Me |oo||est en si© Sosp, FEUILLETON. Een paar Primula's. 3 - Onmiddellijk reed do koning naar het pa leis terug en vertelde do koningin en do prinses, wat hij op straat gezien had; Zij waren er zoo benieuwd naar dien man ook te zien, dat do prinses riep: „Ik moet dien man ook zien „Ik ook." voegde do koningin er hij. „Beste vrouw on dochter," zoi de goedhar tige koning, „uw wcnsch js mijn wet." Daarop zond hij een bediende om den mair met ezelwagen <ctt al in zijn paleis fee roe pen. De prins was er dus in geslaagd, aan het hof van den koning te verschijnen en dc prin ses te zien. Nauwelijks had hij haar aange zien, of hij besloot, dat zij en geen ander zijn vrouw zou worden, want haar schoonheid overtrof zijn verwachtingen. „Kan ik u soms van dienst zij'm, arm'e man?" vroeg de koning. Do prins antwoordde: „Ik heb slechts één wensch." „En dit is „Uw dochter tot vrouw te hebben," her nam Amadeo. Op dit onverwachte antwoord werd de ko ningin doodsbleek en viel do prinses bijna Dauw. Do koning behield echter zjjn waar dige houding. „Goed," sprak hij, „gij kunt de prinses tot trouw krijgen op drie voorwaardende eerste is, dat gij de kroon ondor mijn hoofdkussen wtegstcelt, zonder dat ik heft merk. Dc tweede: dat gij den Bersten minister zijn paard, waair- op hij zit, wegneemt, zonder dat hij heb kon verhinderen en de derde voorwaarde zal ik 'je zeggen, als je de twee andere bent nage komen." Eemige dagen later zag do eerste minister •p oen wandelrit langs een eenzamen weg onder een boom een ouden man zitten, die luid weeklaagde. De eerste minister liet zijn paard stilstaan to .vroeg don man, wat hem scheelde. ,Jk bon. kreupel, Uw Excellentie," sprak ideze. „Ik werd nagezeten door dieven, die mij niet alleen mijn beetje geld, maar ook mijn krukken ontnamen. Die krukken han gen aan dien boom." De minister keek op en zag de krukken daar h-puigeai. „Zij hebben je een loelijke poets gebak ken, arme man," 6prak de minister. Hij stond in zijn stijgbeugels, maar de kiukken hin- te hoog buiten zijn bereik. Hij ging op zijn zadel 6taan en heescfli rich op aan een der takken. Terwijl hij dat deed, stond de zoogenaamde kreupele op, sprong in 't zadel en rende naar den koning toe, wien hij vertelde, ,hoe hij den minister het paard had ontnomen, zonder dat deze heb kon verhinderen. De koning bewonderde zijn slimheid, maar dacht, dat hij hem niet zoo gemakkelijk zou beetnemen. Ilecl voorzichtig le>gdo hij eiken avond zijn kroon onder zijn hoofdkussen. Op zekeren nacht moende hij buiten aan het venster een verdacht geluid te hooren. Hij ging opzitten on luisterde. Ritselde er niét, iets in het klimop Er werd zeker een ladder tegen he c raam gezet. Hij stond op on gluurde naar buiten. Ja, het was, zooals hij wol gedacht had: or stond een ladder togen het raaiu. Heel voorzichtig hcordo hij iemand de sporten oploopcn en dan woer eens stil staan, zokcr om te luis teren. Do koning was erg in zijn schik over deze ontdekking en nam zijn soepter bij de hand. Na oon poosje verscheen er een hoofd hoven het veneter. De koning sehpof dit voorzich tig op cn gaf den indringer een slog op hek hoofd. Do koning schrikte, toen hij een zwaar liohaam op den grond hoorde val len on mompelde„Ik hoop niet, dat ik hem gedcod heb!" Hij liep vlug naar beneden en vond daar een stroopop op den grond liggen; toen hij wocr in zijn kamer kwam, was de kroon verdwenen. Natuurlijk was dit oen list van Amadeo geweest. „Zoo, zoo," sprak de koning tot zijn vrouw èn dochter, „die "barbier iè zoo dwaas niet, als hrj er wol uitziet. Wij moeten hem nu een taak opgeven, die hij onmogelijk kan volvoeren. De koning belegde een ministerraad, waarin langdurig en ernstig geredeneerd werd. Toen de zitting geëindigd was, werd de vreemde ling binnen geroepen in de zaal, die be legd was met eon karpet, dat van de ven sters tot aan de deuren daartegenover reikte. Aan het eone uiteinde stonden drie gouden tronen, waarop do koning, de koningin en de prinses zaten. Toon reide de koning: „Dit zal uw derde taak zijn: gij moet Zonder hulp van and-eren over dit gehcele karpet gaan zonder het echter aan te raken en do prinsjes een kus ontstelen. Gij hebt drie dagen voorbereiding." Prins Amadeo dacht en dacht en eindelijk viel hem een gelukkige uitkomst in. Op den morgen van den derden dag deed hij zijn beste kleere-n aan, deed zijn mooien, gouden ketting om en ging naar het paleis. De zaal was vol nieuwsgierigen, want iedereen waa benieuwd, hoe hij xioh van die laatste opgave zou kwijten. Zijn verschijning bracht al opschudding te weeg, want hij zag er op en top uit als ee>n prins. Zoo zou de prinses er niets op tegen hebben met hom te trouwen. De vreemdeling maakte de pennen los, waarmee het karpet bevestigd was en rolde het voorzichtig op in de richting van den troon. Daar aangekomen hoog hij zich deftig over het karpet heen zonder het aan te raken en ontstal de prinses een kus. Do koning zcilo daarop: „Edele vreemdeling, zeg ons openhartig, aan wicn wij onze dochter tot vrouw geven!" Do prins vertelde toen, wie hij was cn toen hij zijn verhaal geëindigd had, klopte de priusee in haar handen van blijdschap, want al was de prins niet rijk, hij had ge toond een schat van hersenen te hebben. Spoe dig trouwden do jongelui en als zij niet altijd gelukkig geleefd hobben 6amen, zou het hun eigen schuld zijn. Op een Woensdagmorgen zat een dame. eon mailbrief te schrijven in de warande; van een huis in Ehgelsoh-Indio. Zij schreef, juist: de jongen is flink gezond en vol lo ven en toen keek zij even op om naar de' portretten van dien bcwusten jongen te- zien, die op alle mogelijke en onmogelijke, plaatsen stonden. Evon betrok haar ge zicht, want hij zou gauw naar Engeland* moeten gezonden worden. Daar kwam net' het onderwerp van haar gedachten aan en! riep al van verre: Moeder, Nubby Bux wacht buiten op me, hij heeft een nieuwen knecht meege bracht, o zoo'n grappig kereltje". Beiden gingen naar de achter-galerij e-n zagen daar dan ook een ventje 6taan, die naar zijn grootte te oordeelcn niet ouder' wae dan een jaar of tieu. Hij had zoo'n' ernstig gezichtje alsof hij nog nooit van zijn leven gelachen liari. „Maar hij is toch nog te jong om te kun nen tafeldicnen", vroeg mevrouw aan Nub- by Bux. „O neen mevrouw, daar sta. ik voor in, Maar u kunt hem een maand op proef ne men". „Toe moeder doe het toch", smeekte de kleine jongen en die smeekbede werkte beslissend. Aan de koffietafel begon de jonge be diende zijn nieuwe taak. De heer des hui zee keek verwonderd op en vroeg gek scherend „Wie is die snip?" „Hè ja, dat ia juist een goed* naam1 voor hem, vader", riep Will uit. En va-n dat oogenblik af heette hot zwar tje: „snip". Mevrouw had er geen spijtj van dat rij hem had aangenomen, vooral; ook omdat hij zoo bijzonder gehecht was aan haar eigen jongen. Op zekeren middag kwam Will de wa randa binnenstormen en riep uit: „Moeder, verbeeld U, snip speelt cricket •i l Li L HOOFDSTUK VIH. [5J LiÜ L Hoer a To or de ke rmis! I „Jeanne, je hoeft met het eten niet op ons te wachten 1" riep Peg, zoo gewoon mo gelijk. We gaan ergens anders, hoorl" „Maar mevrouw heeft mij daar niets van gezegd, jongejuffrouw." „Houd dan nog maar een beetje staan; maar hot hoeft anders niet!" En weg was Peggy, Tom achterna 1 Vandaag waren ze bepaald vroeg; maar dat komt, de Hunters moesten nog op de hoogte gebracht worden van het feit; en bovendien waren ze immors toch al zoo vroeg met het ontbijten klaar geweest ,,Kom hier aan het hek, n& schooltijd," commandeerde Georgien, „dan nemen wij den eersten den besten bus, dio passeert." ,jUs Z9 terugkomen zijn ze heel wat vol ler," voorspelde Bob, die zooiets al bij on dervinding sohefeii te weten. „Een keer was het zóó vol, dat ik nog met moeite een plaatsje voorop, aast de conducteur kreeg." „Hoe deden dan de menschen die er hc>- lemaal niet nx»r in konden?" informeerde Peg. „O, die liepen, of reden met rijtuig; maar wees maar niet bang, jij bent dun genoeg De schooltijd viel onzen beiden Primulat.je'a 'xüt keer al bijzonder lang! Maar te»n slotte kwam er toch een einde aan; evenals aan alle dingen en de Primulatje's st-ormden nu naar het hek aan de woning der Hunters. Ze hadden al één bus voorbij zien gaan, en die was nu niet zoo bar volEindelijk kwam Georgien te voorschijn, met een 1 vol opzich tig roode parasol en een gespikkelde voile. „Hoe kom jullie er toe, om je schooltas- schen mee te nemen?" riep zij èfcn en al verbazing. „Dio kan je toch niet al dien tijd met je mee sleepen?" „Ja, ik had de mijne graag op school ge laten maar dat mocht niet, voor Mijnheer 1 Weet je wat, Peg, stop jij jouw tasch ge rust- in de mijnocan zullen we ze om beur ten dragen! Maar daar heb je de bus. In- etappen dus, jongens!" Allo vier klommen ze er in. Niet zcodra waren z© zoo gezeten, of Peg zag al onmiddellijk, dat het toeval wilde, dat ze net tegenover Juffrouw Pottora zat, de oude huishoudster. „Wel heb ik van mijn loven?" riep die. Laat je Mama je roo maar alloen met den bus mee? Dat had ik toch niet van haar gedacht „Ach neen, maar ik bén ook niet alleen antwoordde Peggy, bijna smeekond omdat ze zoo dolgraag juffrouw Potters het zwij gen op had gelegd in dien vollon bus, waar ze een gevoel had, of iedereen haar aan keek. Juffrouw Potters nam het gezelschap een» op, van het hoofd tot de voeten, maar, scheen toen haar eigenaardige opvatting j te hobben van het geval. „D&t weet ik wel, dat het in mijn tijd ten- minste niet gebeurd zou zijnl" riep Juf,- met overtuiging; „en als mevrouw Primula ^spreek, zal ik 't haar ook eena zeggen "Waar gaat de tccht heen?" ,,-Ik weet niet," antwoordde Peggy hoe langer hoe minder op haar gemak. „Maar niet zoo hèèl ver I Juffrouw Potters bleef nu steeds met strenge blikken Peggy be-i wakon, terwijl ze niet van rins «heen, met' Georgien Hunters in gesprok te tredon. Het was een ware verlossing voor ons meisje, toen „Juf" eindelijk bij eon zijstraat uit den bus sbapto. Nu had de goede oude riel niet de rest van het gezelschap gozdon, d. w. b. de jon gens, dio boven op don bus zaten; anders zou ze zeker op eenmaal do situatie ge-snapt hebben. Maar zooals ze nu haar „pleeg kind", ontmoette, in gezelschap van die mooi opgedirkte Juffrouw Hunter, begreep zij er niots van en schreef ze dit allemaal op rekening van een verregaand gebrek aan zorg van de zijde der stiefmoeder. Het was misschien wel eon typisch ritje, zoo door dit gedeelte der stad, maar mooi en friseh was het niet In dit gedeelte met rijn bene uw de steegjes waren de Primil^'s nog no^'t ge- met het zoontje van den kok. Hij gebruikt een ste-en als bal, een ouden schoen voor racket en een kromgebogen ijzer als poortje, vleide Will, „raag snip niet eens met mij spedén? Hij ziet er toch zoo net jes uit?" Moeder dacht ©ven na en knikte van ja. Ons zwartje was zeer verheugd en trad onmiddellijk op het groote huis toe, daar wachtte. Will hem af met een prachtig nieuw cricket-spel en weldra was do kleine gnip zoozeer in .rijn spel verdiept, dat zijn ernstig gezichtje nu toch eens waarlijk uit do plooi kwam. Maar toen hij weer tatel diende wis hij volkomen in zijn rol: hij zou er niet over denken, e-enige ge meenzaamheid tegenover zijn jongen mees ter te toonen. „Ik houd van Snip moeder", zei Will op zekeren dag. Do kindermeid zegt wel, dat hij eigenlijk een deugniet is en ons op den een of anderen keer stil in don stock zal laten, maar ik geloof het niet. Ik vertrouw hom volkomen. Snip was van zijn kant gehecht aan Will en paste hem uitstekend' op, toen hij eens ernstig ziek was. Toen dc kleine jongen alweer wat beter werd en wat afleiding r.oodig had liet zijn vader slangenbezweer ders en goochelaars komen. Met gespan pen aandacht volgden beide jongens deze kunststukken. Maar den wigenden dag verscheen Snip niet aan het ontbijt, ook niet «aan het middagmaal en toen moeder eens «san dan kok vroeg, of do jongen ziek was, zei die: „Hij is weg, mevrouw, daar kunt U van op aan „Kom, kom", "hernam zijn meesteres, „julli© meet maar eens goed zoeken. Hij heeft zich zeker ergens verstopt." „Kijk maar liever eens de zilveren lepels en vorken na", zei dc oude kindermeid, „ik ben er zeker van, dat die deugniet zé hééft meegenomen." Will keerde haa> /crontwaardigd den rug toe maar ging voor alle zekerheid, uocb eens alle dingen van waarde na en merkte •nu tot-haar-groote vreugde, dat er niets ontbrak. i- „Het is toch een ondankbaro jongen,", zei de heer des' huizee, „hij heeft zeker een betere plaats gevonden; maar dan had ljij ens toch kunnen waarschuwen." „Snip is beuseh niet zooals anderen," verdedigde Will zijn vriend; „bij is zeker niet uit vrije verkiezing weggegaan." Een dag of veertien verliepen er. Will zag er etecht uit; hij trok zich het verdwijnen van Snip erg aan. Op zekeren dag kwam hij bij rijn moeder, die in de veranda zat te weest en ze gevoelden er zich dan ook niet -thuis. Dat was me een drukte en een ru moer, toen ze op de markt afstapten Overal draaimolens, en kijkspelletjes en poffertjeskramen; de eerste liefst ieder met een eigen orgel, zoodat je hooren en zien verging en je je zelve haast niet verstaan baar kon maken Eerlijk gezegd voelde Peg al een beetje heimwee naar huis; maar ze zou er natuur lijk voornög zooveel niet voor hebben dui ven uitkomen, daar de jongens vooral, haar dan erg kinderachtig Ibadderi gevonden 1 Tom tenminste sprak opgewonden: ,jJa, verbeeldt je, dat we daar nu saai, bo ven op ons zolderkamertje hadden gezeton terwijl er hier zoo'n boel te genieten valt." „Nou, ©n aan wion heb je dat de danken? vroeg Bob, „zonder ons zou je het niet in je hoofd hebjysn gekregen hier naar toe tc gaan Neen, dat moesten de Primulatjes toe ge ven. -■ „Vooruit, jongens; nu eens in den araai- >CLolen!" commandeerde Bob; „wij leier &p oen 4 rd. Een dubbeltje per persoon; lan ga je vijfentwintig maal rond Peg zat ook te paard en bield bet dier in teedere omarming, want ze zat met recht hoog en droog en was er dan ook opgetild ""ooi den eigenaar van don mallemolen die teeds een pijp in den mond hield en nljes- ehalvo frisofc waar bier rook. Waar hij Peg- schrijven, legde zijn handje op haar arm en zei zachtjes: „Kom mee moeder!" Zij volgde hem en weer stond zij tegen over Nubby Buz on Snip, juist zooals dien eersten keer, ongeveer een maand geleden. De kok stond echter doodstil on met een beuroefd gericht: hij droeg Snip in zijn armen, alsof deze oon kleine jongen was. Het arme kereltje zag er mager uit-, zijn oogen leken onnatuurlijk groot; het was, als of hij hevig de koorts had. „Breng hem zoolang in het paviljoentje," zei mevrouw, „en laat dadelijk een dokter halen". Dc arme Snip was er heel erg aan toe en eerst was iedoreen bang. dat hij zou sterven, maar na oen zorgvuldige verpleging was liij weer in staat even op te zitten en ons met horten en Btooten het verhaal van zijn verdwijning te doen. 's Avonds nadat de goochelaars en slan genbezweerders op het erf waren geweest, had één vail hen, die beweerde, dat hij zijn vader was, hem weggevoerd. „Dat gebeurt wel meer," knikte Nubby Bux. Je vader was 'n slechte man en leefde van diefstal en roof. Ga verder rmjfn jon gen." „Hij nam mij mee naar de sta/1." aprak Snip, en leerde mij hoe men slangen tam maakt. Hij vertelde mij, dat er heel vee! geld mee te verdienen viel. Maar hij sloeg mij dikwijls en gaf mij weinig te eten." Het arme kereltje liet een paar groote litteekens op zijn magere armpjes zien. „Op zekeren dag vocht hij met een ande ren goochelaar. Mijn vader viel op den grond, een politieman kwam en para de beidé mannen mee, terwijl ik gelukkig kon ontsnappen. Met eon paar-geldstukjes, die ik nog had, zocht ik den terugweg op, maar ik had erg de koorts, zoodat ik dikwijls bang was, dat ik mijn lieven, jongen meester niet weer zou terugzien." Nubby Bux vertelde toen verder, hoe hij den armen jongen uitgeput buiten het hek gevonden had. Toen 's middags Will's vader thuiskwam, werd hem het geheel© verhaal ran Snip's avontuur vertokl. Zijn vader schreef naar het hoofd dér politie en de jSlaats waar het zwartje eenigen tijd ge weest was en kreeg spoedig ten antwoord, dat alles, waar was, wat dc kleine jongen verteld had. „Ziet U wcJ, v.Trlor," sprak Will, „ik wi«-t wel, dat Snip geen slechte jongen was". Een jaar later ging Will naar Engeland, tot groot verdriet van zijn zwart vriendje. Deze bleef bij Will's ouders in dienst on vond nooit een dag prettiger dan die, waar op do brieven uit Engeland aankwamen, gi© opgetild had, stonden de vuile viese afdrukken op haar mousselientje. Alles dwarrelde nwt liet kleine meisje in het rond; neen, ze begreep niet, hoe de an deren dit nu leuk vonden en elkaar mot vergenoegd© geriobten konden toeknikken, zij was tenminste het eerst van het paard af en Georgine zag wel aan haar, dat het na niet zoo bijzonder bevallen was. Het gaat zoo gauw P' was al wat Peggie durfde r.anmerken. „Wacht maar: nu gaan we naar het was senbeeldenspel! Maar dp.t is waarlijk heel mooi hoor!" profeteerde Georgine. Nu, daar werden alle vorstelijke perso nen van Europa voorgesteld achter glas. Maar zóó grof en leelijk was deze vertoo ning, dat zelfs de Hunters luide him mis noegen te kennen gaven. Brutaal vroeg toen de eigenaar van het spel „Wou je soms nog meer voor je geld heb ben? Is hot nog niet genoeg, als je voor e<*n dubbeltje alle vorsten te zien krijgt?" Ze namen maar geen notitie van deze verontwaardigde uitroep en maakten, dat zo uit het vieze spelletje kwamen, iu de an ders niet bepaalde frissche kermislueht. Toen ging het naar een schiotgelegmlv-id daar kon je, tenminste de jongens heel wat moois trekken alweer voor een dub beltje Tom en Bob waren niet gelukkig en zoo sukkelden ze maar weer verder. Do Indianen die men eveneens voor een dubbeltje te want dan werd ook hij niet vergeten en ontiing steeds de hartelijke groeten van zijn blanken meester, die zijn knechtje nooit oversloeg. Ec» bersksaing van graankorrels, Het graan, dat bij zoo vele volkeren het hoofdvoedsel uitmaakt, wordt in zeer grootql hoeveelheden gekweekt. - Van deze hoeveelheden kan meu zich eei^ denkbeeld vormen door de volgende cijfers: Een mensch heeft ongeveer 250 liter graan per jaar nodig, eon liter bevat 'gemiddeld; 25,000 korrels, dus het jaarlijksch voedsel: van één rnensch wordt vertegenwoordigd; door zes en ccn half milliocn graankorrels., En nu wij toch op het onderwerp graan' zijn wil ik nog even. vertellen op wat voor ©en hoogst-cig^naardige wijze dc inboorling gen ia Zuid-Amerika, met name in Ecuador, het graan dorschcn. Met grooie klompen aan, de. voeten dansen ze over de aren. P—I lilwil— De Rups en de Meikever. (Door Margaretha). Eens sprak het rupsje tot den kever: „Uw lot is wèl benijdenswaard 1 't. Moet heerlijk zijn, op liohte wieken Zich op te heffen boven d' aard; Aan al haar stof cn slijk te ontzweven; Te leven als de voog'len leven, In hooger luchten, klaar en rein; - En langs de baan der zonnestralen Naar schooner werelden te dwalen. Dan ooit voor ons toegankelijk zijnl" „Met uw verlof", luidt daarop 't antwoord „'k Blijf liefst wat dichter op den grond 'k Vrees, dat ik in die hoog're sferen Slechte weinig van mijn gading vond. Noen, 'k hecht mij vn^t aan 't jonge loover ,En laat het voor den aad'laar over Om op te stijgen naar de zon; En gij wat gaf u recht tot klagen? Vondfe ge ook niet ruimschoots, alle dagcn: .Wat u tot voedsel strekken kon? Tóen zwê©g dc rups, maar pejnode in stilte, Terwijl zij kroop langs tak eu stronk Waaroin, Gods .wijsheid juirt den kever Ën niet het rupsje vleug*Jen schonk Ach! d© eerste zag na weinige uren Zich door een ruwe hand gevat,, Ep trots zijn spart'Ion on meed oogend Oiitechourd aan 't frissche eikenblad. Do laatste, in 't dichte mos verborgen, Bliep in tot ze op don schoonstcn morgen, Die aanbrak na een donk'ren nacht, Vernieuwd, verheerlijkt mocht ontwaken, En 't reine vlinderleren smaken, Waarnaar het rupsje had gesmacht. rien kreeg waren van een verdacht rood. Kortom alles bleek desillusie.' In een ommezien waren de kinderen eön;boel geld kwijt maar genoten had den ze niet. „Nou moeten we tooh nog rien, dat we iets te ©ten krijgen, eer we er heelemaal doorheen zijn," riep Tom. „Ja, ik heb ook wel honger," erkende Reggie. Zoo gezegd 2co gedaanZe traden dus een kraam binnen, waar je alweer voor een dubbeltje een glas limonade kon krijgen, met een krentenbol; doch beide waren on genietbaar: de limonade slap lauw en zoet en .in vuile glazen opgediend eu dc kreuto- broodjes zoo hard als een spijker; zeker al een paar dagen oud „Kom. laat ons dan naar huis gaan", pleitte Peg, die echt genoeg had van di ke rmis. Weineen,P riep George, ,,we hebben den goochelaar nog niet gezien." Vooruit, toen maar weer op weg daarheen Dc goochelaar voerde tamelijk laffe toe ren uit, maar dat ging toch nog wel; doen werd het benauwend druk op de kermis r:\ bad ie werk om bij elkaar te blijven. „Weet je wat-, nou zullen wc echt naar huis gaan," sprak Georgine, die er nu toch ook genoeg van had. „Maar waar is George?" (Wordt riervolgd);

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 12