N©. LEIBiöH BAG-BLAB, Donderdag" 13 Maart. Tweede Blad. De onrust in Europa. FEUILLETON. "W raak. Eerste Kamer. Uit de „Staatscourant". Anno 1913. De Temps" behandelt het artikel in de v,Köln. Zeit.", waarin Frankrijk aangewe zen wordt als de vijand, waarvoor Duitsch- land steeds op zijn hoede moet zijn en als de eigenlijke aanleiding tot de thans voor gestelde legeruitbreiding. ,,De Duitsche bladen", aldus de Temps", hebben tot dusverre, zoo vaak er sprake was van een legeruitbreiding, steeds van de daken verkondigd, dat Duitsehland ge provoceerd werd. Duitsehland wapent zich, dat is zjjn recht. Maar nu wor. om. de aanneming van de legerwet te bevorderen, het spook van de provocatie weder voor den dag gehaald. Wij kennen dat vanouds; om slechts één voorbeeld te noemen, herinne ren wij aan het artikel van de „Post" op 1 Januari 1687, dat de wet op het septen- naat inluidde. Eenige dagen na het ver schijnen van dit artikel verkondigde de „Nordd. Allgem. Zeit.", dat het geduld van Duitsehland uitgeput was. Het ging als in de fabel van het lam en do wolf. Maar thans in 1913 is het lam niet bang meer, dat het opgegeten zal wor den. Tegenover het aanmatigende Duitseh land staan thans geen geïsoleerd Frankriik en Rusland meer, beide zijn thans nauw verbonden en niet meer van zins zich door Duitsche bitsheden uit hun humeur ta laten brengen." Het blad stelt dan de vraag, hoe de ,,Köln'. Zeit." eigenlijk komt aan het denk beeld van het Fransehe gevaar. Van T883 tot 1913 heeft Frankrijk, zoowel als Duitseh land, zijn legersterkte voortdurend uitgebreid, maar laatstgenoemd rijk in veel sterker mate dan Frankrijk. Het Duitsche leger is met 227 pCt. toegenomen, het Fransche slechts met 70 pCt. Daar komt nog bij, dat Frankrijk iD 1905 den dienst tijd van drie op twee jaren heeit gebracht en in 1608 den oefeniDgstijd van de reserve heeft verkort. Terzelfder tijd werd het Russisch© leger totaal gedesorganiseerd door den oorlog in Mandsjoerije en den opstand. En wat deed Duitsehland'? Bij -de wetten van 1911, 1912 en 1913 breidde het zijn legersterkte met 197,000 man uit. De Londensche oorrespondent van de „Tel." schrijft uitvoerig over de rede, die minister Asquith in het Parlement- heeft ge houden over den internationalen toestand en die in verband met de houding van En geland van veel gewicht is. Deze correspon dent schrijft: „Het hoofd der Engelsche regeering zei- de, zich niet de uiterste openhartigheid en vrijheid te zullen uitspreken. Bij het uit breken van den Balkanoorlog zagen de groote" mogendheden de noodzakelijkheid in zich daarmede te bemoeien, voor zoover het betrof'de handhaving van het Europeesche stelsel door het verdrag van Berlijn ge schapen, waarbij zij alle zijn betrokken. Anderé dingen van dien oorlog gingen de mogendheden en bloc niet rechtstreeks aan. Maar de deliberaties, der gezanten, hier te Londen 'onder leiding van den minister van Buitenlandsche Zaken gevoerd, hadden daarop toch hoofdzakelijk, zooal niet uitslui tend, betrekking. Die deliberaties zijn nog wel niet geëindigd, maar zij hebben reeds dit goede resultaat opgeleverd, dat een overeenkomst werd verkregen nopens twee vitale kwesties. „De eerste betreft het kustland van de Adriatische Zee en voor Servië een econo- mischen uitweg daarheen, door middel van een internationalen spoorweg.'Die zaak kan nu als opgelost worden beschouwd. „De.tweede kwestie, die in de practiik 'een veel moeilijker bleek te zijn, betreft de delimitatie der grenzen van een zelf standig Albanië onder Europeesche bescher ming. In beginsel zijn de mogendheden het er over eens, Albanië tot een beschermden autonomen staat te maken. Geen moeilijk heden rezen omtrent de westelijke grens daarvan, namelijk het kustland. Maar aan gaande de grenzen noord, oost en zuid van het niéuwe, zelfstandig Albanië, bewezen de deliberaties, dat omtrent een of twee bui tengewone kwesties een overeenkomst noo- dig is voor een absolute overeenstemming (Nadruk verboden). 17) Gelooft ii werkelijk, dat Mirador schuldig is? Nu, als hij het niet is, dan is hij een ongeluksvogel, want alles bewijst fc?g-eu hem. Die arme Mirador, zoo'n aardige, vroolijkc, goedJe kameraad. Hij hield bo vendien veel van zijn patroon, onder wien hij ook in het leger heeft gediend en dien hij meestal zijn commandant noemt. En hij zou een dief, een moordenaar zijn? ■Ik zal het nooit gelooven! Ik wil hopen, dat het hem gelukken mag, zijn onschuld te bewijzen, maar op het oogénblik zie ik de toekomst donker voor hem in. Gaum© bedankte Chiffard voor zijn in lichtingen en ging den heer Lément ver- •lag van z;jn inlichtingen doen. Den volgenden <lag deden 'de rechter en de geheime politie-agent een huiszoe king in de kamer van Mirador. Dat' leverde geen nieuwe bewijzen te gen hem op. Zij vonden vooreerst geen geld en ook geen aanwijzingen, waar hij het geld voor noodig kon gehad hebben. Zij zochten in rijn kleerkast, maar vonden geen klee- «üngstuk van de stof, waar zij een lap Tan hadden. Toch waren er veel verzwarende om- ttandighedea tegen hem. Zijn Beursspe- der groote mogendheden. De reeds getrof fen overeenkomsten zijn wel afhankelijk van cie algeheele overeenkomst. Maar de nog on opgeloste punten zijn slechts weinig en in geenerlei opzicht als vitaal te betrachten. Zoodat d8 methode der gemeenschappelijke beraadslagingen al een aanmerkelijk succes heeft opgeleverd. „Asquith besprak daarop de tusschen- komst der zes groot© mogendheden tot be ëindiging van den oorlog. Uit zijn woorden blijkt niet, dat Turkije daarom verzocht. Hij zeide namelijk, dat Turkije besloot die bemiddeling te aanvaarden. Daaruit zou men opmaken, dat zij werd aangeboden. D© mogendheden hopen nu dra ook een gunstig antwoord' van de verbonden Bal- kan-staten te ontvangen. In een later sta dium der besprekingen van de diplomaten rees in scherpen vorm het geschil tus- schen Roemenië en Bulgarije, omtrent hun relatieve positie en eischen. Die beide staten zullen zich voor de oplossing van dat geschil ook van de bemiddeling der mogendheden bedienen. ,,En toen legde Asquith de volgende, even belangrijke verklaring af: „Groot Britannié is van zijn kant in al die zaken van af het begin tot op den hui- digen dag bereid geweest en zal ook be reid blijven, samen te werken in vred© en eendracht. „De diplomatieke groepeering der mo gendheden bleef onveranderd. Onze rela ties zijn zoowel met Frankrijk als met Rusland, thans niet minder hartelijk en intiem," als ze te voren waren. Wij handha ven onzo vriendschappen en zullen dat ook blijven doen. De verandering, die plaats vond voor zoover er van verandering spra ke kan zijn, is deze: „Terwijl iedére groep als ik dat woord mag bezigen onverzwakt de rela ties met haar leden handhaaft, zijn de be trekkingen tusschen de beide groepen zelf aanhoudend hartelijker geworden. „De mogendheden, wier belangen min der rechtstreeks waren betrokken bij de veranderingen in het naast© Oosten teweeg gebracht en onder de mogendheden rangschik ik ook ons land hebben ern stig samengewerkt op het pad van een dracht voor allen. Dat wahet buitenge wone verschijnsel en het is ook een zeer aangenaam, in de jongste diplomatieke historie. In deze zaak hebben wij in eensgezindheid met Duitsehland samengewerkt. De samen werking heeft niet alleen do diplomatic aan genamer gemaakt, maax zij heeft tevens, naar ik hoop en vertrouw, een wederkeert g ver trouwen ingeboezemd, dat tusschen de buide groofco naties zal blijven bestaan." En dan vervolgt de schrijver: „Maar nu kreeg Asquith gisteravond ook nog gelegenheid het zwijgen op te leggen aan een kwaadwillig.gerucht, 'dat die toena dering tusschen Engeland en Duitsehland afbreuk deed. De conservatieve afgevaar digde, lord Hugh Cecil, jongste zoon van wijlen lord Salisbury, Engoland's vroegeren minister van Buitenlandsche Zaken fen be windvoerder, ving zijn redevoering volgen- derwijz© aan: „Er ontstond een gerucht, dat de Engel sche regeering verzekerd had, dat, in geval van een grooton Europeeschen oorlog, dit land een zware militaire verplichting op zich nam. Volgens een wijd verbreid geloof, was dit land verplicht, wel niet door oen verdrag, maar toch verplicht door een be lofte in den loop van -diplomatieke onderhan delingen gedaan, van uit dit land een zeer groote legermacht voor krijgsverrichtingen naar Europa te zenden." En toen viel Asquith lord Hugh terstond in de redo mét de opmerking: „Ik dien onmiddellijk te zeggen, dat daar niets van aan is." „Lord Hugh zeide zeer verheugd te zijn, dio ontkenning te hebben uitgelokt, want er \yerd door zoovelen geloofd, dat de En gelsche regeering zich een militaire tactiek van avontuurlijken aard op de -schouders had gehaald." De officieuze Italiaansche „Tribuna" komt op tegen de mededoeling van de „Intran sigent", gisteren door ons ook nog meege- culatiën, en het gebrek aan bewijzen, waar hy op den avond van de misdaad tusschen zes en twaalf uren was geweest, versterkten de vermoedens tegen hem. Ondanks zijn hardnekkig beweren, dat hij onschuldig was, werd hij gevangenge- houden. Terwijl Mirador tevergeefs trachtte zijn onschuld te bewijzen, werd ook de markies De Soulaimes te Nogent door zware slar gen getroffen. Kort na het vertrek van den rechter van instructie kwamen de schuldeischers hun vorderingen aanbieden. Hij had den bedienden bevel gegeven, om allen, die betaald moesten worden, bij hem te zenden. Michel vertelde aan allen, welk ongeluk hem had getroffen en hem onmachtig had gemaakt, zijn betalingen te doen. Men stelde zich met die ophelderingen tevre den en ging heen. Ofschoon die betalingen dringend en aanzienlijk waren, baarden zij den mar kies toch niet de grootst© zorg. Bovendien had hij. hier slechts met bedienden van andere hajidelshuizen te doen, zooveel als tusschenpersonen. Meer ging het hem ter harte, dat hij ook zijn bedienden en werk lieden niet kon betalen. Do kantoorbedienden waren handelbaar genoeg. Zij wisten, dat er geen oentim© in de kas was gebleven. Hoe had de patroon hun het traktement kunnen uitbetalen? Zij vroegen nieta en wilden liever wachten tot de markies hun het verschuldigde zou kunnen betalen. Zij zonden zelfs één van hen, Lazare Beerman, om den markies te deeld, als zou Duitsehland aan Italië hebben gevraagd of 't tegen October gvmeed kan zijn voor een veldtocht. Het blad aoht tegen spraak haast overbodig. Uit "Washington- seint men aan de „Köln. Zeit.": Het in de „Köln. Zeit." verschonen opstel „De stokebrand" wordt hier algemeen druk besproken. Do „Sun" verklaart, dat hoewel in geval van oorlog Frankrijk do geduchtste tegen stander van Duitsehland zou zijn, do groote versterking van het Duitsche leger niet wordt ondernomen uit vrees voor Frankrijke mili taire macht. Men moot in aanmerking nemen, dat hot anti-Duitsche Balkan verbond oen niouwe fac tor is "geworden in don internationalen poli- tieken toestand, daar het 800,000 man in 't veld kan brengen en door Rusland, dat oen grooter legor heeft dan Duitsehland, in don rug gedokt wordt. Op Ooetenrijk-Hongarij© en Italic hoeft men to Berlijn blijkbaar weinig vertrouwen. Daarom is Duitsehland, ten eiude aan den machtigen tegenstanden aan zijn oostgrens en den naar wraak dorstenden vijand aan zijn westgrens het hoofd te kunnen bieden, in hoofdzaak op eigen kracht aangewezen. Begrooting van Binnen I. Zaken. Bij zijn critiek in de zitting van gisteren op de werking der Woningwet zei de heer Yan der Biesen nog, dat de tegen woordige wij-zo van uitvoering dier wet niets dan ellende en armoede verwekt voor houderden gezinnen ^loor de onbewoon baar-verklaringen op groote schaal, zooais bijv. in d© Jordaan t© Amsterdam, waar men thans niet minderj dan 279 woningen onbewoonbaar aan het verklaren is. Door. al die administratieve Jvifiekeur, door de uitvoerders der Woningwet aan den dag gelegd, wordt bij de burgerij wrevel en ongenoegen opgewekt. Maar de groote heerenhuizen en paleizen van ouden datum, die uit een oogpunt van voldoen aan de eischen dér Woningwet alles te wenschen overlaten, laat men ongemoeid. Men moest maar'eens zien hoe in het Konrnklijk Paleis te Amsterdam bijv. het gevolg der Koningin gehuisvest is. Als daar de amb tenaren van het bouw- en woningtoezicht eens kwamen kijken, was de Paleis-Raad- huiskwestie te Amsterdam ineens opgelost, want dan werd het heèle zaakje finaal afgekeurd. Spr. kwam vooral op tegen de onteige ningen van woningen zonder schadever goedingen, wait in strijd is met de Grond wet. Hij Tekent ten 6Ïofcte, dat het door de Regeering ingediende wetsontwerp tot partieel© wijziging der Woningwet eenige verzachting zal aanbrengen, maar aange zien het niet bevat'het beginsel van scha devergoeding voor aangebrachte verbete ring en van schadevergoeding krachtens de gewone onteigeningswet bij onbewoonbaar verklaring, zal ook dit ontwerp geen af doende verbetering brengen. Spreker vraagt de Regeering 't ontwerp alsnog ia dien zin te wijzigen. De heer Haffmans houdt een be spreking over samenwerking der gemeen ten, wijzende op de moeilijkheden bij grensregelingen en annexatie-plannen, waardoor dezè soms niet tot stand komen. De heer W o 11 j e r bespreekt eenige onderwijsaan gelegenheden. Hij acht de klachten over het toelatingsexamen tot de Universiteit niet juist en meent, dat de Regeering geen wijziging in dat examen behoeft te brengen. Wetswijziging in zake ontgroening acht spreker niet noodig. Maar wel acht hij noodig, dat een alge meen© regel door de Rectoren-Magnifici worde gevolgd bij tuchthandhaving onder de studenten. Verder bepleit spreker ver hooging van de subsidies voor bijzondere Middelbare scholen en aangewezen gym nasia, waarna, hij bestrijdit de uitbreiding van H. B.-Scholen met 3-jarigen cursus tot. inrichtingen met 5-jarigen cursus. Ten slctto bcteogdo spreker do wenscbe* zeggen, dat zij niets vorderden ©n met hun werk zouden voortgaan. Mijnheer, zei Lazare, wij blijven even gehecht aan u als altijd. Wij eischen niets en u kan geheel over ons blijven be schikken. Ik dank u, antwoordde Michel, diep geroerd. Ik heb evenwel voor 't .oogén blik slechts behoefte aan één of twee van mijn personeel, en het is niet meer dan biÜijk, dat ik daartoe do oudsten uitkies. De anderen zijn vrij, maar zoodra mijn za ken geregeld) zijn, neem ik u allen terug en ik hoop, dat het over weinig© dagen zal zijn, Lazare Beerman bracht dit bericht aan zijn collega's over. Allen kwamen den markies met tranen in de oogen de hand drukken. Reken op one, mijnheer De Soulai mes, zeiden zei,wij allen houden veel van u. Zij gingen heen. Veel onhandelbaarder waren de werk lieden uit de fabriek. Zij kwamen op het kantoor en wachtten op hun loon, maar tevergeefs. De markies verzocht hun, de omstandig heden in aanmerking t© nemen en geduld te hebben. Vrienden, ik weet, hoo jullie mij genegen zijn, sprak hij hen toe. Nooit heb ik mij over je te beklagen gehad. Thans heeft een ongeluk mij getroffen en tot mijn diep leedwezen moet ik je zeg gen, dat ik jelui niet betalen kan. Een dof gemompel ging er onder de werklieden op. Eén van hen nam het woord: lijkheid oan in *ake de speliingskwiestie feen commissie te benoemen, die in opdracht moet hebben nieb om een tóch onmogelijk geble ken verzoening tusschen de Kolk wijniancn en de aanhangers der spelling-De Vries en Te Winkel tob stand te brengen, maar om te trachten do gestrenge regels van de spel ling van D© Vries en Te Winkel te ver zachten. Eindelijk critiseerde spreker het optreden van den schoolopziener den hoer Gunning in de liberale kiesvereeniging „Vooruit gang", te Amsterdam, en vroeg den Minister te doen kennen, dat dergelijk optreden niet in overeenstemming is met dc taak van don openbaren ambtenaar. Ook uit anderen hoofde had spreker bezwaren tegen dezen schoolop ziener en moent hij1, dat het wel degelijk do plicht van den schoolopziener is om er do belanghebbenden op te wijzen, als er aan een onderwijsinrichting te weinig subsidie wordt gegeven. Dc heer Kraus betoogde de noodzake lijkheid van instelling van twee nieuwe diploma's aan de Technische Hoogoschool en wel voor geologisch ingenieur en liandels- of bedrijf singcnicur. De heer Van den Berg bepleit par- tioele herziening van dc Gemeentewet op speciale punten, vooral op artikelen, die ver ouderd of tegenstrijdig zijn. Voornamelijk had spreker het oog op het artikel 215 2de lid der gemeentewet betreffende de forens© ambtenaren. In verband met dit betoog besprak hij nog do toepassing van de Gemeentcwot door den Minister en kon hij niet goedkeuren, dat do Minister ziek Schijnt te willen onttrek ken aan omtrok der burgemeesters in liun daden van handhaving der openbare orde, tooneeloensuur, enz. Het standpunt acht spr. in het belang van het prestige der burge meesters zelf verkeerd en hij acht hot aan bevelenswaardiger, wanneer een burgemees ter tegenover zijn gemeenteraad zich gedekt woet door den Minister, bijv. in zake liet verbod van tocneelstukken. Van het sys teem, dat dc burgemeester geen verantwoor ding schuldig is van zijn daden, wil spre ker niet weten. Dat kan alleen dc Koningin zich veroorloven. Wat nu do tooneelcensuur zelf betreft, is spreker geen voorstander van ©en preventieve oensuur, die dc averecht- sok© uitwerking heeft, dat slcohts reclame wordt gemaakt voor het verboden stuk. Bij het verbieden beperkt men zich tot stukken, die óf in strijd zijn met hot strafwetboek óf aanleiding hebben gegeven tot gegronde klachten van do burgerij. Het was op dien laatsten grond dat spreker, als burgemees ter van Delft, de opvoering aldaar van „Al lerzielen" verbood. En dit heeft teen geen critiek uitgelokt, omdat hij dit- besluit kon motiveeren op volmaakt objectieve wijze. Ten slotte hoopt sprolcer op spoedige tot stand-koming- van het ontwerp tot peiisdon- néerjhg van gemeente-ambtenaren. De heer Bavinck betreurde, dat d© Mi nister ten aanzien der veelbesproken benoe ming aan de theologisch© faculteit «een ver klaring heeft afgelegd,..-die zijn eigen juiste standpunt, n.l., zuiver© toepassing van de wet, verzwakt. Hij spoorde den Minister aan do positie der theologisch© faculteiten aan de Universiteiten te venster ken, daar de bestaande toestand onhoudbaar is. Do heer Van der Feltz spreekt in gelijken gxïcst. De Minister v. Bianenlandsch Zaken, de sprekers beantwoordend consta teert, dat het meeste, dat do hoor Van den Biesen omtrent de Woningwet heeft ge zegd, meer gerioht is tot de gemeentebestu ren dan tot de Regeering. Het ocnigo, dat do Regeering raakt is do vraag of zij al dan niet terecht voor de toepassing van do ont eigening den eisoli stelt, dat onbewoonbaar- verklaring heeft plaats gehad. Spreker nu verdedigt hot stelsel als het juiste systeem: De onbewoonbaar verklaring verdedigt dc Minister als allerminst een onrechtmatige aantasting van het eigendomsrecht. Onbil lijkheden bij de toepassing kunnen op den duur, als zij aan den dag tredon, door wets wijziging als anderszins worden voorkomen, maar het voorkomen hier cn daar van onbil lijkheden geeft nog niet 't recht tot 'n fuiida- meDtcolc uitspraak, dat deze of gene wet on billijk is. Do Minister zal morgen zijn rede voort zetten. Wij wachten op ons geld om t© eten. Men had on6 niet tot het laatste oogénblik aan het werk moeten laten; men had het eerst aan onzo vrouwen en kinderen moe ten d'enken. Ik heb d© waarheid gesproken. Er is mij niets meer overgebleven, maar over weinige dagen... Een heftig© uitbarsting belette hem voort t© gaan: Hij - wil ons met mooie beloften om den tuin leidenriepen de werklieden. Wij willen terstond betaald worden De markies zag die mannen met verba zing aan. Hij herkende hen niet. Wie had hen, anders zoo vreedzaam en kalm, tegen hem opgehitst en wantrouwen jegens heui ingeboezemd? Die diefstal is een mooi voorwendsel, zei er cén hardop. Men heeft het opzet telijk gedaan om ons niet te betalen. Hetgeen de commissaris van politie go- dacht had bij het eerste onderzoek, werd hier overluid gezegd. Al het geld is niet gestolen, ging een ander© werkman voort, er is nog genoeg overgebleven. Men zegt, dab er vier dagen geleden tachtig duizend franc in kas waren, die de markies er voor zichzelven heeft uitge nomen. Ziedaar dus reeds d© laster, die Michel tot medeplichtig© vein de misdaad maakte. Ho© waren die bijzonderheden nu reeds bekend geworden? Vrienden, zei Michel, ge moogt mijn eerlijkheid niet in twijfel trekken; daar hèrt>t ge het recht niet toe. Een on voorziene ramp heeft mij getroffen. Daar Raden- en Invaliditeitswet. Blijkens medededing door den Voorzitter, is het zijn voornemen om de Kamer na af handeling der agenda tegen 26 Maart bijeen te roepen en om dan voor t© stellen dc Ru denwet en de Invaliditeits- ep Ouderdom^ wet naai- do af deelingen te zenden. Bij Kon. besluit zijn benoemd tot ontvan ger der dir. bel., invoorr. en acc. te VUar- dingen, J. A. de Lussanet de la Sablo- nière, thans ontvanger te Middelburg; tot ontvanger te Barnevekl, B. van Ewijk, thans ontvanger te Hattem; tot ontvanger te Venlo-station A. F. Derks, thans ont vanger te Gouda; tot ontvanger te Ter- neuzen S. A. Rochat, thans ontvanger to Steenbergen; tot ontvanger te Kerkrad© A. F. P. M. Clavareau, thans ontvanger derzelfde middelen te Oortburg; is aan den verificateur der invoerrechten en accijzen P. Nap, te Rotterdam, op ver zoek, met ingang van I Mei, eervol ont slag verleend uit 's Rijks dienst; is toegekend de aan de orde van Oranje- N&ssau verbonden eere-medaille, in zilver, aan A. van Hoek, meesterknecht bij do Naamlooze Vennootschap Houthandel voor heen F. W. van der Eist Co., te Schie dam is met ingang van 1 April beno*md tot directeur van heb post- en telegraafkan toor te Oosterbeek J. J. Kips, thans in ge lijke betrekking te Sappemeer; zijn bij het Dep. van Waterstaat, met ingang van 1 April a.s. bevorderd tot refe rendaris de hoofdcommies L. Slaater^ tob commies de adiunct-ccfnmiezen J. A. van Arkel en A. Rijke en tot adjunct-commies de klerken mej. E. M. Sierig, A. van Praagh, en R. H.. de Vidal de St. Germain. Met antwoord dep suffragette». Het was te verwachten, dat de suffra gettes te Londen zich weiuig zouden aan trekken van heb protest tegen haar wan ordelijk optreden, pas vanwege den Neder- landschen Bond voor Vrouwenkiesrecht al om in de Engelsche pers gepubliceerd De waarnemende secretaresse harer organisa tie, zond het volgende antwoord daarop aan de presidente van den bond, die zij, n.b. voor ©en heer aanziet: „Waarde heer. Ik ontving den Open Brief, door hét bestuur van den Nederland- 8cheu Bmd voor Vrouwenkiesrecht gericht aan de Women's Social and Political Union, waarvóór ik u dank betuig. „Ik wensch er evenwel op te wijzen, dat de politieke omstandigheden, die in Enge land bestaan, het militautisme noodig ma ken in den thans gevoerden strijd voor heb vrouwenkiesrecht. Die beweging heeft ge durende zestig jai p, actief bestaan, en al dien tijd werden de z.g. constitutioneel© strijdmiddelen („waardiger methoden", zoo- als u ze noemt) vruchteloos beproefd. En kel sinds de toepassing van militante me thoden, kan gezegd worden, dat de zaak tot een levend vraagstuk is gerezen, dab tegenwoordig in de practische politiek vooraan staat. „Ik heb het genoegen, u hierbij apart, een exemplaar te zeilden van het laatste No. van ons weekblad de „Suffragette", alsmede exemplaren onzer laatste vlug schriften omtrent militautisme. Hoogachtend, (w.g.) HARRIET E. KERR." Peuslonneepiiis gemeente- nmutenaren. De Regeering heeft dadelijk na ontvangst van het voorloopig verslag der Tweede Ka mer over d© pensioenvoordracht voor de gemeente-ambtenaren, hun weduwen en •wl. ^n, de noodige stappen gedaan voor de samenstelling en een spoedige inzending van haar Memorie van Antwoord. In verband hiermede verluidt, dat van Regeeringswege een onderzoek zou zijn ingesteld naar het bedrag der financieele eischen, welke het verleenen van een Rijksbijdrage in deze pensionnecring aan 's lands schatkist zou stellen. kan je mij nieb verantwoordelijk voor stel len. Maar luisterOver vijf of hoogstens zea dagen zal je tot den laatsten centime betaald worden. Dan zal je spijt hebben over je wantrouwen en over de beleedigen- de woorden, die sommigen van u zich tegen mij hebben laten ontvallen. Dc ontroering van Michel öohecn indruk op hen te maken. Zij antwoordden niet, maar gingen met somber gelaat heen. 's Avonds kwamen hun vrouwen, sommi gen met kinderen op den arm. Zij smeek ten <l!en markies, het loon van de mannen uit te betalen. Zij weenden. Er was geen brood meer in huis. Zij waren ten einde raad. Michel wilde hen nieb ontvangen. D»o pijnigingen waren te groot. Gedurende den gebeden dag had hij zijn moeder niet gezien. De markiezin lag in hevige koorts te bed. Marie-Rose en Gilbert© waren bij haar. Marie-Rose had van Gilbert© vernomen, dat de boekhouder Jactcl dien nacht ver moord en de kas bestolen was. In den namiddag had zij' met potlood een briefje aan Laurent geschreven, om hem mee te deelen, welk ongeluk er gebeurd was, en dat zijn broeder door een onder gang een faillissement, werd bedreigd. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5