ZO N D AG5 B IA D HID5CH DAGBIAD f VAN HELT STOFGOUD. RECEPT, No. 16317. Zaterdag* 3 Mei. Anno 1913. ITSSK2 i «iji»* iij hl «ijh» ii fiiTiijii HET ZWIJGENDE NICHTJE. vuld en zorgvuldig weer aaneengeheeht. Ook de rookers in Europa, voorzien zich aan dezelfde bron, en 'n niet geringe hoeveel heid opium om te rooken wordt naar Ouitschland uitgevoerd. Er wordt verteld, dat uit Macedonië reuzenhoeveelheden worden gesmokkeld en wel in kisten met spijkers, waarvan het middengedeelte er door wordit ingenomen; kisten, waar dte douane-beambten zelden de handen in steken. Zoo wordt Turkije langzamerhand, zonder dat men er veel acht op slaat, de leverancier van opium dep geheele wereld, terwijl het zelf zonderling genoeg, niet veel opium verbruikt. Weliswaar gebruiken in streken, waar de papaver somnit'erum wordt ver bouwd, de boeren in Macedonië en Klein- Azie bet middel als universeel geneesmid del, want zij kennen de kalmeerende wer king evengo-d als de Hindoes en Chineezen; maar er is geen sprake meer van, dat de meerderheid der Mohammedanen zich over geeft aan het gebruik van het heulsap, om zioh in het Paradijs van Mohammed te droomen. Alcohol en hasohisch hebben, voor al in de steden de opvum vervangen. Toch ontmoet men er nog opium-eters; en voor al in Jemen schijnt het gebruik sterk toe te nemen, waar het produet wordt binnen gesmokkeld door Turksohe handel sstoom- booten. De opium, die ingeslikt wordt, wordt vaak vermengd met aromatieke stoffen, als cochenille, cardamom, muskus, amber e. d. Met den nagel van den duim neer^t de schui ver een beetje uit een doosje, dat hij altijd bij zich draagtdan bevochtigt hij met een weinig speeksel den duim en den pink van de rechterhand en rolt een balletje, dat hij' in den mond steekt. Men raakt spoedig aan het vergif gewend, en hoewel de doodelijke dosis voor iemand, die er niet aan gewoon is, één gram bedraagt, ziet men genoeg amfioengebruikers, die jaren aaneen dage lijks twee, drie of vier gram opium nemen. De Derwischen, vooral de draaiende Dor- wischen, zijn vaak opium-eters erl sommigen /an hen kunnen ernorm veel verdragen. Veel van die menschen zijn gewaardeerde klanten van de handelaars in opium en de drogisten of apothekers. Took is het al se dert tal van jaren voorschrift, dat alle kooplieden in opium op een speciaal con trole-register hun aankoopen moeten notee- ren yan vergiftige stoffen; maar men houdt er de hand niet aan en de registers worden niet bijgehouden. Als, men zich dus zoo gemakkelijk opium kan verschaffen, is het geen wonder, dat er liefhebbers op afkomen. Maar terwijl er dus nog door veel personen aan opium-eten wordt gedaan, ie het rooken of schuiven in Turkije tot de zeldzaamheden gaan behoo- ren. In Konstantimopel ligt de wijk der opiumkitten achter den grooten bazar in het hooge gedeelte van Stamboel. Langs een omslaolitigen we<g moet men er komen en treft dan al gauw een wat grootere „han", die het Perzifcch Café wordt ge noemd, omdat de onderdanen van den Sjah er drukke bezoekers zijn. Maar er komen ook Turken, en de houder van het café is een Turk, die al meer dan veertig jaren schuiver is. In een tuintje achter de gewone gelagka mer zitten de rookers met het komfoor tus- sohen zich in, waar de houtskool op smeult. De omgeving lijkt in het geheel niet op de traditioneel© voorstelling van een opium kit. zooals die elders nog bestaan, met mat ten en kleine lampjes en rookers uitgestrekt op banken of op den grond in de verdoo- ving, door den opiumdamp ontstaan. Het ia hier veel eepvoudiger. De rookers zitten en liggen niet, en als nilet de doordringende opiumreuk ons waarschuwde, zou men kun nen meenen, dat er gewone cafébezoekers zaten te drinken, die vau het schadelijke vergif niets afwisten. Die liggende houding, welke tegenwoordig door de meeste opium-schuivers in de ge heele wereld wordt aangenomen, schijnt nog niet veel ouder dan de vorige eauw. Vroeger zat men te rooken, zoo als uit oude prenten van echuiveifr in China blijkt en ook uit afbeeldingen van Maleiers, die met gekruiste beenen zaten te opiaimrooken, ter wijl nu onder de Hindoeeche rookers van opium ook nog velen die houding verkiezen. De rookers nu in het bedoelde café gebrui ken de gewone opium, voor het rooken be stemd, die niet. als de opium, welke .-ege- ten wordt, op Chineesche of Indische ma aier bereid is en geurig gemaakt, (sjandoe heet ze dan), maai* de ruwe opium in ruw-n staat, zooals ze uit de papaverbollen wor.k verkregen. Dit is dan een bruime-elastiscü© massa en moet even wat worden verwarmer, om kneedbaar te worden. Een rooker houdt een balletje daartoe een minuut of tien ro ven het kolenkomfoor en als de massa niet meer kleeft aan de vingers, raaaki hij er staafjes van, van zoowat drie centimeter lengte en vijf millimeter dikte. Zoo'n staaf je wordt in de pijp tot gloeiing gebracht en met langzame, diepe ademteug »n wordt de opium damp ingezogen, waar wi de reuk en de smaak gelijk zijn aan «lie van üc opium, die gegeten wordt. Het is een veel goedkooper manier van het opiumgenot dan het eten van sjandoe maar de uitwerking op de lichaams- en geestkracht van den ge bruiker is even noodlottig. Onafscheidelijk ia van de opiumpijp de naald, waarmee ze moet worden doorgestoken, als ze verstopt is. De afval uit dJe pijpen van de rookers wordt vaak ingezameld en kan dan weer opnieuw worden opgekookt en met wat versche opium vermengd, om na gefiltreerd te zijn opnieuw te dienen. In Stamboel bestaat ook nog een klein cr.fé, waar men gebruik kan maken van opium om te eten; het is gelegen in de wijk Ylanga, waar een vrij dichte Griekscho be volking woont. De zon ziet de wereld vol warmte en licht. Begin met zon te zijn- en bezie dan de wereld. Carmen Sylva. Eieren met mayonnaise. 4 i, 6 eieren. Voor de saus: öf 2 dooiers, 1/4 d.L. azijn, l d.L. goede olijfolie, zout en mosterdpoeder, óf 2 eieren, 2 lepels azijn 2 lepels olijfolie, iets zout, mosterdpoeder. De eieren hard koken, overlangs in tweeën snijden en met den doorgesneden kant naar boven op een assiette leggen; om ze vast te doen liggen, kan men ze even in de saus houden. Voor de saus van de eerstgenoemde in grediënten echte mayonnaise maken, vol gens bovenstaand recept, of een imitatie- mayonnaise die minder mooi en iets minder lekker is, maar veel vlugger en gemakkelij ker te bereiden. Hiervoor de heele eieren in een pannetje goed schuimig kloppen, met iets zout en mosterdpoeder; voor elk ei een lepel olie en een lepel azijn er bij gie ten. De saus au bain-Marie onder goed roe ren laten binden; zoodra men merkt, dat de massa begint te binden de pan uit het water nemen, maar nog blijven doorroeren, daar zich anders klontjes vormen. De saus onder af en toe roeren laten bekoelen, dan over de eieren uitgieten; den schotel gar- neeren met mooie gele slablaadjes of een paar takjes peterselie. Uit Handelsbericht, een, van het Fransch in het Nedcr- landsch vertaald, gedrukt handelsbericht: ,,Óp dit vroolijk gezicht hoop ik u niet stotteren mij een opdracht te geven." Een advertentie. Heden herdenkt H. B. K... den dag, dat hij 45 jaar werkzaam is geweest voor de heeren Gebrs. D. Mosseltrap, welk feest' ik onder gesloten couvert aangenaam mocht vieren. Met hartelijken' dank H. B. K. Aanschouwelijke v oo rstelling. Hij drukte zich gaarne poëtisch uit en toen hij om haar hand vroeg, bood bij haar een ring aan en zei „Mijn liefde voor u is als deze ring. Er is geen einde aan." Zij bekeek den ring en gaf hem toen te* mg. „Mijn liefde voor u, zei ze, is óók als deze ring. Er is geen begin aan." Mislukt geneesmiddel. Dorpsdokter: „Wel, hoe heb je in den at geloopen nacht geslapen'/ Heb je mijn raad gevolgd en begonnen met tellen/" Boer: ,,Ja zeker, ik heb geteld tot 18000." Dokter: „Zoo, en ben je toen in slaap gevallen Z" Boer: ,,Neen, want toen was het tijd, om ,op te staan." In het vuur der rede. Feestredenaar (in een landbouwvereeni- guig) „Ja, onze hoogvereerde voorzitter is iu de heele provincie beroemd om zijn schit terend succes bij de veeteelt, en wanneer we een reusachtig stuk vee of een onmogo- Zjk groot schaap te aanschouwen krijgen, dan staat altijd zijn,beeld voor onze oogen.' Onderhoudend. Een veelsprekend Raadslid zei tot een bekenden „zwijgenden" collega: „Nu, je hebt in deze zitting je mond weer met opengedaan." „Toch wel, evenveel als jij." „Maar dat is onmogelijk." „Zoolederen keer ale jij sprak, begon ik te geeuwen T erechtgewezen. Fat: „Vertel me eens,, professor, spreken de ezels in Engeland het I A ook anders uit dan bij ons/" Professor: „Neen, jongmensch, die zeg gen het net precies zooals u." Strijdlustig, Hij: „Weet je nog wel, vrouwtje, dat je me vroeger eens een sigarenkoker ten ge schenke gegeven hebt/ Op den ee-nen kant stond mijn monogram." Zij„Neen, het monogram stond op den anderen kant." Niet genoeg gehad! A.„Hij is werkelijk een charmante ke rel, mijn neef! Nadat ik hem had uitge- noodigd gisteren het middagmaal bij ons te gebruiken, heeft hij zich dadelijk na het eten gerevancheerd, is met ons allen naar een restaurant gegaan en heeft daar even eens een diner besteld." Een korte illusie. „Vrouw, daar heb ik nu eens een verras sing voor je, ik heb voor je gekocht.... raad eens." „O, mannetje, hoe zal ik dat nu raden/" „Nu dan, een auto..." „O, schat, dolletjes, 'n auto." ,,Ja, maar, je laat me niet uitspreken, ik bedoel een autographic van den nieuwen president yan Frankrijk." •4 A&& f Aki (.Nadruk verboden.) /V\A/V/VAAAJ\AAA De oude heer Reinhard, de oude heer Roden en de oude heer Koch, deze drie be kende landschapschilders te Rome, gingen opeens dikwijls naar een kroegje voor de Porta Pia. .Waarom nu gingen zij naar de Porta Pia Omdat de wijn, iu het kroegje geschonken, zoo voortreffelijk was'/ Daarom zeker ook! Maar uitmuntenden wijn konden de drie oude heeren ook nog' wel ergens anders vinden. Als de drie kunstenaars uitgingen, verge zelden hen steöds een paai* jonge artisten, lie het een eer vonden, met hen mede te mogen trokken. Aldus kwam een clubje van een vijftien leden tot stand, en geen herber gier werd kwaad, als hij hen in zijn herberg zag kamen. Daarom ook vond do eigenaar van het kroegje Porta Pia ook geen roden tot boosheid, als hij de drie oude heeren met hun govolg in zijn tuintje zag treden, want hij wist, dat zijn gakten wel wat konden verdragen, en tevens wist hij, dat zijn wijn bat-er werd, hoe meer men w van dronk. Zooal^ ftfhter reeds gezegd, liet was niet Heen de wijn, die zulk een magnetise hen invloed uitoefende en die de drie oude hoe ren sedert ©enigen tijd zoo nauw met de Porta Pia verbond, maarde herbergier had ook oen nichtje uit Albano bij zioh, dat bij hem als huishoudster dienst deed, mi d^t, zoo als hij z&ide, ©ens zijn duitje© zou, erven. Het nichtje, Aagioletta heette ze, wa* net precies zeventien jaar, en daar het jong wa© en niet bepaald leelijk, kwa men de oude hoeren naar het kroegje, want kunstenaars waren ze en de schoonheid zagen ze nog altijd gaarne aan; hun volgeling-en hadden natuurlijk denzelfden smaak ads hun leermeesters in-de-gchoonheid Angioletta was voor een Italiaansch meisje ong©woon nadenkend en zwijgend, en de oude heeren zagen haar met welgevallen aan; doch hun harten spraken niet daarbij. Zoo ver hadden het echter de jonge schilders niet kunnen brengen, en er waren er maar eventjes vijf onder 'hen, die door het meisje, dat „het zwijgende nichtje" werd genoemd, hun ge heel e kunst Links lieten liggen, en reeds zeer vroeg hun onleschbaren dorst begonnen te stillen. De omgeving der Porta Pia was plotseling door hun blik het allerschoonste geworden, en ze besloten daar in de buurt te gaan schilderen, dat wil zeggen: er heen en weer te schilderenGedurende vele dagen „teekende" Frederik do buurt der Monte Mario, Gerard „schilderde" Tivoli, Frans de Cainpagna, Maurits de stad, en Robert oen Jcar met een paar buffels er voor. En dat alUs in de buurt van het kroegjeo wonder! Zo gingen alleen maar naar huis om te slapen. Dit alles hadden de drie oude heeren op hun geweten. Waarom hadden zo den jongelui ook de Porta Pia leeren kennen? Een week ging voorbij. En omdat de atu- die© toch. niet zoo snel vorderden, alg men ha/I gedacht, „schildard©" Frederik Tiyoli, Gerard de Monte Mario, Frans de stad, Mau rits de Campag-na; Robert echter ging de kar aan 't schilderen mot de paar buffels er voor,... doch nu van den achterkant bezien. Do herbergier Peppo begreep heel goed, wat eigenlijk de bedoeling van dit alk» wan. Hij word steeds beleef dor en vriende lijker, hoe langer de schilders zijn herborg bezochten! .Het zwijgende nichtje daaren tegen bleef het zwijgende nichtje; ze groette en was altijd lief, tegen den een echter niet liever dan tegen den ander. In zoover was alios goed. Maar voor de vijf kunstbroeders w'erd het een treurige tijd. Ze worden minder ver trouwelijk togen elkander en ze gevoelden niet meer de behoefte vriendschappelijk met elkaar te spreken. En hot werd er niet boteff op. sinds zy alle vijf ccn krijgslist hodden Verzon non. Frederik liep stilletjes naar den herber gier en Vroeg, of hij niet alleen kon eten. „Angioletta zal er voor zorgen", z-cido Peppo beleefd. „Prachtig", riep Frederik uit, en hij be gon nu cle Campagna te schilderen. Toen kwam Robert on wilde vroeger ©ten dan de anderenMaunta verlangde, dat nuon hem zijn diner in hot prieel bracht, en nadat er clrio weken verloopeu ware», zat Gorard „hee- lemaal alleen" op de plaats, waar ze vroe ger to zamen luidden gezeten. Het middel, dat probaat Itjek, baatte niet. En wie droeg de schuld? D<? drie oude heeren. Die kwamen eiken avond in Peppo© herberg, en gingen dam met het meisje praten en lachen soma nam een hunner haar zelfs wol eens bij de hand. Hole onvoorzichtig kunnen soms oude hoeren niet zijnDo vijf jonge hoeren merk ten fy©t maar al te good. In den Italiaanschon zomer kent man bijna geen onweer eu regen, doch ais ze eenmaal komen, komen ze ook terdege, en dan maakt iedereen, dat hjj een goed onderdak vindt. Aldus kwamen ook op een avond de vijf jonge schilders te zamen, en ze zetten zioh aan den haard, waar het lekker warm was, terwijl buiten de storm gierde door de tak ken der hoornen en zweepte tegen de wingerd ranken, dat het een aard had. „Wat een smerig weer! Wat een leelijk weer!" riepen ze uit. Blijde waren zij, dat ze hun verlegenheid door het Leelijke weder konden verbergen, en, op en neder gaande, keken ze telkens naar de deur, waarachter het zwijgende nichtje moest wijlen. Peppo, de vroolijke herbergier, stond mede bij den haard, hij schoof blokken en takken op het vuur en glimlachte naar de jongelui, die als schildwachten of als ooievaars heen en weer liepen; toen logde hij zijn vinger aan zijn neus, dacht oen oogenblik na en ging vervolgens naar den kelder, waaruit hij twee flesschen roetzwarten wijn naar loven bracht. Eenvoudig zette hij ze op de tafel neer en bracht ten laatste glazen aan. „Mijne heerenI" zoo sprak hy, „woest vroo lijk vandaag, u bent vandaag vast mijn oenigsrte gasten, omdat do storm zeker tot middernacht voortduurt. U zult tevreden moetea rijn met de spijzen, die mijn nederige handen zullen gereedmaken, want de vrouw* lui maken een toohtje naar Albano, al ia h«| slecht weer." „Naar Albano?!" riepen de jongelieden uit.j .We bobben toch hoolemnal geen rijtuig ge* zien. Wanneer zijn ze weggereden? Hoe heer lijk Naar dat prachtige Albano." „Zo roden uit do ©tad", glimlachte d© waard, „toon de heeren hun klein middag*; dutje deden. Zc wilden de heeren niet wak ker maken. Maar nu wij alleen zijn, vrijge* zeilen onder elkander, willen wij ook vroo lijk wezen. Drinkt jiit, mijne heerea, drink# uit." Men nam de glazen in de hand, en droink, doch niet vurig, niet begearig; koel, ala dronk men uit beleefdheid. Zij duurde echter, geenszins lang, deae koude houding, want de wijn was vurig, en het opgewonden bloed der jonge menschen stroomde wild. Spoedig; spraken zij allen mot luid© 6tem, totdat; Gerard, die bijna altijd de verstandigste was,1 het woord nam en zei de: „Weet jullie wat wij allemaal zijn? Gek* kon en dwazen zijn we, omdat wij ieta voor elkaar geheim willen houden, wat tooh ieder een wel voelt on weet. Of wil een van julliei soms ontkennen, dat hem de zwijgende nioh# meer interesa&ccrfc dan oen ander meisje? La ten wij* de vijandelijkheden staken, mijne heeren, en laten w© elkander de waarheid bekennen. Geef me de hand, Frederik, do, hand, Robert; en jij, Maurits, Maurits, die in het prieeltje bent gevlucht, laat niet lan ger het hoofd hangen, karei. We sluipen in het kroegje heen en weer als geesten in de» onderwereld, en niemand kan zijn doel benei-' ken, omdat de anderen hem in den weg staan. Nu moeten we het zaakje ander©; opknappen. Eiken dag moot slechts één onzer, het recht hebben Angioletta hot hof te ma-' ken, en hij, wicn het gelukt haar hart t« winnen, zal door niemand warden gehin derd." Nu. veel heen en weer praten werd aldus besloten. De goede verstandhouding keerdo weder. En met luide atom werd Peppo ge roepen. Plechtig werd licm door Gerard mede gedeeld, wat er was besloten. De herbergier stond geheel verrast, hoewel hij er op voor bereid was, dat men over het zwijgende nichtje zou spreken. Hij bood met de anderen een schilderachtig beeld. Door de o pen deur: nacht en storm. In liet midden de vlammen- laaiende haard met de walmende blokken, en aan de tafel de vijf jonge mannen in hun verschillende houdingen, omglansd door bet licht der Romeinsche lainp, die schelfelle en scherp-uitgesneden schaduwen door de zaal wierp; en tegenover hen de geestig-slimrno,' dikke Italiaan, wiens volle wangen door het vuur rood getint werden, en die zich nu bolden door zijn broeden lach, terwijl hij zijn versleten muts afnam, een sierlijke buiging maakte en den heeren in vloeiende vleitaal mededeelde, dat het hem een groot» oer was, zeker. De wedijver om zijn nichtje zou hom tot blijdschap moeten stemmen, als er niet ©ca „maar" bijkwam, dat deze vroolijko ©temming in den weg stond. Er was ecu klein© hinderpaal. hinderpaal riepen d© jonge liodoa, terwijl zij /u op hun beurt verrast waren. „01 een heel kleine...", hernam dher

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 17