'ZONDAGSBLAD' U-ID5CH DAGBIAD -zk. RECEPT. AEEEREEI. No. 16346. Zaterdag* *7 Juni. Anno 1913. iT: ff: iii i «T» vfi UIT EEN LEVEN. punten, waarop llij bijzonder den nadruk legt, is de stof, waaruit de saladeschotel is vervaardigd. Die mag n.l. onder geon be ding van metaal zijn, rlieen van porselein of Delftsch aa.rdewerk. De onderdeden, waaruit hij salade bereidt, zijn ongeveer 60 a 70 in getal. Meer dus, dan die door Gerarde opgenoemd. Er onder behooren madeliefje (blad) en bloem), nachtviooltjes, waterkers, distels, wijngaardrank, bollen van tulpen en narcissen. Om nu op de moderne salade terug te komen, mag het van algemeene bekendheid heeten, hoe) welkom ter afwisseling een goed' bereide salade bij middag- of avond maaltijd en voor hoeveel variatie deze 6pijs vatbaar is. De meening toch van som migen, dat alleen, in zomertijd, als versche groente voorhanden is, salade kan worden gegeten is onjuist, want elke groente, rauw of gekookt, kan er voor worden gebruikt. De gewone grondstoffen, om salade te ma ken, zijn tegenwoordig veel minder in getal «..an vroeger. Latuw, andijvie, cichorei, kers, ma-isblad, zuring, spinazie, kroten, tomaten, alspcrges, lartisjokkon, champig nons, erwten, boonen en prei, aangevuld met noten, kaas, eieren, peulen of vleesch en visoh, komen evenzeer bij het bereiden van allerlei salades in toepassing. Aangaande de behandeling zegt het En- saho blad nog het volgende: Een voornaam ding, waarop dient te wor den gelet is, dat de sla, na zorgvuldig te zijn gewassaken, nauwgezet moet worden gedroogd. Want waar het blad nat gebleven is hecht het aanmaaksel niet meer en blijft dus ongelijk verdeeld, waardoor de gehee- le salade minder smakelijk wordt. Ook het langdurig laten weeken der bladeren is verkeerd. Eveneens moet men er op be dacht zijn, dat de salade nooit mag worden aangeraakt met een stalen mes. Als men de bladeren niet met de vingers in stukken wil verdeelen, moet men een ivoren of zilveren mes gebruiken. Omtrent het aanmaken geldt het oude gezegde: Verkwister met olie, gierigaard met azijn, verstandig man met zout en peper en een gek met het mengen. Zout en peper moeten in den wijn azijn worcien gedaan vóór de olie wordt bij gevoegd, daar zrij in deze niet meer oplos- •sen. In plaats van olie, waartegen sommi gen bezwaar hebben, kan men ook geraspt spek, knappend gebakken, gobruiken, of azijn, zout, peper en witte suiker aanwen den met toevoeging van room. Als standdaardwerk van de tegenwoordi- gen tijd geldt het boek van Suzanne, dat meer dan 200 verschillende recepten bev. t. (,,Het Hoteflbedrijf") Belangrijke honoraria. Aan „The Brit. Mod. Journ." ontleent het „Ned. Tijdlschrift v. Geneesk." eenige merkwaardige voorbeelden van vorstelijke belooning van geneeskundige diensten, maar merkt daarbij op, -dat niet alle groo- ten der aarde zoo vrijgevig zijn, doch in tegendeel dikwijls vrij karig. Dupuytren is door het toenmalige hoofd der Parijsche firma Rothschild buiten zijn weten betrokken in een Beurs-operatie, en de opbrengst daarvan, een belangrijk kapi taal, werd hem overhandigd. Zóó kroeg ook Astley Cooper eens 2000 pd. st., die een dankbaar patient op de Beurs voor hem had verdiend. Een ander koopman betaalde hem 600 pd. st. en eon West-In diër, Hyatt, die door hem wegens steen geopereerd was, wierp hem op een mor gen zijn slaapmuts toe, met de woorden: Daar, jongmensoh, steek dat in uw zak. De muts bevatte ©en cheque van 1000 gui neas. Voor eenzelfde operatie betaalde een Kalif aan Abu Nasr een som van f 144,000 waarde, en een aradtere Kalif gaf zijn lijf- f 12,000 per maand, en op Nieuwjaars- j dag f 15,000 en eerekle-ederen. Voor de inoculatie met pokken kreeg Dimsdale in 1768 van Tzarina Catberina i f' 14*1,000 en een jaargeld van f 6000 met den titel van baron. Willis, dio George III tijdens een zielsziekte had bijgestaan, werd bij d'e koningin van Portugal, die even eens zielsziek was, ontboden op de volgen de voorwaarden: Reis- en verblijf kosten voor hem en zijn gevclg 1000 pd. st. per maand en 20,000 pd. st. voor het geval, dat de lijderes zou genezen. Hij werd met koninklijke eerbewijzen te Lissabon ont vangen. Morel Mackenzie kreeg voor 3 maanden behandeling van keizer Frederik 13,000 pd. st. De beroemde fitsel-operatie van Lode wijk XIV kostte aan het Fransche volk een millioen fres. De edelmoedige Koning schonk den operateur, Do Fassy, 300,000 fres. en een landgoed en vier jaren later den rang van edelman. De medici- nao 'doctores, dio als stomme getuigen bij de operatie hadden gestaan, kregen som men van 40,000 tot 10,000 fres. en de 4 apothekers elk 12,000 frs. Tegen d i besmetting der wateren. Niet alleen in Duitsebland, ook in Frank rijk worden die waterbevuilers vervolgd. In verschillende Fransche departementen wor den dc wetten op dit punt streng nage leefd. Voor een drietal jaren stelde de vis- schersmaatschappij van Baccarat een rechtsgeding in tegen een papierfabriek die de Meurthe bevuilde en de visch ver nielde. In beroep te Nancy werden de be stuurder en twee werklieden tot twee maanden gevangenisstraf en 60 fr. boete en 4000 fr. schadevergoeding, aan d!e vis- 6chermaatschappij veroordeeld. Pas een jaar geleden werd de bestuurder van een leerlooierij te Lunëville tot een maand gevangenisstraf en 100 fr. boete veroordeeld om de Vezouse, een bijrivier van de Meurthe, bevuild te hebben. In het departement der Somme hebben dc YLsschers voor een paar maanden e°n betooging tegen de waterbevuiling dojr fabrieksafval ingericht. 15,000 vissohers kwamen daartoe- te St.-Qucntin bijeen. Gobelin-kousen. Men weet, wat gobelins zijn. Maar nu het verband tussohen gobelins en moderne da-mes-kousen en schoenen...'? De „Koinische Zeitung" zegt dit of lie ver: dc nieuwe mode in Duitschlahd heeft dat tot stand gebracht èn het Keulsohe blad vermeldt die. De wereldschc dames te Berlijn laten op hun kousen de ontwer pen van een gobelin-versiering aanbren gen. Men ziet bekoorlijke modellen in dio soort en daar men met den besten wil van dc wereld niet honderden kan vinden, is één model zeer in zwang gekomen. Dit stelt Barbarine, de danseres van Frederik den Grooten, in haar liefelijke ongedwongenheid dansende voor. Ook dc schoen moet nu de uitdrukking van dat artistiek verlangen zijn. Zoo ziet men witte schoenen, uit het dunste en fijnste leder vervaardigd, waar op het voorste gedeelte een bekoorlijk geschilderd gobelin-ontwerp vertoont, maar ook zijden kousen, die de gebolin in bor duurwerk uitgevoerd toonen. Op dc laatste rennen in Berlijn -zag men tal van dames, die haar voetjes met het portret van Bar- barina op het gras deden stappen, en een aantal heeren, wien deez voetjes meer dan de rennen belangstelling inboezemden. Ananas-crême. Men neemt een kopje vol versche of ingemaakte ananas, fijn gesneden. Bij versche ananas voegt men suiker. Dan laat men eenige bladen gelatine in koud wa ter op stoom oplassen, mengt beide door een en laat het koud worden. Men klopt nu vijf eierdooiers, voegt daar de ananas en gelatine bij en laat alles in een vorm op ijs 9fcijf worden. STOPGOUD. Die innerlijke vrede, welke gegrond if op eigen goed en recht en een zuiver ge weten, is de bron van het edelst genot, dat hier op aarde voor den mensch is weggelegd. C. Simons. 4c Zelfvertrouwen is een groote factor in 's menschen karakter. Het heeft Olympi sche kransen en Ist-hmische lauweren ge wonnen; het heeft verwantschap met man nen, d'ie hun goddelijk recht hebben ver dedigd om te leven in de herinnering der wereld. Michael Reynolds. Arme winkeliers. Jong meisje, keurig getoileteerd, komt modemagazijn binnen en vraagt genadiig: „Compliment van Ma en Ma zou gaarne de rekening voldoen Do juffrouw, ook niet mis: „De reke ning, dame... en van welk jaar?" Zoo niet bedoeld. „Bij ons thuis draait alles om mijn man". „Ja, het is een kruis, als een man zoo veel dirinkt." Hollandse,he zindelijkheid. Een Nederland bereizend!© vreemdeling wilde in een van zijn brieven naar huis een indiruk geven van de veelgeprezen Hollandsche zindelijkheid, en hij schrijft „Verbeeld je, men is hier zóó zindelijk, dat de keukenmeisjes dc sla zelfs met zeep wassohen". On verwacht antwoord. „Man!" zei de professor tegen een hart' werkenden pakjesdrager, die blootshoofd in de zon een zwaren last drbeg, „weet je niet, dat het heel slecht voor je her sens is om zulke zware vrachten bloots hoofds in de gloeiende zon te dragen?" „Meneer", zei <dte oolijke handwerksman, „weet u niet, dat iémand, die werkelijk hersens heeft, zulle werk in het geheel niet doet?" Logica. Museumbeambto„Deze schilderij, da mes en heeren, behoort tot de Italiaan- sche school". Bezoeker: „Wat moeten die Italianen toch rijk zijn, dat ze voor hun scholen zulke schilderijen koopen!" Alt ij d beleefd. Een oudie heer, die iets uit de soep haalde, dat er niet in thuis behoorde, richtte zich tc«t de keukenmeid met de woorden: „Josefine, ik ben getroffen door uw blik van genegenheid; maar geef het mij een anderen keer liever in een medaillon, wil je?'' De leege lucht. Een paar critisi staan voor een schilderij te kijken en maken verschillende opmer kingen, voornamelijk over dfe lucht, welke hun wat al te ijl voorkomt. ,,De> lucht is wat leeg", zeggen ze. Waarop de schilder, die er zelf bij staat, hen afsnauwt met een: „Ik Iran d'r tcch geen vliegtoestel instoppen!" Dag-einde van een feuilleton in een van onze weekbladen: „Zij keek hem aan, en bij den aanblik van zijn goed gezicht ver dween haar wrevel. Zij hief haar mond naar den zijne, om te worden gekust, drukte toen haar hoofd tegen zijn schou der en zei zacht: (W o r d t vervolgd). VAN HE.T AAA ««sa************ 111 DOOR E. HOEF ER. (Nadruk verboden.) De gasten waren vertrokken. Hermine, de jonge vrouw, was naar bed gegaan, en de twee mannen, oom en neet, praatten nog wat na. „Waarom woont u eigenlijk hier in dit kleine stadje oom?" vroeg de neef. „Of anders, waarom trouwt u eigenlijk niet?" „Ik ben éénmaal in mijn leven verliefd geweest," zeide de ander. „Dat is genoeg." Zij zwegen beiden. „Wat wee.t je van mijn leven?" „Niets". „Hebben je ouders je er nooit iets van verteld?" „Neen, nooit." „Toen ik jong was, ben ik eens verloofd geweest. Daarvan zal ik je alles vertellen, wanneer het je interesseert." „Natuurlijk". „Goed! Ik was jong officier en verloofd met Hermine Pouwels. Op een dag hoor dat een collega op me staat te wachten, op het oefenterrein van de kazerne. Ik ga er heen. Mijn beste vriend stond daar, schud de me vol blijdschap de hand, en» riep uit: „Dag Hans Hij was uit de koloniën teruggekeerd en nu bij ons regiment gedetacheerd. Een paar dagen later stelde ik hom mijn verloofde voor. Hermine mocht hem niet lijden: zij was hatelijk en onbeleeft tegen hem, en toen ik haar hierover de les las, zeide z*„: „Hoor eens, beste jongen, dien man kan ik nu eenmaal niet lijden: hij is me to scherp en te onrustig, te haastig; nu eens zit hij hier, dan weer daar. Kijk zijn oogen eens aan. Overal zwerft zijn blik heen. Zijn glimlach steekt. Ik houd niet van die staalkleurige oogen. Daar is iets valsch en hards in. Ik vertrouw hem niet." „Dwaas meisje", zeide ik lachend: „er bestaat geen trouwer en eerlijker mensch op de heele werold. Zeker, overijld is hij en scherp, zooals jij zegt. De tropenzon heeft hem warmer en een beetje wilder ge maakt; daardoor stroomt zijn bloed de9 te sneller. Maar andersValsch? Door en door eerlijk ie hij". „Hij mag zijn, als het wil; onbeleefd zal ik niet wezen. Aangenaam is hij me niet, cn ik heb je alleen dit te vragen: dwing mo hem niet op." Lachend schudde ik mijn hoofd over dat kleine, domme meisje. Ik begreep deze antipathie minder goed, ofschoon mijn vriend hanr noch aanleiding nog gelegenheid tot boos-zijn gaf, of h^t morst zijn, dat hij fce onverschillig voor haar was. j k werd ziek. Mijn vriend week niet van mijn zijde. Hij was mijn onvermoeide, trou we verleger; dag en nacht zat hij aan mijn bed en gedurende mijn genezing bij mij in mijn kamer. Hij verdroeg mijn zwijgen, prikkelbaarheid, mijn grillen met wonder baarlijk geduld% en was altijd vroolijk, -ïendelijk, bij do hand, zóó, dat mijn meisje ook wat vriendelijker en hartelijker werd. Hij was ook na mijn genezing weer veal, ja dagelijks met ons 6amen. In den winter werd Hermine anders. Zij vond plotseling weer genoegen in vroolijk gezelschap, zij kocht balkleeren, was urenlang bezig met haar toilet; was vroolijk, levendig en liet zich het hof ma ken. Ik ha-d er ploizier in, dat haar humeur veranderde. Gaarne zag ik het, dat mijn vriend zich veel met haar bemoeide, haar bouquetten gaf. Eens, toen wij samen naar huis reden, zeide ik: „Je meeningen veranderen langzamer hand. Kun je hom nog niet uitstaan?" „Och, je vriend. Hij heeft je tijdens je ziekte goed opgepast, daarom beu ik vrien delijk tegen hem. Anders niet." Eens in de lente terwijl ik in de ka mer zat kwam mijn oude huisknecht, Jan, die al veertig jaar in onze familie dien de, binnen. Hij was nu zoo'n soort van hof meester, kamerdienaar, vertrouwde vriend, alles door elkaar. Hij bracht me de koffie en een brief. „Daar is toch op 't oogenblik geen post?" zeide ik. Hij stond, het hoofd gebogen, vöör i_ J. „Wat is er, Jan?" vroeg ik, „Mijnheer," beefde zijn stem, „mijnheer, ik weet, wat er in den brief staat, want hij is van mij." „Van jou? Wat heb je me t3 schrijven, dat je me niet veel beter zou kunnen zeg gen?" „Ja! ik ben een oude, laffe kerel. Maar ik kon 't u niet zeggen, mijnheer. Nu zal i'.: 't probeeren." „Geef hier den brief." „NeenIk zafl het u zeggen. Ik kan het niet langer aanzien, dat mijnheers vriend en zijn meisje u zoo langer bedriegen en be liegen. Al in den vorigen winter heb ik hét gemerkt... hoe zij elkaar de hand drukten, elkaar aanzagen. Toen heb ik opgepast. Ik heb alles gezien, hoe die twee van el kaar houden." „Dat is krankzinnig!" riep ik uit. „Als je me dergelijke praatjes nog eens lastig valt, smijt ik je op straat, al was je hon derd jaar bij me in dienst." „Mijnheer!" riep hij uit. „Ik begrijp u wel. Maar u doet niet goed." „Ik verbied je alle spionnage en nagaan. Ik wil dien onzin niet meer hooren." „Mijnheer..." „Genoeg! Verbrand den brief, cn als je ooit nog een woord spreekt..." Hij ging heen. En toch... als ik mijn meisje nu weer ontmoette... het was anders geworden. Toen ik hen beiden samentrof, kwam het me weer in do gedachten. Schaam je", zeide ik tot mezelf. Want wat hadden zij voor mij te verber gen, mijn meisje, waarvan ik hield; den vriend, die mij zoo dierbaar was, dien ik z^o hoogsohatte? Ijverzuchtig was ik niet, werd ik niet, daar ik in de eerste plaats geen aanleg daartoe had, in de tweed® plaats, omdat ik hen tweeën te veel ver- trouwde. Eens werd er in een gezelschap iets ge fluisterd, dat ik maar half verstond. Ik 'wist, dat het ging oin wat Jan me had verteld. Ik zeide niets, doch terwijl ik met mijn meisje naar huis sprak ik met haar over kwade geruohten, die in'omloop waren. Zij gaf niet toe, zij schold slechts op de afschuwelijkheid van den leugen en de' kwaadsprekerij, die mensch enlevens ver woestte. Met mijn vriend had zij fciets uit staande. Zij gevoelde slechts dankbaarheid' voor hem, omdat hij mij zoo goed had ver pleegd. Zij was niet in staat een vertrouwe lijk woord mot hem te v isselen, en zij kon, niet anders dan over gewone onderwerpen- met hem praten. Ik moet zeggen, dat het voor mij eeD vreeselijken tijd werd. Een avond, dat we te zamen waren, zag ik, dat mijn vriend Hermien de broodsohaal overhandigde, en terwijl zij de-zo aannam, rustten haar vingera eenige seconden op de zijn©, zonder dat hij zdjn hand wegtrok, zan der dat zijn blik den haren verliet. „Neem do broodschaal aan, Ilerrainé," riep ik uit, „anderB zal hij hem nog laten vallen." Zij werd vuurrood. Hij sprak een paar haastige woorden tot zijn tafeldame. En van dat oogenblik zag ik Alles. Den derden December nimmer vergeet ik den datum nam mij mijn kolonel on der den arm. „Kameraad!" zeide hij, „je weet, dat ik je vriend bon en een oud man. Ik weet, dat men het „in de wereld" niet goed vindt, dat ik je waarschuw. Maar ik moet het doen. Ik heb geprobeerd de zaak te sus sen, maar het gaat niet. Dus, kameraad, den kop in de hoogte, je oogen open.... „Ik begrijp u.. Ik zal mijn verloofde ver laten." „Vergeef me, dat ik er over gepraat heb. Maar ik moest. En nu, vaarwel!" En zoo ontdekte ik alles. Hoe mijn meisje met ons beiden had gespeeld. Hoe ze mij had voorgelogen en hem. Ik dacht er over hem te vermoorden of haar; het was mij onversohillig geweest, ic van beiden. Maar ik kwam tot bezinning. Heel rustig praatte ik met haar. Ik liet haar bij me komen. „Je hebt met me te praten?" „Ja." „Wat dan?" „Dat begrijp je wel." „Ik moet aannemen, dat je niet goed in orde bent. Ben je weer jaloersch?" „Is de comedie nog niet afgeloopen? Moet er nog langer met me gespeeld wor den; Ben je gemeen g -oeg, om me nog langer te bedriegen?" Zij had de oogen neergeslagen. „Dat we niet meer samen kunnen zijn, begrijp ik," zeide ze zachtjes. „Je zult

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 11