No. 18328. LBÏDSCH DAGBLAD, Zaterdag 1*7 Mei. Eerste Blad. Asm© 1913a PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Wraak. Dr. A. \V, Bronsveld sclirijffc in „St em- e n voor Waarheid en Vrede" over de coalitie: „Er zijn thans drie partijen, die liet fecns zijn geworden. Het zijn de anli-rcyolu. tionnairen, dc roomsch-katholiekcn, en 4e christclijk-historischen. Het zoogenaamd Vaste aoeoord is gevonden en gesloten, waarop dit drietal elkander houw en trouw heeft beloofd. Hoezeer het mij loed doet, en hoe wel ik het had zien aankomen, ik moet 'er mijn ergernis en mijn verontwaardiging over uitspreken, dat loden en leeraars van onze Ncd.-Herv. Kerk, dat protestanten de hand reiken aan do gezworen vijanden van hun Kerk, en van onze protestantsche vrij heden. Wat maakt het uit, dat do ohiistelijk- historischen enkelo voorwaarden bedongen, 1zij zullen gereformeerden en roomschen helpen, om de thans bestaande meerderheid in de Kamer te handhaven, en, als het kan, te vergrooten. Ret is door dr. Slotemakcr do Bruine en Smd.eren duidelijk aangetoond, dat ook na het getroffen aaooord onze Vaderlandsche Kerk .Volstrekt niet veilig is tegen de lagen, welke haar door dr. Kuyper en de zijnen gelegd worden. Het is nu te voorspellen, dat woe lden de onderwijs-idealen der roomschen en pmti-revolutionnairen verwezenlijkt, de volks school op vele plaatsen zal wijken voor Scholen van allerlei slag, en dat zoowel dc Èocialistisohe leiders als de paters en pastoors gretig het door den Staat verstrekte geld zullen aanvaarden, om van hun fanatisme de jeugd te doortrekken. Dr. Kroinsigt werkt daartoe m-ee, en ilaarop- is nu uitgeioopen alles, wat liij ge schreven heeft over kerstening van de open bare school. Wie gaat onderhandelen met.de mannen Van dr. Kuyper en de jezuïeten, is reeds een Verloren man. Ik zou niet gaarne het kwaad to verantwoorden hebban, dat de christe- lijk-historisohen nu mee gaan berokkenen aan Kerk en Vaderland. Zij voltooien nu het Werk van den heer De Savornin Lokman, die het bondgenooteohap met Rome tot stand bracht; zij kunnen nu ijveren voor oen man. nis dr. De Visser, die, zonder blikken of biczen, thans bepleit wat hij vroeger ver foeide zij moeten nu er toe meewerken, dat de jammerlijke antithese wordt verscherpt; dat. ae vrije, handel zal worden geknot; zij Zullen te Hilversum, te Arnhem, en elders een gereformeerd, to Kampen oen hervormd nnti-revolutionnair, te IJsoïstein een ultra. ïnentaan als den heer Do Wijkorslooth hel pen verkiezen en er voor ijveren, dat in heel het land coalitiemannen, die hun woord .verpanden aan dr. Kuyper en do bisschop pen, ons blijven rogocrcu. Wanneer het huis, op welles kap dr. Kuy per den meiboom zag prijken, ondor dak gebracht en afgewerkt zal zijn, dan mogen de op hun vast acooord groot g-aaude- ckris- .telijk-historiscben medo aanzitten met do Vijanden van hun kerk, en misschien zal .do iredacteur van „Standaard" en c- taut" op hen een dronk uitbrengen voor bun trouwe hulp. Het is met diepe smart, dat ik deze din gen nedersohrijf. Des te meer vorblijdt het mij, hier nar idrukkelijk den kloeken stap te kunnen prij zen van mijn vriend Van Hoogcnhuyze. Hij is getreden uit de gelederen dar cliri-steiijk- Jhistci Lachen, en heeft in het „Handels- b 1 a d" een schrijven gericht aan dr. De Visser, dat bij duizenden afschriften in ons land moest worden verspreid. Na al wat ik van dr. Dc Visser ondervonden hob, boe zemt het mij geen of weinig belangstelling- in, wat hij moet gevoeld hebben, toon hij )dic woorden van ds. Van Hoogcnhuyze las, ïnaar dit meet ik zeggen: als ik dr. De Vis- feer op zie treden i n, en zie ontvangen door I menschen, die oen belang van onzo Ned.- Herv. Kerk willen behartigen, dan verbaas ik mij over de verwarring, welke de poli tiek aan weet te richten in do gewetens yan christ-en-menschcn. De roomschen blijven natuurlijk aan do coalitie trouw. Zij verwachten nog méér van leen christelijke rogcoring, dan zij reeds ver wierven. Onvermoeid zijn zij. bezig met de macht van den priester uit te breiden, cn beslag to leggen op allo levenskringen. Ook hopen zij niet zonder grond op 'de bezetting van meerdert plaatsen in onze rechterlijko colleges, en op de benoeming van talrijke geloofsg-cnootcn tot ambtenaren bij den post en telegraafdienst. Do benoeming tot direc teur-generaal van een beslist-roomsche is voor hen alweder een moedgevend feit." Schr. laat dan nog eens afdrukken het adres aan Koning Willem Hl, in de dagen van de April-beweging van 1S53 opgesteld dcor den onverdacht antirovolutionnairen ba ron De Geer van Jutphaas, in welk adres tegen het Roomsche ultramontanisme ge waarschuwd wordt. Hij vraagt, of niet alles is uitgekomen, wat daar voorspeld werd. En dan vraagt hij zich ten slotte af: „Doch wat zullen wij dan doen ,Ik zou zeggen, dat wij in Juni in geen enkel go- val, en onder geen voorwaarde een coalitio- oandidaat moeten stemmen. Al zijn er onder hen, aan wier bekwaamheid, en godsdien- stigen zin wij niet twijfelen; al geven zij orgels ten geschenke aan een kerkal steiu- non zij geldelijk onze hervormde, christe lijke werkzaamheden; al twijfelen wij in andere opzichten aan hun eerlijkheid niet oen coalitie-man, vooral van protestantsohen huizo, heeft op politiek terrein geen onbe vlekt geweten. Er moet iets onderdrukt, ter zijde geschoven zijn in hen, dat hun blik benevelt, dat hen het zwart doet zien als rose; en jzoo lang deze toestand bij hen laan- houdt, mogcm wij hen niet stemmen en steu nen. Zoudt gij dan wemschen, dat de liberalen weer de meerderheid verwierven Hierop ant woord ik: Ik hoop, dat dit coalitie-minis terie genoodzaakt zal worden, om af te treden. Ik ken als burger van Gods Ko ninkrijk geen grooter vijand, en voor elk geestelijk belang geen grooter gevaar dan het farizeïsme; en dat stuitend verschijnsel zie ik herleven in de saamgekoppelde „chris telijke" partijen. Wordt die macht gebro ken, dan zal ik mij verblijden. Zoo wilt gij dus don zege helpen voorbereiden van hot socialisme Ik vraag, of die machti gebroken is of verminderd onder dit Kabi net Ik meen van het tegendeel. Maar er moot een einde komen aam het misbruikon, aan hot ex pl cd toeren van het geloof, om aard- sche macht te bekomen, en ons protestantsche Nederland to maken tot een provincio van do jezuïeten." Eon plattelander schroef over geest drift aan „De Nederlander" het vol gende Er zijn menschen, die het heel erg vin den, om een woord van lof tot iemand te zoggen. Zij zijn bang, dat zij den geprezene dan in don grond zullen bederven en hoog moedig maken. Iemand becritisoeren en bedillen tot in de kleinste dingen, dat ia wat anders. Daar zijn zo dadelijk mee klaarT Maar eens gul en openhartig en vriendelijk zonder vleierij te zeggen, dat iets goed gedaan is en allen lof verdient, daar k'oint men niet gemakkelijk toe. Dat is de menschen bederven. Vooral in iheb noorden van ons land is men to zuiniff met goedkeurende woorden. Men meent het heel goed met elkan der, komt voor elkanders belangen weil op, vecht voor elkaar. Maar verder geen nieuws. Vooral zorgt men er voor, zijn ge voelens niet te laten spreken. Dat is niet stoer cn stoer wil men wezen. Men zal wel wijzer jzijn cn zich niet „flauw" gedragen. Elkaar prijzen. Men zou vree zen uitge lachen-en als c-en vleier aangezien te wor den. En dat nooit. Ik acht dit geen goede gewoonto en ge loof, dat het leven vrij wat aangenamer zou zijn, als men wat minder gal met ziin aanmerkingen was en wat meer scheutig met een woord van lof. En ik geloof ook, dat ">er vrij wat meer goeds cn schoons tob stand zou gebracht worden, ab men wat meer opgebeurd werd door een goedkeuring dan neergeslagen door altijd durende aan merkingen op ons goed •bedoelen. Zoo heb: ik het altijd begrepen en daar naar heb ik vaak gehandeld cn mij or wèL bij bevonden. Ik was nog een jongen, toen ik eens oen verhaaltje las op den achterkant van een scheurkalenderblaadje. Het liep over ©en beer, die naar de stad ging om te markten.- Vóór hij vertrok, ging hij al zijn werkvolk nog eens langs. Voor de meid in de keu ken, voor den knecht in dèn stal, voor den arbeider op het land, voor allen had hij een vriendelijk woord. De dienstbode kreeg een compliment over het mooi gepoetste koperwerk in de keuken. In den stal vond hij alles mooi op orde cn dat zei hij ook aan zijn knecht. En op het land sprak hij zijn blijdschap wit tegen den arbeider over het mooie ploegen van deze. „Ze moeten wat weten, die jo dat zullen verbeteren". Nu, 't was ook mooi. De boer zei er niets te veel van. Een vriend, die met hem medeliep, vroeg waarvoor hij dit toch deed. Op deze wijze werd het volk toch verwend; maar dat was de boer lang niet met hem eens. „Het volk. moet weten, dat de baas goed oplet, maar dat liij ook goed te voldoen is,, en dan ook goedkeurt, wat zij gedaan hebben. Nu wer ken zij vandaag veel beter dan dat ik liep te grommen pf zonder boe of ba wegging. Dat maakt die menschen maar verdrietig en verlamt hun energie." Dit verhaaltje heb ik goed onthouden en de leering er van vaak in praktijk gebracht cn bijna altijd ondervonden, dat een goed woord een goede plaats vindt. In verreweg de meeste gevallen is een aanmoediging beter op haar plaats dan een afkeuring of een snauw. En als er iets van be teekenis moet gesohieden, als er met veel geest drift moet gewerkt worden, berg dan alle brom woorden maar weg. Vertel den men schen, dat er heel wat gebeuren moet, dat alle krachten ingespannen moeten worden. Maar dat er dan ook heel wat gebeuren kan. Zeg hun, dat ge op hen rekent, dat ge op hen staat maakt. Spreek hun moed in. Wek ze op en prikkel ze zoo tot do hoogste inspanning van kracht. En dan lukt het wel in de meeste gevallen. Als er iets van beteekenis gebeuTen zal, dan moet er geestdrift zijn. Geestdrift id een noodzakelijke voorwaarde voor wel slagen. Lauwheid bederft alles. Ik kan mij geen o verwinning denken, die niet met geestdrift bevochten is. Een overwinning op heb slagveld niet. En een overwinning1 bij de stembus evenmin. Lauwe Bulgaren waren nooit in Adrianopel, lauwe Monte- negrijnetn nimmer in Skoetari binnenge drongen. Geestdrift haddon zij voor hun idcalon; geestdrift, dip het oog doet glin steren en den arm strekt. Geestdrift, die don strijd schoon maakt. Geen overwinning zon der geestdrift. Ik hoop jvaji liarte, dat ér in de komen de dagen, als er in ons land een hardd stembusstrijd gestreden wordt, aan onze zijde geestdrift is en dat allen, die daartoe in staat zijn, die geestdrift trachten te wekken. Anders is de zaak verloren. Waarom heeft do liberale partij zoo lang over ons land geheorscht Zij had geest drift. Zij was de partij dfer ontwikkeling tegenover do nachtsohool, ,de dompers. En dat meende zij workclijk; Die ontwikke ling wilde zij mededeelen. aan heel het volk. Dat gaf haar geestdrift, en dia geestdrift werkte zoo aanstekelijk, Self's op ons, dat wij in onze jonge jaren heel diep op don bodem van ons hart eenigen twijfel voel den. Zouden zij toch niet ©en beetje gelijk hebben? En eerst liet onrecht, dat zij ons deden, maakte velen do oogen open. En toen we voor ons goed recht leerden strij den, toen kwam er aan onze zijd© ook vuUri en ontwikkelde onze energie zich tot groo ter kracht dan waartoe we zelf ons vroe ger in staat geacht hadden. Met de steeds meer veld winnende partij der socialisten is het evenzoo. Het geheim van liun kraoht zit in hun geestdrift. Hoor ze maar zingen: „Dat is ons heilig ideaal." En zij zouden het ons wel willen instam pen, dat wij dat ideaal oofk liefkregen. Hun geestdrift is het geheim van hun kracht. Het is mijn innige wensch, dat pok aaix onze zijde het enthusiasm© hoog opvlam- mc. Ook ons wenkt een ideaal, ©en hoog- heilig-ideaal. Of zou het niet hcerlijlt zijn, als ons land steeds moer igerogeerd ,w©ril naar do beginselen Van het Woord des Hoe ren Als het Evangelie mij en anderen on gehinderd verkondigd kan worden ook in ons Indié Zou het niet heerlijk zijn, als dq vrije christelijke sohool met volkomen ge lijke rechten als de openbaro staatsschool den strijd voor otiz© beginselen kan voort zetten? Is het niet heerlijk, dat we gaan deweg weer ©cn leger krijgen, dat in staaf is onze grenzen t© beschermen? Het is haast te mooi, om waar t© wezen, en doeb heel in de verte denken aan onze beste dagen. Zie, we hebben ook idealen, die de moeite en den 6trijd wel waard zijn. Ik hoop, dat er met geestdrift voor gestreden worde. Over huwelijksfcrmaliteiteii schreef „De Rotterdammer": Do Regeering heeft een ontwerp voorge steld, dezer dagen door de Twoe.de Kamer aangenomen, dat eenige niet-onbelangrijko verbeteringen in de regeling van den Bur gerlijken Stand brengt. Wij noemen daar van een paar op. De huwelijksafkondigingen rullen niet raeer mondeling moeten plaats hebben, maar geschieden door aanplakking 7aa een geschrift. De amtbenaar van den Bur gerij jken Stand wordt daardoor 's-Zon- dags vrij. Een uitbreiding, xan het ontwerp gege ven gedurende de behandeling, brengt mede, dat de huwelijksakten, vóór het vol trekken van het kerkelijk huwelijk aan den predikant of pastoor over te leggen, voortaan vrij van reohten en vrij van ze gel zullen worden afgegeven. Van de rijde der Tweede Kamer was op deze uitbreiding aangedrongen19 Decem ber 1912 was het de heer Elhorst, dio in dte Tweede Kamer er op wees, dat, ten ge volge van een uitspraak van don Hoogen Raad, het den predikant of pastoor nie»t langer mogelijk was met een ongezegeld bewijs van de huwelijksvoltrekking (trouw bewijs of trouwboekje) genoegen te nemen, maar een gezegeld afschrift van de akte noodig is geworden. ,,Ik schaar mij ondor hen", aldus de heer Elhorst, ,,die deze ze gelbelasting op een godsdienstige plechtig heid bij het huwelijk uit den tijd vinden". Het is gelukkig, dat aan dezen aandrang van den heer Elhorst en anderen gevolg is gegeven. Het ging tooh niet aan, een belasting te handhaven, die alléén opge bracht wordt door het volksdeel ,dat aan de Christelijke traditie vasthoudt; een be lasting, die voor onz© Roomsche mede burgers zelfs zich voordoet als een belas ting op een kerkelijk sacrament. Paartjes, die gaan huwen, zullen in het vervolg den heer Elhorst wèl in dank mogen gedenken. Immers, behalve zijn aandeel in het opheffen dezer belasting, is hij het ook geweest, die vooral door zijn amendement bij de behandeling der mili^ tiewet-Colijn (de heer van Yeen had een gelijkluidend amendement ingediend) er toe heeft medegewerkt, dat de bepaling ver viel, dat bij het sluiten van een huwelijk het bewijs moest worden overgelegd, dat de militiepliohten waren vervuld. Do heer Elhorst moge geen rechtsge leerde zijn, hij is ook in deze dingen ge bleken te zijn een praotisch man. Als amb tenaar van den Burgerlijken Stand wist hij welke moeilijkheden en bezwaren bij de huwelijkssluiting zioh voordeden; en zijn heldere blik deed hem do gelegenheid aan grijpen, die zich voordeden om die bezwa ren weg te nemen. In een driestar Goed genoeg voor den arbeidersstand zegt „De Standaard": Theorie en practijk slaan ook bij de voor standers van het openbaar sohool- wezen, allerminst steeds op elkaar. Feit is het tooh, dat de hoogere burger stand en de meer gegoeden ook onder de liberale burgerij zoo goed als nooit hun kin deren naar de openbare sohool zenden. Op meer dan één dorp is men wel verplicht om hiertoe over te gaan, eenvoudig bij gemis aan een particuliere school van deftiger stempel. Toch zijn er zelfs op de dorpen liberale ouders, dio nog liever hun kinderen naar een dure kostschool zenden, dan dat zij op de dorpsschool zouden worden onder gebracht. En woont men in een stad, klein of groot, waar ook een particulier sohool te vinden is, dan geldt het als zet en regel, cat men zijn kinderen niet op de publieke school doet, maar ze naar die particuliere school toezendt. Natuurlijk zijn or citzon- deringen aan te wijzon, maar dan toch geen andere uitzonderingen dan die juist hier cteu regel zoor sterk bevestigen. Gevolg hiervan is, dat inen, althans Ir- do steden vAn beteekenis, op de Openbaro La gere School bijna niet ancters vindt dan do kinderen, dia vanwege armoe er om niet gaan, en voorts de kinderen van ©enigszins beter bezoldigde arbeiders, van kleine ba- ambten cn van do zeer kleine burgerij. Allo ovorigo kinderen vullen de particulier© scholen, en deze nemen steeds in aantal to© en bloeien. Onder ons is dit cenigszins anders. Bij ons bestaat clie sterke en scherpe afscheiding niet. Nf ~t onzo School met den Bijbel kan mon niet dan hoogst zelden nog een Christe lijke School van sociaal hoogere orde oprich ten. Dit gaat mogelijk wel in hoofd cn hof stad, en aan de Maaa, maar in kleine steden kan het niet. Gevolg hiervan is, dat bij ons de kinderen van liooger en lager stand veel meer saam op eenzelfde school worden gevonden. Dit leidt or dan vanzelf toe, dat men meer met elkaar in contact, komt., en voor een later leven me^r met elkaar in oontact blijft. Bij de neutrale school daarentegen wordt wel sterk standsgelijkheid uitgebazuind, maar in .de practijk meer dan men denkt verzaakt. ,,D Tijd" dringt in ce-n hoofdartikel aan op oen krachtige ©n alge meen© verkiezi n-g sactie van R.-K. z ij d e Do vrijzinnig© zijn, meent het blad, wel veel te vroeg met hun campagne begonnen, maar d1© Roomech-Katholioken moeten toch niet lijdzaam blijven. Bovendien kunnen wij ons de weelde van een groot optimisme niet veroorloven. In onze artikelen over ,,de diepste gronden", waarom ons bij de aanstaande verkiezin gen met menig© onaangename verrassing wordt gedreigd, hebben wij niet verzwegen, dat do weifelende houding van vele chris- telijk-historische kiezers met hun bijloopers der kleurlooze middenstof, gevoegd bij d© ronduit vijandige actie van sommige predi kanten en heftige anti-papisten, wel eens d© hoofdoorzaken zouden kunnen worden van een necterlaag, die wij zonder deze aarze lende on dwars drijvend© elementen min der zouden vreezen". Het blad klaagt vervolgens over de „ver regaand grove strijdwijze onzer liberale te genstanders" en wijst er op, dat de strijd lust en de ijver gewoonlijk grooter zijn als het gaat tegen een kabinet van vijan dige dan voor 't behoud van een der ei gen riohting. Ook hebben de R.-K. dö zekerheid, da.t de aanstaande verkiezingen weinig verandering door winst of verlie® zullen brengen in da vertegenwoordiging' hunner eigen partij, wat de animo bij velen hunner natuurlijk niet verhoogt. De beide christelijke bondgenoot en, vooral de chrisbclijk-historisohe, krijgen daarbij dez© waarschuwing 'Y a s t e anti-revolutionnaire of christe- lijk-kistorisohe districten zijn er elecht* zeer weinige. Immers, talrijke, compacte, massa anti-revolutionnairo kiezers, zooa.lt- bij uitzondering op dö Veluwe, op Zuid.' Beveland aan de oevers van do Merwede en op hot eiland IJsselmond© worden aan getroffen, ontmoet men elders in ons land zoo goed als niet. Nog meer verspreid zijn' de christelijk-historischen, d'ie, aan eiger kracht overgelaten, nauwelijks in ©en enk*, district de overwinning zouden behalen. Wat bij de Katholieken hooge uitzonde ring is namelijk de verkiezing van een hunner geloofsgenooten in districten, we1 ke niet, wat do meerderheid aangaat, ovei> wegend Katholiek zijn is bij de twee andere rechteche partijen regel. Vanidlaar dat het verbreken van het bond genootschap tusschen de drio fracties rechts den Katholieken slechts enkele, den anti-revolutionnairen en christelijk-histori schen a 1 hun zetels zou kosten, zeker nieti meer dan vijf of hoogstens zes uitgezonderd. In alle overige districten,waarin thans anti-revolutionnairen of christelijk-histori- (iïadrufc verboden). 07; De haat jegens Bertignolles, die hem be drogen had, streed tegen da oneindige liefde, dio hij voor Jenny geveelde. Wat zou de overwinning behalen: de haat of de liefde. Meermalen had hij op het punt gestaan y>m aan den rechter van instructie te schrijven; maar altijd had de vrees voor Jenny hem er van teruggehouden. Bertignolles te smeeken dit huwelijk te beletten, het voor altijd te verbreken, zou nutteloos geweest zijn, daar het leven van den Amerikaan sedert lang geen andere eerzucht had gehad dan dit huwelijk. Ook had hij er aam gedacht, naar Lau rent de Soulaimes te gaan en tot hem te zeggen Ik ben Lazare Beerman, de moorde naar van Jactel. Dan had de graaf kunnen doen wat hij wilde. Maar op het laatste oogenblik aarzelde hij steeds voor het nemen van een zoo ernstig besluit. Hij werd geslingerd tusschen twee te genstrijdige gevoelens; haat jegens Bertig nolles, en vrees, Jenny ongelukkig te ma ken. Zoo wachtte hij, zonder een besluit t© kunnen nemen Evenal® Marie-Rose bleef hij veröorgen en hield zich toch op de hoogte van alles, wat er in het huis van Bertignolles ge beurde. Hij wist, dat de voltrekking .vat. het huwelijk op Maandag van de volgende week was bepaald, en dat het huwelijkscontract heden zou geteekend worden. Toen ging hij uit, zonder voorzorgsmaat regelen, en begaf zich naar de Friedland- laan om recht te uoen. Maar voor het huis gekomen, waar hij zooveel gehoopt en in het geheim bemind had, waar het berouw over zijn misdaden hem had) gekweld en waar zijn haat was geboren, aarzelde hij. Zijn moed was ge broken, klein en nietig gevoelde hij zich. Hij vluchtte en dwaalde door Parijs tot de avond viel. Toen kwam hij weer voor het huis in de Friedlandlaan. Geen enkel gevaar vertoonde zich. Het was alsof Gaume en al de anderen, die hem vervolgden en trachtten op te sporen, eensklaps verdwenen waren en van hun plan hadden afgezien. Hij werd niet bespied. Geen enkel verdacht gelaat- vertoonde zich. Ten huize van Bertignolles vierde men foest. Het huwelijkscontract was in den namidag geteekend, het diner was afge- loopen en nu werd er in het salon ge danst. Romain bleef voor het huis staan, be sluiteloos wat hij doen zou. Eensklaps stak hij de straat over. D© koetspoort stond half open. Hij trad binnen. Daar iedereen hem kent, is geen der bedienden verbaasd, hem na een korte af wezigheid terug te zien komen. Allen groeten hem beleefd, want men weet, dat hij de vertrouweling is van den meester. Door de achterdeur gaat hij het huis binnen en bereikt langs de dienstbodentrap zijn kamer, waarvan hij den sleutel heeft gehouden. Zoo is hij dus opnieuw, en zonder dat Bertignolles het weet, in dit huis ©n bij haar, die hij bemint. Beneden zich hoort hij de dansmuziek en het geschuifel der voeten van de dan sende paren. Hij meent Jenny te zien aan den arm van Laurent en lijdt hetzelfde, wat hij op het bal-masqué geleden heeft, toen hij zijn haat en gramschap niet kon bedwingen. Hij verlaat zijn kamer. Hij gaat naar beneden, zonder te weten wat hij wil doen. 'Het is dbnker in do gang en op de trap en er is niemand. En wat had hij ook te vreezen? Alleen oem ontmoeting met Bertignolles. En wat zou deze tegen hem kunnen doen? Toch bleef hij staan, voor hij den voet zette op de trap, die naar de kamera van Jenny en Bertignolles geleidt. Een geluid van stemmen drong tot hem door en nog altijd klonk hem d'ie dansmu ziek spottend in de ooren. Daar hoorde hij beneden zich zacht spro- den. Hij daalde eenige treden af. Hij buigt zich over de leuning der trap. Daar ontdekt hij een jongen man ©n een meisje, die op een sofa in de vestibule hand in hand zitten te praten. r.omain drukt die hand tegen het hart, ah om het heftige kloppen er van te be letten, want in dit paar heeft hij Laurent en Jenny herkend. Gemakkelijk kan hij hun woorden ver staan, hoe zaoht zij ook spreken. Jenny spreekt, want hij, ernstig en bijna treurig, gevoelt in zijn hart niets voor het arme meisje. O, Laurent, hoe gelukkig ben ik. Eindelijk zie ik dan toch den dag nade ren, waarop ik u geheel zal toebehooren Zie eens om on9 heen. Alles schijnt ons toe te lachen. Zie eens, hoe gelukkig mijn va der is; hoe zelfs uw moeder haar vreugde ternauwernood kan verbergen. Hoe lief heb ik haar, uw moeder. Zij moet bij ons blij ven. Wilt gij, Laurent? Hoeveel zij ook van Michel houdt, zijt gij tooh, ondanks alles, Haar uitverkorene. Zij zal er met vreugde in toestemmen, bij ons te blijven. Dat weet ik zeker. En Gilberte móet ook dikwijls bij ons komen. Ook haar heb ik lief als een zuster. Gij antwoordt niet, Laurent. Lachen die zoete plannen van huiselijk geluk u niet toe? Ja, zeker, Jenny, en ik dank dat gij aan dit alles gedacht hebt. Is dat niet zeer natuurlijk, nu uw familie toch do mijne wordt Jenny leunde teeder op zijn arm en vioeg: Houdt gij van reizen, Laurent? Zeer veel. Waar zullen wij Maandag, als wij getrouwd zijn, dan heengaan Ik ben ijver zuchtig op mijn geluk en wil het voor I ieders oog verbergen. In de eerste dagen wil ik slechts door vreemdelingen omgeven zijn. Reeds meermalen heb ik u gevraagd waarheen gij wilde, dat wij onze huwelijks reis zouden maken. Kies zelf het land uit, Laurent, dat het eerst getuige zal zijn van mijn goluk, waarop ik zoo trotsch ben. Ik weet het niet, Jenny, ik heb er nog niet aaai gedacht. Foei Trouwens, ik laat het goheel aan u over. Neen, Laurent, neen, zoo wil ik he^ niefc. Ik tel nu niet moer mee; ik best-© niet meer. Gij alleen, gij wilt, gij beveel' en ik gehoorzaam. Ik wil uw minste wen- schen in uw oogen lezen, opdat ik er aan voldoen kan vóór ge ze hebt uitgedrukt; Waar zullen wij heengaan, Laurent? IW ken zoo wat alle landen der wereld, wanfc mijn vader heeft mij overal meegenomen., Zullen wij naar Venetië gaan, Laurent* vindt gij dat goed? Naar Yenetic dan, Jenny, zei hij, omdat gij het zoo wilt. Daar hij £ch gedwongen, beklemd om het hart gevoelde, wanneer hij met haar alleen wae, voegde hij er tij: Willen wij weer naar binnen gaan? Verveelt het u dan, met mij alleea te zijn? Maar, Jenny 1 Wie kan zich daarover verwonderen? We zijn immer® reeds zooveel als man tv vrouw (Wordt vervolgd)s J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5