Ef©« £©334» X.EXDSCBBACI3L£.D, Zaterdag* 24 Mei. Eerste Blad. Aim© 19I3* PERSOVERZICHT. FEUILLETON! Wraak. Financieele gelijkstelling van openbaar en b ij zonderonüerw ij s. De vijfde alinea van het ontwerp tot wij ziging van art. 192 G.-W. zegt: „In de kosten voor het algemeen lager on derwijs, op scholen, door ingezetenen opge richt, wordt, onder v oorwaarden en volgens regels, door de wet te stellen, door de open bare kassen voorzien, op gelijken voet als zulks geschiedt ten aanzien van dit onder wijs op scholen van de Overheid uitgaande." Schijnbaar lozen we in het „School blad" wordt hier recht gedaan, maar m werkelijkheid wordt hier eon onrecht voor gesteld. Met een voorbeeld wordt dit aldus duidelijk gemaakt. „Een der weinige gemeenten in Friesland, waar de werking der splijtzwam nog niet krachtig genoeg is gebleken om de open bare school te splitsen in een bijzondere en een openbare, is Sloten. De openbare school wordt er bezocht door 110 leerlingen, en in 1911 kostte het onder wijs de gemeente f702 of f6.38 per leerling en het Bijk f2700, of f24.50 per leerÜDg. Kwam er nu in Sloten 'n kerkelijke school, die de helft der leerlingen van de open bare school overnam, dan zouden de kosten Van de openbare school voor de gemeente vermoedelijk worden f 375 of f 6.82 per leer ling, vcor 't Rijk f 1875 of ongeveer f 34 per leerling. Was nu 't ontwerp van art. 192 der Grondwet tot wet verheven, dan zou ook de bijzondere school f 6.82 f 34 per leer ling moeten ontvangenm. a. w. de belas tingbetalers zouden ter wille van de ouders, die extra-onderwijs voor hun kinderen wil len, per leerling f 10 meer moeten betalen dan noodig zou zijn, als allo kinderen ge bruik maakten van het onderwijs, van over heidswege gegeven. Dit zou tegenover hen, die met dat onderwijs genoegen nemen, een eve grootje onbillijkheid zijn, als die, waar over de voorstanders der bijzondere school zich thans beklagen. Wilde men de eerlijkheid volkomen be trachten, dan zouden de ouders, voorstan-' ders van bijzondere scholen, zich niet al leen tevreden moeten stellen met de f 6:38 f 24.50 per kind, die liet openbaar on derwijs oorspronkelijk kostte, maar daaren boven nog moeten restitueeren de f 10, die een leerling der openbare school door hun splitsziucht meer kostte dan vroeger; want het bevredigen van hun verlangen en niet dat van de voorstanders der openbare school is oorzaak, dat de kosten per leerling ook voor de openbare school verhoogd zijn." Hieruit blijkt dus, dat zij thans reeds minder van een eerlijke gelijkstelling ver wijderd zijn aan hun pc re het den kiezers voorstelt: waut werd van de uitgaven voor hot openbaar onderwijs afgetrokken het meerdere, dat clo publieke kassen voor oen leerling -eter openbare school moeten betalen, ten gevolge van de- oprichting van bijzondere scholen, dan zou heb verschil tusschen de .sommen, welke de klassen nu voor een leerling van elk der beide soorten van scholen betalen, wellicht zeer klein zijn. Financieele gelijkstelling, vervolgt het „Schoolblad", op den grondslag van het voorgestelde art. 192 is onrecht, neen, dubbel onrecht onrecht tegenover die be lastingbetalers, onrecht tegenover de open bare school. Immers, als door het oprich ten van bijzondere scholen de openbare school op de een of andere plaate kleiner wordt en daardoor de kosten voor het on derwijs per leerling opgedreven worden, dan moéten die hoogere kosten per leerling ook uitgekeerd worden aan de groots re bijzondere scholen, die met minder kosten kunnen toekomen om goed onderwijs te geven. Maar or is meer. Doordat uitgaven voor het openbaar on dierwijs norm zouden worden en elke cent vermeerdering in de uitgaven daarvoor, automatische vermeerdering van uitgaven voor alle bijzondere echolen ten gevolge zou hebben, zou de overweging, dat verbe tering van het openhaar onderwijs dwingt tob grooter uitgaven voor het bijzonder onderwijs, ook daar, waar reeds voldoen de uit de publieke kassen betaald wordt om goed onderwijs te geven, elke verbete ring van het openbaar onderwijs tegenhou den. Behelpen en inkrimping van uitgaven zou er daarom aan de orde van den dag zijn. Het geeft een eigenaardige blik op het gevoel voor recht van de kerkelijke partijen, als men „De T ij d" hoort be weren, dat de strijd voor volkomen finan cieel gelijkstelling, zooals de Regeering dit wil, een opkomen voor vrijheid en rechtvaardigheid op onderwijsgebied is. Als deze manier om het openbaar on derwijs te benadeelen in de bedoeling der Regeering gelegen heeft, toen zij haar her- zieningsvoorstel deed, dan is het een perfi- ■die voorstel; en heeft zij de gevolgen er van niet overzien, dan blijkt ook hier, evenals in 1905, de ongeschiktheid der kerkelijke, partijen om op onderwijsgebied verder te zien dan hun neus lang is. „De Maasb ode", die de kwestie van het niet (althans nog niet) deco reer e 11 van de leden der Roode- K ruis - ambulances „een opgebla zen geschiedenis" noemt, verzekert, diat Regeering er geen bezwaar in zou zien om thans de verdiensten van den heer Rud. Lehmann te eeren, en vertelt verder, waar om er geen deooraties uitgereikt zijn. „Vaststaat, dat de Nederlandsohe am bulances op het Balkanschiereiland onzen vaderlandschen naam schitterend hebben gehandhaafd. Maar, en hierop komt het aan, nog volstrekt niet staat vast, wie de grootste, wie groot e en wie minder groote verdiensten hebben En zoolang daaromtrent bij den betrokken Minister en bij den Ministerraad geen absolute zekerheid bestaat-, zoolang aan dezen niet de meest afdoende bescheiden zijn overgelegd, om zelf te kunnen beoordee- len, wiie hij naar plioht, eed en geweten voor een onderscheiding kan voordragen, zoolang is heb eenvoudig uitgesloten, dat hij eeA voordracht aan H. M. de Koningin mag deen. Er is echter nog meer.De vereeniging „Het Nederlandeche Roodc Kruis" vraagt natuurlijk alleen een onderscheiding voor de menschen. cBe onder haar leiding zich op het Balkanschiereiland hebben ver dienstelijk gemaakt en onzen naam heb ben hooggehouden. Dat is haar recht, wii zouden bijna zegsren: haar plicht. Maar de Nederlandsohe regeering heeft, ook op dit gebied, meer uitgebreide ver antwoordelijkheid. Zij heeft voor een on derscheiding voor te dragen niet hen, die zjch .speciaal onder leiding van „Het Ne- derla-ndsche Roóde Kruis" verdienstelijk hebbe-n gemaakt, maar eiken Nederlander, die op het Balkan schiereiland, al dan niet onder -die leiding, zich aan de verpleging der gewonden lieefb gewijd, of die verple ging mogeiijktgbmaakt heeft én zich daar bij iii het bijzonder heeft onderscheiden. Zoo heeft bijv. ook cle ambulance-Monte negro zonder twijfel op het oorlogsterrein groote diensten bewezen, terwijl zij niet oltder leidiing van bovenbedoelde Vereeni- ging staat. De lezer, die objectief wil oordeelen, zal ongetwijfeld wel met ons eens zijn, dat niet alleen van een conflict tueschen Hof en Regeering geen sprake is geweest, maar sterker nog, dat de Regeering in plichts betrachting zou zijn te kort geschoten en zeker ook in eerbied tegenover H. M. de Koningin, wanneer zii, voordat zii door nauwkeurig onderzoek zich er van had ver gewist, dat degenen, die zij aan H. M. voordroeg voor een Koninklijke onderschei ding, in waarheid de mensohen zijn, die voor die onderscheiding in aanmerking kwamen, en dat geen aanleiding bestond tot onderscheiding ook van anderen, onver schillig óf zij al dan niet eenige Vereeni- ging behoorden, aan H. M. eerbiedig in overweging te geven". „De Standaard" zegt in een asterisk Z elf moord: Dr. M. M. den Hertog deed een verdien stelijk werk met in zijn dissertatie voor het Doctoraat in de Godgeleerdheid te Utrecht het vraagstuk van den zelfmoord te behan delen, en hij deed dit op alleszins verdien stelijke wijze. Vooral maakt, het een uitnemenden indruk dat hij niet alleen rijk statistisch materiaal aandiende, en voorts alles tot verklaring van het breede verschijnsel aanbracht, wat aan. te brengen waa, maar ook den moed had de vraag onder de oogen té zien, of de Landsregeering niet gehouden is heb kwaad, dat zoo hand over hand toeneemt, ernstiger dan tot dusver te bestrijden. Ten onzent is men ook wat den aelfmoord betreft geheel in de Fransohe en Duitsehe lijn gegaan, en heeft steeds meer de op vatting geijkt, alsof ieder baas was over zijn eigen leven. In Engeland daarentegen hield de officieele bestrijding aan, en nu is het wel hoogst opmerkelijk, dat de toeneming van het'kwaad in Engeland lang niet zoo ver ging als op het vasteland. In dien zin maant do geachte schrijver "dan ook voor ons land. en hij doet dit op zoo gematigde wijze, dat we aan zijn vroed woord ingang voorspellen durven. Vóór alle dingen komt het er op aan, den ongelukkige, die tot zelfmoord neigts te steunen. En dit nu geschiedt zeer stellig het best en op de meest afdoende wijze, zoo men deii toestand herstelt, waarin de zelfmoord smaad en schande bracht. Kon ook onze Overheid er toe gebracht worden, alle verzoekingen van den zelfmoord strafbaar te stellen en alle pogen tot eer bewijs aan den zelfmoordenaar te verbie den, zoo zou reeds dit zeer zeker in rede lijken zin sterken. In elk geval verheugen we er ons in, dat deze degelijke dissertatie het vraagstuk weer op zoo uituemende wijze aan de orde heeft gesteld, en we hopen van harte, dat de ure niet verre meer moge zijn, waarin ook onze Overheid haar passieve houding ten deze in een actieve omzet. De driestar-schrijver in „De Stand aard" komt op tegen ,de volstrekt leu genachtige voorstelling, alsof d r. K u y p e r -het steeds op den ondergang van do Kerk der Vaderen toelegde". Met name in drie hoofdpunten concen treert zioh intussdien het volstrekt onware van deze voorstelling. Ten eerste heeft dr. Kuyper er steeds voor geijverd, om de thans uitgekeerd wor dende traktementen te kapitaliseeren, en hierdoor dus voor altijd aan de rechtheb bende te verzekeren. Ten tweede heeft dr. K. het plan ont worpen, om aan de Kerken de gelegenheid te verschaffen, op 's Rijks kosten, een theo logische faculteit aan de Rijksuniversiteiten te stichten en te onderhouden, wier hoog leerarenqualiteit met de collega's aan an dere universiteiten zouden bezitten. Err ten derde heeft dr. K. de poging om tot revisie van Art. 171 te geraken, in de Grondwetscommissie ontraden. Tooh neemt dit niet weg, dat men dr. K., als ware hij de vogelverschrikker onder de Wajangpoppen, in meeting na meeting, rus teloos van liberale zijde aanvalt, en dat hier aan mededoen tal van predikanten, die ge heel op de hoogte zijn en beter, weten. Wisten nu deze predikanten maar, aegt de schrijver, hoe fataal zij hun eigen zaak voor de toekomst bederven. Steeds heeft „De Standaard" ge waarschuwd. We lieten niet af, om er op t© wijzen, dat het dit oogenblik nog mogelijk was, om, mits men de handen ineensloeg, zonder schade aan het eind te komen. En van jaar tot jaar poogden we de oogen te openen voor het gevaar, dat de toekomst zou opleveren, als op kerkelijk terrein alle traktementuitkeeringen zou afloopen. Die waarschuwing herhalen we ook thans weer. Do oude heeren van het liberalisme gin gen er altoos op uit, om de Kerk om koud te helpen. Oliedom nemen thans enkele predikanten het voor goede munt aan, dat zelfs Joden onder de liberalen voor de Hervormde Kerk gaan roepen. Als ze eens wisten, wat diezelfde heeren er van zeggen, als ze onder malkander zijn 1 Het Buraa-Been, De Raad van Sneek, provisor der Buma- stichting voor academische studiebeurzen, had bij do toezending aan Gcd. Staten van Friesland van do door den bestuurder van genoemde stichting opgemaakte rekening over 1911/1912 o.m. do aandacht gevestigd op do omstandigheid, dat do uitkccring aan beide beneficianten, Rommert Pollcma-, zoon van het Kamerlid Pollenia-, en Hijlke Idoma, voor hot afgeloopen jaar f2730.30 per per soon bedraagt., en dat een dergelijke uitkee- ring heeft plaats gehad, terwijl het Buma- leen zelf schulden heeft, terwijl voor het- zolfde bedrag evengoed 3 of 4 studenten zouden kunnen studeeren, terwijl krachtens do bedoeling van den erflater geen beurs zal worden gegeven aan iemand, die of wiens ouders voldoende middelen hebben om de kosten van zijn studio te hoeden. Ged. Staten hebben naar aanleiding daar van bij de medodeeling idor definitieve slui ting der rekening o. m. de volgende over wegingen ter kennis van den Raad gebracht: dat reeds in de resolutie van 5 Oot. 1911 is te kennen gegeven, dat ook deze vergadering het bezwaar van te groote pension deelt, betwijfelt of ze aan liet doel van den stichter beantwoorden en of ze kunnen strekken in het studie- én moreel belang van den go- bencficieerdedat evenwel liet voor de hand liggend middel ter verbetering, n.l. meer dan twee jongelingen tegelijkertijd van het leen te doen genieten, door do bewoordingen van hot testament ten eeneHfiiale schijnt uit gesloten dat oen ander middol door den provisor aangewezen, n.l. snellere aflossing van schuld, niet uitgesloten is, zelfs om andere redpn aanbeveling verdient, doch in de toekomst eer verergering ,dan verbete ring zal brengen; dat toch, wat heb getal pensiën betreft, niet kan worden weersproken, wat reeds iu do voornoemde resolutie werd geconstateerd, dat het beschikbaar stellen van meer dan twee pensiën ten cenenmale is uitgesloten door de bepaling van het testament, dio luidt: „het jaarlijkscli zuiver overschot der inkomsten van de hier gemaakte onroerende goederen wordt bestemd voor twee beurzon, beide van gelijk bodrag, voor studiën aan een der academiën in Nederland, öf in do rechten, öf in de geneeskunde, öf in de letteren, öf in de wijsbegeerte"; dat hoe geneigd men ook mogo zijn om bij dé beoordeeling dor zaak, hetzij in be schouwingen te troden over do doelmatig heid dei- instelling of pver de economische omstandigheden en den toestand, waarin de voor de studiebeurzen aangewezen onroerende goederen verkeerden op hot tijdstip, waarop de testateur zijn beschikkingen maakte, het zij don verklaarbaren wensch to uiten, dat meer dan twee jongelieden tegelijk van het leen zouden mogen gemeten, de bewoordin gen der beschikking volkomen duidolijk zijn en slechte één uitlegging toelaten; dat uit de raadpleging van des erflatdrs hiervoor vermelde beschikking bevestigd wordt de dezerzijds reeds bij de genoemde resolutie gemaakte opmerking, dat snellere aflossing van schuld, in de toekomst, bij ge lijke opbrengst van de in den loop der jaren op kosten van het leen belangrijk verbe terde goederen do pensiën nog meeir zal doón toenemendat ook ten aanzien van do door den provisor genoemde punten, de bepalingen van het testament en cl-a gcscliiodenis van hun toepassing behooren te worden geraad pleegd, om tot de wetenschap to komen, dat zoowel de begeving der pensiën als de be oordeeling van do toelaatbaarheid, óók in verband met den vermogenstoestand van do sollicitanten of hun ouders, vallen buiten do Joemoeiing, zoowol van den provisor als van deze vergadering, dooh evenals- do wijze, waarop het oordeel daarover wordt gevormd, zijn overgelaten aan anderen; dat immers volgens den uitersten wil „de begeving en elke "beurs telkens voor vijf jaar zal geschieden, door de gezamenlijke gewono hoogleeraren jn do letterkundig© faculteit aan een der Nederlandsche academiën én wol beurtelings, zullende do eerste begeving zijn aan die hoogleeraren van de academie to Lei den, do tweede aan die aan de academie te Utrecht, en de derde .aan de academie te Groningen, on zoo en in die orde vervolgens, aan welke begeving, geschiedende bij meerder heid van stemmen, zal voorafgaan, ton eind© daarbij voor grondslag te dienen een door tot do begeving geroepen hoogleeraren ii^ hun academiestad in het openbaar te houw den vergelijkend oxamen in dc letteren"; terwijl de vermogenstoestand van do solliw oi tan ten tijdons dc begeving steeds werd boj oordeeld door den bestuurder, die daarbij te rade ging met hot deskundig inzicht va-H den burgemeester der gemeente waar dc sol licitant of zijn oudere woonachtig waren; dat deze, voor het meerendeel hetrhaaldo^ overwogingen naar het oordeel van dezq vergadering moeten leiden tot de slotsom» rc-ods in de dezerzijdsche resolutie van Ocw tober 1911 neergelegd, dat voor den provisor; en dozo vergadering als ecnig middel van; hetzij erkend onvoldoende verbetering, overblijft het vormen van een reservefond^ naar bij verordening te stellen regelen; datj dezo vergadering met verwijzing naar hete geen zij le dezen aanzien aan den provisor* en door zijn tusschenkomst aan den bestuur der te kennen gaf, een voordracht te jd«z«a' aanzien inwacht, en overigens bereid blijft hierover en over elk weldoordacht voorstel met Jen provisor en den bestuurder van gedachten te wisselen. De Raai hooft thans, naar het „Hbld." meldt, besloten een nader onderzoek door een deskundige te doen instellen en uit den Raad. een commissie te benoemen van onderzoek cn rapport om te weten te komen of ook meeor beurzen beschikbaar gesteld kunnen worden cn voorts zich tot den beheerder van heb leen to wenden cn dezen in overweging te geven God. Staten en den Raad uit te noo- iligen tot het houden eener conferentie. 1>© nieuwst© h»Éclïiaev«si-truc. Frankrijk en Italië word-en op het oogen blik onveilig gemaakt door een oonsortium koteldieven, dat een nieuwe truc toepast, welke in de allermeeste gevallen schitte rend slaagt, en waarbij het eeuwig vrouwe lijke een zeer groote rol vervult. Meestal werken de schavuiten met hun drieën en hun „trekpleister" is steeds een beeldschoone vrouw. De avonturiers zoeken uit beginsel slechts kleine, ouderwetsoh- degelijke logementen in do provincie op, waar men van gas, of electriseh licht ncj niets wil weten, en waar bij voorkeur rijke landbouwers hun intrek plegen te nemen. Hebben do spitsboeven zich een slachtof fer uitgezocht, dan huurt de „trekpleister" de kamer naast do zijne. Hoort nu d;s schoone dame, dat haar kamerhuur thuis is gekomen en naar bed wil gaan, dan klopt zii aan de deur. Wordt er van bin nen gevraagd, wat er aan de hand is, dan antwoord' zij met haar lieflijkst stemge luid: ,,Ik vraag u duizendmaal om verschoo- ning, mijnheer, maar ik bevindi mij in vree- selijke ongelegenheid; zooeven is mijn kaars uitgegaan en ik heb geen lucifers."' Niemand kan weerstand bieden aan de snave klankdeiningen dezer lokkende vrou wenstem. In den regel vliegt <Fe deur da delijk open en in negen-en-negentig van. de honderd koeren biedt de buurman, ver blind door de betooverende verschijning voor hem, die in 't beValligst en luohtigob négligé is gehuld, met overhaasting aan, de kaars in die kamer der echoone vrouw- eigenhandig weer aan te steken. Dat wordt aarzelend toegestaan, en zelden maken de heeren veel haast, de kamer weer te verlaten. En terwijl de „interessante" vrouw met den behulpzamen heer babbelt, onderzoo kon haar beide handlangers diens kamer vliegensvlug, en tikken dc meestal open en bloot liggende portefeuille, portemonnaie, dasspeld, horloge, enz. op den kop. De diefstal heeft bliksemsnel plaats en vaak bemerkt de bestolene pas den volgenden morgen, clat hij beroofd is. Menigmaal duldt de sohoone vrouw niet eens, dat de heer haar naar haar kamer vorgezeld, en moet deze met zijn kaars op den drempel van haar kamerdeur blijven staan, die in dat geval 6teeds eenige deu ren van zijn eigen kamer verwijderd is. Terwijl dp bekoorlijke dievegge dan heel langzaam haar kaars aansteekt, hebben haar kameraden tijd gevondlen, om de kost baarheden en het geld van het slachtoffer bij zich te steken. Nadruk verboden 103) Op den drempel zag" hij den jongen man nog eens aan. Hij scheen een oogenblik be sluiteloos, maar weldra had hij zijn besluit genomen, want hij zei: Gij hebt het zelf gewild. Daarmee ging hij heen. De straatdeur, die met een dreunenden slag was dichtgetrokken, bewees Romain, dat hij het huis verlaten had. Het sneeuwde nog altijd. Bertignolles was zoo verward, dat hij op straat uitgleed en telkens dreigde te vallen, zonder er acht op te slaan. Hij had het geluk, een ledig rijtuig te ontmeoten, waardoor hij zich naar de F rie dl an dl aan liet brengen. Toen hij cp zijn kamer zat, kwam hij weêr tot bedaren. Hetzelfde denkbeeld hield1 hem bezig; het denkbeeld, dat zooeven bij Romain Goux plotseling bij hem was opgekomen. Hij dacht er lang over na. Was het gevaarlijk voor hem? Wat zou het gevolg er van wezen? Zou hij zichzelve te gelijk met Romain Goux in het verderf 6torten? Maar dan zou hij hem toch ten minste beletten, zich op Jenny te wreken. Hij zou hem verhinderen zich tegen dit huwelijk te verzetten. Het huwelijk zou doorgaan. Jenny en Laurent zouden vertrekken, zeer ver, ©n zouden eerst in den zomer terug- keeren. Ja, ja, zei hij, dat middel blijft mij slechts over. Wanneer ik het niet aan wend, dan is Jenny verloren, want ik kan er nu niet langer aan twijfelen. Romain zal zijn bedreiging ten uitvoer brengen. Zijn liefde is dood, zijn haat alleen, een vree- selijke haat die door niets kan uitgedoofd worden, is overgebleven. Hij ging naar de kamer van Romain en stak de lamp aan. In den hoek stond de schrijfmachine, die hem reeds eenmaal had gediend om Marie-Rose bij de markiezin De Soulaimes te belasteren. Hij schoof er een vel papier in, drukte op de knoppen van de letters en bracht zoodoende zijn plan ten uitvoer. De brief, dien hij schreef, bewijst het duidelijk. Welk plan 1 „Aan den Heer Prefect van Politie, te. Parijs. „Mijnheer Ik weet, dat de politie ijverig zoekt naar den moordenaar van den boekhouder Jactel, te Nogent aan de Marne, dien men tot nog toe niet heeft kunnen vinden. Ik weet ook, dat er verdenkingen bestaan tegen een der kantoorbedienden van den markies De Soulaimes, een zekeren Lazare Beerman, die spoorloos verdwenen is. Ik kan u een gewichtige tijding meedeelen: Lazare Beerman, de vermoedelijke moor denaar van Jactel, woont op het oogenblik in de straat de Courcelles No. 13, eerete verdieping rechts, kamer No. 2. Dozen brief sloot hij onder oouvert, schjeef er, altijd met de machine, het adres op en verzegelde hem. Daarna ging hij naar bed. Het was reeds laat, hij 6telde het ver zenden van den brief tot morgen uit. Dit was het eenige middel om Jenny aan d!e wraak van Romain Goux te doen ontsnappen. Zonder eenigen twijfel zou Romain ge vangengenomen worden. En veronderstel eens, wat zeer on waarschijnlijk was dat hij er in Blaagde de verdenkingen van zich af te werpen, dan zouden er met de verschillende ver- hooren toch wel eenige dagen voorbij gaan en wanneer Romain in vrijheid) werd ge steld, zou het ^huwelijk reeds voltrok ken zijn. Kalm overlegde hij daarop, wat voor hem de gevolgen van die aanklacht zouden zijn. Zon Romain 6preken? Zonder twijfel, wanneer hij vermoedde van waar de slag kwam, die hem trof. Wat zou hij zeggen? Hij zou aan den rechter van instructie vertellen, -dat hij slechts het werktuig was, dat door een verborgen hand werd be stuurd. Hij zou de gebeele waarheid zeggen: de valschheid in geschrifte, de diefstal te No- gent, die slechts ten doel had om den markies De Soulaimes tot armoede te brengen, de moord, -die er op gevolgd was en dien men niet had voorzien.. Zeker, dat alles zou, hij zeggen in zijn woede over zijn gevangeneming, waardoor zijn wraak verijdeld werd. Bertignolles glimlachte. Vervolgens? Welke bewijzen bestonden er tegen hem? Hoe zou deze medepliiohtigheid; ooit ge steld worden? Er bestonden geen bewijzen. Bertignolles glimlachte met reden. Men zou hem in verhoor nemen. Hij zou voor den rechter van instructie ver schijnen. Dat moest, en daar was hij ook op voorbereid. Maar daarover verontrustte Bertignolles zich niet. Hij zou niet ontkennen, dat Lazare Beerman zijn secretaris was geweest. Hij zou zeggen, dat hij hem als kind aan de haven van New-York ha-d opgenomen, hem uit medelijden bij zich had gehouden in de hoop, om, ondanks zijn slechts inborst, een eerlijk man van hem te maken. Hij zou er bij voegen, dat hij eenige maanden geleden genoodzaakt was hem weg te zenden en dat hij hem na dien tijd niet weergezien had. En wat was er nu wel van hem gewor den? Bertignolles zou zeggen, dat hij daar niets van wist. Waarschijnlijk was bij, toen Bertignolles hem had weggezonden, in dienst van den markies De Soulaimes getreden. Daar had hij zijn misdaad beraamd en gepleegd. Kon Bertignolles daarvoor verantwoor delijk zijn? Neen. Ziedaar wat hij den reohter van instruc tie zou antwoorden. Geen enkel bewijs bestond er tegen hem." OI hij was behend'ig, hij had zijn maat-' regelen goed genomen. Romain Goux was machteloos tegenover hem. Hij was zoo zeker van het slagen zijner list, dat hij weldra gerust in slaap viel. Gevangen. Toen hij den volgenden morgen ontwaak te, viel zijn oog het eerst op den brief, die op de tafel lag. Was het nog niet te vroeg om hem te verzenden Het huwelijk van'Jenny was op dep volgenden Maandag bepaald. Het was nu Vrijdag. Zou Romain Goux tusechen Vrijdag en Maandag geen middel vinden, om de ver denking van zich af te werpen en -de justi tie te misleiden? Dat was onwaarschijnlijk en hoe meer Bertignolles er over nadacht, hoe geruster li ij zich gevoelde. De eerste dag, Vrijdag, zou heengaan met de gevangenneming. Zaterdag zou de gevangene een voorloo- pig verhoor ondergaan voor den prefect van politie, die daarvan-rapport uitbrengt aan den rechter van instructie. De prefect van politie heeft niet het recht een gevangene de vrijheid te geven,, zonder bevel van den reenter van instruc tie, cn deze zal een dergelijk bevel niet ge ven, alvorens den gevangene in verhoor té hebben genomen. (Wordt vervolgd)-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5