Ef©« £©334»
X.EXDSCBBACI3L£.D, Zaterdag* 24 Mei. Eerste Blad.
Aim© 19I3*
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON!
Wraak.
Financieele gelijkstelling van
openbaar en b ij zonderonüerw ij s.
De vijfde alinea van het ontwerp tot wij
ziging van art. 192 G.-W. zegt:
„In de kosten voor het algemeen lager on
derwijs, op scholen, door ingezetenen opge
richt, wordt, onder v oorwaarden en volgens
regels, door de wet te stellen, door de open
bare kassen voorzien, op gelijken voet als
zulks geschiedt ten aanzien van dit onder
wijs op scholen van de Overheid uitgaande."
Schijnbaar lozen we in het „School
blad" wordt hier recht gedaan, maar m
werkelijkheid wordt hier eon onrecht voor
gesteld. Met een voorbeeld wordt dit aldus
duidelijk gemaakt.
„Een der weinige gemeenten in Friesland,
waar de werking der splijtzwam nog niet
krachtig genoeg is gebleken om de open
bare school te splitsen in een bijzondere en
een openbare, is Sloten.
De openbare school wordt er bezocht door
110 leerlingen, en in 1911 kostte het onder
wijs de gemeente f702 of f6.38 per leerling
en het Bijk f2700, of f24.50 per leerÜDg.
Kwam er nu in Sloten 'n kerkelijke school,
die de helft der leerlingen van de open
bare school overnam, dan zouden de kosten
Van de openbare school voor de gemeente
vermoedelijk worden f 375 of f 6.82 per leer
ling, vcor 't Rijk f 1875 of ongeveer f 34 per
leerling. Was nu 't ontwerp van art. 192 der
Grondwet tot wet verheven, dan zou ook de
bijzondere school f 6.82 f 34 per leer
ling moeten ontvangenm. a. w. de belas
tingbetalers zouden ter wille van de ouders,
die extra-onderwijs voor hun kinderen wil
len, per leerling f 10 meer moeten betalen
dan noodig zou zijn, als allo kinderen ge
bruik maakten van het onderwijs, van over
heidswege gegeven. Dit zou tegenover hen,
die met dat onderwijs genoegen nemen, een
eve grootje onbillijkheid zijn, als die, waar
over de voorstanders der bijzondere school
zich thans beklagen.
Wilde men de eerlijkheid volkomen be
trachten, dan zouden de ouders, voorstan-'
ders van bijzondere scholen, zich niet al
leen tevreden moeten stellen met de f 6:38
f 24.50 per kind, die liet openbaar on
derwijs oorspronkelijk kostte, maar daaren
boven nog moeten restitueeren de f 10, die
een leerling der openbare school door hun
splitsziucht meer kostte dan vroeger; want
het bevredigen van hun verlangen en niet
dat van de voorstanders der openbare school
is oorzaak, dat de kosten per leerling ook
voor de openbare school verhoogd zijn."
Hieruit blijkt dus, dat zij thans reeds
minder van een eerlijke gelijkstelling ver
wijderd zijn aan hun pc re het den kiezers
voorstelt: waut werd van de uitgaven voor
hot openbaar onderwijs afgetrokken het
meerdere, dat clo publieke kassen voor
oen leerling -eter openbare school moeten
betalen, ten gevolge van de- oprichting van
bijzondere scholen, dan zou heb verschil
tusschen de .sommen, welke de klassen nu
voor een leerling van elk der beide soorten
van scholen betalen, wellicht zeer klein
zijn.
Financieele gelijkstelling, vervolgt het
„Schoolblad", op den grondslag van
het voorgestelde art. 192 is onrecht, neen,
dubbel onrecht onrecht tegenover die be
lastingbetalers, onrecht tegenover de open
bare school. Immers, als door het oprich
ten van bijzondere scholen de openbare
school op de een of andere plaate kleiner
wordt en daardoor de kosten voor het on
derwijs per leerling opgedreven worden,
dan moéten die hoogere kosten per leerling
ook uitgekeerd worden aan de groots re
bijzondere scholen, die met minder kosten
kunnen toekomen om goed onderwijs te
geven.
Maar or is meer.
Doordat uitgaven voor het openbaar on
dierwijs norm zouden worden en elke cent
vermeerdering in de uitgaven daarvoor,
automatische vermeerdering van uitgaven
voor alle bijzondere echolen ten gevolge
zou hebben, zou de overweging, dat verbe
tering van het openhaar onderwijs dwingt
tob grooter uitgaven voor het bijzonder
onderwijs, ook daar, waar reeds voldoen
de uit de publieke kassen betaald wordt
om goed onderwijs te geven, elke verbete
ring van het openbaar onderwijs tegenhou
den. Behelpen en inkrimping van uitgaven
zou er daarom aan de orde van den dag
zijn. Het geeft een eigenaardige blik op
het gevoel voor recht van de kerkelijke
partijen, als men „De T ij d" hoort be
weren, dat de strijd voor volkomen finan
cieel gelijkstelling, zooals de Regeering
dit wil, een opkomen voor vrijheid en
rechtvaardigheid op onderwijsgebied is.
Als deze manier om het openbaar on
derwijs te benadeelen in de bedoeling der
Regeering gelegen heeft, toen zij haar her-
zieningsvoorstel deed, dan is het een perfi-
■die voorstel; en heeft zij de gevolgen er
van niet overzien, dan blijkt ook hier,
evenals in 1905, de ongeschiktheid der
kerkelijke, partijen om op onderwijsgebied
verder te zien dan hun neus lang is.
„De Maasb ode", die de kwestie
van het niet (althans nog niet) deco
reer e 11 van de leden der Roode-
K ruis - ambulances „een opgebla
zen geschiedenis" noemt, verzekert, diat
Regeering er geen bezwaar in zou zien om
thans de verdiensten van den heer Rud.
Lehmann te eeren, en vertelt verder, waar
om er geen deooraties uitgereikt zijn.
„Vaststaat, dat de Nederlandsohe am
bulances op het Balkanschiereiland onzen
vaderlandschen naam schitterend hebben
gehandhaafd. Maar, en hierop komt het
aan, nog volstrekt niet staat vast, wie
de grootste, wie groot e en wie minder
groote verdiensten hebben En zoolang
daaromtrent bij den betrokken Minister
en bij den Ministerraad geen absolute
zekerheid bestaat-, zoolang aan dezen
niet de meest afdoende bescheiden zijn
overgelegd, om zelf te kunnen beoordee-
len, wiie hij naar plioht, eed en geweten
voor een onderscheiding kan voordragen,
zoolang is heb eenvoudig uitgesloten, dat
hij eeA voordracht aan H. M. de Koningin
mag deen.
Er is echter nog meer.De vereeniging
„Het Nederlandeche Roodc Kruis" vraagt
natuurlijk alleen een onderscheiding voor
de menschen. cBe onder haar leiding zich
op het Balkanschiereiland hebben ver
dienstelijk gemaakt en onzen naam heb
ben hooggehouden. Dat is haar recht,
wii zouden bijna zegsren: haar plicht.
Maar de Nederlandsohe regeering heeft,
ook op dit gebied, meer uitgebreide ver
antwoordelijkheid. Zij heeft voor een on
derscheiding voor te dragen niet hen, die
zjch .speciaal onder leiding van „Het Ne-
derla-ndsche Roóde Kruis" verdienstelijk
hebbe-n gemaakt, maar eiken Nederlander,
die op het Balkan schiereiland, al dan niet
onder -die leiding, zich aan de verpleging
der gewonden lieefb gewijd, of die verple
ging mogeiijktgbmaakt heeft én zich daar
bij iii het bijzonder heeft onderscheiden.
Zoo heeft bijv. ook cle ambulance-Monte
negro zonder twijfel op het oorlogsterrein
groote diensten bewezen, terwijl zij niet
oltder leidiing van bovenbedoelde Vereeni-
ging staat.
De lezer, die objectief wil oordeelen, zal
ongetwijfeld wel met ons eens zijn, dat niet
alleen van een conflict tueschen Hof en
Regeering geen sprake is geweest, maar
sterker nog, dat de Regeering in plichts
betrachting zou zijn te kort geschoten en
zeker ook in eerbied tegenover H. M. de
Koningin, wanneer zii, voordat zii door
nauwkeurig onderzoek zich er van had ver
gewist, dat degenen, die zij aan H. M.
voordroeg voor een Koninklijke onderschei
ding, in waarheid de mensohen zijn, die
voor die onderscheiding in aanmerking
kwamen, en dat geen aanleiding bestond
tot onderscheiding ook van anderen, onver
schillig óf zij al dan niet eenige Vereeni-
ging behoorden, aan H. M. eerbiedig in
overweging te geven".
„De Standaard" zegt in een asterisk
Z elf moord:
Dr. M. M. den Hertog deed een verdien
stelijk werk met in zijn dissertatie voor het
Doctoraat in de Godgeleerdheid te Utrecht
het vraagstuk van den zelfmoord te behan
delen, en hij deed dit op alleszins verdien
stelijke wijze.
Vooral maakt, het een uitnemenden indruk
dat hij niet alleen rijk statistisch materiaal
aandiende, en voorts alles tot verklaring
van het breede verschijnsel aanbracht, wat
aan. te brengen waa, maar ook den moed
had de vraag onder de oogen té zien, of de
Landsregeering niet gehouden is heb kwaad,
dat zoo hand over hand toeneemt, ernstiger
dan tot dusver te bestrijden.
Ten onzent is men ook wat den aelfmoord
betreft geheel in de Fransohe en Duitsehe
lijn gegaan, en heeft steeds meer de op
vatting geijkt, alsof ieder baas was over zijn
eigen leven. In Engeland daarentegen hield
de officieele bestrijding aan, en nu is het
wel hoogst opmerkelijk, dat de toeneming
van het'kwaad in Engeland lang niet zoo
ver ging als op het vasteland.
In dien zin maant do geachte schrijver "dan
ook voor ons land. en hij doet dit op zoo
gematigde wijze, dat we aan zijn vroed
woord ingang voorspellen durven.
Vóór alle dingen komt het er op aan, den
ongelukkige, die tot zelfmoord neigts te
steunen. En dit nu geschiedt zeer stellig het
best en op de meest afdoende wijze, zoo men
deii toestand herstelt, waarin de zelfmoord
smaad en schande bracht.
Kon ook onze Overheid er toe gebracht
worden, alle verzoekingen van den zelfmoord
strafbaar te stellen en alle pogen tot eer
bewijs aan den zelfmoordenaar te verbie
den, zoo zou reeds dit zeer zeker in rede
lijken zin sterken.
In elk geval verheugen we er ons in, dat
deze degelijke dissertatie het vraagstuk
weer op zoo uituemende wijze aan de orde
heeft gesteld, en we hopen van harte, dat
de ure niet verre meer moge zijn, waarin
ook onze Overheid haar passieve houding
ten deze in een actieve omzet.
De driestar-schrijver in „De Stand
aard" komt op tegen ,de volstrekt leu
genachtige voorstelling, alsof d r. K u y p e r
-het steeds op den ondergang van do
Kerk der Vaderen toelegde".
Met name in drie hoofdpunten concen
treert zioh intussdien het volstrekt onware
van deze voorstelling.
Ten eerste heeft dr. Kuyper er steeds
voor geijverd, om de thans uitgekeerd wor
dende traktementen te kapitaliseeren, en
hierdoor dus voor altijd aan de rechtheb
bende te verzekeren.
Ten tweede heeft dr. K. het plan ont
worpen, om aan de Kerken de gelegenheid
te verschaffen, op 's Rijks kosten, een theo
logische faculteit aan de Rijksuniversiteiten
te stichten en te onderhouden, wier hoog
leerarenqualiteit met de collega's aan an
dere universiteiten zouden bezitten.
Err ten derde heeft dr. K. de poging om
tot revisie van Art. 171 te geraken, in de
Grondwetscommissie ontraden.
Tooh neemt dit niet weg, dat men dr. K.,
als ware hij de vogelverschrikker onder de
Wajangpoppen, in meeting na meeting, rus
teloos van liberale zijde aanvalt, en dat hier
aan mededoen tal van predikanten, die ge
heel op de hoogte zijn en beter, weten.
Wisten nu deze predikanten maar, aegt
de schrijver, hoe fataal zij hun eigen zaak
voor de toekomst bederven.
Steeds heeft „De Standaard" ge
waarschuwd. We lieten niet af, om er op t©
wijzen, dat het dit oogenblik nog mogelijk
was, om, mits men de handen ineensloeg,
zonder schade aan het eind te komen. En
van jaar tot jaar poogden we de oogen te
openen voor het gevaar, dat de toekomst
zou opleveren, als op kerkelijk terrein alle
traktementuitkeeringen zou afloopen.
Die waarschuwing herhalen we ook thans
weer.
Do oude heeren van het liberalisme gin
gen er altoos op uit, om de Kerk om koud
te helpen.
Oliedom nemen thans enkele predikanten
het voor goede munt aan, dat zelfs Joden
onder de liberalen voor de Hervormde Kerk
gaan roepen.
Als ze eens wisten, wat diezelfde heeren
er van zeggen, als ze onder malkander zijn 1
Het Buraa-Been,
De Raad van Sneek, provisor der Buma-
stichting voor academische studiebeurzen,
had bij do toezending aan Gcd. Staten van
Friesland van do door den bestuurder van
genoemde stichting opgemaakte rekening over
1911/1912 o.m. do aandacht gevestigd op
do omstandigheid, dat do uitkccring aan
beide beneficianten, Rommert Pollcma-, zoon
van het Kamerlid Pollenia-, en Hijlke Idoma,
voor hot afgeloopen jaar f2730.30 per per
soon bedraagt., en dat een dergelijke uitkee-
ring heeft plaats gehad, terwijl het Buma-
leen zelf schulden heeft, terwijl voor het-
zolfde bedrag evengoed 3 of 4 studenten
zouden kunnen studeeren, terwijl krachtens
do bedoeling van den erflater geen beurs
zal worden gegeven aan iemand, die of wiens
ouders voldoende middelen hebben om de
kosten van zijn studio te hoeden.
Ged. Staten hebben naar aanleiding daar
van bij de medodeeling idor definitieve slui
ting der rekening o. m. de volgende over
wegingen ter kennis van den Raad gebracht:
dat reeds in de resolutie van 5 Oot. 1911 is
te kennen gegeven, dat ook deze vergadering
het bezwaar van te groote pension deelt,
betwijfelt of ze aan liet doel van den stichter
beantwoorden en of ze kunnen strekken in
het studie- én moreel belang van den go-
bencficieerdedat evenwel liet voor de hand
liggend middel ter verbetering, n.l. meer
dan twee jongelingen tegelijkertijd van het
leen te doen genieten, door do bewoordingen
van hot testament ten eeneHfiiale schijnt uit
gesloten dat oen ander middol door den
provisor aangewezen, n.l. snellere aflossing
van schuld, niet uitgesloten is, zelfs om
andere redpn aanbeveling verdient, doch in
de toekomst eer verergering ,dan verbete
ring zal brengen;
dat toch, wat heb getal pensiën betreft,
niet kan worden weersproken, wat reeds iu
do voornoemde resolutie werd geconstateerd,
dat het beschikbaar stellen van meer dan
twee pensiën ten cenenmale is uitgesloten
door de bepaling van het testament, dio
luidt: „het jaarlijkscli zuiver overschot der
inkomsten van de hier gemaakte onroerende
goederen wordt bestemd voor twee beurzon,
beide van gelijk bodrag, voor studiën aan
een der academiën in Nederland, öf in do
rechten, öf in de geneeskunde, öf in de
letteren, öf in de wijsbegeerte";
dat hoe geneigd men ook mogo zijn om
bij dé beoordeeling dor zaak, hetzij in be
schouwingen te troden over do doelmatig
heid dei- instelling of pver de economische
omstandigheden en den toestand, waarin de
voor de studiebeurzen aangewezen onroerende
goederen verkeerden op hot tijdstip, waarop
de testateur zijn beschikkingen maakte, het
zij don verklaarbaren wensch to uiten, dat
meer dan twee jongelieden tegelijk van het
leen zouden mogen gemeten, de bewoordin
gen der beschikking volkomen duidolijk zijn
en slechte één uitlegging toelaten;
dat uit de raadpleging van des erflatdrs
hiervoor vermelde beschikking bevestigd
wordt de dezerzijds reeds bij de genoemde
resolutie gemaakte opmerking, dat snellere
aflossing van schuld, in de toekomst, bij ge
lijke opbrengst van de in den loop der jaren
op kosten van het leen belangrijk verbe
terde goederen do pensiën nog meeir zal doón
toenemendat ook ten aanzien van do door
den provisor genoemde punten, de bepalingen
van het testament en cl-a gcscliiodenis van
hun toepassing behooren te worden geraad
pleegd, om tot de wetenschap to komen, dat
zoowel de begeving der pensiën als de be
oordeeling van do toelaatbaarheid, óók in
verband met den vermogenstoestand van do
sollicitanten of hun ouders, vallen buiten
do Joemoeiing, zoowol van den provisor als
van deze vergadering, dooh evenals- do wijze,
waarop het oordeel daarover wordt gevormd,
zijn overgelaten aan anderen;
dat immers volgens den uitersten wil „de
begeving en elke "beurs telkens voor vijf jaar
zal geschieden, door de gezamenlijke gewono
hoogleeraren jn do letterkundig© faculteit
aan een der Nederlandsche academiën én wol
beurtelings, zullende do eerste begeving zijn
aan die hoogleeraren van de academie to Lei
den, do tweede aan die aan de academie te
Utrecht, en de derde .aan de academie te
Groningen, on zoo en in die orde vervolgens,
aan welke begeving, geschiedende bij meerder
heid van stemmen, zal voorafgaan, ton eind©
daarbij voor grondslag te dienen een door
tot do begeving geroepen hoogleeraren ii^
hun academiestad in het openbaar te houw
den vergelijkend oxamen in dc letteren";
terwijl de vermogenstoestand van do solliw
oi tan ten tijdons dc begeving steeds werd boj
oordeeld door den bestuurder, die daarbij te
rade ging met hot deskundig inzicht va-H
den burgemeester der gemeente waar dc sol
licitant of zijn oudere woonachtig waren;
dat deze, voor het meerendeel hetrhaaldo^
overwogingen naar het oordeel van dezq
vergadering moeten leiden tot de slotsom»
rc-ods in de dezerzijdsche resolutie van Ocw
tober 1911 neergelegd, dat voor den provisor;
en dozo vergadering als ecnig middel van;
hetzij erkend onvoldoende verbetering,
overblijft het vormen van een reservefond^
naar bij verordening te stellen regelen; datj
dezo vergadering met verwijzing naar hete
geen zij le dezen aanzien aan den provisor*
en door zijn tusschenkomst aan den bestuur
der te kennen gaf, een voordracht te jd«z«a'
aanzien inwacht, en overigens bereid blijft
hierover en over elk weldoordacht voorstel
met Jen provisor en den bestuurder van
gedachten te wisselen.
De Raai hooft thans, naar het „Hbld."
meldt, besloten een nader onderzoek door een
deskundige te doen instellen en uit den Raad.
een commissie te benoemen van onderzoek
cn rapport om te weten te komen of ook meeor
beurzen beschikbaar gesteld kunnen worden
cn voorts zich tot den beheerder van heb
leen to wenden cn dezen in overweging te
geven God. Staten en den Raad uit te noo-
iligen tot het houden eener conferentie.
1>© nieuwst© h»Éclïiaev«si-truc.
Frankrijk en Italië word-en op het oogen
blik onveilig gemaakt door een oonsortium
koteldieven, dat een nieuwe truc toepast,
welke in de allermeeste gevallen schitte
rend slaagt, en waarbij het eeuwig vrouwe
lijke een zeer groote rol vervult.
Meestal werken de schavuiten met hun
drieën en hun „trekpleister" is steeds een
beeldschoone vrouw. De avonturiers zoeken
uit beginsel slechts kleine, ouderwetsoh-
degelijke logementen in do provincie op,
waar men van gas, of electriseh licht ncj
niets wil weten, en waar bij voorkeur rijke
landbouwers hun intrek plegen te nemen.
Hebben do spitsboeven zich een slachtof
fer uitgezocht, dan huurt de „trekpleister"
de kamer naast do zijne. Hoort nu d;s
schoone dame, dat haar kamerhuur thuis
is gekomen en naar bed wil gaan, dan
klopt zii aan de deur. Wordt er van bin
nen gevraagd, wat er aan de hand is, dan
antwoord' zij met haar lieflijkst stemge
luid: ,,Ik vraag u duizendmaal om verschoo-
ning, mijnheer, maar ik bevindi mij in vree-
selijke ongelegenheid; zooeven is mijn
kaars uitgegaan en ik heb geen lucifers."'
Niemand kan weerstand bieden aan de
snave klankdeiningen dezer lokkende vrou
wenstem. In den regel vliegt <Fe deur da
delijk open en in negen-en-negentig van.
de honderd koeren biedt de buurman, ver
blind door de betooverende verschijning
voor hem, die in 't beValligst en luohtigob
négligé is gehuld, met overhaasting aan,
de kaars in die kamer der echoone vrouw-
eigenhandig weer aan te steken. Dat
wordt aarzelend toegestaan, en zelden
maken de heeren veel haast, de kamer
weer te verlaten.
En terwijl de „interessante" vrouw met
den behulpzamen heer babbelt, onderzoo
kon haar beide handlangers diens kamer
vliegensvlug, en tikken dc meestal open en
bloot liggende portefeuille, portemonnaie,
dasspeld, horloge, enz. op den kop. De
diefstal heeft bliksemsnel plaats en vaak
bemerkt de bestolene pas den volgenden
morgen, clat hij beroofd is.
Menigmaal duldt de sohoone vrouw niet
eens, dat de heer haar naar haar kamer
vorgezeld, en moet deze met zijn kaars op
den drempel van haar kamerdeur blijven
staan, die in dat geval 6teeds eenige deu
ren van zijn eigen kamer verwijderd is.
Terwijl dp bekoorlijke dievegge dan heel
langzaam haar kaars aansteekt, hebben
haar kameraden tijd gevondlen, om de kost
baarheden en het geld van het slachtoffer
bij zich te steken.
Nadruk verboden
103)
Op den drempel zag" hij den jongen man
nog eens aan. Hij scheen een oogenblik be
sluiteloos, maar weldra had hij zijn besluit
genomen, want hij zei:
Gij hebt het zelf gewild.
Daarmee ging hij heen.
De straatdeur, die met een dreunenden
slag was dichtgetrokken, bewees Romain,
dat hij het huis verlaten had.
Het sneeuwde nog altijd.
Bertignolles was zoo verward, dat hij
op straat uitgleed en telkens dreigde te
vallen, zonder er acht op te slaan.
Hij had het geluk, een ledig rijtuig te
ontmeoten, waardoor hij zich naar de
F rie dl an dl aan liet brengen.
Toen hij cp zijn kamer zat, kwam hij
weêr tot bedaren.
Hetzelfde denkbeeld hield1 hem bezig;
het denkbeeld, dat zooeven bij Romain
Goux plotseling bij hem was opgekomen.
Hij dacht er lang over na.
Was het gevaarlijk voor hem? Wat zou
het gevolg er van wezen? Zou hij zichzelve
te gelijk met Romain Goux in het verderf
6torten?
Maar dan zou hij hem toch ten minste
beletten, zich op Jenny te wreken. Hij zou
hem verhinderen zich tegen dit huwelijk
te verzetten. Het huwelijk zou doorgaan.
Jenny en Laurent zouden vertrekken, zeer
ver, ©n zouden eerst in den zomer terug-
keeren.
Ja, ja, zei hij, dat middel blijft
mij slechts over. Wanneer ik het niet aan
wend, dan is Jenny verloren, want ik kan
er nu niet langer aan twijfelen. Romain
zal zijn bedreiging ten uitvoer brengen. Zijn
liefde is dood, zijn haat alleen, een vree-
selijke haat die door niets kan uitgedoofd
worden, is overgebleven.
Hij ging naar de kamer van Romain en
stak de lamp aan.
In den hoek stond de schrijfmachine,
die hem reeds eenmaal had gediend om
Marie-Rose bij de markiezin De Soulaimes
te belasteren.
Hij schoof er een vel papier in, drukte
op de knoppen van de letters en bracht
zoodoende zijn plan ten uitvoer.
De brief, dien hij schreef, bewijst het
duidelijk.
Welk plan 1
„Aan den Heer Prefect van Politie,
te. Parijs.
„Mijnheer
Ik weet, dat de politie ijverig zoekt
naar den moordenaar van den boekhouder
Jactel, te Nogent aan de Marne, dien men
tot nog toe niet heeft kunnen vinden. Ik
weet ook, dat er verdenkingen bestaan
tegen een der kantoorbedienden van den
markies De Soulaimes, een zekeren Lazare
Beerman, die spoorloos verdwenen is. Ik
kan u een gewichtige tijding meedeelen:
Lazare Beerman, de vermoedelijke moor
denaar van Jactel, woont op het oogenblik
in de straat de Courcelles No. 13, eerete
verdieping rechts, kamer No. 2.
Dozen brief sloot hij onder oouvert,
schjeef er, altijd met de machine, het
adres op en verzegelde hem.
Daarna ging hij naar bed.
Het was reeds laat, hij 6telde het ver
zenden van den brief tot morgen uit.
Dit was het eenige middel om Jenny
aan d!e wraak van Romain Goux te doen
ontsnappen.
Zonder eenigen twijfel zou Romain ge
vangengenomen worden.
En veronderstel eens, wat zeer on
waarschijnlijk was dat hij er in Blaagde
de verdenkingen van zich af te werpen,
dan zouden er met de verschillende ver-
hooren toch wel eenige dagen voorbij gaan
en wanneer Romain in vrijheid) werd ge
steld, zou het ^huwelijk reeds voltrok
ken zijn.
Kalm overlegde hij daarop, wat voor
hem de gevolgen van die aanklacht zouden
zijn.
Zon Romain 6preken?
Zonder twijfel, wanneer hij vermoedde
van waar de slag kwam, die hem trof.
Wat zou hij zeggen?
Hij zou aan den rechter van instructie
vertellen, -dat hij slechts het werktuig was,
dat door een verborgen hand werd be
stuurd.
Hij zou de gebeele waarheid zeggen: de
valschheid in geschrifte, de diefstal te No-
gent, die slechts ten doel had om den
markies De Soulaimes tot armoede te
brengen, de moord, -die er op gevolgd was
en dien men niet had voorzien..
Zeker, dat alles zou, hij zeggen in zijn
woede over zijn gevangeneming, waardoor
zijn wraak verijdeld werd.
Bertignolles glimlachte.
Vervolgens? Welke bewijzen bestonden
er tegen hem?
Hoe zou deze medepliiohtigheid; ooit ge
steld worden?
Er bestonden geen bewijzen. Bertignolles
glimlachte met reden.
Men zou hem in verhoor nemen. Hij
zou voor den rechter van instructie ver
schijnen. Dat moest, en daar was hij ook
op voorbereid.
Maar daarover verontrustte Bertignolles
zich niet.
Hij zou niet ontkennen, dat Lazare
Beerman zijn secretaris was geweest. Hij
zou zeggen, dat hij hem als kind aan de
haven van New-York ha-d opgenomen, hem
uit medelijden bij zich had gehouden in
de hoop, om, ondanks zijn slechts inborst,
een eerlijk man van hem te maken.
Hij zou er bij voegen, dat hij eenige
maanden geleden genoodzaakt was hem
weg te zenden en dat hij hem na dien tijd
niet weergezien had.
En wat was er nu wel van hem gewor
den?
Bertignolles zou zeggen, dat hij daar
niets van wist.
Waarschijnlijk was bij, toen Bertignolles
hem had weggezonden, in dienst van den
markies De Soulaimes getreden.
Daar had hij zijn misdaad beraamd en
gepleegd.
Kon Bertignolles daarvoor verantwoor
delijk zijn?
Neen.
Ziedaar wat hij den reohter van instruc
tie zou antwoorden.
Geen enkel bewijs bestond er tegen hem."
OI hij was behend'ig, hij had zijn maat-'
regelen goed genomen. Romain Goux was
machteloos tegenover hem.
Hij was zoo zeker van het slagen zijner
list, dat hij weldra gerust in slaap viel.
Gevangen.
Toen hij den volgenden morgen ontwaak
te, viel zijn oog het eerst op den brief, die
op de tafel lag.
Was het nog niet te vroeg om hem te
verzenden
Het huwelijk van'Jenny was op dep
volgenden Maandag bepaald.
Het was nu Vrijdag.
Zou Romain Goux tusechen Vrijdag en
Maandag geen middel vinden, om de ver
denking van zich af te werpen en -de justi
tie te misleiden?
Dat was onwaarschijnlijk en hoe meer
Bertignolles er over nadacht, hoe geruster
li ij zich gevoelde.
De eerste dag, Vrijdag, zou heengaan
met de gevangenneming.
Zaterdag zou de gevangene een voorloo-
pig verhoor ondergaan voor den prefect
van politie, die daarvan-rapport uitbrengt
aan den rechter van instructie.
De prefect van politie heeft niet het
recht een gevangene de vrijheid te geven,,
zonder bevel van den reenter van instruc
tie, cn deze zal een dergelijk bevel niet ge
ven, alvorens den gevangene in verhoor té
hebben genomen.
(Wordt vervolgd)-