De strijd tegen motten.
Vóór de geheelonthouding.
Wilde dieren in Indië.
Het Jodenkwartier te New-York.
van den ©enen trein had in zijn zak eon ordetr
aan een geker station te stoppen ën op eeni
•zijspoor te gaan. Hij reed dat station met een
snelheid van 50 K.M. pefr uuï voorbij en vijf
minuten later had. een botsing plaats, "waar
bij 54 personen het leven lieten ën voor
f500,000 aan materialen werd vernield.
Ik kende dien machinist. Laat ons hem
Hans Bristol noemen (want dat was zijn
Haam niét).'Hij wajs getrouwd met een ijdel,
(Wispelturig, mooi schepsel, en zij woonden
èrgens in pension kinderen hadden zij niet.
Ik woonde in hetzelfde huis, en wij wierpen
lallo veelbeduidende blikken op Hans' knappe
Vrouw. Zij speelde piano voor ons en zong
,wat of droeg iets voor. De liefde van een
(öcnvoudigon, eerlijken man was haar nieti
igenoeg zij smachtte naar de bewondering
{van knapperen. Zij was geen slechte vrouw
alleen maar wat wuft, een, die eiken cent,
idien Hans verdiende, aan opschik uitgaf én
|ar natuurlijk behoefte aan had, dat die op-
pohik zoowel als zijzelf bewonderd wérd.,
I Hans was trotsoh op haar. Eens op een
(avond kuste hij haar vaarwel en ging de
deur uit om een nachttrein te laten loopën.
Hij ging naar het looomotievendepet en op
het laatste oogenblik besloot de opzichter
hem niet uit te zenden en hem dein volgenden
morgen een extra»trein voor den president
ën de directeuren toe te vertrouwen.
Hans was gestreeld. Het was een groot
compliment voor hem en hij ging naar huis
om het zijn vrouw te vertellen hij was ge
woon haar alles te zeggen.
Maar toen hij thuis kwam', was zij ë>r
ïdet zij was uitgegaan naar een theater
ynet een schoenmaker.
Hans ging heen en liep den ganSchén!
pacht do straten af zijn vrouw wist cT
niets van en ik geloof, dat zij het nu nog
niet weet. Den volgenden dag reed hij den
iextra-trein.
Maar daarna was hij nooit meeir dezelf
de. Hij sprak nog al eens in vertrouwen
met mij hij had behoefte met iemand te
spreken om zijn hart van barsten af te hou
den.
!i Hij weixl gëdacihtenloos, Vermagérde, zijn
fcetlust verdween, bij was zenuwachtig
de dokter zei, dat bij het koffiedrinken
pioest laten en de helft minder rooken.
Ik wist, wat er aan mankeerde: hij waS
jaloersch. Ik zei het hem en hij lachte,
póó, dat ik er kippevél van kreeg.
vIk jaloersch Wel, je kent mij niet
ik jaloersch? Wat een idee! Neen, ik ben
slechts woedend op mijzelf, dat ik zoo'n;
stomme vrouw heb kunnen trouwen, die mij
mijn hart doet verteren van smart, omdat
'zij op den rand -der dwaasheid leeft. Waar
om ik niet van haar af ga? Daar ligt de
last ik kan niet ik heb haar lief!"
Hans werkte niet op onze lijn, anders
zou ik hem nooit een stoomklep hebben
laten aanraken, zelfs al ware hij mijn broer
geweest. Ik wist, dat het gebeuren moest.
Hij werd onder zijn machine gevonden, met
de order, die hij verzuimd had op te
Volgen, in zijn zak, en een fotografie in
zijn horloge van de vrouw, die de yamp
veroorzaakt had. Waarschijnlijk heeft die
vrouw er nooit eenig idee van gehad, dat
zij het ongeluk veroorzaakt heeft. Zij droeg
zwaren rouw en een snoezig zwart muteje
met een witte ruche. Zij was het aantrekke-
lijkste weeuwtje, dat je ooit hebt gezien, en
dat wist zij.
Ja, het is zooals ik zeide: huiselijk onge
luk veroorzaakt de mees to ongelukken op
de spoorwegen en elders ook.
De man, die alleen veilig is, is hij, wiens
hart gerust is die een waar tehuis hoeft;
een vrouw, die daar haar leven vindt en op
haar zaken past, de kinderen opvoedt, geen
geheimen heeft, en piet naar andere man
nen kijkt, dat is de rechte soort!
Ik ken eiken man, die voor mij werkt, en ik
hei ken een bekommerden en jaloerscheai man
op oen treinlengte afstand. Mijn hart
bloedt voor hem, maar ik dien het publiek
en geen enkele van die soort mag voor mij
een trein rijden.
„Ziet gij dien man daar aan het eind van
het perron? Dat is de machinist van dezen
trein. Zie eens hoe kalm, voldaan en zelf
bewust hij is; hij heeft geen zorgen, geen
andere begeerten dan zijn werk goed te
doen. Zie, hoe liefdevol hij zijn paaohine
Hon den rennen
lederen Zondag in Mei hebben te White-
chapel, een voorstad van Londen, zeer po
pulaire hondenrennen plaats, welke steeds
door een massa mensohen worden bijge
woond. De deelnemende honden worden
in Engeland*
aan den start door him eigenaars losgela
ten en rennen dan voort. De eerst aanko
mende hond' krijgt een worst, zijn eigenaar
een som gelds.
inspecteert. Hij is geen man, die .uitblinkt,
maar hij zal je nimmer teleurstellen. Let
nu eens op, tien minuten van hier zult gij
drie zachte stooten op de fluit hooren en
links van den weg kunt go oen vrouw uit
haar huisje zien komen en met haar boeze
laar wuiven."
De trein reed weg en toen wij erven bui
ten de stad waren, zagen wij een vrouw
voor een witgeschilderd huisje staan met
een troepje kinderen naast haar en wui
vend met haar boezelaar
„Wat zei ik je?" zeide de hoofdopzichter
„die man zijn hart is gerust hij zal
nooit een voorschrift vergeten hij is vei
lig; zijn geest is vrij, en dus doet hij zijn
werk! Hij heeft vrede met de wereld. Gij
kunt u altijd verlaten op een man, die
eerlijk liefheeft en eerlijk bemind wordt."
(„Zieleleven").
In „Van diëren en plaPten" in „De Tel."
lezen wij het volgende over den strijd tegen
motten
Omstreeks half Mei komen onder de min
der gewenschte gasten voor den dag de door
alle huisvrouwen zoozeer gevreesde motten.
Tijdig den strijd tegen dit vernielend mot-
tengebroed aan te binden, is geraden. Ver.
schillende middelen om het getal dezen
kleine vijanden, zoo niet uit te roeien, dan
toch aanzienlijk te verminderen en in alle
geval te beletten, schade toe te brengen,
6taan haar ten dienste.
In de eerste plaats is noodig het wegvan
gen der rondvliegende motvlindertjes, zoo
kenbaar aan hun zeer lange vleugeltjes bij
de pelsmot leemkleurig geel met donkere
puntjes, terwijl alle vleugeltjes zeer schit
terend zijn. Bij een lichaamslengte van 5
centimeter, hebben zij een vlucht van 14 c.M.
De- tapijtmot is groot er en heeft een
vlucht van 20 c.M. Dat met het vangen
van slechts één motuil, tevens veel eitjes,
die anders even zooveel motrupsjes, dus juist
den vernielers van kleeren, pelswerk, bont,
enz., het aanzijn geschonken zouden hebben,
worden vernietigd, is duidelijk.
Wat nu dat vangen betreft, dit kan op
eenvoudige wijze geschieden, namelijk door
een zoogenaamde motten val. Deze kan be
staan uit een eenvoudig naohtlicht, dat in
een waschkom, zoo hoog mogelijk met water
gevuld, gezet wordt. Hoofdzaak is het licht
zóó te plaatsen, dat het met den waterspie
gel gelijk staat.
Zooals men weet, vliegen /deze vlinders
op het licht aan, en vinden dan in het
water een nat graf.
Om kleeren, bontwerk, enz. .te zuiveren
van wellicht daarin huizende rupsen, is he
noodig, herhaaldelijk gedurende de zomer
maanden door uitkloppen en borstelen zo^
veel mogelijk de motten tc verdrijven. Di.
geldt natuurlijk ook allo meubelen, die over
trokken zijn, alsmede het tapijtwerk. Heb'
ben de rupsjes zich reeds zoodanig ingc^
sponnen, dat door kloppen en borstelen aai
geen verdrijving meer te denken valt, dan
zijn or nog andere middelen, die men U
baat kan nemen, om al wat leeft, te dooden.
Daarvoor kunnen zwaveldampen aangewend'
worden. In de kleerenkasten laat men op
gloeiende houtekool daarop gestrooid zwa-i
velpocder verdampen, waarbij dan alles goed^
moet afgesloten en metalen voorwerpen ver.,
wijderd dienen te worden. Na ©enige urea^
zijn dan alle motrupsjes gedood. Ook wordt
wel aanbevolen, om benzine of petroleum
in vlakke schoteltjes te laten verdampen;!
ook hiervan is de uitwerking doodelijk en
zou dus, heter dan zwaveldamp, ook op men.,
beien toe te passen zijn-
Een voorbehoedmiddel tegen hét leggen'
van eitjes door da motvlinders, daar deze ge
woonlijk haar langwerpige, melkwitte eitjes,
aan de haren van pelswerk, aan wollen'
stoffen, enz. hechten, is, om den toegang
tot deze artikelen af te sluiten. Zij, die
gedurende de zomermaanden hun huizen,1
sluiten, om elders te vertoeven, dienen alles,
waar de vlinder eitjes zou kunnen leggen,!*
goed te verzorgen door afsluiting. Uitste
kende diensten kunnen gewone couranten be-'
wijzen als inpakkingsmateriaal, omdat de'
reuk van verschen drukinkt de vlinders),
verwijderd houdt. Natuurlijk is dan noo-j
dig, om de 14 dagen bijv. de couranten te
vernieuwen of, wat nog gemakkelijker is;
de nieuwe couranten om de oude heen te
wikkelen. Verder kan men nog, door be
sprenkelen met sommige vochten, de vlin
ders afschrikken en de motten dooden.
Zoo kan men het volgende samenstellen:
Men neemt 80 gram spiritus, 5 gram kamfer
en 5 gram Spaansche peper, schudt dit in
een goed gesloten flesch flink dooreen ear
zet de flesch op een warme plaats. Nu en
dan dient dat schudden herhaald te wor
den. Na een dag of vier filtreert men de vloei
stof, en zij kan dan voor besproeiing dienen.
Ook kan het volgende middel goede dien
sten bewijzen, tevens tegen vlooien: Men
neemt namelijk een liter gedenatureerde®
spiritus, laat daarin 100 gram goed Per
zisch insectenpoeder aftrekken; giet vervol
gens alles door een tamelijk dichten doek,;
en vult daarna het gefiltreerde weer aan
met genoemden spiritus, tot een liter, voegt
er dan 100 gram terpentijnolie en even zoo
veel kamfer aan toe.. Deze vloeistof moet
dan helder zijn en kan gebruikt worden,"
prn pelswerk, kleeren, .tapijten, Kpilfen de
kens, overtrek van meubelen, enz., enz. mede
te besprenkelen. Door dit ook op onderklee-
ren toe te passen, beschermt men zich tevens
legen vlooien. Het is geraden, van deze mot-
tentinctuux een fleschje met een besproeieir
onder de reisbenoodigdheden op te nemen.
Niemand twijfelt aan den wcldanigon in
vloed,, dien Peter do Gepote op heb Kus-
s.ische leven hioeft uitgeoefend; maar dc
meening, dat deze Vorst ook zelfs ,maar
een half-geciviliseerde Keizer zou geweest
zijn, is ver bezijden de waarheid.
Welke rol het drinken aan het Jiof van
Peter speelde, blijkt uit dc aanteekeningen
van den H an no verschen gezant Weber, die
in 1715 een reis naar Rusland deed.
Al bij de eerste audiëntie werden do hee-
ren onthaald op zwaren Hongaarschen wijn,
waarvan zij zooveel moesten drinken, dat
het staan hun moeilijk viel; maar als knal
effect kwam. voor elk een groots beker vol
drank, door do Keizerin bereid en die dus
geledigd moest worden op haar gezondheid.
Wat het gevolg was van deze gezondheid"
zullen wij maar verzwijgen.
Zoodra de heeren hun roes uitgeslapen
hadden, bracht man hen met leenige hove
lingen naar een bosch, om e'r boomen te
helpen vellen, wat beschouwd werd als een
uitstekend middel om weer normaal tc wor
den. Op dazen spierarbeid volgde een avond
maal, waarbij do flesch duchtig werd aan
gesproken, en het gezellig samenzijn, dat
den dag bekroonde, duurde tot djcn volgen
den morgen.
Men beweerde, dat die diplomaat in St.-
Petersburg het meeste succes had, die een
flesch of vijf wijn wist te verschalken, vóór
tiet tot de eigenlijk gezegde „za.ken" kwam.
Een heel gewone „verfrisschcnde drank"
bestond uit wijn met sterken drank; maaJr
vóór men deizen nuttigde, zette men zich
eerst aan tafel, waar het vrij primitief toe
ging; want de Keizer had een souvereine
minachting voor mes en vork en jnam dus
de stukken vleesoh met de handen ,van den
schotel.
Tsaar Peter waS ook degene, die de vïou-
.wen liet deelnemen aan hoffeesten, waar
van het gevolg was, dat de vrouwen al niet
veel anders deden dan de mannen. Als er
waarheid schuilt in den bekenden Duitsohen
Xmrsregel: „Wer nienials einen Rausch g©-
Jiabt ist kein braver Mann", dan kan men
aannemen, dat in het Rusland van die dagen
enkel brave mannen en ook vrouwen leefden.
JWant de dames deden voor de heeron niet
onder on onder Katharina. II werd nog be.
■'paald, dat do heeren bij hoffeesten niet vóór
negen uren dronken mochten zijn en de
•dames in 't geheel niet; een regel, waaraan
•men zich maar zelden hield.
Bjj hoffeesten was het onder Peter de
•gewoonte. dat ieder telkens een ad fundum
dronk, als de gezondheid van dc Keizerin
werd ingesteld, en dit had zeer dikwijls
plaats.
En wie ^weigerde meer te drinken werd
onder folieringen tót een bekentenis gedwon
gen van de ware oorzaak van zijn weigering;
want, dat iemand ophield met drinken, om
dat het hem niet meer smaakte of om gezond
heidsredenen of zoo iets, daaraan geloofde
in die dagen in Rusland en aan het Ruk-*
sisohe hof niemand.
.Wie over wilde dieren hoort spreken, denkt
in 'den regel aan Afrika, als een land, waar
men 'zijn leven niet veilig as. Die meening
is onjuist; de gevaarlijkste dieren leven in
Voor-Indië en nergens vallen meer slacht
offers Van hun moordzucht. Vooral giftige
slangen zijn er zeer talrijk. Er mag tegen
die dierlijke sluipmoordenaars met kracht
worden opgetreden, een afneming van het
aantal en een vermindering van do slacht
offers Vallen ternauwernood te constateeren.
Al meer dan een halve eeuw lang betaalt>
do 'rogcering premien uit aan degenen, dio
een gevaarlijk roofdier vellen; premiën, dio
o. a. voor een tijger ongeveer 120 gld. be
dragen 'en' toch blijven de, pngevallcm, voort-
bestaan-
Ov<v 'den omvang van het kwaad kan men
uit zekere cijfers oordeelen.
Van 18661869 werden alleen in het ge
bied van Madras 888 mensohen door wilde
dieren verscheurd en ongeveer 52,500 stuiks
vee. In dezelfde jaren werden daar gedood:
1027 tijgers, 774 beren, 535 hyena's cn 106
wolven.
De eerste streek is ccliter veel gevaar
lijker dan do andere cn zelfs in een ge
bied, dat als ongevaarlijk bekend 6tond,
kwam weer een klein oppervlak voor, waar
het niet geraden was ongewapend uit te
gaan.
Veel menigvuldiger dan de viervoetige
roofdieren, zijn dc slangen er. Li het straks
genoemde presidentschap Madras werden in
de zocevcn aangeduide jaren 760 menscheu
dcor &langcnhect gedood cn werden 21,000
slangen onschadelijk gemaakt.
Wie nu meenen mocht, dat de toenemënde
beschaving hier een sterken invloed uit
oefent, heeft het mis. Bij het gouvernement
werden in 1900 niet minder dan 2966 sterf
gevallen aangegeven, die het gevolg waTen
van aanvallen van roofdieren, terwijl 24,621
mensohen bezweken ten gevolge van een
beet van een slang. Dc mecsto gevallen
kwamen voor in Bengalen, tn.l. 1632 men-
schenlevens doör wilde viervoeters en 12,220
docxr slangen. In 1904 was het getal iets
minder; maar toch daalde het bovenge
noemde getal van 24,621 slechts tot 21,880
en er werden 65,000 gifligc slangen gedood.
Dit laatste getal zoli ongetwijfeld nog groo-
ter zijn geweest, als de Regecring wat hoo-
ger promie op een islang stelde; want zelfs
do arme Indiër vluoht liever dan dat hij
het dier tracht te dooden, omdat er maar
een zeer geringe belooning op staat en hij
liet becat, als hij izoo gcluklug is het tic
dooden, soms nog uren ver moet meeslee-
pen. om do premie in ontvangst tc kunnen
nemen.
De laatste r^geerings-statistiek loopt over
de jaren 19071911. Zij wijst aan, dat in
het geheel in deze jaren 120,220 menschen
aan allerlei ondieren ten offer vielen, waar
van de slangen verreweg de meeste offers
maakten. Men moet hierbij in aanmerking
nemen, dat niet alle deelen van het land
onder Britsoh direct gezag staan en dat
men uit de streken, waar dat gezag ontbreekt,
geen Opgaven heeft, althans geen betrouw
bare. Het uitroeien van de slangen is zeer
lastig, omdat de plantenwereld er zeer weel-
derig is cn slechts voetpaden door de bosch-
streken loopen, zoodat de inlander bij eiken
pas aan gevaar is blootgesteld. Alleen in
1911 werden 172,000 giftige slangen gedood,
waarvan bericht inkwam.
Behalve mensohen worden ook enorme aan
tallen huisdieren gedood. Jaarlijks verdwij
nen in Bengalen 20,000 runderen en in,
1900 werd het aantal paardep en slachtvee,
dat door tijgers, luipaarden, enz. gedood
werd, geschat op 90,000 stuks.
In een Amerikaansche particuliere corres
pondentie, voorkomende in „Het Vad." lezen
we het volgende omtrent New-Yorks Joden-
kwartier
Hier wonen de Joden, de Russische, Pool-
sche en Oost-Duitsche Joden, een volk, dat
niets lijkt op onze armere Israclieten; zij
spreken hun eigen taal, het Jiddisch, een
mengsel \an Duitsoh, Hebreeuwsoh en Rus
sisch of Pool&ch, en zij spreken het op dien
hartstochtigen ruzietoon, zooaJs bij ons al
leen de caricatuur van een Jood doet, veel
erger dan de Amstefdamsche Ghettoman.
Zij lezen hun eigen Jiddische couranten, ge
redigeerd zooals alle Amerikaansche bladcD,
met luidruchtige reuzenletters, en artikelen,
die niets dan sensationeele titels zijn! Ook
spreken zij hun Jiddisch, en alleen de jonge
ren verstaan ook Engelsch.
Hun typo is niet zoo Joodsch als wij ons
dan zouden voorstellen: vaak hebben zij
geziohten, die zioh in niets van dat der an
deren onderscheiden, en dan blijft hun taal
en Oostersche spreektrant over om hen als
israclieten te herkennen. Een mooi volk
is hefct prachtige kerels, als van een warm
Reinbrandtdoek; een volk, dat aan de koes
terende Oosterzon doet denken, ook a|
heeft het eeuwenlang in de Russische bar
heid gewoond; de meisjes zijn vroeg-ont
wikkeld, forsch en fier, en zij bewegen zich
met een natuurlijke gracie en koketterie, on
wetend bewust van haar schoonheid. Ir.
groepjes en rijtjes drentelen zij over het
trottoir, nuffig stoeiend met scharen lumms
lige jongens, haveloozc slungels; zij kauwen
gum, een echte Amerikaansche gewoonte,
of kluiven smakelijk aan sappige hompen
watermeloen, glibberend tusschen de vin
gers. En bij elke stoep, waar in het sclio
merdonker een halfbelicht groepje men
sohen zit te babbelen, blijven zij even staan
praten en lachen, heupwiegend en zich ko
ket ronddraaiend. Soms een fel ruzietje,
met dichte rijen kijkers, die blijven nabe-
traohten, wanneer de zaak zelf geluwd is.
De straten van deze Jodenwijk zijn recht
lijnig als alle Amerikaansche en haaksch ge
sneden door dwarstraat op dwarsstraat;
zoo verdwijnt veel van het schilderachtige
perspectief, dat dergelijke buurten, in ons
land bijv. zoo fantastisch maakt; maar het
licht is geheel in stijl; de straatlantaarn*
worden verbleekt door den gloed, die straalt
uit de verlichte winkels en het beverige
schijnsel van walmende toortsen op kraamp
jes met vruchten en ellewaren. Het is een
kermis.
Ziin de winkels met haar pronkerige uit
stallingen al heel goedkoop in deze wijken,
de kraampjes spannen de kroon; wat xrei?
elders voor een dollar koopt, krijgt men hier
voor een dime (een kwartje)Zoo Rchreeu
wen de kooplieden met schore stem. Zijden
strikken cn fluweelen banden, gouden en
zilveren sieraden in blinkende aantrekkelijk
heid, dat alles verblindt de dwepende oogen
der mooie Jodinnetjes, die heimelijk ver
langend de schatten befrommelen als waren
zij koopsters.
Kroegen vindt men in dit gedeelte nauwe
lijks; wel ijssalons. waar tegen civielen
prijs de heerlijkste ice-creams worden ver
kocht en waar men veellustig roomijs sbb
bert, aan het lange buffet gezeten op hoogo
kantoorkrukken.
Het bewaren van levende visch in (js.
Het groote weerstandsvermogen vat
visch tegen koude is bekend. Al jaren gele
den hebben natuuronderzoekers geconsta
teerd, dat visch, die bevroren was, na ont
dooid te zijn weer opleefde. Professor Pic-
tet heeft deze proeven voortgezet en heeft
28 zoetwatervisschen levend in een ijsblok
laten invriezen, dat daarna op een tempe
ratuur van 20 graden onder nul gehouden
werd en gedurende twee maanden in dien
toestand bleef. Daarna werd het blok lang
zaam ontdooid, en bevond hij, dat de vis
schen van deze behandeling niet de minste
schade ondervonden hadden. Zij zwommen
weg als ware er niets gebeurd.
De gevolgtrekking lag nu voor de hand
om van deze ontdekking gebruik te maken
in de pracüijk en levende visch op die
wijze te verzenden. Uebleken is,, dat d;t zéér
goed gaat, mits de visch uiterst geleidelijk
worde afgekoeld. Dit geschiedt in een spe
ciaal geconstrueerden ketel, waarin ijs
wordt gebracht en langzaam zuurstof wordt
toegevoegd. Dit duurt ongeveer 15 a ]R
uur. De visschen bevinden zteh gedurende
dien tijd in een zeer kleine hoeveelheid wa
ter an een temperatuur van ongeveer het
nulpunt, doch daar zij voldoende zuurstof
krijgen^ blijven zij leven. Dan wordt het
geheele vat in een kou de-mengsel ge
dompeld en het water tot een blok gevro
ren. Daardoor ontstaat een ijskoek, met de
visschen er in, die op dc—e wijze met in-acht-
neming van verschillende voorzorgen kar.
worden verzonden. Om - visschen in onbe-
ri&pelijken toestand te krijgen, moet het
ontdooien wederom zeer langzaam en gelei
delijk plaats hebben. H*t biologisch vissche-
rij-station te München is bezig verdere proe
ven te nemen, ten einde te trachten een
minder omslachtig en goedkooper procédé
te vinden, waardoor hetzelfde bereikt wordt
e«n dat voor de practijk beter gesohikt is.
(„Het Hotelbedrijf")