RECEPT.
No. 16300.
Zaterdag1 April.
Anno 1913.
V
Het ezeltje als huwelijksmakelaar.
De Emmabioem.
Het denkbeeld, om door middel van den
verkoop tfan een bloem propaganda te ma-
kon voor de Tuberculosebestrijding en te
vens u.aardoor geld bijeen te verzamelen, is
voor hjet eerst opgevat door mevrouw Beda
Hallberg, die in bet jaar 1S07 te Göteborg
reed^s dadelijk 137,000 bloemen wist te ver-
koo/pen en daarmede 14.700 kronen iin kas
krf^eg. Van het volgend jaar af werd gere
geld de bloem verkocht in Zweden door een
internationale organisatie,die zulke mooie
"resultaten wist te bereiken, dat het b^iten-
•land het denkbeeld alras overnam.
In 1910 deed de bloem haar intrede in ns
land op imitiatief van de heeren Roelofs, te
Amsterdam, en dr. Van den Brink, te Mon
ster. De bloem werd op 30 April verkocht
'en door het publiek ai dadelijk, hoewel ten
'onrechte, Juilanabloem genoemd. Het ma
deliefje mocht zich in een groote sympathie
verheugr zoodat op dien éénen dag bijna
f50,000 voor de tuberculosebestrijding over
het geheele land werd opgehaald.
Bovendien vergete men niet de propagan
distische waarde van dit resultaat.
In het tijdschrift Tuberculose" schreef
dr. Van Gorkom dienaangaande: Zooals
wij hadden verwacht, heeft het bloempje
den naam van de ziekte en de blijde bood
schap van haar vermijdbaarheid en genees
lijkheid gebracht op de lippen van duizen
den en nog eens duizenden, die
haar tot heden niet hadden ver
nomen, en is van deze weldadigheidsuiting
voor de gezondheid van ons volk een sym
bolische kracht uitgegaan, die nog lang
sal nawerken".
In 1912 was do opbrengst pllm. f 60,000.
De levensbehoeften van een
Amerikaansch bakvischje.
Te New-York woont een vijftienjarig
meisje, Helena de Witt genaamd, wier
ouders gestorven zijn ©n hetwelk blijkbaar 't
zeer slecht gaat. Grootpapa heeft haar eeni-
ge jaren een klein vermogen nagelaten van
ongeveer twee en een halt millioen gulden
en toen haar papa stierf, erfde het doch
tertje bovendien nog millioen gulden,
aoodat zij op het oogenbük drie en een
kwart millioen bezit, hetgeen baar een jaar-
lijkboh inkomen van 160,000 oplevert.
Daar had zoo'n jong memje fatsoenlijk
van kunnen leven, als de spaarzame oog-
dij raad maar geen roet in het eten had
ge3trojid, door te bepalen, dat Helena de
Witt tot haar meerderjarigheid ?'-;hts
30,000 voor haar opvoeding zou bekomen
,en uat de rest van haar inkomen bij haar
.vermogen moest gevoegd worden. Het ge-
ivolg iu geweest, dat de oom van het jonge
meisje den Voogdijraad verzocht heeft,
haar inkomen tot op 50,000 gulden jaarlijks
te verhoogen, daar zij anders niet fatsoen
lijk leven kan. Hij rekende den Raad voor,
dat de kleilne Helena met 30,000 gulden
jaarlijks, om zoo te spreken, gebrek lijdt.
Zij bezoekt de voornaamste meiejessohool te
New-York, heeft een muziekonderwijzer, di3
zioh met gond laat betalen, dan heeft zij
per jaar zes tot acht toiletten tn even zoo
vele hoeden noodig. Zij heeft een kamenier
en een Fransche gouvernante, reist jaar
lijks naar Nizza, enz. enz. Haar voogd ver
klaarde, dat hij met 30,000 beslist niet toe
kwam; dat er geld bij moest. Gelukkig had
de Voogdijraad medelijden met den nood
der jeugdige erfgename en verhoogde haar
jaarlijksch inkomen bereidwillig op 50,000
gulden.
Een nieuwe soort tramwagens te Berlijn.
De groote Berllijnsche Tramwegmaat
schappij is voornemens een nieuw type war
gens in te voeren, bestaande uit een bene
den- en een bovengedeelte. Dergelijke wa
gens worden reeds te Kopenhagen, Stock
holm en andere steden gedurende de zomer
maanden gebruikt, en zijn daar zoodanig
ingericht, dat de bovenste plaatsen zich
onder een korte, slechts aan écn kont open,
afdakking bevinden, ter beschutting van
de passagiers voor regen of zon-
Bij de Berlijnscbe wagens strekt zich die
afdekking over de geheele Lengte uit, de
zijwandt bestaan uit ruiten, die bij warm
weer neergelaten kunnen Worden. De Maat
schappij hoeft twee próif-wagens laten
bouwen. Bij een dezer wagens bevindt zich
de opgang aan het einde,bij de andere in
het midden van den wagen. Bij de proef
neming bleek, dat die, waar de opgang in
het midden is aangebracht, het best vol
deed, daar de opstijgende passagiers de be
neden zittende passagiers niet in het minst
behoefden laatig te vallen. De nieuwe wa
gens zullen dan ook alle naar het laatste
model gebouwd worden.
De invoering van deze wagens moet een
belangrijke verbetering zijn. De wagens ne
men niet alleen veel minder plaats i)n be
slag clan een tegenwoordige motorwagen
met bijwagen, maar ook kunnen zij meer
passagie'rs bevatten. In een gewonen wa
gen met bijwagen kunnen 72 of 77 perso
nen plaats vinden, in een wagen van et
beschreven type 84.
DE WERELD-VREDESVLAG.
Volkslied.
Zangwijze: „Kent gij dat volk."
Komt, scharen wij ons om één vlag,
De vlag voor recht en vree.
Voorkomen wij elk ruw geweld,
Waar ook te land of wel ter zee,
Van groote Staten tegen kleine
Door misbruik van hun macht.
Van groote Staten tegen kleine
Door misbruik van hun macht.
In deze vlag, de vredesvlag,
In deze vlag Egt onze kracht.
Beschaafde Staten, groot en klein,
Vormt alle éénen bond.
Beschermt met woord en metterdaad
Alom het Recht op 't wereldrond.
Vergeet een Staat dan eens nohzelven...
Ontplooit de vredesvlag,
Als teeken van den wereldvrede,
Die noop' hem tot ontzag.
Ontplooit uw vlag, de vredesvlag,
Ontplooit de Wereld-vredesvlag!
Komt, mannen van mijn vaderland,
Gaat and'ren toch eena vpor.
Wijst alle volken op uw doel,
En weldra volgen zij uw spoor.
En handhaaft altijd zoo eendrachtig
Den Godarreé hier op aard,
Dan wordt het leven aller mensoben
Voor elk van hen meer waard.
Ontplooit uw vlag, de vredesvlag,
Ontplooit de Wereld-vredeavlag I
Uitgave van O. DE REGT, in het ope-
ningsjaar van het Vredespaleis: 1913.
Rotterdam.
(De vlag besta uit een blauw veld met
gouden, stralende zonne).
STOFGOUD.
Denk eens wat onze ideeën zouden zijn,
als wij tien eeuwen vroeger geboren waren,
of iu deze eeuw te Teheran, te Benaree of
op Tahiti.
Dammenais.
Getruffeerde kalfstong.
Een kalfstong, 3 ons kalfsgehakt, 20 gr.
oud brood zonder korst, 2 truffels, een wei
nig madera, peper, zout, nootmuskaat, Ij
ons boter, 1 varkensnet.
Bereiding: De tong goed wasschen,
opzetten met kokend water en zout, en la
ten koken, zoowat ij uur, tot zij gaar n
Daarna het vel er af nemen. Het gehakt
woult op de gewone manier klaar gemaakt,
met bijvoeging van de truffel», die in stuk
jes worden gesneden en doorweekt zijn van
madera. Aan alle kanten wordt de tong met
een laagje van het gereedgemaakte gehakt
bedekt en gewikkeld in het varkensnet, dat
goed is schoongemaakt; er dient op gelet,
dat alles den vorm houdt vsg *uig. Het
vieesch wordt dan lichtbruin gebakken iu
den oven, en opgediend in sóhu;ne plakken
gesneden en met madera-saus.
Een andere poelier.
Aan een diner wil een der gasten een aar
digheid plaatsen, en zich naar de gastvrouw
overbuigend, vraagt hij„Is dit een van
de wilde eenden van Ibsen, mevrouw I",
waarop dez© een weinig verlegen antwoordt
„Pardon, we hebben een anderen poelier".
Galgenhumor.
Een dame wil een blouse koopen. Nadat
zij twee uren „uitgezocht" heeft, zonder
tot een besluit gekomen te zijn, vraagt zi;
aan den patroon, die haar zelf helpt:
„Ik houd u tooh niet opl"
„O, volstrekt n'et", antwoordt deze, „ik
was wel van plan morgen op reis te gaan,
maar dat zou ik, als het noodig is, wel tot
jtivermorgen kunnen uitstellen."
Goeden raad.
Iemand, wiens kachel rookte, zag naar
een middel uit om hieraan een eind te ma
ken.
Een ander kwam bij hem en zei: „Ik zal
je een middel aan de hand doen om 't roo
ken te beletten, als je me eerst een glas
bier geeft." Toen hij het bier op had, zei
hij: „Je moet de kachel nooit weep aanma
ken."
De Zegen derMuziek.
„Heeft de muzikale opleiding van uw
doohter vrucht gedragen!"
„Zeker, zeker, prachtig! Ik heb de bei
de aangrenzende huizen voor do helft van
den prijs gekocht."
Geldverspilling.
Oude'Boer, bij zijn thuiskomst: „Ik heb
'n barremeter gekocht, waifNou kenne me
zien wanneer asse we slecht weer te waohte
binne."
Boerin: „En motte je daer zoo 'n ding
voor koopet Waer deuk jij dan dat ik me
rimmetiek voor gekregen hebl"
Verkeerd adres.
Juffrouw: „Zeg eens, bakker, uw brood
jee worden voortdurend kleiner. Ik kan
nu bijna een heel broodje im mijn mond
steken."
Bakker: „Ik geloof het graag, maar dat
ligt niet aan het broodje."
In ij v er.
Heer: „Pardon, mijnheer, ben ik hiet
terecht bij mijnheer Jansen!"
Muziekonderwijzer: „Neen, dan moet u
een ootaaf hooger zijn."
Knap werk.
Gehoord uit een gesprek, tusschen twee
bedienaars ter begrafenis, waarbij de -en
tot den ander zeide: „Door de drukte w;, -
ik verplioht twee lijken te laten loopen."
Domineevoorproever,
Bij een predikant in een klein dorpje in
de provincie Groningen werd dezer dagen
een emmertjevol geslacht bezorgd, dat eer,
der kerkeroadsledeh als geschenk aanbood
Het gezin van den predikant smulde er van
Des Zondagsmorgens, bij het uitgaan van
de kerk, werd dominee door den schcnkei
aangehouden, die informeerde, hoe het var
kensvleesch gesmaakt had.
„Lekker", zeide predikant, die verder
zijn dan betuigde.
Het kerkeraadslid was voldaan en.... ge
rustgesteld. „Den duur 'n mien vrou en ik
d'r ook wel van eten", zei hij; „want ie
mouten wait *n doomnie, dat tou wie 't
,wieli slachtten, het dair d'r van binDcn
lelk oet2ag; en de slachter vertrouwde het
nait recht. Moor om noH ain zwien van 500
pond in de mis-dobbe to gooien! Wre doch
ten, doomnie har 'n fiene tonge. Non duren
wie wi» 't ook wel eten!"
(„N. R. Ct.'D
AAA t tt*tè6*êêêé0&6ê6 111
doob
JDAN ORESTES DA MORA.
Geautoriseerde vertaling uit hel Spaansch door
hbeman Groiik).
(Nadruk verboden.)
Beneden, in het Zuiden, in het land van
de Zwarte Bergen, met de witte sneeuw
toppen, en de eeuwig-blakercnde zon in de
liolten der dalen, zijn dc dorpen schaarsch,
en veelal staan er enkele huizen op een
plek, 'waar ten minste nog iets groeien kan.
Verre is het dorp, waarbij die huizen be,
hooren; en als er een bewoner ziek wordt,
gaat het niet gemakkelijk den dokter, of,
in zeer ernstige gevallen, den geesteljike
te halen.
Is het weer gunstig, dan kan mén het
nabijzijnde gehucht in vier, vijf uren be
reiken doch o weeals dc storm door de
dalen giert en groote steencn op den berg,
weg geslingerd liggen. Wel is het ezeltje,
het trouwe muildier, geduldighet gaat
met zekeren stap, voorzichtig, langs keien,,
spleten en ravijnen, en zelfs vlug zoo nu
en dan maar de tegenstand van den wind,
liet schots cn scheef Liggen van dc steen
nen, de diepe duisternis, die er op verschil-!
Icndc plekken heerscht, doen oen voort,
gaan bijna onmogelijk worden.
Midden in een dal van de Sierra Morcna
stonden twee huisjes, hutjes zoowaar; het
een was van de familie Castiliez en het
andere van Guatema; de ouders Castiliez
hadden een zoon, Pedro; en de Guatema's
een dochter, Ina. Zoolang het zich Pedro
en Ina herinnerden, waren hun oudcis
kwade vrienden geweest. De reden was,
dat vader Castiliez en vader Guatema in
huil jeugd om een luttele oorzaak strijd)
hadden gevoerd, waarbij Castiliez door een
dolk werd gewond. Sinds dien tijd bemoei
den zich de twee mannen niet meer met
elkander, en dc haat strekte zich ook tus-:
schen de twee vrouwen onderling uit.
Ina en Pedro, groeiden te midden van
deze vijandschap op. Twee menschen, die
uren van elkander wonen, kunnen niet
méér gescheiden zijn dan deze jongelieden,
Nooit hadden zij met elkander gespeeld;
nooit waren zij te zamen gegaan. Zij had-:
den elkander natuurlijk dikwijls gezien,
doch het scheen, of zij dezelfde vijandelijke
houding wcderzijdsch hannamen als pok
hun ouders.
Zij waren ouder geworden, zonder dat zij
r.og een woord hadden gewisseld.
Pedro was twintig jaar en Ina negentien.-
Toen geschiedde het, dat Pedro naar het
naburig dorp moest, om in te koopen, en
Ina toevallig om denzelfden tijd een ge,
lijken weg had te gaan.
Pedro nam zijn ezeltje mee. Hy wist
niet, dat Ina hem vóór was; vroolijk be
steeg hij het dier, dat zich in een vroolijken
draf zette, en zijn meester voerde langs de
koelste plaatsen van den weg. Hij zette
het aan met een leutig „olél" „olél", klopte
het op dep stevigen nek, en zong een oud
dansliedje, dat hij den vorigen avond in
het dorp, na zijn zware dagtaak, had ge
leerd.
Daal* zag hij vóór zich op den weg een
aardig meisje, zoetekens-wiegelend, hoog
opgericht haar hoofdje, en twee groote,
gele bloemen in hot volle, strakke, zwarte
haar.
„Hoe gelukkig moet uw moeder zijn, dat
zij zoo'n dochten heeft gekregen,"
zeide hij.
Hij meende, dat zij even terugschrok,-
toen zij deze wobrden hoorde. Dit vondi
hij allergrappigst. Nog steeds zag hij haar,
gelaat niet.
„Al kan ik uw oogen niet onderschei-,
den, meisje," zong hij meer dan hij sprak,-
„te zijn zwarter van kleur dan de donk-ere
bergen, zwarter dan de nacht, en uw
handje is zoo blank als het zonlicht op
den weg. Uw voetje is zoo licht en sierlijk
als een muisj-c, en uw lach moet betoovc,
render zijn dan de bloiemcn, die ge in uw
haar dTaagt."
Aldus sprak hij.
Op dat oogenbük wendde hét' meisje haar,
hoofdje om.
„Ina!" riep bij. 7,Ina Guatema."
Zonder nog een woord te zeggen, lichtte
hij den broeden hood, en reed weg, tere
wijl het spotziek ezeltje nog zijn „hija",
„hija" balkte.
Er zon dien dag niets anders geschied!
zijn, wanneer ditzelfde ezeltje niet een kwar,
tier verder op dan weg en anders was
het zoo voorzichtig over een steen was
gestruikeld, zijn berijder in zijn val mede
sleepend. Mat stof cn gruis werd de arme
P-edro overdekt, elastisch sprong hij opl
Gelukkig geen verder letsel. Doch met het
oude ezeltje was het anders gestold.
't Hinkte, sleepte zich moeizaam voort.;
„Hiahia," klaagde het droevig.-
Pedno streelde het zachtjes over den kop.
„Wees maar niet bang, mijn beestke,"
Jachte hij. „Ik zal niet meer op je gaan
zitten, we zullen samen naar 't dorp gaan,-
ien daar zullen we je laten rusten."
Zóó sukkelden zij verder.
't Was nog een uur gaans naar het dotp.-
Eensklaps bedacht hij met schrik, Üat hij
langzamer voortging, dan iemand, die den
weg te voet aflegde. Ina met haar vlug.
gen pas zou hem zeker achterhalen, en ten
tweeden male zouden zij elkander dien dag
ontmoeten.
Hot bloed steeg hem naar ide wangetó.
'Als hot inderdaad gebeurde, dat zjj hem
voorbijging
Zon hij zwijgen, of weder wat Zeggen?
Geen Spaansdhe jongen zöu het over
zijn hart verkrijgen niet een complimentje
te fluisteren, wanneer zulk een mooi meisje
langs hem ging. Moest hij zich de vijand
schap, die er tussdien hun ouders was,
nog langer aantrekken? 1 1
Heel stil bekende hij het zichzelf in zijn
hart, dat hij Ina graag mocht lijden. .Vele
De Spanjaarden zijn 2eer complimen.
teus, en dit gezegde wordt vrij algemeen
gebezigd. Meerendeels zijn de complimen
ten van minder allooi, YÈRT.
malen had hjj vroeger tersluiks naar haar'
gekeken, nooit had bij dit willen bekennen,-
en toch was hot waar geweest.
Wat zou er straks gebeuren, wanneer zij
hem voorbijging?
Het scheen, of hjj haar nader komen)'
voelde als het zonlicht héét en brandend op
zijn rug. Haar tred hoorde hij al
En Ina?
Weinul Het zij hier kort gezegd, dat iü
niét onverscliillig was jegens haar slanken
en toch stevigen buurjongen, die haar reeds
vele malen door zjjn stem on zijn lied had
bekoord, en wiens vleiende woorden haar,
hart feller h adden doen kloppen dan dit bij
haar ooit was geschied. Zij hoorde nog zijn
„olél" „olél" dicht bij haai* oor, en nadat)
zij haar. hand aan haar wangen had ge
bracht, móest zjj zich bekennen, dat zij
niet door de warmte alléén gloeiden,
Zij verhaastte haar schreden.
Had zij geweten, dat zij daardoor
M'aar. wie weet, of zij het dan toch niet
had gedaan? Meisjes zün vreemde schep-:
sclen in ons wonderschoone Spanje. Zij
weten wei, wat een knappe jongen is, en
voor de liefde hebben zij veel over.
Het ziou anders voor een humoristisch
schilder een aardig tafereeltje geweest zjin,
Pedro mifet z.ijn hinkend ezeltje voorop, Ina'
daarachter bij de kromming van den weg,
zoodat zjj de beiden vóór, haar nog niet
had gezien, haast je, iep je,- alsof zij ze
wilde achterhalen.
En eindelijkwas dc kromming van,
iden weg gepasseerd, en zag zij de twee.-
Zij speurde een oogenbük neiging terug
te gaan, vooral toen zij bemerkt had, cl.it
zii den ander binnen cenige minuten zou',
achterhalen. Haar harteke klopte, en zij
boog haar hoofd.
„Hijal" hija!" balkte het ezieltje,
Pedro zag om.
Hij trok het muildier aan den halster.
„Stilstaan," beval hij.
Hij liet een deel van den weg vrij, om
haar te laten voorbijgaan. Doch nadat zij,'
de oogen nedcrgeslagem, en de wangen
purper gekleurd, hem was genaderd, kwam:
zijn galant bloed tegen zijn zwijgen in op
stand.
Hij moest' haar een complimentje zeg-:
gen. Wanneer hij het niet gedaan had, zou'
hij zichzelf hebben veracht.
„Schooner zyt ge dan een bloem, en lie
felijker dan een bloeiend dal," fluister,
de hij.
Haar oogen lachten, en van onder de
wimpers zag zij hem aan.
Hij beheerschte zich niet meer.
„Ga je ook naar 't dorp, Ina?" vroeg hij.
„Ja, Pedro."
„We gaan denzelfden weg."
„Ja," antwoordde zij, de oogen neerge
slagen.
„Bang heef je niet' v*or me te zijn. Ik
zal je niet opeten, In#."
Hij had den halster van den ezel lesje
laten, en het dier hinkte naar den kant van
den weg, waar geen steenen lagen. Aldus
kwam het, dar Ina en Pedro naast elkander
kwamen te loopen en
Zij gingen denzelfden weg samen ferug
het ezeltje voorop, als wilde het de komsi