Een leelijke ondeugd gestraft.
FEUILLETON.
De Cassette van Nidri.
Hoe de dieren oorlog voeren.
De twee portretten.
jje dans der bloemen.
Anekdoten.
lijn bezige mannen, zoo met dub
bele Waakzaamheid moet doen uitziendit
is n.l. hot gevaar voor een „wegspoeling".
Dit hoeft dikwijls genoeg plaats, vooral in
het Westen der Vereenigdo Staten. Door
de afwezigheid van steenen ballast kan het
n.L, voorkomen, da,t over een vrij gTOote
lengte het randbod onder do rails wegspoelt
én deze dus feitelijk in do lucht hangen 1
Niettegenstaande de monstetrlantaarn vóór op
de locomotief, is die toestand moeilijk waar
neembaar en de ontsporing, die volgt op
het berijden van zulk oen ondermijnde plaats,
kost in den regel den passagiers het leven,
want niet zelden raakt de trein ,dan nog
in brand door de omgevallen lampen.
Hoe het nu hier ditmaal in z'n werk was
gegaan, is nog altijd niet rocht gobloken,
maar bij een dergelijke gelegenheid had
Barny zich grootmoedig opgeofferd in het
.belang van al de passagiers en was geheel
verminkt naar een hospitaal gedragen, waar
bij kort daarna overleed. Daar zat nu do
'.vrouw, m)et een stuk of zes kinderen en
nagenoeg zonder inkomsten. Maar heel het
personeel offerde, ieder naar vermogen. Zelfs
,was er een andere baanwachter, die .vier
dollars gaf, bewogen als hij was ,door het
overlijden van zijn collega. En vier Ameri-
kaansche dollars wil zeggen tien gulden.
Dus nagenoeg een week loon; daar moet je
dus niet gering over denken! Maar ook op
het gebied der weldadigheid zijn de Ameri
kanen groot.
Al is in de Nieuwe Wereld dud niet
ia lies om' een voorbeeld aan te nemen, dit
althans wèl en van harte werd deze oprecht
gemeende weldadigheid dan ook gewaar
deerd, door de erkentelijke weduwe!
Koning Lode wijk XI van Frankrijk had
eens een heelen stapel goudstukken gekre
gen bij wijze van bijzondere inkomsten en
liet al dat geld uitstallen voor do begeerige
blikken der hovelingen. Hij sprak hun daar
op volgendcrwijze toe
„Heeren, daar ik zelve niet gerekend had
op| dit sommetje, ben ik van plan het te
verdeelen tusschen allen aan wie ik mij ver
plicht voel."
Degenen onder u, die zich dua bevrust
rijn, dat ze mdji groote diensten hebben be
wezen, willen wel zoo goed zijn, me daar
•ven aan te herinneren
Dit had Lodewijk niet aan doovemans-
ooren gezegd De ééne hoveling gaf al bree
der op van zijn verdiensten dian de ander!
Er zat dus voor beide vrienden niets an
ders op dan kalm aan den weg naar Mar
seille te volgen, in de hoop daar werk te
vinden. Op eens kwam hun een heer tege
moet, die Nidri familiaar bij den ara pak
te en hem vriendelijk toesprak
„Daar heb je er nu net zoo een, waar ik
al zoo lang naar zoek. Ben je vrij ventje,
en kan je Fransoh spreken!"
„Op z'n minst zoo goed als ik," antwoord
de Marius voor zijn zwarten vmencL, die al
tijd eenigszins uit het veld geslagen wos,
als een vreemde zoo op eens op hem toe
trad.
Maar de onbekende verwaardigde one
matroosje geen blik en ging voort tot den
kleinen neger:
„Wat doe je voor den kost!''
„Op het oogenblik niets", antwoordde
Marius alweer. „Wu zijn tot nu toe werk
zaam geweest in het „Hotel International",
maar daar zijn we nu vandaan."
„Zeker niet veel moois uitgehaald, is het
wel V'
„Er was niets op ons gedrag aan te mer
ken, doch we wenschten te veranderen,
klonk het fiere antwoord."
,>En hoe zou je het dan vinden als je
«rfvp« bij mij ha dienst trad!" vroeg de heer
a* nooz^jftoh in het vervolg toch ook maar
Slechts rijkskanselier Morvilliers deed er
het zwijgen toe, ofschoon hij gerust toch
ook een woordje had mogen meespreken,
als het op verleende diensten aankwam.
Geen wonder, dat de koning hem dus on
dervroeg naar de reden van zijn stilzwij
gendheid.
„Och Sire", luidde het bescheiden ant
woord, ,,ik heb al zooveel gunstbewijzen van
Uwe Majesteit mogen ontvangen, dat ik
mij eerder verplicht voel, mij die nog meer
waardig te maken, dan dat ik alweer naar
andere zou dingen."
„Mijnheer de rijkskanselier", sprak de
koning toen op indrukwekkenden toon,
„laat het mij dan vergund zijn, Uw schat
ten nog met deze geldsom te mogen ver
meerderen. Wat U aangaat, gij andere hee
ren aan mijn hofhouding verbonden: U zou
ik toch niet kunnen beloonenUw diensten
zijn tè groot! Ik voel mij dus verplicht,
dit tot een volgenden keer uit te stellen."
Mij dunkt, die hebzuchtigen kregen net
hun verdiende loon; vindt jullie ook niet!
Nu we in onzen tijd weer zooveel ovör
oorlogen cn vernielingswerktuigen hooien
spreken, zullen er misschien onder jullie
zijn, wien het interesseert, om van jenkole
dieren te hooren, dio tot aanval en verde
diging 6chote»n losseai op hun vijanden.
Daartoe hooren o.a. vooreerst do Brachy-
nus-kevers. Die dragen hun naam van pistool-
of bombardeer-kevera niet voor niets, want
op echt militaire wijze tnaohten zo zich den
vijand van het lijf te houden. En zoo deden
ze al in overoude tijden, nog oer het kruit
uitgevonden waa Als men een bombardeer-
kever wil grijpen, slingert hij op eenmaal
een blauwachtig witten rook uit, die zeeir
onaangenaam: riekt en hetgeen met een knal
gepaard gaat. Dezen kleinen kajionnier vindt
men voornamelijk in het voorjaar; en ge
woonlijk in grocrt aantal onder steenen, en
boomwortelen.
Hun grootste vijand weer i£ de z.g. rup-
denVangen Eerst tracht hij zich dan ook
voor de se el te verbergen en als dat niet lukt,
begint hij paö zijn bombardement, dat hij
wel tot tien, twaalf keer herhaalt, en waar-
pa hij dan onverhoeds wogvliegt.
Die straal Vuil vocht wordt door klieren
in het achterlijf uitgescheiden en brandt
op >de plaats waar hij raakt. Dat er zoo'n
knal bf ontploffing plaats heeft komt, door
dat jde lucht op eenmaal met kracht weg
geslingerd wordt en daarbij in een blauw*
tot Marius richtend, die eenmaal het woord
scheen te doen voor beiden.
„Och, jawel, ale u een goed patroon voor
ons wilt zijn en ons goed wat wilt laten
Terdienen, dan wèl."
„Zoo! Maar dan moet je me eerst toch
nog eens nader vertellen, waarom je in net
hotel bent weggegaan."
„Niets gemakkelijker dan dat, mijn-
heer U begrijpt toch wel, dat als je een
maal dat vrije leven aan boord van een
sohip gewoon bent, je je dan heel morilijk
kunt schikken in dat verbonden hotel
leven
„Waren jullie dAArvoor op zeet"
„Ja, ik waa scheepsjongen en mijn ka-
meraad was mst dat echip uit rijn vader
land gekomen."
„Maar waarom gaf jij dan je plaats als
scheepsjongen op!"
Marius nou wel oppassen, dat hij 41 les
niet vertelde aan dien vreemden man.
„Ik wou mijn grootmoeder eens opzoeken,
die te Nizza in betrekking ismaar om daar
nu heen te reizen moet je eerst wat geld
hebben verdiend."
„Nou, 'alles wèl beschouwd, kan me J*.t
•x>k weinig schelen. De hoofdzaak is maar,
zijn jullie vrij t"
„Ja, mijnheer, maar u moet ons beiden
in uw dienst nemen, of we doen het niet!
We zijn eenmaal onafschcidenlijke vrien
den, moet u weten."
„Nu, dat is best, maar dan moet jullie
meegaan naar TooIoel-
achtigen «damp overgaat. Bij de groote re
soorten in de Tropen is de werking Voel
heftiger, zoodait men dan ook nooit op
Brachynus-jacht gaat, zonder handschoenen
aan.
De Toxotus is een soort visch, die in
Oost-Indiè leeft, in den Malcischen Archipel.
Hij voedt zich hoofdzakelijk met insecten,
die hij op zeer slimme wijze vefrsehalkt.
Zoodra hij n.l. zoo'n gevleugeld diertje
bemerkt, op een plant aan den oever, be
spuit hij liet met een waterstraal, wat ocaii
echt stortbad lijkt voor het arme, kleino
ding, dat dan onverwijld naar beneden in het
water tuimelt, waar het een prooi worclt
van den gragen Toxotus!
Merkwaardig is het, hoe goed deze visch
de kunst van mikken verstaat: oen geoefend'
schutter kan hem dit niet verbeteren! Van-,
daar dan ook, dat hij als curiositeit, zeer
veel voorkomt in de Javaansche aquaria.
Louis Calrrache, een beroemd Fransch schil
der uit de 16de eeuw, had. twee neven, die
jonger waren dan hij: Augustijn cn Hauuibal
Oaïrache.
Daar liij gemier kt had, dat die jongelui,
gToot schilderstalent bezaten, nam hij zei
Deiden als leerling aan, en nadat zij «oenl.
paar jaar flink gestudeerd hadden op zijn
atelier, zond hij hen naar Venetië en Parmo,i
om hun smaak te veredelen door bet bestu-
deeren van kunstwerken.
Augustijn en Hannibal vertrokken. Toen
zij eindelijk genoeg gestudeerd hadden,
dachten zij er over naar Boulogne terug-
bc keeren. Op hun reis daarheen overkwam'
hen het volgende onaangename avontuur:.
De beide broeder® reden te paard door
een heuvelachtige streek, toen zij eensklaps'
door mannen met sombere gezichten en drei-»
gen de gebaren werden overvallen.
De roovers waren goed gewapend, zoodat,
de reizigers begrepen, dat zij zich vruchte
loos .zouden verdedigen. Zij lieten rich dim'
plunderen.
Hut speet de kunstenaars bet mbest, dat,
zij hun schetsen en ontwerpen, die rij itf
Italië gemaakt had dien, en die zij zoo gaamé!
aan hun leermeester hadden laten zien, moes
ten .afgeven.
Augustijn vooral ging dat zeer aan bet
hart. Hannibal sprak: „Da boosdoeners hoo'
ren natuurlijk in Boulogne thuis en ik zou
er een groot pleizier in hebben, ze in den
val te lokken."
„Ik zou het ook prettig .vinden, ma&r hoe
zal ons dat gelukken?"
„Dat is geen bezwaar mijnheer. Maar*
mogen wij nu ook weten wat voor soort
werk u ons wenscht op te dragen!"
„Ik ben directeur van een der grootste,
menagerieën van Frankrijk", oprek de
vreemde.
„Hè, dat ruik ik al", merkte Marius op.
„Neem mij niet kwalijk, maar die geur had
het mij al verklapt, lang vóór dat n bet'
zelf zei l"
Dit laatste vond de directeur heel gevat,
en daaruit besloot hij dus, dat MariuB vlug;
genoeg van geest zou rijn, om het publiek'
te vermaken met zijn koddige invallen.
„Nu, jij mag hansworet rijn, kereltje!",
„Mooi, zoo! Dat lijkt me net! Maar hoe-'
veel verdien ik daar mee!"
9,Vijftig francs in de maand!"
„Dat gaat wel, en mijn vriend!"
„Dertig, want van hem eisch ik niet zoo
veel. Hij hoeft slechts als figurant te (He
nen."
„En daar verstaat u onder?"
„Dat hij goed figureeren zal aan den in
gang der menagerie en tusschen mijn leeu
wen Mustapha en Ali Baba. En opdat h
dan toch ook wat bezigheid zal hebben, moet
hij het voederen der dieren op zich nemen
en het schoon houden der hokken."
„Hij?De hokken schoonhouden?"
„Het is toch geen Prins, niet waar?"
„Ja, zeker, het is een Prins; al heeft het
er op het oogenblik ook niet veel van...."
Nidri verzocht als het ware met de ©ogen,,
of rijn vriend xra maar liever zwijgen wilei
„Ik heb wat bedacht. Heb je nog oen
vtuk papier en een potlood?"
„Gelukkig wel, maar wat wil je daar-
tnede uitvoeren
„De trekken van die boosdoeners zijn mij
nog goed in het geheugen gebleven. Je zult
eens wat zien."
Hij ging aan den rand van den weg zitten
én schetste in een oogwenk, tot gToote ver
bazing van zijn broer, de goed gelijkende
portretten der roovers. Terwijl de een tec-
kende en de ander er zich steeds m«cex over
verheugde, dat het zijn broer zoo goed ge
lukte, merkten zij niet, dat er iemand aan
kwam.
Plotseling uitten zij een kreet van vreugde,
want de aangekomene was niemand anders
dan Louis Carrache.
„Beste jongens," riep deze, „wat doet hot
mij een groot genoegen, jelui terug ie zien!
Ik heb wel dikwijls tijding van je ontvangen
gedurende jo verblijf in Italië en ik wist,
dat je als meesters terug zoudt komen,
terwijl je mij als leerlingen verlaten hebt.
Maar wat zie jullie er uit! "Wat is er ge
beurd
De broeders vertelden hém hun avontuur
en Hannibal liet hom zijn schets zien, met
de woorden:
„Kent gij deze personen misschien?"
„Zeker," antwoordde hun neef. „Ik zal
ze je met naam en toenaam noemen. Hot zijn
lieden, die als roovers bekend staan cn dia
al heel wat op hun geweten hebben."
„Zij zagen ons voor vreemdelingen aan
en ik zal hun eens tooncn, dat zij hier
thuis zijn," sprak Hannibal. „Met deze por
tretten ga ik dadelijk naar den rechter,
die dit als een sprekend bewijs voor hun
schuld zal aanzien. .Wij krijgen dan onze
schetsen terug."
Zoo gezegd, zoo gedaan. En voor ér twee
'dagen werloopen waren, zaten de roovers
achter slot en grendel en waren de gestolen
goederen aan hun eigenaars terug gegeven.
Deze werken werden toen te Boulogne met
Schilderijen van hun leermeester tentoonge
steld en algemeen bewonderd,
Het was midden in den zomer, dat was
duidelijk te zien aan de weiden, waar bloe
men bloeiden, de eene al mooier dan de
andere. Zij bogen haar kopjes naar elkaar
toe, alsof zij elkaar een groot geheim te
vertellen hadden, terwijl er nu en dan een
vroolijfc gelach weerklonk.
Ja, zij zouden dien avond dansen; de
beek, die ook vroolijk gestemd werd, be
loofde een liedje te neuriën. En de vogels
boden aan hun mooiste dansmuziek ten bes
van zijn vorstelijke afkomst; en heel prao-
tbah begon Marius nu weer eenige in lich
tingen te vragen aangaande de dieren.
„Waar hangt uw viervoetig volkje uit?"
„Op het oogenblik nog te Aubayne, maar
morgenavond zullen wij al te Toulon zijn.
Vandaag zou ik je dus al graag vast meene
men, want ik moet gelegenheid hebben, jul-
Iiet wat kleeren te koopen."
De overeenkomst werd gesloten.
Wèl kostte het eenige moeite om de bei
de jongens te overreden, om het pakje aan
te trekken, dat in hun rol het geschiktst
zou zijn; nl. Marius een clown-kostuum en
Nidri een. scharlaken-rood lang kleed, mot
goud geborduurd. Niet dat er dien avond
nog een voorstelling werd gegeven, want ze
zonden immers juist naar Toulon vertrek
ken; maar de beide jongens maakten nu
al vast kennis met de vrouw van den direc
teur en hét overige personeel.
Ze konden 's nachte natuurlijk niet sla
pen, maar dat was nu ook niet anders te
verwachten van zoo'n vreemde omgeving.
Den volgenden dag mocht Marius al be
ginnen, met het publiek te lokken, door zijn
dringende uitnuödigingen.
Hier mocht hij zeer wèl in slagen; het
ging hem af, of hij zijn hecle leven niet
anders gedaan had 1
Nidri's werk was eenvoudiger. Het arme
zwartje behoefde slechts de wilde beesten
te voederen, iets wat anders allesbehalve
in rijn smaak viel. Met afschuw zag hij,
hoe de dieren aanvielen, op de lappen
te te geven als de bloemen beloofden op
hun maat te dansen. En toen de avo-
viel, liet de maan haar schoonste zilver
licht op beek en weide vallen en uit blijd
schap over liet aardig© tooneeltje verdreef
zij, alle wolkjes van den hemel, zoodat het
wel klaar licht en dag geleek.
Toen begon de dans. De bloemen grepen
elkaar bij de hand, bogen sierlijk en we-
,ken langzaam achteruit, schreden v
waart©, alles op de maat van dj muziek
der vogels en het neuriën der beek. De
nacht ging op deze wijze maar hl te snel
voorbij en toen 'de dageraad aanbrak, zon
ken de dansers en danseressen doodmoe
neer, lieten hun kopjes hangen en verwelk
ten. De vogeltjes hielden op met zingen
staken hun kopjes onder de veeren en
sliepen in, tot de zon hen wakker kuste.
Maar de beek neuriede verder. Zijn taak
was niet afgedaan en den volgenden mor
gen hoorde zij eenige dorpelingen in het
voorbijgaan klagen over de kinderen die
bloemen geplukt hadden, alleen om ze zor
geloos weg te gooien. Maar de beek zeide
niets hierop, evenmin de vogels en de
maan; zij bewaarden het geheim en r7ra
ken er met niemand over. Alleen gij en ik
weten, wat er dien nacht gebeurd was!
Geen verkwikkelijk ontwaken.
Alexander van Humboldt, de groot Duit-
sche natuuronderzoeker besloot eens even
rust te gaan nemen, toen hij de Venezueel-
sche rivier Urituan had overgestoken. Hij
liet zich een hut in elkaar slaan van licht
hout en gebladerte, niet ver van de rivier,
op een moerassig terrein. Er werd een licht
vuurtje gestookt, en weldra sliep van Hum
boldt in.
Maar den volgenden ochtend sprong de
grond van de hut opeens open en een kro
kodil stak zijn kop door de opening... G*en
verkwikkelijk ontwaken voor den natuur
kundige. Toch scheen ook de krokodil niet
zoo erg op zijn gemak in dit milieu en
maakte, dab hij weer naar de rivier kwam.
Door de warmte van het vuurtje was hij
eerst verlokt!
Ingez. door Francina Veeren.
Een kleine slimmerd.
Fransje: „Mama, hebt u niet aan Betje
gezegd, dat rij de provisiekast altijd moest
afsluiten!"
Mama: „Zeker, waarom vraag je dat
zoo?'
vleesch, die hij hun toewierp, door de tra
lies van hun kooienMaar daar hij met dit
werk alleen nog héél veel vrijen tijd over
hield, droeg men hem op 't laatst allerlei
nietswaardige boodschappen op, waar feite
lijk ieder ander ook den neus voor optrok.
Als Marius 't eenigszins gedaan kon krijgen
dan nam hij dit vernederend werk ook
maar op zich; en „de baas" maakte daar
nooit aanmerkingen op, daar het hem het
zelfde was, wie het werk verrichtte! Van
Toulon zou de menagerie met meer en min
der lange tijden van oponthoud in de ver
schillende plaatsen, waar zij voorbijkwamen
naar Nizza trekken. En dit waa 't doel van
Marius tocht.De troep zou dan. nog verder
trekken naar Genua maar dat kon onze
beide vrienden niet schelen, die zouden dan
al lang hun nieuwen patroon vaarwel ge
zegd hebben.
Want deze was hun ook alweer tegen
gevallen, beschouwd van af het standpunt,
dat hij schijnbaar zijn overeenkomst wel
hield en hun na afloop van \icr weken, het
loon uitbetaalde, maar.... na aftrek der
pensionkostenDit was hun alweer een
leer, dat je niet voorzichtig genoeg kunt
zijn, bij het maken van een overeenkomst,
en een tweeden keer zou hun zoo iets ook
niet overkomen! Voor het oogenblik was er
evenwel niets meer aan te veranderen en
dus moesten ze het liedje wel uitzingen. In-
tuss^hen had Marius alvast geprobeerd, om
een korten brief aan: „Mejuffrouw Rey-
naud" te Nizza te sturen! Maar cdt adres
Fransje: „Dat zal ik u zeggen, van mor
gen heeft zij haar niet afgesloten."
Mama: „Nou en verder?"
Fransje: „En om haar te straffen heb ik
al de frambozenjam opgegeten."
Ingez. door „Hulsttakje."
Een jongen, die bij een buurman in diens
appelboom zit, wordt door dezen verrast;
„Hé! ventje, kom eens hier, ik heb je wat
te zeggen!"
Jongen: „Ik zit hier goed buurman, jon
gens mogen niet alles hooren!"
Een kleine jongen vraagt op straat aan
een heer: „Kan ik even bij u aansteken?"
„Ja, zeker," antwoordt de heer, doch
blijft recht op staan.
„Mijnheer, wilt u even bukken zoo kan
ik er niet bij V'
„Welnu, wacht dan tot je er bij kan."
Meester: „Jan, maakt eens een zin waar
achterstallig in voor komt."
Jan: „De stal moet verbouwd worden, de
paarden staan nu achter dén stal, rij zijn
dus achterstallig."
Ingez. door „Klein Jantje."
Tom: „Er was maar vandaag één jonger,
op school die een vraag van den meester
kon beantwoorden."
Moedr: „En wie was de jongen? vroeg
Moeder in de hoop dat het haar zoonjte zou
zijn:"
Tom: „Dat was ik. Hij vroeg wie de ruit
gebroken had."
Ingez. door „Willem Teil".
Onderwijzer: „Vertel me eens iets van
het gras, gij Willem, wat is gras eigenlijk?"
Willem: „Gras is iets, waar wij niet over
heen mogen loopen."
Voorzichtig.
Kom maar binnen. voor dien hond behoef
je niet bang te zijn. Jc weet: Blaffende
honden bijten niet.
„Jawel, maar hij mocht eens ophouden
met blaffen".
Onderwijzer: „Wim, als je van 10 knik
kers er tien afneemt, hoeveel heb je er dan
nog over?"
Wim kijkt verlegen voor zjch.
Onderwijzer: „Nu, als ik een dubbeltje-
in mijn zak heb en ik verlies het, wat heb
ik dan?"
Wim: „Een gat in den zak, meester."
was zóó al heel vaag en daar de naam van
Reynaud toch zoo algemeen is in Zuid-
Frankrijk, hoeft het ons ook niete te ver
wonderen, dat bet epistel niet terecht
kwam.
„Als Grootmoeder maar niets is overko
men", zuchtte onze goede jongen, di© te
genover Nidri intussohen zijn best deed,
om maar niets te laten blijken van aijn on
rust. „Nu is de heele zomer al voorbij, en
nog altijd is rij niet naar l'Estaque terug
gekeerd! En ik had haar nog 200 graag
eens gezien vóór het mooie jaargetijde om
zal zijn, want van den winter wordt het al
véél te koud voor den armen Nidri
Soms had hij er al eens over gedacht,
om maar zóó naar Nizza te gaan, op goec*«
geluk en dan daar een onderzoek in te'
stellen naar zijn Grootmoeder. Maar als
Grootmoeder daar nu toch al weg was, zou
dat maar aanleiding geven tot eindeloos
gezoek en dus zag hij er maar van af.
Toulon beviel ons tweetal lang zoo goed
niet als Marseille. Want de laatste was ten
minste een veel grooter stad, waar men zich
dus meer verloren wist tusschen de menig
te Maar in Toulon gingen ze in hun vrijen
tijd altijd naar de haven. Daar zagen ze dan
schepen, die hun weer deden denken aan de
Yule en Nidri, vooral, met verlangen weer
deed uitzien naar rijn vaderland, vèr, ver
weg, onder dien heerlijk tropischen Hemel
ij LiÜ LL (Wordt vervolgd.)