Me |oo||est en si© Sosp,
FEUILLETON.
Een paar Primula's.
3
-
Onmiddellijk reed do koning naar het pa
leis terug en vertelde do koningin en do
prinses, wat hij op straat gezien had; Zij
waren er zoo benieuwd naar dien man ook
te zien, dat do prinses riep:
„Ik moet dien man ook zien
„Ik ook." voegde do koningin er hij.
„Beste vrouw on dochter," zoi de goedhar
tige koning, „uw wcnsch js mijn wet."
Daarop zond hij een bediende om den mair
met ezelwagen <ctt al in zijn paleis fee roe
pen. De prins was er dus in geslaagd, aan het
hof van den koning te verschijnen en dc prin
ses te zien. Nauwelijks had hij haar aange
zien, of hij besloot, dat zij en geen ander zijn
vrouw zou worden, want haar schoonheid
overtrof zijn verwachtingen.
„Kan ik u soms van dienst zij'm, arm'e
man?" vroeg de koning.
Do prins antwoordde: „Ik heb slechts één
wensch."
„En dit is
„Uw dochter tot vrouw te hebben," her
nam Amadeo.
Op dit onverwachte antwoord werd de ko
ningin doodsbleek en viel do prinses bijna
Dauw. Do koning behield echter zjjn waar
dige houding.
„Goed," sprak hij, „gij kunt de prinses tot
trouw krijgen op drie voorwaardende eerste
is, dat gij de kroon ondor mijn hoofdkussen
wtegstcelt, zonder dat ik heft merk. Dc tweede:
dat gij den Bersten minister zijn paard, waair-
op hij zit, wegneemt, zonder dat hij heb kon
verhinderen en de derde voorwaarde zal ik
'je zeggen, als je de twee andere bent nage
komen."
Eemige dagen later zag do eerste minister
•p oen wandelrit langs een eenzamen weg
onder een boom een ouden man zitten, die
luid weeklaagde.
De eerste minister liet zijn paard stilstaan
to .vroeg don man, wat hem scheelde.
,Jk bon. kreupel, Uw Excellentie," sprak
ideze. „Ik werd nagezeten door dieven, die
mij niet alleen mijn beetje geld, maar ook
mijn krukken ontnamen. Die krukken han
gen aan dien boom."
De minister keek op en zag de krukken
daar h-puigeai.
„Zij hebben je een loelijke poets gebak
ken, arme man," 6prak de minister. Hij stond
in zijn stijgbeugels, maar de kiukken hin-
te hoog buiten zijn bereik.
Hij ging op zijn zadel 6taan en heescfli
rich op aan een der takken. Terwijl hij dat
deed, stond de zoogenaamde kreupele op,
sprong in 't zadel en rende naar den koning
toe, wien hij vertelde, ,hoe hij den minister
het paard had ontnomen, zonder dat deze heb
kon verhinderen. De koning bewonderde zijn
slimheid, maar dacht, dat hij hem niet zoo
gemakkelijk zou beetnemen.
Ilecl voorzichtig le>gdo hij eiken avond zijn
kroon onder zijn hoofdkussen. Op zekeren
nacht moende hij buiten aan het venster een
verdacht geluid te hooren. Hij ging opzitten
on luisterde. Ritselde er niét, iets in het
klimop Er werd zeker een ladder tegen he c
raam gezet.
Hij stond op on gluurde naar buiten. Ja,
het was, zooals hij wol gedacht had: or stond
een ladder togen het raaiu. Heel voorzichtig
hcordo hij iemand de sporten oploopcn en
dan woer eens stil staan, zokcr om te luis
teren.
Do koning was erg in zijn schik over deze
ontdekking en nam zijn soepter bij de hand.
Na oon poosje verscheen er een hoofd hoven
het veneter. De koning sehpof dit voorzich
tig op cn gaf den indringer een slog op
hek hoofd. Do koning schrikte, toen hij een
zwaar liohaam op den grond hoorde val
len on mompelde„Ik hoop niet, dat ik
hem gedcod heb!"
Hij liep vlug naar beneden en vond daar
een stroopop op den grond liggen; toen
hij wocr in zijn kamer kwam, was de kroon
verdwenen. Natuurlijk was dit oen list van
Amadeo geweest.
„Zoo, zoo," sprak de koning tot zijn vrouw
èn dochter, „die "barbier iè zoo dwaas niet,
als hrj er wol uitziet. Wij moeten hem
nu een taak opgeven, die hij onmogelijk kan
volvoeren.
De koning belegde een ministerraad, waarin
langdurig en ernstig geredeneerd werd. Toen
de zitting geëindigd was, werd de vreemde
ling binnen geroepen in de zaal, die be
legd was met eon karpet, dat van de ven
sters tot aan de deuren daartegenover reikte.
Aan het eone uiteinde stonden drie gouden
tronen, waarop do koning, de koningin en
de prinses zaten. Toon reide de koning:
„Dit zal uw derde taak zijn: gij moet
Zonder hulp van and-eren over dit gehcele
karpet gaan zonder het echter aan te raken
en do prinsjes een kus ontstelen. Gij hebt
drie dagen voorbereiding."
Prins Amadeo dacht en dacht en eindelijk
viel hem een gelukkige uitkomst in. Op den
morgen van den derden dag deed hij zijn
beste kleere-n aan, deed zijn mooien, gouden
ketting om en ging naar het paleis.
De zaal was vol nieuwsgierigen, want
iedereen waa benieuwd, hoe hij xioh van
die laatste opgave zou kwijten.
Zijn verschijning bracht al opschudding te
weeg, want hij zag er op en top uit als
ee>n prins. Zoo zou de prinses er niets op
tegen hebben met hom te trouwen.
De vreemdeling maakte de pennen los,
waarmee het karpet bevestigd was en rolde
het voorzichtig op in de richting van den
troon.
Daar aangekomen hoog hij zich deftig over
het karpet heen zonder het aan te raken en
ontstal de prinses een kus.
Do koning zcilo daarop:
„Edele vreemdeling, zeg ons openhartig,
aan wicn wij onze dochter tot vrouw geven!"
Do prins vertelde toen, wie hij was cn
toen hij zijn verhaal geëindigd had, klopte
de priusee in haar handen van blijdschap,
want al was de prins niet rijk, hij had ge
toond een schat van hersenen te hebben. Spoe
dig trouwden do jongelui en als zij niet altijd
gelukkig geleefd hobben 6amen, zou het hun
eigen schuld zijn.
Op een Woensdagmorgen zat een dame.
eon mailbrief te schrijven in de warande;
van een huis in Ehgelsoh-Indio. Zij schreef,
juist: de jongen is flink gezond en vol lo
ven en toen keek zij even op om naar de'
portretten van dien bcwusten jongen te-
zien, die op alle mogelijke en onmogelijke,
plaatsen stonden. Evon betrok haar ge
zicht, want hij zou gauw naar Engeland*
moeten gezonden worden. Daar kwam net'
het onderwerp van haar gedachten aan en!
riep al van verre:
Moeder, Nubby Bux wacht buiten op
me, hij heeft een nieuwen knecht meege
bracht, o zoo'n grappig kereltje".
Beiden gingen naar de achter-galerij e-n
zagen daar dan ook een ventje 6taan, die
naar zijn grootte te oordeelcn niet ouder'
wae dan een jaar of tieu. Hij had zoo'n'
ernstig gezichtje alsof hij nog nooit van
zijn leven gelachen liari.
„Maar hij is toch nog te jong om te kun
nen tafeldicnen", vroeg mevrouw aan Nub-
by Bux.
„O neen mevrouw, daar sta. ik voor in,
Maar u kunt hem een maand op proef ne
men".
„Toe moeder doe het toch", smeekte
de kleine jongen en die smeekbede werkte
beslissend.
Aan de koffietafel begon de jonge be
diende zijn nieuwe taak. De heer des hui
zee keek verwonderd op en vroeg gek
scherend
„Wie is die snip?"
„Hè ja, dat ia juist een goed* naam1
voor hem, vader", riep Will uit.
En va-n dat oogenblik af heette hot zwar
tje: „snip". Mevrouw had er geen spijtj
van dat rij hem had aangenomen, vooral;
ook omdat hij zoo bijzonder gehecht was
aan haar eigen jongen.
Op zekeren middag kwam Will de wa
randa binnenstormen en riep uit:
„Moeder, verbeeld U, snip speelt cricket
•i
l Li L HOOFDSTUK VIH. [5J LiÜ
L Hoer a To or de ke rmis! I
„Jeanne, je hoeft met het eten niet op
ons te wachten 1" riep Peg, zoo gewoon mo
gelijk. We gaan ergens anders, hoorl"
„Maar mevrouw heeft mij daar niets van
gezegd, jongejuffrouw."
„Houd dan nog maar een beetje staan;
maar hot hoeft anders niet!" En weg was
Peggy, Tom achterna 1
Vandaag waren ze bepaald vroeg; maar
dat komt, de Hunters moesten nog op de
hoogte gebracht worden van het feit; en
bovendien waren ze immors toch al zoo vroeg
met het ontbijten klaar geweest
,,Kom hier aan het hek, n& schooltijd,"
commandeerde Georgien, „dan nemen wij
den eersten den besten bus, dio passeert."
,jUs Z9 terugkomen zijn ze heel wat vol
ler," voorspelde Bob, die zooiets al bij on
dervinding sohefeii te weten. „Een keer was
het zóó vol, dat ik nog met moeite een
plaatsje voorop, aast de conducteur
kreeg."
„Hoe deden dan de menschen die er hc>-
lemaal niet nx»r in konden?" informeerde
Peg.
„O, die liepen, of reden met rijtuig; maar
wees maar niet bang, jij bent dun genoeg
De schooltijd viel onzen beiden Primulat.je'a
'xüt keer al bijzonder lang! Maar te»n slotte
kwam er toch een einde aan; evenals aan alle
dingen en de Primulatje's st-ormden nu
naar het hek aan de woning der Hunters.
Ze hadden al één bus voorbij zien gaan, en
die was nu niet zoo bar volEindelijk kwam
Georgien te voorschijn, met een 1 vol opzich
tig roode parasol en een gespikkelde voile.
„Hoe kom jullie er toe, om je schooltas-
schen mee te nemen?" riep zij èfcn en al
verbazing.
„Dio kan je toch niet al dien tijd met je
mee sleepen?"
„Ja, ik had de mijne graag op school ge
laten maar dat mocht niet, voor Mijnheer 1
Weet je wat, Peg, stop jij jouw tasch ge
rust- in de mijnocan zullen we ze om beur
ten dragen! Maar daar heb je de bus. In-
etappen dus, jongens!" Allo vier klommen
ze er in.
Niet zcodra waren z© zoo gezeten, of Peg
zag al onmiddellijk, dat het toeval wilde,
dat ze net tegenover Juffrouw Pottora zat,
de oude huishoudster. „Wel heb ik van mijn
loven?" riep die. Laat je Mama je roo maar
alloen met den bus mee? Dat had ik toch
niet van haar gedacht
„Ach neen, maar ik bén ook niet alleen
antwoordde Peggy, bijna smeekond omdat
ze zoo dolgraag juffrouw Potters het zwij
gen op had gelegd in dien vollon bus, waar
ze een gevoel had, of iedereen haar aan
keek.
Juffrouw Potters nam het gezelschap een»
op, van het hoofd tot de voeten, maar,
scheen toen haar eigenaardige opvatting j
te hobben van het geval.
„D&t weet ik wel, dat het in mijn tijd ten-
minste niet gebeurd zou zijnl" riep Juf,-
met overtuiging; „en als mevrouw Primula
^spreek, zal ik 't haar ook eena zeggen
"Waar gaat de tccht heen?"
,,-Ik weet niet," antwoordde Peggy hoe
langer hoe minder op haar gemak. „Maar
niet zoo hèèl ver I Juffrouw Potters bleef
nu steeds met strenge blikken Peggy be-i
wakon, terwijl ze niet van rins «heen, met'
Georgien Hunters in gesprok te tredon. Het
was een ware verlossing voor ons meisje,
toen „Juf" eindelijk bij eon zijstraat uit den
bus sbapto.
Nu had de goede oude riel niet de rest
van het gezelschap gozdon, d. w. b. de jon
gens, dio boven op don bus zaten; anders
zou ze zeker op eenmaal do situatie ge-snapt
hebben. Maar zooals ze nu haar „pleeg
kind", ontmoette, in gezelschap van die
mooi opgedirkte Juffrouw Hunter, begreep
zij er niots van en schreef ze dit allemaal
op rekening van een verregaand gebrek aan
zorg van de zijde der stiefmoeder. Het was
misschien wel eon typisch ritje, zoo door dit
gedeelte der stad, maar mooi en friseh was
het niet In dit gedeelte met rijn bene uw de
steegjes waren de Primil^'s nog no^'t ge-
met het zoontje van den kok. Hij gebruikt
een ste-en als bal, een ouden schoen voor
racket en een kromgebogen ijzer als
poortje, vleide Will, „raag snip niet eens
met mij spedén? Hij ziet er toch zoo net
jes uit?"
Moeder dacht ©ven na en knikte van ja.
Ons zwartje was zeer verheugd en trad
onmiddellijk op het groote huis toe, daar
wachtte. Will hem af met een prachtig
nieuw cricket-spel en weldra was do kleine
gnip zoozeer in .rijn spel verdiept, dat
zijn ernstig gezichtje nu toch eens waarlijk
uit do plooi kwam. Maar toen hij weer
tatel diende wis hij volkomen in zijn rol:
hij zou er niet over denken, e-enige ge
meenzaamheid tegenover zijn jongen mees
ter te toonen.
„Ik houd van Snip moeder", zei Will
op zekeren dag. Do kindermeid zegt wel,
dat hij eigenlijk een deugniet is en ons
op den een of anderen keer stil in don
stock zal laten, maar ik geloof het niet.
Ik vertrouw hom volkomen.
Snip was van zijn kant gehecht aan Will
en paste hem uitstekend' op, toen hij eens
ernstig ziek was. Toen dc kleine jongen
alweer wat beter werd en wat afleiding
r.oodig had liet zijn vader slangenbezweer
ders en goochelaars komen. Met gespan
pen aandacht volgden beide jongens deze
kunststukken. Maar den wigenden dag
verscheen Snip niet aan het ontbijt, ook
niet «aan het middagmaal en toen moeder
eens «san dan kok vroeg, of do jongen
ziek was, zei die: „Hij is weg, mevrouw,
daar kunt U van op aan
„Kom, kom", "hernam zijn meesteres,
„julli© meet maar eens goed zoeken. Hij
heeft zich zeker ergens verstopt."
„Kijk maar liever eens de zilveren lepels
en vorken na", zei dc oude kindermeid, „ik
ben er zeker van, dat die deugniet zé hééft
meegenomen."
Will keerde haa> /crontwaardigd den rug
toe maar ging voor alle zekerheid, uocb
eens alle dingen van waarde na en merkte
•nu tot-haar-groote vreugde, dat er niets
ontbrak. i-
„Het is toch een ondankbaro jongen,",
zei de heer des' huizee, „hij heeft zeker een
betere plaats gevonden; maar dan had ljij
ens toch kunnen waarschuwen."
„Snip is beuseh niet zooals anderen,"
verdedigde Will zijn vriend; „bij is zeker
niet uit vrije verkiezing weggegaan."
Een dag of veertien verliepen er. Will zag
er etecht uit; hij trok zich het verdwijnen
van Snip erg aan. Op zekeren dag kwam hij
bij rijn moeder, die in de veranda zat te
weest en ze gevoelden er zich dan ook niet
-thuis. Dat was me een drukte en een ru
moer, toen ze op de markt afstapten
Overal draaimolens, en kijkspelletjes en
poffertjeskramen; de eerste liefst ieder met
een eigen orgel, zoodat je hooren en zien
verging en je je zelve haast niet verstaan
baar kon maken
Eerlijk gezegd voelde Peg al een beetje
heimwee naar huis; maar ze zou er natuur
lijk voornög zooveel niet voor hebben dui
ven uitkomen, daar de jongens vooral, haar
dan erg kinderachtig Ibadderi gevonden 1
Tom tenminste sprak opgewonden:
,jJa, verbeeldt je, dat we daar nu saai, bo
ven op ons zolderkamertje hadden gezeton
terwijl er hier zoo'n boel te genieten valt."
„Nou, ©n aan wion heb je dat de danken?
vroeg Bob, „zonder ons zou je het niet in
je hoofd hebjysn gekregen hier naar toe tc
gaan
Neen, dat moesten de Primulatjes toe ge
ven.
-■ „Vooruit, jongens; nu eens in den araai-
>CLolen!" commandeerde Bob; „wij leier
&p oen 4 rd. Een dubbeltje per persoon;
lan ga je vijfentwintig maal rond
Peg zat ook te paard en bield bet dier in
teedere omarming, want ze zat met recht
hoog en droog en was er dan ook opgetild
""ooi den eigenaar van don mallemolen die
teeds een pijp in den mond hield en nljes-
ehalvo frisofc waar bier rook. Waar hij Peg-
schrijven, legde zijn handje op haar arm en
zei zachtjes:
„Kom mee moeder!"
Zij volgde hem en weer stond zij tegen
over Nubby Buz on Snip, juist zooals dien
eersten keer, ongeveer een maand geleden.
De kok stond echter doodstil on met een
beuroefd gericht: hij droeg Snip in zijn
armen, alsof deze oon kleine jongen was.
Het arme kereltje zag er mager uit-, zijn
oogen leken onnatuurlijk groot; het was, als
of hij hevig de koorts had.
„Breng hem zoolang in het paviljoentje,"
zei mevrouw, „en laat dadelijk een dokter
halen".
Dc arme Snip was er heel erg aan toe
en eerst was iedoreen bang. dat hij zou
sterven, maar na oen zorgvuldige verpleging
was liij weer in staat even op te zitten en
ons met horten en Btooten het verhaal van
zijn verdwijning te doen.
's Avonds nadat de goochelaars en slan
genbezweerders op het erf waren geweest,
had één vail hen, die beweerde, dat hij zijn
vader was, hem weggevoerd.
„Dat gebeurt wel meer," knikte Nubby
Bux. Je vader was 'n slechte man en leefde
van diefstal en roof. Ga verder rmjfn jon
gen."
„Hij nam mij mee naar de sta/1." aprak
Snip, en leerde mij hoe men slangen tam
maakt. Hij vertelde mij, dat er heel vee!
geld mee te verdienen viel. Maar hij sloeg
mij dikwijls en gaf mij weinig te eten."
Het arme kereltje liet een paar groote
litteekens op zijn magere armpjes zien.
„Op zekeren dag vocht hij met een ande
ren goochelaar. Mijn vader viel op den
grond, een politieman kwam en para de
beidé mannen mee, terwijl ik gelukkig kon
ontsnappen. Met eon paar-geldstukjes, die
ik nog had, zocht ik den terugweg op, maar
ik had erg de koorts, zoodat ik dikwijls
bang was, dat ik mijn lieven, jongen meester
niet weer zou terugzien."
Nubby Bux vertelde toen verder, hoe hij
den armen jongen uitgeput buiten het hek
gevonden had. Toen 's middags Will's vader
thuiskwam, werd hem het geheel© verhaal
ran Snip's avontuur vertokl. Zijn vader
schreef naar het hoofd dér politie en de
jSlaats waar het zwartje eenigen tijd ge
weest was en kreeg spoedig ten antwoord,
dat alles, waar was, wat dc kleine jongen
verteld had.
„Ziet U wcJ, v.Trlor," sprak Will, „ik wi«-t
wel, dat Snip geen slechte jongen was".
Een jaar later ging Will naar Engeland,
tot groot verdriet van zijn zwart vriendje.
Deze bleef bij Will's ouders in dienst on
vond nooit een dag prettiger dan die, waar
op do brieven uit Engeland aankwamen,
gi© opgetild had, stonden de vuile viese
afdrukken op haar mousselientje.
Alles dwarrelde nwt liet kleine meisje in
het rond; neen, ze begreep niet, hoe de an
deren dit nu leuk vonden en elkaar mot
vergenoegd© geriobten konden toeknikken,
zij was tenminste het eerst van het paard af
en Georgine zag wel aan haar, dat het na
niet zoo bijzonder bevallen was.
Het gaat zoo gauw P' was al wat Peggie
durfde r.anmerken.
„Wacht maar: nu gaan we naar het was
senbeeldenspel! Maar dp.t is waarlijk heel
mooi hoor!" profeteerde Georgine.
Nu, daar werden alle vorstelijke perso
nen van Europa voorgesteld achter glas.
Maar zóó grof en leelijk was deze vertoo
ning, dat zelfs de Hunters luide him mis
noegen te kennen gaven. Brutaal vroeg toen
de eigenaar van het spel
„Wou je soms nog meer voor je geld heb
ben? Is hot nog niet genoeg, als je voor e<*n
dubbeltje alle vorsten te zien krijgt?"
Ze namen maar geen notitie van deze
verontwaardigde uitroep en maakten, dat
zo uit het vieze spelletje kwamen, iu de an
ders niet bepaalde frissche kermislueht.
Toen ging het naar een schiotgelegmlv-id
daar kon je, tenminste de jongens
heel wat moois trekken alweer voor een dub
beltje
Tom en Bob waren niet gelukkig en zoo
sukkelden ze maar weer verder. Do Indianen
die men eveneens voor een dubbeltje te
want dan werd ook hij niet vergeten en
ontiing steeds de hartelijke groeten van zijn
blanken meester, die zijn knechtje nooit
oversloeg.
Ec» bersksaing van graankorrels,
Het graan, dat bij zoo vele volkeren het
hoofdvoedsel uitmaakt, wordt in zeer grootql
hoeveelheden gekweekt.
- Van deze hoeveelheden kan meu zich eei^
denkbeeld vormen door de volgende cijfers:
Een mensch heeft ongeveer 250 liter graan
per jaar nodig, eon liter bevat 'gemiddeld;
25,000 korrels, dus het jaarlijksch voedsel:
van één rnensch wordt vertegenwoordigd;
door zes en ccn half milliocn graankorrels.,
En nu wij toch op het onderwerp graan'
zijn wil ik nog even. vertellen op wat voor
©en hoogst-cig^naardige wijze dc inboorling
gen ia Zuid-Amerika, met name in Ecuador,
het graan dorschcn. Met grooie klompen aan,
de. voeten dansen ze over de aren.
P—I lilwil—
De Rups en de Meikever.
(Door Margaretha).
Eens sprak het rupsje tot den kever:
„Uw lot is wèl benijdenswaard 1
't. Moet heerlijk zijn, op liohte wieken
Zich op te heffen boven d' aard;
Aan al haar stof cn slijk te ontzweven;
Te leven als de voog'len leven,
In hooger luchten, klaar en rein;
- En langs de baan der zonnestralen
Naar schooner werelden te dwalen.
Dan ooit voor ons toegankelijk zijnl"
„Met uw verlof", luidt daarop 't antwoord
„'k Blijf liefst wat dichter op den grond
'k Vrees, dat ik in die hoog're sferen
Slechte weinig van mijn gading vond.
Noen, 'k hecht mij vn^t aan 't jonge loover
,En laat het voor den aad'laar over
Om op te stijgen naar de zon;
En gij wat gaf u recht tot klagen?
Vondfe ge ook niet ruimschoots, alle dagcn:
.Wat u tot voedsel strekken kon?
Tóen zwê©g dc rups, maar pejnode in stilte,
Terwijl zij kroop langs tak eu stronk
Waaroin, Gods .wijsheid juirt den kever
Ën niet het rupsje vleug*Jen schonk
Ach! d© eerste zag na weinige uren
Zich door een ruwe hand gevat,,
Ep trots zijn spart'Ion on meed oogend
Oiitechourd aan 't frissche eikenblad.
Do laatste, in 't dichte mos verborgen,
Bliep in tot ze op don schoonstcn morgen,
Die aanbrak na een donk'ren nacht,
Vernieuwd, verheerlijkt mocht ontwaken,
En 't reine vlinderleren smaken,
Waarnaar het rupsje had gesmacht.
rien kreeg waren van een verdacht
rood. Kortom alles bleek desillusie.'
In een ommezien waren de kinderen
eön;boel geld kwijt maar genoten had
den ze niet.
„Nou moeten we tooh nog rien, dat we
iets te ©ten krijgen, eer we er heelemaal
doorheen zijn," riep Tom.
„Ja, ik heb ook wel honger," erkende
Reggie.
Zoo gezegd 2co gedaanZe traden dus
een kraam binnen, waar je alweer voor een
dubbeltje een glas limonade kon krijgen,
met een krentenbol; doch beide waren on
genietbaar: de limonade slap lauw en zoet
en .in vuile glazen opgediend eu dc kreuto-
broodjes zoo hard als een spijker; zeker al
een paar dagen oud
„Kom. laat ons dan naar huis gaan",
pleitte Peg, die echt genoeg had van di
ke rmis.
Weineen,P riep George, ,,we hebben den
goochelaar nog niet gezien."
Vooruit, toen maar weer op weg daarheen
Dc goochelaar voerde tamelijk laffe toe
ren uit, maar dat ging toch nog wel; doen
werd het benauwend druk op de kermis r:\
bad ie werk om bij elkaar te blijven.
„Weet je wat-, nou zullen wc echt naar
huis gaan," sprak Georgine, die er nu toch
ook genoeg van had. „Maar waar is
George?"
(Wordt riervolgd);