Kunstvleesch, kunstmelk, kuiisttarwe. Twee merkwaardige ondergrondstations te Berlijn* Het station ,Podbielflfei-Jülee" (het eerst afgebeelde) heeft men gebouwd als een oud ridderslot; het station BDahlem-Dorf* (aan den rechterkant) als een boerenwoning met strooien dak. keren, op het belachelijke af. Ik heb hem jwel eens verweten, dat hij meer om hon- iden gaf dan om mij. Eigenlijk", ging zij schalksch voort, „had ik niet moeten pro- beeren, weer een samenkomst met een die renvriend te bepalen." „Pas opPag opsprak de ambtenaar Van de bolastingen in zichzelf; „ze wil me vangen." Doch Hélène zette lachend haar discours voort. „Maar ook mij drukt wel eens de een zaamheid. Ook mij ontbreekt iets, dat ik koestoren mag, verzorgen mag, waar ik mijn liefd° aan mag geven. En daarom be- jgreep ik uw advertentie zoo goed, daarom Iheb ik aan de eerste aandrift van mijn hart gevolg gegeven en in de stilte van mijn ziel gehoopt, dat u moogt vinden, wat u zoekt." „Heeft u het dan niet gevonden?" schrok de vrijgezel. „Ja, mijnheer! Gevonden heb ik het, maar ook weer verloren." „Verloren? Waarom heeft u me dan hier laten komen. Wéér heeft u het verloren?" „Nadat ik uw advertentie heb gelezen, wiet ik, dat ik het verloren had." „Kunt u dan niet vertellen, hoe en waar? Heeft u er dan niet voor gezorgd? 1 01 als u begrijpen kon, hoe ik het heb ge koesterd, verpleegd. Ook ik beb het verlo ren." Mijmerend staarden zij beiden naar den Vijver. „En toch", zeide Hélène, „heb ik gedacht, dat mij een belooning voor mijn geduld toe kwam. Zóó heb ik het u geschreven, en tóó heb ik het eerlijk gemeend." „Een belooning zal ik u niet onthou den", sprak de ambtenaar, „maar het ia de helft van wat ik den eerlijken vinder had toegedacht. TJ beeft me op het spoor gebracht; ik zal verder de politie waar schuwen." „De politie?" vroeg de weduwe verbaasd. „Vóór zij nog een woord had kunnen uiten, wa6 Sven opgestaan. Hij drukte haar een zilverstuk in de handen, nam zijn hoed af, en ging vervolgens snel heen, haar achterlatend in een toestand van onbe schrijflijke verbazing en verwarring. Diezelfde verwondering beving hem den avond nil den middag, toen hij over de post netjes in enveloppe het zilverstuk terug kreeg, ©n den volgenden brief las: „Mijnheer I Uw vreemd gedrag te mijnen opzichte na ons ernstig gesprek in het Leeuweriken park geeft mij aanleiding tot de vrees, dat u uw daden niet overweegt, vóór u ze uit voert. Het zal mij aangenaam-zijn mijn por tret van u ten spoedigste terug te ontvan gen, en zoo u met mij een misplaatste grap heb -willen spelen verzoek ik u deze alleen tct mij beperkt te houden, en u geen wreeden spot te veroorloven jegens andere vrouwen, even weerloos en eenzaam als ik. Uw Hélène Durkoping," - og verbaasder was Sv~n Largström, na dat hem nog denzelfden avond een jongen het katje terugbracht, en grijnzend met de „belooning" vertrok. „Wat hiervan te denken?" zeide de vrij gezel tot de uitgehongerde Mizzi, die met haar fijn tongetje de melk van een scho teltje snoepte. „Heb ik de dame onwillens beleedigd? Een aardig vrouwtje is het tóch, een lief kopje, en vriendelijke oogen. Wat zou je er van denken, Mizzi, als je een meesteres kreeg? Zóó'n meesteres zou je wel bevallen, nietwaar Maar kom 1 Dat ia dwaasheid. Het vleesoh kost al zestig cents het pond. Maar daartegenov r staat, dat het voor mij toch eigenlijk niet te pas komt mijn leven zoo egoïstisch op te vat ten. Wat een vriendelijke oogen heeft ze, MizziEn geestig is ze ook; verstandig Een vrouw naar mijn hart. Zij is kwaad op me. Zou ik toch de stoute schoenen aan trekken? Een liefdesverklaring past niet in mijn mona. Ik zal er eens tusschen kantoor tijd heengaan." Zoo gezegd, zoo uitgevoerd! Hij gaf zijn visitekaartje af. Hij werd in keurig kamertje gelaten. Wtl vijf minuten, die hem een eeuwigheid toeschenen, moest hij wachten. En eindelijk kwam ze. Ze zag hem niet aan. De trekken om haar mond spanden zenuwachtig. „Mijnheer Largström, wat heeft u nog bij mij te zoeken?" Hij vond niet dadelijk de juiete woorden. Hij keek haar in de oogen, die ze eindelijk had opgeslagen. „Ik weet niet, wat «r is gebeurd, „sprak hij ten laatste, „maar dat een kat alleen de eenzaamheid van een man kan verdrijven, is niet waar. Mizzi is een goed poesje. Alleen heb ik u liefgekregen." Hij legde rijn handen in de hare. En zij 1 Ze zei-de geen ja en geen neen, dooh toen hij haar blond hoofdje naar zijn schouder trok, bleef het daar rusten, en haar oogen waren vol tranen van geluk, nadat zijn lippen de hare gezocht en gevonden had den. Tn „La Revue" wijst dr. A. de Neuvifle op een drietal nieuwe veroveringen der moderne wetenschap: het vervangen van de drie hoofdvoedingsmiddelenvleesoh, melk en tarwe, door een drietal surroga ten, die eenzelfde voedingswaarde bezit ten en in principe het vraagstuk der duurte van de levensmiddelen schijnen te zullen oplossen. Die drie kunstvoedings- middelen rijn afkomstig uit verschillende landen en werden ontdekt door geleerden, die nog wel geen grooten naam bezitten, maar wier werk toch van zoodanig en aard is, dat het de aandacht ver-dient zoowel van de beoefenaars der wetenschap als van het leekenpubliek. Gememoreerd dient dan te worden, dat een Belgisch scheikundige, Effront, er'ia geslaagd is een kunstvleesch Ef front spreekt van „vianc&ne" te fabriceer en. Hij heeft daarvoor noodig de gebroken mout uit brouwerijen, die anders een a£- valartikol vormt. Deze mout wordt ge- wasschen, geperst, met zwavelzuur ea kalkzouten behandeld, gefiltreerd, waar na men het water laat verdampen en het overblijfsel opnieuw aan hocgen druk on derwerpt. Het aldus verkregen product ondergaat nog eenige bewerkingen, waar over de uitvinder rich niet verder uitlaat, en ten slotte blijft er een stof over, die, wat smaak en voedingswaarde aangaat, overeenstemt met het vlcesch, maar veel goedkooper is. Verschillende Belgische ge- neesheeren hebben met de „viandine" reeds voe-dingsproeven genomen on tot hun groote tevredenheid. Uit voeddngsp roe ven, op ratten genomen, zou zelfs blijken, dat het kunstvleesch driemaal zoo voed- zaam is als mager rundvleesch. Zes dezei knaagdieren, die dagelijks als eenig voed sel enkele grammen vleeach en wat graan ontvingen, gingen na een week van den honger dood, terwijl een nndeT zestal, dat dagelijks niet meer graan ontving dan de doodgehongerde ratten en in plaats van 10 gram vleeach slechts 5 gram kunst- vleesoh te verorberen kreeg, na verloop van een week zoo gezond en levendig wa~' ren als ooit te voren en niet in het minst' verzwakt schenen. Overigens herinnert De Neuville er aan, dat Effront niet de eenige is, die met meer of minder succes een surrogaat voor dierlijk eiwit tracht te vinden. Zoo wijst hij op de merkwaardige proeven van Emile Fischer, die uit steenkolenteer een poly- pepton heeft getrokken, dat zeer veel op dierlijk eiwit gelijkt. In die teer en in an dere bijproducten der olieindustrie heeft Fischer een groote reeks organische zuren aangetroffen, welke de basis vormen voof het dierlijk weefsel. Met behulp dezer zuren hééft Fischer een serie stoffen sa mengesteld, die alle dezelfde scheikundige reacties vertoonen als het rund vleeach. Voorloopig hebben zijn proeven alloen we tenschappelijke waarde; zij toonen n.1. aan, dat het in beginsel mogelijk is na-, tuurlijke voedingsmiddelen door kunst-, producten te vervangen, al is aan een' practiache toepassing van Fischer's procé dé nog in de verste verte niet te denben. i Wel is er een ander kunstproduct, dat als surrogaat voor een natuurlijk voeding-s. middel allicht van beteekenis kan wordep: de kunstmelk. TaJ van kunstmelk en zijn er reeds vervaardigdeen toekomst schijnt- «venwel alleen de eoyamelk te sollen heb

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 18