hoeveelheden van
dit zeer vergiftige gas inademde. Na een
ziekhed van drie dagen overleed hjj aan
karakteristieke verschijnselen van arseen-
wate rotofvergiftiging.
Ook de lichtzinnigheid, waarmede arbei
ders do hygiënische raadgeving tegen ver-
'giftiging met lood, kwik, phosphorus, enz.
in den wind slaan ,is bekend en even groot
als de lichtvaardigheid, waarmede zij in
werking zijnde toeetellen bijv. reinigc-u óf
van olie voorzien.
Ook bij het innemen van geneesmiddelen
is eenige voorzichtigheid niet misplaatst.
Goed lezen wat op het etiket staat, nooit
iets innemen als het etiket gekleurd is, kan
reeds veel vergisingen voorkomen. Uit
éigen ervaring is mij een geval bekend,
twaarin een patiënt een f leech je wonderolie
en een fleschje zenuwtinctuur ontving en
beid© fleschjes verwisselde. Het opschrift
'der fleschjes was goed en in ovèrcenstem-
•ming met het gegeven advie$; de patiënt
had het advies onthouden en zonder het
opschrift te lezen, nam hij ©en eetlepel vol
tinctuur in, waardoor de reeds zeer ?wakke
patiënt overleed. Prof. Tyndall een zeer
beroemde Engclsche professor in de phy-
sica stierf .4 Dec. 1893, doordat zijn ver
pleegster, die hem bitterzout zou geven,
een verkeorde flesch greep ©n hem choral-
hydraat in 'zeer groote hoeveelheid toe
diende.
Ook cle inhoud vao fleschjes,, waarvan
het etiket losgelaten heeft, moet men weg
werpen en Diet meer gebruiken.
Verder were men sublimaat on carbol uit
.zijn buis. Het nut, dat deze stoffen in
slechts enkele gevallen opleveren, weegt
iniet op tegen de groote gevaren voor ver-
;gvftigingen,- hetzij door inslikken, hetzij
door opname in hét lichaam van d©
wond .uit. - ,r
Hét onschadelijk maken ran afvalwater
van groote industrieel© inrichtingen en dat
van stedelijke riolen veroorzaakt tegen
woordig groote moeilijkheden en kosten.
Het aanleggen van groote bczinkvelden is
geen afdoend micklel; men is op andere be
id acht; Frankfort a. Main en Brünn zijn
daarom begonnen met de vervaardiging
)van gas uit het beconken slijk. De groot-
fste moeilijkheid hierbij is, het slijk voldoen-
.'de te drogen. Te Briinn gaat men hiervoor
op de volgende wij zo te werk:
Het afvalwater wordt door zuiverings
torens eu zuiveriDgsbekken geleid, om daar
na. over voorfilters te loopen, waar het
slijk zich in oen dunne laag op de fütreer-
vlakkcn afzet. Door het laten inwerken
van een vakuum wordt di© laag zoo ver ge
droogd, tot in de oppervlakte scheurtjes
ontstaan, waardoor de buitenlucht gezogen
wordt. Het water is dan grootendecls ver
wijderd.
Do gedroogde massa wordt dan van de
filUeervlakken weggepest; voor voortdu
rende werking bezigt men roteerende
trommels met een mantelvlak van talrijke
gemakkelijk to verwisselen filterdeelen.
Deze draaiende trommels duiken tot onge
veer oen derde dor middellijn in een met
vochtig slijk gevuld reservoir. Indien men
nu de luoht binnen in de trommels ver
dunt, worden rii van buiten met een dichte
'slijkslaog bedekt, waarvan hot water door
de lxvwepjLng gedeeltelijk weggezogen wordt.
Zoodra d© met slijk gevuld© filterdeelen
uit het reservoir komen, gaat de massa
door middel van saamgoperste lucht naar
een. transportinrichting, waarop zij door
inwerking van warmt© uit retortovens ver
der gedroogd wordt, tot het watergehalte
niet meer dan 5 a 10 pCt. bedraagt. Daar
op volgt d© droge destillatie in gasretor-
ten, waarbij uit 100 K»G. slijk ongeveer 24
kubieke zoeter gas verkregen wordt, van
hetzelfde gehalte als steenkolengas, bene
vens bijna l K.G. ammoniak ©n 63 K.G.
cokes.
Te Brünn werden per dag ongeveer 37
ton slijk in gas omgezet eu daaruit 8190
kubieke M. gas en 277 E.G. ammoniak ge
wonnen. Daar het afvalwater door de ver
wijdering van het slijk helder geworden
is en verdere reiniging geen moeilijkheden
oplevert, is deze wiizo van behandeling van
groot technisch en hygiënisch belang.
De door deze bewerking verkregen ookos
zijn ongeveer voldoende voor de benoodig-
de drijfkracht der inrichting, die daardoor
zelfs winstgevend is.
Bij de bespreking van het Brünner stel
sel op de vergadcing van gasindustrieelen
te Marseille werd de mogelijkheid bespro
ken, in alle Franache steden met meer dan
15,000 inwoners het voorbeeld van Briinn
te volgen.
Yan hoe groot belang dit zijn zou, springt
in het oog, wanneer men berekent, dat
daardoor dagelijks 1 millioen kubieke M.
gas en 170,000 3LG. ammoniak-sulfaat ge
wonnen zouden worden, wat een bruto
winst van 128,000 francs vertegenwoordigt.
Ook is bij de bewerking van groote waar
de, dab d© verkregen gebonden stikstof
als kunstmest in den vorm van ammonia-
sulfaat op de voordeeligste wijze bruik
baar is.
MEiTSBLOEDINGEN.
Haast ieder kent wel, zoo lezen wij in'
het weekblad ..Molcschott," uit eigen er
varing de meest voorkomende van alle
bloedingende neusbloeding. Het bloed
vloeit uit één of, als de bloeding erger
is, uit beide neusgaten te gelijk of loopt
achter in de keel. Wordt dit bloed inge
slikt, dan wordt het niet zelden later weer
teruggegeven en kan de gedachte aan een
maagbloeding doen ontstaan.
In den regel is de zetel der neusbloe
ding het slijmvlies van het voorste deel
van het neustussehenschot. Het voorste
deel van het ncustusschcnschot is niet
alleen het meest aan de inwerking van
geweld blootgesteld, maar ook om andere
redenen is het tot bloedingen voorbe
schikt. Het grootste deel van het inge
ademde stof slaat daar ter plaatse neef,
vormt met het neusslijm een vastkleven
de korst. Dojpc korst veroorzaakt jeuk, zoo-
dat men door snuiten of duwen met -teen
vinger haar tracht te verwijderen. Hierbij
kunnen de oppervlakkigste lagen van het
sluimvlies gescheurd worden en bloeding
dpen ontstaan. Soms treedt neusbloeding
op als verschijnsel van een of andere ziek
te, zooals bloedziekten, infectie.' nierziek-
ten, enz. Bij vrouwen komen soms perio
dieke neusbloedingen voor.
Slechts zeer zelden is een neusbloeding
direct doodelijk of veroorzaakt zij bewus
teloosheid door bloedverlies. Elk telkens
weer optredend (habitueel) bloedverlies,'
echter ook al is dit telkens gering, wordt
op den duur gevaarlijk. Veel onschuldi
ger en minder nadeelig is een eeovmaal
optredende heftige bloeding, dan telkens
terugkeerende kleine bloedingen, omdat
men bij deze laatste niet voldoende her
stellen kan vóór de nieuwe bloeding be
gint, en er dus bloedarmoede ontstaat.
Wie dus aan habitueel neusbloeden lijdt,
verzuime niet zijn geneesheer te raadple
gen. Het behandelen van de oorzaak, die
bijv. een zweertje op het neusslijmvlies
kan zijn, is hier aangewezen. Voor een
éénmaal optredende neusbloeding behoeft
alleen de geneesheer ter hulp geroepen
te worden, als de gewone huismiddeltjes
niet helpen.
Welke middelen kan' men toepassen?
Vooraf wat men niet moet doen: niet snui
ven; geen koud, lauw of warm water op
snuiven,- niet spuiten, niet duwen of ve
gen, vooral niet met sponsen en andere
onzindelijke voorwerpen. Alle genoemde
manupilaties hebben het tegenovergestelde
effect, zij doen de bloeding toenemen en
geven kans op besmetting (spuiten kan
een oor-aandoening veroorzaken). Ook het
inbrengen vaa watten in den neus moet
ontraden worden. Wel kan door een goed,
aangebrachte prop watten een neusbloe
ding gestild worden, maar bij het ver
wijderen der watten heeft men kans het
wondje weer open te trekken of wel blij-,
ven er enkele vezeltjes achter, die weer
tot snuiten, niezen en krabben aanleiding
kunnen geven. Ook de kans op besmet-)
ting is hier niet gering, evenals bü het
brengen van andere stoffen op een bloe-'
dende. wond.
De middelen,- die men zonder scKa'de
en in den regel meï suecés kan toepas-'
sen zijn
lo. Ga rustig zitten, Koud Het hoofd:,
niet voorover, waardoor de hals op kraag
of boordje drukken kati,- maar ook niet
sterk achterover: houd het hoofd recht,-
eer iets naak achteren dan naar voren.
2o. Haal diep adem en adem door den
mond uit.
3o. Druk aan' Üe bloedende zijde' den
neus-zijwand tegen het tusschénschot aan
(wat men gewoonlijk dichtdrukken noemt!.-
In 'den regel zal hierdoor spoedig dw
neusbloeding tot staan komen. Is dat niet
het geval,- men blijve rustig in deze)
houding gedurende minstens 10 a 15 mi
nuten zonder telkens te probeefen of de
bloeding reeds staat Üan kan men nog:
4o, Koude aanwenden op (niet in) den
neus of op eenig ander lichaamsdeel. Het'
bekende middel: een koude sleutel in den
nek, berust op de gedachte, dat door koude
vernauwing der bloedvaten ontstaat; even'
zoo pijn, waarom men ook,
5o. Een vinger aan de zijde van Kerë
bloedende neusgat met een draad sterk
omsnoeren kan.
.60. Het in de hoogte houden van deri.
arm derzelfde zijde wordt aanbevolen, om
dat het uit den arm stroomende blocdl
dan tevens blcted uit den schedel mede'
zou zuigen.
De eerste drie genoemde middelen,' bij
elkaar toegepast, zijn in de overgroote,
meerderheid der gevallen voldoende. Waar
dit op den duur niet het geval blijkt te
zijn, kan men de onder 4, 5 en 6 genoem
de middeltjes probeeren. Zoo noodig vrage
men hulp bij een geneesheer; hem staan
nog andere middelen ten dienste, die hjj
in geval van nood kan toepassen.
Weef men, daf de elf grootste Neder-'
landsche brandverzekeringmaafschappijen
in een jaar nog omstreeks f 160,000 voor
schade wegens bliksemslag uitkeeren? Dit
blijkt uit de mededeelingen van die Maat-,
schappijen aan het Kon. Neü. Meteorolo
gisch Instituut. Het totale schadebedrag in,
Nederland moet zeer veel grooter zijn,
daar vele der getroffen bezittingen bij an-1
dere Maatschappijen verzekerd waren (er
zijn er nog ruim 300).
Het nut van den bliksemafleider blijkt
den brandverzeheringmaatschappijen tel-
kens, ofschoon het ook nog wel voorkomt,-
dat, ondanks het plaatsen van een aflei
der op een gebouw, in dat gebouw doior
het inslaan van den bliksem brand ont
staat. Men kan veilig aannemen, zegt Sch,
in ,,De Verzekeringsbode," dat zeer vele
afleiders van de getroffen gebouwen niet
werkelijk goed waren. Op vele gebouwen
ten plattelande ziet men nog een bliksem
afleider, bestaande uit één lange opvang-
stang midden op het gebouw,- met een en
kele geleiding naar den grond. Zulk een
afleider is onvoldoende; hij belet niet, dat
de bliksem op een ander punt van het
gebouw inslaat, en evenmin, dat dc bliksem
afslaat naar andere geleiders in of aan het
gebouw. Een betere bescherming wordt
verkregen door een constructie, waarbij
alle bedreigde punten worden voorzien van
korte opvangers en waarbij het ge-
gebouw bedekt wordt met metalen ge
leidingen, die een samenhangend gclice'
uitmaken en als het ware een kooi om
het gebouw vormen. Dez'e constructie is.
dan ook bekend als het kooisystcem.
De bliksem, zegt Sch.; is immers geen
rustige electrische stroom, die den tijd
neemt om den draad te volgen, maar een
geweldige, plotselinge ontlading, die in
'driftige haast haar weg zoekt, waar zij