VOOR DEJEUGD
t 1E-IDSCH DAGBIAD
Nieuwe Kaa>dsols.
Oplossingen der Raadsels.
Goede opioosmgen ontvangen van:
Correspondentie.
No. 18263.
Woensdag- 26 Februari.
Anno 1913.
R-*X»X»«X» o X? a X» t «JL» s X? s X» X» i X»X6X*aX«7X« a X» X
Wal men van lucifersdoozsn
maken kan.
De gevolgen van een ondeugd.
Ingez. door Jan en Trees ven Steen.
I.
Mijn geheel bestaat uit 10 letters.
1, 7, 10, 4, 2 ie een jongensnaam.
8, 3, 5, 1 is een groot gebouw.
I, 7, 6, 9, 10 vindt men in ieder buis.
S, 9, 4, 10 gebruikt de schoenmaker.
Ingez. door „Ifceine Zee-officier".
II.
Mijn geheel is de naam van een oonvponist.
Deze 7, 9, 1 ia moeilijk uit te rekenen.
Een 4, 2, 3, is een boom.
De 1, 2, 5, 8 is een vogel.
II, S, 6, 6 is een meisjeenaam.
10, is de 8sto letter van bet alphabet.
LLL
Mijn geheel bestaat uit 12 letters en is
ten beroep
4, 7, 2 is de naam van een jongen.
5, 2, 3 is een lichaamsdeel.
6, ld, 7, 4 ia een kleur.
8, 6, 4 is een dier, dat onder den grond
leeft.
8, 9, 10, 12, 7, 11, 4 ia een viech.
1, 9, 10 is een deel van een schoen.
i.
Uanrits.
IL
Geen rozen zonder doornen.
III.
Rijswijk Scheve ningen Sneek.
l
Joh. Yis, Hendrik Olivier, J. v. d. Ham,
Maria Kuivenhoven, „Kleine Mien",
„Kerstroos", „Wandelende Takjes", G.
Van Berkel, Willem de la Rie, Jacob Look
horst, J. van Oyen, „De twee J's", „jui-iu
Jantje", „Hulsttakje", „Kleine Zee-offi-
uier", Anton Speel, Neeltje de Kloe,
„nlondklopje", „Robijntje", „Piet Hein",
„Lelietje van Dalen", Hendrik Drieseen,
A. van Rossem, „De kleine Monteur",
„Mimosa", Dirk Gaykema, Karei en Annie
Halbmeyer, „Wilde Rooe", Martha de
Leeuw, „Juliana", „Bosohnegertje", Cor
de Vlieger, „Asschepoetster", Jo en Chris
Dusoswa, Jacob v d. Reijden, „Reintje de
Vos", „Angelusklokje", Janna de Bruin,
„Broer en Zus", Baartje Horree, Marietje
Horree, „Jupiter", Hendrik van der
Kwast, „De kleine Koopman", Betsie en
Anna Peterzen, Gustanf Ammerlaan, Johan
Massaar, Johan Kranenburg, Abrara Leget,
Henri v. Veggel, Leviena v. Veggel, „Twe«
Palmtakjes", „Stormvrouwtje", „Willem
Teil", Jan Guldenberg, Hendrik Srhrijnder,
Hendrik Anneeze, Jac. Laman, Dammes
Bergman, Rebecca Bergman, ,,'t Negerin-
netje", „De twee Pianisten", Betrie van
Zwieten, Cor Kooreman, ,,Foks;a", H en
L. Lacourt, Di k Houthoff, ,,De kleine
Electricien", „Caspar de Robles", „Vor-
geet-mij-nietie", Nellie Kagie, B-rtha van
Hooidonk, T. en Th. Veeren, „Viooltie",
„Edelweiss", „Paoschklokje", Cor Mok-
kenstorm, P. v. d. Walle, M. Bckooy, ,,'t
Sohooljuffertje", Antoon v. d. Kwast, Joh.
Eggink, Arie Gille, Tennis v. d. Kwast,
Hendrika v. d. Rijst, Nico Moonen, Wil-
belmien v. d. Reijden, „Pieter Marits",
Hendrik van Wijk, „Houdiji", Antoon en
Anna Hoogeveen, Laurens Segaar, Gerar-
dus Bergers, N. Bergers, „Sinaasappel".
„De twee Friezinnetjes", „Neptunus"',
Adriaan en Catharina Kooien, „de twee
Spertanen", „de drie Viooltjes", „De klei
ne Fransohman", David Corpel, „Erica",
„Nachtegaal", „de kleine Tuinman",
„Vroolijke Rina", „Pinksterbloem", ..Ap
pelboompje", Dirk B-rgman, „De kleine
Matroos", Hendrika en Coba Kramer, ..Bo
terbloempje", Wybe Baart. „Kleine Win
kelier", Hendrik van den Heuvel, te Lei-
Marianne de Villeneuve, ts Hill»-
gersberg.
Corrie Dorrepaal, J v. d. Lee, W. v. d.
Bijl, H. v. d. Bijl, te Koudekerk.
Botto v. d. Bergh, Cornells v. Boelen, Mi
na v. d. Bergh, hora v. d. Bergh, te Kat-
wijkaandenRijn.
Grietje, Pieter en Jacob Verhorst, te
L e i m u i d e n.
„Wilde Bob", Grietje Visser, „Madelief,
je", „Frederik Hendrik", Neeltje Timmers.
Willem Flim, Admir-al Snor", Klazien
Broek, A J. Parmentier, „Onze Zus",
„Kleine Timmerman", te Oegstgeest.
Nclly Honig, Cornells Honig, te V o o i-
schoten.
Johan en Plonia van der Wilk, te W ar-
rn o n d.
K. G. van Ammers, J. Binnendijk, Tb. J.
de Bode, Corrie en Aagje R'etkerk, K. en
A. Klarenberg, te Wassenaar.
Antje Karens, Wilhelmina Pari-vliet,
Flora Parlevliet. WilLm en Annie Metse-
laa-, Andries Pij-sb-irger, Marietje cn Ni
co Rijnsburger, Geertruida en Klara Vonk,
Cornelia Renes, Jo' anna en Truus van Til
burg, Annie en Willem Metselaar, Neeltje
Merbis, Adriana Vogelaar, Willem de Jong,
teZoeterwonde.
Hendri1- de Voogd, t« Zwammerdam
Prijzen vielen ten deel aanJ. v. d. Gie-
sen, MorBchsingol 21, Wilhelmina de Graaff
Oude Singel 160, beiden te L e i d e n, en
Cornelia van Beel-n, Kerkstraat 206, K at-
wijk aan denRijn.
„Robijntje." Ja meisje, ik moet zeg
gen, dat je briefje© keurig netje© gesohro-
ven zijn en menig vriendinnetje een voor
beeld aan je zou kunnen nemen.
„Hulsttakje." Je riet wel kindje,
dat 't altijd verstandig is te hopen en den
moed niet te verliezen, want met het laat-
6te bereikt men niets.. Wanneer zendt je mij
weer eens eenige nieuwe bijdragen?
Jaoob ran der Reijden. Beet
mogelijk, dat je het vervelend vindt je bij
dragen niet geplaatst te zien, maar daar
kan ik heusoh niets aan doen vriendje. Je
moet maar geduld hebben.
Joh. Kranenburg. Ben je riek ge
weest Wat scheelde er aan vriendje? Ik
feliciteer je met je verjaardag en hoop dat
je een genoeglijk dagje zult hebben. Is je
zusje, die gelijk met je verjaart, ouder dan
jij? Waarom is zij in Engeland?
„Twee Palmtakjes." Het is niet
zoo héél erg, als jullie eens een weekje
overslaat met schrijven, want dat kan nar
tuurlijk wel een© gebeuren.
Arie Anneeze. Wat jammer, dat het
met je zusje nog altijd niet beter gaat. Ze
zal op sohool wel erg achter raken. Van
harte betersohap met haar.
„De kleine Fransohman". Wel
nu vriendje, ik heb «r niets tegen, dat
raadsels en anekdoten uit andere bladfen
worden overgenomen. Ik ben er volstrekt
niet boos om, dat je mij gevraagd hebt of
ik je bijdragen plaatsen wil; doch ik kan
je daaromtrent niet© beloven, vriendje. Je
moet dus afwnchten, doch moogt intue-
schen steeds nieuwe bijdragen inzenden,
waardoor je des te meer kans hebt iets
geplaatst te zien.
Maria Be kooi Zeker meisje, do© jij
maar weer mee. Wat scheelde er aan?
„V e r g e e t-m ij-n 1 e t j e". Ja meisje,
je doet uitstekend je best, en ik ben vol
komen tevreden over je ijver, die wel spoe
dig beloond zal worden. Daar ik in Den'
Haag woon, zal je wel begrijpen, dat er
van je lief plannetje niet© komen kan.
Wilhelmina <L Reijden.
Vriendelijk dank voor je portretje, meisje
Met de prijzen moet je geduld hebben,
daaromtrent kan ik je niet© beloven.
„Vroolijke Rin a", moet geduld
hebben; als ik me niet vergis, heeft zij al,
een© tot de gelukkigen bekoord.
„N aohtegaa 1". Nu vriendje, ik
moot zeggen, dat jij er van langs gohad
hebt dezon winter! J© moogt nog wel ver-,
bazend voorzichtig zijn, opdat je niet op
nieuw kou vat.
„Sinaasappel." Kan je nog niet,
een jaartje op school blijven, al© je nog z~oj
jong bent? Of moet je moeder in de huis^
houding behulpzaam zijn
Gerard u-s Bergers. Je ouders heb-,
ben groot gelijk, dat ze je nog een poosje^
op school laten, want die tijd komt nooitj
terug, hoe meer je du© profiteert hoe beter.'
„Houd ijn". Dus het oude liedje, hè,
vriend. Wild zijn en niet uitkijken op
Btraat, daardoor komen de meeste ongeluk
ken. Ben je nu weer geheel in orde?
„B roeren Zu Het zou zeker jam
mer zijn als je met je verjaardag nog niet.
volkomen hersteld waart. Ik feliciteer je'
met je aanstaanden verjaardag en hoop,
dat je me de volgende week eens wilt ver
tellen hoe je dien dag hebt doorgebracht.
Willem Metselaar te Zoete r-
w o u d e. Al© je broertje bronchitis heeft,
dan heb ik met hem te doen, want dat komfcj
telkens terug, al© het niet behoorlijk wordt;
uitgevierd. Hij moet dus maar uiterst voor
zichtig zijn.
„M i m o s a." Met genoegen ver» am ik
je ingenomenheid met het gewonnen boek.
Ik hoop, dat het je een aanmoediging zal]
zijn om steeds geregeld aan ons blaadje
mede te werken.
Adrians Vogelaar. Vriendelijk
dank voor je mooie prentkaart. Je inge
nomenheid met het gewonnen prijsje, bel?'
ik met genoegen vernomen.
Nelly Honig. Hoe komt het dat je
mij niets vertelt van je verjaardag? Ik be
doel of je mooie cadeautjes gekregen'
hebt en of je meisjesvisite hadt? Het is
een aardige gedachte van j© Moe om de
blaadje© te laten inbinden, op die manier
krijg je> een lijvig boekdeel
Corn© lis van Beelen, te Kat
wijk. Waarschijnlijk kwam je briefje te'
laat in mijn bezit, vriendje, ander© weet ik-
er heusch geen reden voor.
Willemien de Villeneuve, te|
Hillegersbe-xg. Ik moet zeggen, dat je.-
mooie cijfers gemaakt hebt, meisje. Mei
dunkt dat je een goede leerlinge bent
De boeken van Tine van Berken, vind ik
over het algemeen lief geschreven. Hef
zijn echte meisjesboeken. Vriendelijke
groetjes
An ton v. d. Kwast. Ik moet neg
gen, dat j© broer mooi© versjes maakt.
Ben jij ook zoo'n diohter in den dop?
„M a r i e t j e". Wil je er in het ver
volg aan denken je briefjes ook met je
waren naam te oniderteekenen Wat jam
mer, dat je de poesjes niet moogt behou
den Het is zulk leuk goedje! Vriendelijke
groetje®.
MARIJS VAN AMSTSL.
I 1
n.
Nu zal ik jelui van een luciforsdoos iets
leeren maken, waarmede je heel veel schik
kunt hebben, namelijk 'n springduiveltje, zoo-
al© Afb. 5 te zien geeft. Het speelgoed
Afb. 5,
if heel eenvoudig en gemakkelijk te maken-
Men neemt hiervoor een groot model ln-
cifersdoos. (Met een kleine kan men het
natuurlijk ook klaarspelen). In het midden
van het laatje wordt een ©tukje hout be
vestigd, 1 c.M. breed en iets korter dan
het laatj© breed is. Het model van dit
houtje geven we in Afb. 6. Dit houtje wordt
Afb. 6.
deer middel van een paar pennetjes aan de
zijden van het laatje bevestigd, zóó dat
het gemakkelijk draaien kan en de beide hoo-
gere einden aa even boven het laatje uit
steken. (Zie Afb. 5). Vlak naast een a op
de plaat© waar het pijltje staat, plakt men
•en reepje veterband, vast, (Zie Afb. 7),
Afb. 7.
terwijl op de plaats waar de i staat het
een of ander papieren kopje wordt vastge
plakt (Zie Afb. 5). Nu draait men de hou
ten blokjes een slag om, zoodat aa op
zijde en het poppetje plat komt te liggen;
schuift vervolgens het laatje in den deksel,
dien men van te voren met dextrine heeft
beplakt en maakt het vrije eind van het veter
band, aan den deksel vast.
Om de juiste plek binnen in den deksel
Afb. 8.
te weten, waar men het uiteinde van het
veterband moet vastplakken, trekt men de
dco© half open, zoodat de opstaande blokjes
aa tegen den amailen dekselrand aanslui
ten. (Zie Afo. 5). Dan vat men met een
der vingers in den geopend en deksel het veiiar-
bandje vast en plakt dit, terwijl men het
zco strak mogelijk houdt tegen den binnen
kant van den deksel vast.
Om te zorgen dat men de doos niet aan de
verkeerde zijde openschuift-, maakt men in het
laatje aan de zijde waar men het moet in
duwen een koperen pennetje (Zie Afb. 8)
vast.
Maar dat is waar ook, hoo komen we
aan den papieren poppekop? Allicht vin
den we in een oud prentenboek nog wel ieta
van onze gading. Het moet voor ons doel
natuurlijk een heel leelijke of grappige kop
zijn.
V oor alle zekerheid geven we voor degenen,
dio niets geschikts kunnen vinden hier (Zie
Afbb. 9 en 10) een viertal leuke koppen. We
kunnen ze uitknippen en op karton plakken of
nc-g beter: op wit karton nateekenen an
daarna kleuren met verschillend kleursel
De neus en de kin, die bij den derdem
kop geteekend zijn, moeten uitgeknipt en op
dezen kop geplakt worden, zoodat hij veel
lijkt op Janklaasen uit de poppenkast.
Ge kunt er heel veel pret mee hebben 1
Voor het schemeruurtje.
Een grappig raadsel.
Jongelui ik zal je een grapje vertellen,
waarmee jo stellig je oudere broers en zus
ters, die onze Kinderkrant niet meer lezen,
foppen kunt.
Luistert
Je geeft het volgende raadsel qp: „Wat
heeft twee oogen, twee ooren, een neus, em
mond en vier pooten, en kan niet zien, niet
hooren, niet ruiken en niet praten, maar
springt zoo hoog als de IJfeltoren?"
Nu gaan ze allen zitten denken, maar raden
zullen ze het niet, totdat ze eindelijk zeg
gen: „Ik geef het op!"
«antwoordt gjj: „Het is een hobbel-
Eenigen zullen dan zeggen: „Hó ja; ho*
eenvoudig, maar anderen die een beetje vetr;
der doordenken, zullen je toeroepen: „Neeni
dat deugt niet, een hobbelpaard kan loeq
niet zoo hoog springen als de IJfeltoren
Algemeene vreugde. Iedereen lacht je uify
Je laat ze allen lachen en spotten en denktj
die het laatste lacht, lacht het bast. Alflé
ze zich zoo eenige oogenblikken met je ver-i
maakt hebben, dan antwoordt je eindelijIq
zoo leuk mogelijk: „Waar lach je nu eigen-j
lijk om? Ik heb toch gelijk, öf hebt jelui)
dan wel eens- gehoord, dat de IJfeltoren-
springen kan?"
NEEF HEINEMAN.
Omstreeks het jaar 1589 leefde er in een,
dorpje dicht hij Dieppe, een arme weduwe;
juffrouw Simons met haar zoontje. Ze woon-,
de maar in een heel klein huisje, en hadj
ook maar een nietig lapje moesgrond, ter-j
wijl al haar buren uitgestrekte bezittingen!
hadden. Maar djit kleine tuintje bracht de]
kostelijkste producten op: meloenen, die zulk:
een bijzonderen g*eur hadden, dat ze ovoralj
graag gewild waren, waardoor de weduwej
dus nog een aardig duitje maakte.
Frankrijk was op dat oogenblik in twee.
kampen verdeeld: de ecne partij erkende denj
hertog van Mayenne als hun opperhoofd en;
de andere: Hendrik van Navarre, den lateren:
koning Hendrik IV.
De Hertog van Ma.yenne had Parijs ver
laten, om tegen Hendrik van Navarre op bej
trekken, die al steeds zegevierend voort-1
gerukt was door heel Normandië, het zouj
een geweldig samentreffen zijn der heide!
legers, maar de hertog twijfelde niet, of het:
6ucces was aan. zijn zijde, daar zijn leger'
het vijandelijke verreweg in sterkte overtrof.;
Vandaar dat hij kalmpjes aan festijnde op«,
het kasteel „Arcuea", dicht bij het stadje-1
Dieppe.
En op een goeden dag had hij hooren
spreken van de uitstekende kwaliteit der
meloenen van juffrouw Sjmons. Hij had er
dus een van zijn dienaren op afgezonden,
om een paar van dio vruchten te bestellen,
zoodat de kleine Simon op dien ochtend waar
van we spreken, op wog was naar het kasteel.
Daar ontmoette hij opeens in het bosch drie
mannen, die er nu niet zoo heel gunstig
uitzagen en ieder een degen aan de zijde
droegen.
„Waar gaat dat heen, jongmenscli spl-ak
een van hen.
Simon was niet zoo heel erg op zijn ge
mak, gelijk te begrijpen valt, maar ant
woordde eenvoudig, dat hij een meloen bracht
naar het slot van mijnheer den Hertog.
„Zoo, dat is een meevallertje," antwoordde
de man, die meloen ziet er heel lekkar uit
en waaxschijnr'k zal die ook moer goed
doen in onze maag, dan in die van den
Hertog. In ieder geval is dit alweer zoo-
Veel gewonnen op den vijand!"
Het bleek nu duidelijk, dat de drie man
nen soldaten waren van Hendrik van Na-
vaxer, die zijn kamp had opgeslagen in den
«nlrek van het kanteel. Voel goldkregen