N©.
LEIBiöH BAG-BLAB, Donderdag" 13 Maart. Tweede Blad.
De onrust in Europa.
FEUILLETON.
"W raak.
Eerste Kamer.
Uit de „Staatscourant".
Anno 1913.
De Temps" behandelt het artikel in de
v,Köln. Zeit.", waarin Frankrijk aangewe
zen wordt als de vijand, waarvoor Duitsch-
land steeds op zijn hoede moet zijn en als
de eigenlijke aanleiding tot de thans voor
gestelde legeruitbreiding.
,,De Duitsche bladen", aldus de Temps",
hebben tot dusverre, zoo vaak er sprake
was van een legeruitbreiding, steeds van
de daken verkondigd, dat Duitsehland ge
provoceerd werd. Duitsehland wapent zich,
dat is zjjn recht. Maar nu wor. om. de
aanneming van de legerwet te bevorderen,
het spook van de provocatie weder voor den
dag gehaald. Wij kennen dat vanouds; om
slechts één voorbeeld te noemen, herinne
ren wij aan het artikel van de „Post" op
1 Januari 1687, dat de wet op het septen-
naat inluidde. Eenige dagen na het ver
schijnen van dit artikel verkondigde de
„Nordd. Allgem. Zeit.", dat het geduld
van Duitsehland uitgeput was.
Het ging als in de fabel van het lam
en do wolf. Maar thans in 1913 is het lam
niet bang meer, dat het opgegeten zal wor
den. Tegenover het aanmatigende Duitseh
land staan thans geen geïsoleerd Frankriik
en Rusland meer, beide zijn thans nauw
verbonden en niet meer van zins zich door
Duitsche bitsheden uit hun humeur ta laten
brengen."
Het blad stelt dan de vraag, hoe de
,,Köln'. Zeit." eigenlijk komt aan het denk
beeld van het Fransehe gevaar. Van T883
tot 1913 heeft Frankrijk, zoowel als Duitseh
land, zijn legersterkte voortdurend
uitgebreid, maar laatstgenoemd rijk in veel
sterker mate dan Frankrijk. Het Duitsche
leger is met 227 pCt. toegenomen, het
Fransche slechts met 70 pCt. Daar komt
nog bij, dat Frankrijk iD 1905 den dienst
tijd van drie op twee jaren heeit gebracht
en in 1608 den oefeniDgstijd van de reserve
heeft verkort. Terzelfder tijd werd het
Russisch© leger totaal gedesorganiseerd
door den oorlog in Mandsjoerije en den
opstand. En wat deed Duitsehland'? Bij -de
wetten van 1911, 1912 en 1913 breidde het
zijn legersterkte met 197,000 man uit.
De Londensche oorrespondent van de
„Tel." schrijft uitvoerig over de rede, die
minister Asquith in het Parlement- heeft ge
houden over den internationalen toestand
en die in verband met de houding van En
geland van veel gewicht is. Deze correspon
dent schrijft:
„Het hoofd der Engelsche regeering zei-
de, zich niet de uiterste openhartigheid en
vrijheid te zullen uitspreken. Bij het uit
breken van den Balkanoorlog zagen de
groote" mogendheden de noodzakelijkheid in
zich daarmede te bemoeien, voor zoover het
betrof'de handhaving van het Europeesche
stelsel door het verdrag van Berlijn ge
schapen, waarbij zij alle zijn betrokken.
Anderé dingen van dien oorlog gingen de
mogendheden en bloc niet rechtstreeks aan.
Maar de deliberaties, der gezanten, hier te
Londen 'onder leiding van den minister van
Buitenlandsche Zaken gevoerd, hadden
daarop toch hoofdzakelijk, zooal niet uitslui
tend, betrekking. Die deliberaties zijn nog
wel niet geëindigd, maar zij hebben reeds
dit goede resultaat opgeleverd, dat een
overeenkomst werd verkregen nopens twee
vitale kwesties.
„De eerste betreft het kustland van de
Adriatische Zee en voor Servië een econo-
mischen uitweg daarheen, door middel van
een internationalen spoorweg.'Die zaak kan
nu als opgelost worden beschouwd.
„De.tweede kwestie, die in de practiik
'een veel moeilijker bleek te zijn, betreft
de delimitatie der grenzen van een zelf
standig Albanië onder Europeesche bescher
ming. In beginsel zijn de mogendheden het
er over eens, Albanië tot een beschermden
autonomen staat te maken. Geen moeilijk
heden rezen omtrent de westelijke grens
daarvan, namelijk het kustland. Maar aan
gaande de grenzen noord, oost en zuid van
het niéuwe, zelfstandig Albanië, bewezen de
deliberaties, dat omtrent een of twee bui
tengewone kwesties een overeenkomst noo-
dig is voor een absolute overeenstemming
(Nadruk verboden).
17)
Gelooft ii werkelijk, dat Mirador
schuldig is?
Nu, als hij het niet is, dan is hij een
ongeluksvogel, want alles bewijst fc?g-eu
hem.
Die arme Mirador, zoo'n aardige,
vroolijkc, goedJe kameraad. Hij hield bo
vendien veel van zijn patroon, onder wien
hij ook in het leger heeft gediend en
dien hij meestal zijn commandant noemt.
En hij zou een dief, een moordenaar zijn?
■Ik zal het nooit gelooven!
Ik wil hopen, dat het hem gelukken
mag, zijn onschuld te bewijzen, maar op
het oogénblik zie ik de toekomst donker
voor hem in.
Gaum© bedankte Chiffard voor zijn in
lichtingen en ging den heer Lément ver-
•lag van z;jn inlichtingen doen.
Den volgenden <lag deden 'de rechter
en de geheime politie-agent een huiszoe
king in de kamer van Mirador.
Dat' leverde geen nieuwe bewijzen te
gen hem op.
Zij vonden vooreerst geen geld en ook
geen aanwijzingen, waar hij het geld voor
noodig kon gehad hebben. Zij zochten in
rijn kleerkast, maar vonden geen klee-
«üngstuk van de stof, waar zij een lap
Tan hadden.
Toch waren er veel verzwarende om-
ttandighedea tegen hem. Zijn Beursspe-
der groote mogendheden. De reeds getrof
fen overeenkomsten zijn wel afhankelijk van
cie algeheele overeenkomst. Maar de nog on
opgeloste punten zijn slechts weinig en in
geenerlei opzicht als vitaal te betrachten.
Zoodat d8 methode der gemeenschappelijke
beraadslagingen al een aanmerkelijk succes
heeft opgeleverd.
„Asquith besprak daarop de tusschen-
komst der zes groot© mogendheden tot be
ëindiging van den oorlog. Uit zijn woorden
blijkt niet, dat Turkije daarom verzocht.
Hij zeide namelijk, dat Turkije besloot die
bemiddeling te aanvaarden. Daaruit zou
men opmaken, dat zij werd aangeboden.
D© mogendheden hopen nu dra ook een
gunstig antwoord' van de verbonden Bal-
kan-staten te ontvangen. In een later sta
dium der besprekingen van de diplomaten
rees in scherpen vorm het geschil tus-
schen Roemenië en Bulgarije, omtrent
hun relatieve positie en eischen. Die beide
staten zullen zich voor de oplossing van
dat geschil ook van de bemiddeling der
mogendheden bedienen.
,,En toen legde Asquith de volgende,
even belangrijke verklaring af:
„Groot Britannié is van zijn kant in al
die zaken van af het begin tot op den hui-
digen dag bereid geweest en zal ook be
reid blijven, samen te werken in vred© en
eendracht.
„De diplomatieke groepeering der mo
gendheden bleef onveranderd. Onze rela
ties zijn zoowel met Frankrijk als met
Rusland, thans niet minder hartelijk en
intiem," als ze te voren waren. Wij handha
ven onzo vriendschappen en zullen dat ook
blijven doen. De verandering, die plaats
vond voor zoover er van verandering spra
ke kan zijn, is deze:
„Terwijl iedére groep als ik dat
woord mag bezigen onverzwakt de rela
ties met haar leden handhaaft, zijn de be
trekkingen tusschen de beide groepen zelf
aanhoudend hartelijker geworden.
„De mogendheden, wier belangen min
der rechtstreeks waren betrokken bij de
veranderingen in het naast© Oosten teweeg
gebracht en onder de mogendheden
rangschik ik ook ons land hebben ern
stig samengewerkt op het pad van een
dracht voor allen. Dat wahet buitenge
wone verschijnsel en het is ook een zeer
aangenaam, in de jongste diplomatieke
historie.
In deze zaak hebben wij in eensgezindheid
met Duitsehland samengewerkt. De samen
werking heeft niet alleen do diplomatic aan
genamer gemaakt, maax zij heeft tevens, naar
ik hoop en vertrouw, een wederkeert g ver
trouwen ingeboezemd, dat tusschen de buide
groofco naties zal blijven bestaan."
En dan vervolgt de schrijver:
„Maar nu kreeg Asquith gisteravond ook
nog gelegenheid het zwijgen op te leggen
aan een kwaadwillig.gerucht, 'dat die toena
dering tusschen Engeland en Duitsehland
afbreuk deed. De conservatieve afgevaar
digde, lord Hugh Cecil, jongste zoon van
wijlen lord Salisbury, Engoland's vroegeren
minister van Buitenlandsche Zaken fen be
windvoerder, ving zijn redevoering volgen-
derwijz© aan:
„Er ontstond een gerucht, dat de Engel
sche regeering verzekerd had, dat, in geval
van een grooton Europeeschen oorlog, dit
land een zware militaire verplichting op
zich nam. Volgens een wijd verbreid geloof,
was dit land verplicht, wel niet door oen
verdrag, maar toch verplicht door een be
lofte in den loop van -diplomatieke onderhan
delingen gedaan, van uit dit land een zeer
groote legermacht voor krijgsverrichtingen
naar Europa te zenden."
En toen viel Asquith lord Hugh terstond
in de redo mét de opmerking:
„Ik dien onmiddellijk te zeggen, dat daar
niets van aan is."
„Lord Hugh zeide zeer verheugd te zijn,
dio ontkenning te hebben uitgelokt, want
er \yerd door zoovelen geloofd, dat de En
gelsche regeering zich een militaire tactiek
van avontuurlijken aard op de -schouders
had gehaald."
De officieuze Italiaansche „Tribuna" komt
op tegen de mededoeling van de „Intran
sigent", gisteren door ons ook nog meege-
culatiën, en het gebrek aan bewijzen,
waar hy op den avond van de misdaad
tusschen zes en twaalf uren was geweest,
versterkten de vermoedens tegen hem.
Ondanks zijn hardnekkig beweren, dat
hij onschuldig was, werd hij gevangenge-
houden.
Terwijl Mirador tevergeefs trachtte zijn
onschuld te bewijzen, werd ook de markies
De Soulaimes te Nogent door zware slar
gen getroffen.
Kort na het vertrek van den rechter
van instructie kwamen de schuldeischers
hun vorderingen aanbieden.
Hij had den bedienden bevel gegeven,
om allen, die betaald moesten worden, bij
hem te zenden.
Michel vertelde aan allen, welk ongeluk
hem had getroffen en hem onmachtig had
gemaakt, zijn betalingen te doen. Men
stelde zich met die ophelderingen tevre
den en ging heen.
Ofschoon die betalingen dringend en
aanzienlijk waren, baarden zij den mar
kies toch niet de grootst© zorg. Bovendien
had hij. hier slechts met bedienden van
andere hajidelshuizen te doen, zooveel als
tusschenpersonen. Meer ging het hem ter
harte, dat hij ook zijn bedienden en werk
lieden niet kon betalen.
Do kantoorbedienden waren handelbaar
genoeg.
Zij wisten, dat er geen oentim© in de
kas was gebleven. Hoe had de patroon
hun het traktement kunnen uitbetalen?
Zij vroegen nieta en wilden liever wachten
tot de markies hun het verschuldigde zou
kunnen betalen. Zij zonden zelfs één van
hen, Lazare Beerman, om den markies te
deeld, als zou Duitsehland aan Italië hebben
gevraagd of 't tegen October gvmeed kan
zijn voor een veldtocht. Het blad aoht tegen
spraak haast overbodig.
Uit "Washington- seint men aan de „Köln.
Zeit.": Het in de „Köln. Zeit." verschonen
opstel „De stokebrand" wordt hier algemeen
druk besproken.
Do „Sun" verklaart, dat hoewel in geval
van oorlog Frankrijk do geduchtste tegen
stander van Duitsehland zou zijn, do groote
versterking van het Duitsche leger niet wordt
ondernomen uit vrees voor Frankrijke mili
taire macht.
Men moot in aanmerking nemen, dat hot
anti-Duitsche Balkan verbond oen niouwe fac
tor is "geworden in don internationalen poli-
tieken toestand, daar het 800,000 man in 't
veld kan brengen en door Rusland, dat oen
grooter legor heeft dan Duitsehland, in don
rug gedokt wordt.
Op Ooetenrijk-Hongarij© en Italic hoeft
men to Berlijn blijkbaar weinig vertrouwen.
Daarom is Duitsehland, ten eiude aan den
machtigen tegenstanden aan zijn oostgrens
en den naar wraak dorstenden vijand aan zijn
westgrens het hoofd te kunnen bieden, in
hoofdzaak op eigen kracht aangewezen.
Begrooting van Binnen I.
Zaken.
Bij zijn critiek in de zitting van gisteren
op de werking der Woningwet zei de heer
Yan der Biesen nog, dat de tegen
woordige wij-zo van uitvoering dier wet
niets dan ellende en armoede verwekt voor
houderden gezinnen ^loor de onbewoon
baar-verklaringen op groote schaal, zooais
bijv. in d© Jordaan t© Amsterdam, waar
men thans niet minderj dan 279 woningen
onbewoonbaar aan het verklaren is. Door.
al die administratieve Jvifiekeur, door de
uitvoerders der Woningwet aan den dag
gelegd, wordt bij de burgerij wrevel en
ongenoegen opgewekt. Maar de groote
heerenhuizen en paleizen van ouden datum,
die uit een oogpunt van voldoen aan de
eischen dér Woningwet alles te wenschen
overlaten, laat men ongemoeid. Men
moest maar'eens zien hoe in het Konrnklijk
Paleis te Amsterdam bijv. het gevolg der
Koningin gehuisvest is. Als daar de amb
tenaren van het bouw- en woningtoezicht
eens kwamen kijken, was de Paleis-Raad-
huiskwestie te Amsterdam ineens opgelost,
want dan werd het heèle zaakje finaal
afgekeurd.
Spr. kwam vooral op tegen de onteige
ningen van woningen zonder schadever
goedingen, wait in strijd is met de Grond
wet.
Hij Tekent ten 6Ïofcte, dat het door de
Regeering ingediende wetsontwerp tot
partieel© wijziging der Woningwet eenige
verzachting zal aanbrengen, maar aange
zien het niet bevat'het beginsel van scha
devergoeding voor aangebrachte verbete
ring en van schadevergoeding krachtens de
gewone onteigeningswet bij onbewoonbaar
verklaring, zal ook dit ontwerp geen af
doende verbetering brengen. Spreker
vraagt de Regeering 't ontwerp alsnog ia
dien zin te wijzigen.
De heer Haffmans houdt een be
spreking over samenwerking der gemeen
ten, wijzende op de moeilijkheden bij
grensregelingen en annexatie-plannen,
waardoor dezè soms niet tot stand komen.
De heer W o 11 j e r bespreekt eenige
onderwijsaan gelegenheden. Hij acht de
klachten over het toelatingsexamen tot de
Universiteit niet juist en meent, dat de
Regeering geen wijziging in dat examen
behoeft te brengen. Wetswijziging in zake
ontgroening acht spreker niet noodig.
Maar wel acht hij noodig, dat een alge
meen© regel door de Rectoren-Magnifici
worde gevolgd bij tuchthandhaving onder
de studenten. Verder bepleit spreker ver
hooging van de subsidies voor bijzondere
Middelbare scholen en aangewezen gym
nasia, waarna, hij bestrijdit de uitbreiding
van H. B.-Scholen met 3-jarigen cursus
tot. inrichtingen met 5-jarigen cursus.
Ten slctto bcteogdo spreker do wenscbe*
zeggen, dat zij niets vorderden ©n met
hun werk zouden voortgaan.
Mijnheer, zei Lazare, wij blijven
even gehecht aan u als altijd. Wij eischen
niets en u kan geheel over ons blijven be
schikken.
Ik dank u, antwoordde Michel, diep
geroerd. Ik heb evenwel voor 't .oogén
blik slechts behoefte aan één of twee van
mijn personeel, en het is niet meer dan
biÜijk, dat ik daartoe do oudsten uitkies.
De anderen zijn vrij, maar zoodra mijn za
ken geregeld) zijn, neem ik u allen terug
en ik hoop, dat het over weinig© dagen
zal zijn,
Lazare Beerman bracht dit bericht aan
zijn collega's over. Allen kwamen den
markies met tranen in de oogen de hand
drukken.
Reken op one, mijnheer De Soulai
mes, zeiden zei,wij allen houden veel
van u.
Zij gingen heen.
Veel onhandelbaarder waren de werk
lieden uit de fabriek.
Zij kwamen op het kantoor en wachtten
op hun loon, maar tevergeefs.
De markies verzocht hun, de omstandig
heden in aanmerking t© nemen en geduld
te hebben.
Vrienden, ik weet, hoo jullie mij
genegen zijn, sprak hij hen toe. Nooit
heb ik mij over je te beklagen gehad.
Thans heeft een ongeluk mij getroffen en
tot mijn diep leedwezen moet ik je zeg
gen, dat ik jelui niet betalen kan.
Een dof gemompel ging er onder de
werklieden op.
Eén van hen nam het woord:
lijkheid oan in *ake de speliingskwiestie feen
commissie te benoemen, die in opdracht moet
hebben nieb om een tóch onmogelijk geble
ken verzoening tusschen de Kolk wijniancn en
de aanhangers der spelling-De Vries en Te
Winkel tob stand te brengen, maar om te
trachten do gestrenge regels van de spel
ling van D© Vries en Te Winkel te ver
zachten.
Eindelijk critiseerde spreker het optreden
van den schoolopziener den hoer Gunning
in de liberale kiesvereeniging „Vooruit
gang", te Amsterdam, en vroeg den Minister
te doen kennen, dat dergelijk optreden niet
in overeenstemming is met dc taak van don
openbaren ambtenaar. Ook uit anderen hoofde
had spreker bezwaren tegen dezen schoolop
ziener en moent hij1, dat het wel degelijk do
plicht van den schoolopziener is om er do
belanghebbenden op te wijzen, als er aan
een onderwijsinrichting te weinig subsidie
wordt gegeven.
Dc heer Kraus betoogde de noodzake
lijkheid van instelling van twee nieuwe
diploma's aan de Technische Hoogoschool en
wel voor geologisch ingenieur en liandels-
of bedrijf singcnicur.
De heer Van den Berg bepleit par-
tioele herziening van dc Gemeentewet op
speciale punten, vooral op artikelen, die ver
ouderd of tegenstrijdig zijn. Voornamelijk
had spreker het oog op het artikel 215 2de
lid der gemeentewet betreffende de forens©
ambtenaren.
In verband met dit betoog besprak hij
nog do toepassing van de Gemeentcwot door
den Minister en kon hij niet goedkeuren, dat
do Minister ziek Schijnt te willen onttrek
ken aan omtrok der burgemeesters in liun
daden van handhaving der openbare orde,
tooneeloensuur, enz. Het standpunt acht spr.
in het belang van het prestige der burge
meesters zelf verkeerd en hij acht hot aan
bevelenswaardiger, wanneer een burgemees
ter tegenover zijn gemeenteraad zich gedekt
woet door den Minister, bijv. in zake liet
verbod van tocneelstukken. Van het sys
teem, dat dc burgemeester geen verantwoor
ding schuldig is van zijn daden, wil spre
ker niet weten. Dat kan alleen dc Koningin
zich veroorloven. Wat nu do tooneelcensuur
zelf betreft, is spreker geen voorstander van
©en preventieve oensuur, die dc averecht-
sok© uitwerking heeft, dat slcohts reclame
wordt gemaakt voor het verboden stuk. Bij
het verbieden beperkt men zich tot stukken,
die óf in strijd zijn met hot strafwetboek
óf aanleiding hebben gegeven tot gegronde
klachten van do burgerij. Het was op dien
laatsten grond dat spreker, als burgemees
ter van Delft, de opvoering aldaar van „Al
lerzielen" verbood. En dit heeft teen geen
critiek uitgelokt, omdat hij dit- besluit kon
motiveeren op volmaakt objectieve wijze.
Ten slotte hoopt sprolcer op spoedige tot
stand-koming- van het ontwerp tot peiisdon-
néerjhg van gemeente-ambtenaren.
De heer Bavinck betreurde, dat d© Mi
nister ten aanzien der veelbesproken benoe
ming aan de theologisch© faculteit «een ver
klaring heeft afgelegd,..-die zijn eigen juiste
standpunt, n.l., zuiver© toepassing van de
wet, verzwakt. Hij spoorde den Minister
aan do positie der theologisch© faculteiten
aan de Universiteiten te venster ken, daar
de bestaande toestand onhoudbaar is.
Do heer Van der Feltz spreekt in
gelijken gxïcst.
De Minister v. Bianenlandsch
Zaken, de sprekers beantwoordend consta
teert, dat het meeste, dat do hoor Van den
Biesen omtrent de Woningwet heeft ge
zegd, meer gerioht is tot de gemeentebestu
ren dan tot de Regeering. Het ocnigo, dat
do Regeering raakt is do vraag of zij al dan
niet terecht voor de toepassing van do ont
eigening den eisoli stelt, dat onbewoonbaar-
verklaring heeft plaats gehad. Spreker nu
verdedigt hot stelsel als het juiste systeem:
De onbewoonbaar verklaring verdedigt dc
Minister als allerminst een onrechtmatige
aantasting van het eigendomsrecht. Onbil
lijkheden bij de toepassing kunnen op den
duur, als zij aan den dag tredon, door wets
wijziging als anderszins worden voorkomen,
maar het voorkomen hier cn daar van onbil
lijkheden geeft nog niet 't recht tot 'n fuiida-
meDtcolc uitspraak, dat deze of gene wet on
billijk is.
Do Minister zal morgen zijn rede voort
zetten.
Wij wachten op ons geld om t© eten.
Men had on6 niet tot het laatste oogénblik
aan het werk moeten laten; men had het
eerst aan onzo vrouwen en kinderen moe
ten d'enken.
Ik heb d© waarheid gesproken. Er
is mij niets meer overgebleven, maar over
weinige dagen...
Een heftig© uitbarsting belette hem
voort t© gaan:
Hij - wil ons met mooie beloften om
den tuin leidenriepen de werklieden.
Wij willen terstond betaald worden
De markies zag die mannen met verba
zing aan. Hij herkende hen niet. Wie had
hen, anders zoo vreedzaam en kalm, tegen
hem opgehitst en wantrouwen jegens heui
ingeboezemd?
Die diefstal is een mooi voorwendsel,
zei er cén hardop. Men heeft het opzet
telijk gedaan om ons niet te betalen.
Hetgeen de commissaris van politie go-
dacht had bij het eerste onderzoek, werd
hier overluid gezegd.
Al het geld is niet gestolen, ging een
ander© werkman voort, er is nog genoeg
overgebleven.
Men zegt, dab er vier dagen geleden
tachtig duizend franc in kas waren, die
de markies er voor zichzelven heeft uitge
nomen.
Ziedaar dus reeds d© laster, die Michel
tot medeplichtig© vein de misdaad maakte.
Ho© waren die bijzonderheden nu reeds
bekend geworden?
Vrienden, zei Michel, ge moogt
mijn eerlijkheid niet in twijfel trekken;
daar hèrt>t ge het recht niet toe. Een on
voorziene ramp heeft mij getroffen. Daar
Raden- en Invaliditeitswet.
Blijkens medededing door den Voorzitter,
is het zijn voornemen om de Kamer na af
handeling der agenda tegen 26 Maart bijeen
te roepen en om dan voor t© stellen dc Ru
denwet en de Invaliditeits- ep Ouderdom^
wet naai- do af deelingen te zenden.
Bij Kon. besluit zijn benoemd tot ontvan
ger der dir. bel., invoorr. en acc. te VUar-
dingen, J. A. de Lussanet de la Sablo-
nière, thans ontvanger te Middelburg; tot
ontvanger te Barnevekl, B. van Ewijk,
thans ontvanger te Hattem; tot ontvanger
te Venlo-station A. F. Derks, thans ont
vanger te Gouda; tot ontvanger te Ter-
neuzen S. A. Rochat, thans ontvanger to
Steenbergen; tot ontvanger te Kerkrad©
A. F. P. M. Clavareau, thans ontvanger
derzelfde middelen te Oortburg;
is aan den verificateur der invoerrechten
en accijzen P. Nap, te Rotterdam, op ver
zoek, met ingang van I Mei, eervol ont
slag verleend uit 's Rijks dienst;
is toegekend de aan de orde van Oranje-
N&ssau verbonden eere-medaille, in zilver,
aan A. van Hoek, meesterknecht bij do
Naamlooze Vennootschap Houthandel voor
heen F. W. van der Eist Co., te Schie
dam
is met ingang van 1 April beno*md tot
directeur van heb post- en telegraafkan
toor te Oosterbeek J. J. Kips, thans in ge
lijke betrekking te Sappemeer;
zijn bij het Dep. van Waterstaat, met
ingang van 1 April a.s. bevorderd tot refe
rendaris de hoofdcommies L. Slaater^ tob
commies de adiunct-ccfnmiezen J. A. van
Arkel en A. Rijke en tot adjunct-commies
de klerken mej. E. M. Sierig, A. van
Praagh, en R. H.. de Vidal de St. Germain.
Met antwoord dep suffragette».
Het was te verwachten, dat de suffra
gettes te Londen zich weiuig zouden aan
trekken van heb protest tegen haar wan
ordelijk optreden, pas vanwege den Neder-
landschen Bond voor Vrouwenkiesrecht al
om in de Engelsche pers gepubliceerd De
waarnemende secretaresse harer organisa
tie, zond het volgende antwoord daarop
aan de presidente van den bond, die zij,
n.b. voor ©en heer aanziet:
„Waarde heer. Ik ontving den Open
Brief, door hét bestuur van den Nederland-
8cheu Bmd voor Vrouwenkiesrecht gericht
aan de Women's Social and Political Union,
waarvóór ik u dank betuig.
„Ik wensch er evenwel op te wijzen, dat
de politieke omstandigheden, die in Enge
land bestaan, het militautisme noodig ma
ken in den thans gevoerden strijd voor heb
vrouwenkiesrecht. Die beweging heeft ge
durende zestig jai p, actief bestaan, en al
dien tijd werden de z.g. constitutioneel©
strijdmiddelen („waardiger methoden", zoo-
als u ze noemt) vruchteloos beproefd. En
kel sinds de toepassing van militante me
thoden, kan gezegd worden, dat de zaak
tot een levend vraagstuk is gerezen, dab
tegenwoordig in de practische politiek
vooraan staat.
„Ik heb het genoegen, u hierbij apart,
een exemplaar te zeilden van het laatste
No. van ons weekblad de „Suffragette",
alsmede exemplaren onzer laatste vlug
schriften omtrent militautisme.
Hoogachtend,
(w.g.) HARRIET E. KERR."
Peuslonneepiiis gemeente-
nmutenaren.
De Regeering heeft dadelijk na ontvangst
van het voorloopig verslag der Tweede Ka
mer over d© pensioenvoordracht voor de
gemeente-ambtenaren, hun weduwen en
•wl. ^n, de noodige stappen gedaan voor
de samenstelling en een spoedige inzending
van haar Memorie van Antwoord.
In verband hiermede verluidt, dat van
Regeeringswege een onderzoek zou zijn
ingesteld naar het bedrag der financieele
eischen, welke het verleenen van een
Rijksbijdrage in deze pensionnecring aan
's lands schatkist zou stellen.
kan je mij nieb verantwoordelijk voor stel
len. Maar luisterOver vijf of hoogstens
zea dagen zal je tot den laatsten centime
betaald worden. Dan zal je spijt hebben
over je wantrouwen en over de beleedigen-
de woorden, die sommigen van u zich tegen
mij hebben laten ontvallen.
Dc ontroering van Michel öohecn indruk
op hen te maken.
Zij antwoordden niet, maar gingen met
somber gelaat heen.
's Avonds kwamen hun vrouwen, sommi
gen met kinderen op den arm. Zij smeek
ten <l!en markies, het loon van de mannen
uit te betalen. Zij weenden. Er was geen
brood meer in huis. Zij waren ten einde
raad.
Michel wilde hen nieb ontvangen. D»o
pijnigingen waren te groot.
Gedurende den gebeden dag had hij zijn
moeder niet gezien.
De markiezin lag in hevige koorts te bed.
Marie-Rose en Gilbert© waren bij haar.
Marie-Rose had van Gilbert© vernomen,
dat de boekhouder Jactcl dien nacht ver
moord en de kas bestolen was.
In den namiddag had zij' met potlood een
briefje aan Laurent geschreven, om hem
mee te deelen, welk ongeluk er gebeurd
was, en dat zijn broeder door een onder
gang een faillissement, werd bedreigd.
(Wordt vervolgd).