Een streek van Heröelijn.
FEUILLETON.
De Cassette van Nidri.
«fe?
Anekdoten.
•panning heersohte onder "het personeel. Het
was nu aJ acht dagen voor de» trekking:
allerlei plannetjes werden opgeworpen cm,
teder zei, wat hij rich wel voorstelde, aks
hij de winner wasl
Berlfand, de tweede klerk, zei, dat hij
zich onmiddellijk teen hoogen hoed zou aan
schaffen .en een spiksplinter nieuw pak.
„Nou ik ook, jongensprak do oude
boekhouder, „dat zou mijn eerste werk zijn,
want mijn plunje heeft waarlijk wel ver
nieuwing noodig." i
En eindelijk, jawel, op een goeden Zater
dagavond had de trekking plaats gehad
en Maandagochtend hoorden de heide jongsta
klerken, waaronder dus ook Herman,
het eerst van den kantoorlooper, dat mun
teer 417 het groot» lot was!
Helaas! Nummer 417 kwam niet op de
lijst voor; dus vielen alle plannetjes in dui
gen.
Toen werd onzen Herman de verleiding
te stork om den goeden heer Patters toch!
eens even heet te nemen. Zóó, dat het haast
niet achtbaar was, krabde hij één der uiiinn-
iners van den boekhouder uit en zette cr
het bewuste voor in de plaats. De beide
jandoren, de klerk en de loopjongen waren
getuigen bij deze balddadigheid, maai- zwoe*
Ven stilzwijgendheid en daarom zouden ze nu
dan alvast doen, of ze heel niet wisten,
'dat !de trekking had plaat» gehad.
Ojidetr het twaalf -uurtje zei de tweede
klerk zoo lang» zijn neus weg:
„Wat ik zoggen wou, heeft Zaletrdag de
fcrekking niet plaats gehad van onze loterij
„Weineen, dat moet morgen nog, geloof
Ik," antwoordde Herman.
Net op dat oogenblik kwam ccn dör mei
den van mevrouw Fxber binnen, met de
lijst der prijiwinnera.
„Als je blieft hetren," sprak zij.
De oudste klerk pakte dadelijk gretig
het papier aan pn ging de nununor» op
doemen. i
i „Hoofdprijs nummer 417," riep hij.
Do heer Pratter» zette zijn lorgnet op
eb trad naar de lijst aan den muur, maan
'durfde zijn oogen haast niet gelooven, toon
hjj zag, dat hij de gelukkige winner was.
i „Jongens; zoo iets is me nu nog nooat
overkomen, zoo oud als ik benl" sprak de
jgoede man, geheel van streek door dit mee
vallertje.
„Daar zal ©en tractatie op smaken, mijn
heer!" kwamen de onderen hem dadelijk aan
(boord.
Nu, onmiddellijk liet do heer Pattora
een heelen voorraad gebakjes aanrukken tax
ieder smulde naar hartelust."
De goede man ging nu nog even uit tus-
schen twaalf en twee, wat hem anders haast
nooit overkwam, en keerde terugvan
onder tot boven in het nieuw gestoken.
Toevallig was de tweede klerk dien ooh-
tend niet tegenwoordig geweest bij het
feest en toen die nu om twee uuJr binnen
kwam, vroeg hij
„Wat is hier aan de hand? Hoe is mijn
heer Patters zooi mooi?"
„Dio heeft den eersten prijs gewonnen 1"
riepen de anderen in koor.
Och kom, de spekslager op den
hoek, die heeft nummer 4171"
„Kijk dan maar op de lijst!" riep Patters
en haalde die als overtuigingsstuk van den
muur.
Maar wie beschrijft nu zijn ontzetting,
toen hij na derby beeohoiuwd nu merkte, dat
het oorspronkelijk nummer afgekrabd was!
Het leek wel of de goede man oen be
roerte kreeg; en ik verzeker je, dat Her
man nu spijt had van zijn grap als
haren op zijn hoofd. Hij kon het niet lan
ger aanzien cn begaf zich rechtstreeks naar
de kamer van mijnheer Faber. Hier biechtte
hij alles op en verzdcht, of de chef heml
net zoolang ©en zeker bedrag van zijn maand
geld wilde korten, tot hij de vijftig gul
den geheel ingehaald had.
De heer Faber w'a6 nu ook begaan met!
Heiman en onderhield hem ditmaal niet
eens meer, zeer goed. begrijpend, dat de
jongen toch al genoeg gestraft was.
En om voor allo partijen het bedrevcne
'zoo makkelijk mogelijk te maken, trad hij
zelf het kantooir binnen en sprak:
„Nummer 417 is de hoofdprijs, inaar er
is nog teen tweede lot van vijftig gulden
dat is mummer 437 (dit was het oorspron
kelijk nummer van den heer Patters)."
Zoo kwam alles nog in orde en was Her
man dus met recht: met schande en schade
wijs geworden.
Maai- hij, met zijn goed hart, had er
natuurlijk de zaak zóó niet bij willen laten.
In zijn jeugdig© onbezonnenheid had hij
evenwel niet berekend, welke de gevolgen
konden zijn van zijn onschuldig grapje, toq.
'al» hij meelde.
Herbelijn wae als bediende in het hotel
„De Gouden Leeuw" en haalde hier tal van
guitenstreken uit. Achter den tuin van dit
gebouw grensde een lapje grond, dat ijve
rig bebouwd werd door een oud moedertje,
juffrouw Bastet in de wandeling. Met zwa
re manden ging ze iederen dag naar de
stad. en al dikwijls had de goedhartige Her-
belijn nnar een eindje geholpen, maar nu
kon hij het toch niet langer zien en hij
raadde het ouwetje aan, een ezel te nemen;
de aanschaf daarvan was toch niet zoo duur,
evenmin als het onderhoud.
,,Ik zal er mij nog eens op bedenken
vent", zei het moedertje. Zij overdacht het
geval dan ook nog eens goed en den vol
genden ochtend kwam zij Herbelijn al tege
moet en zei: ,,Zeg jongen, vandaag is het
kermis in Hcmert en daar is ook altijd een'
groote keuzo ezels. Ik geloof waarlijk, dat
ik ook maar verstandig doe cr een aan t©
schaffen."
Moeder Ba-stet deed gelijk ze gezegd had
en al heel gauw kwam er een boertje op
haar af, die haar vriendelijk toe-!
sprak: ,,kom maar hier, vrouwtje ik heb,
een uitstekenden langoor voor je, net wat'
je hebben moet!"
„Hoeveel kost dat dier?"
„Voor jou vijftien gulden."-
„Dat is mij te duur hoor."
„Kom, kom, nu twaalf gulden dan."
„Goed, als je er ten minste voor instaat
dat het beest geen gebrek heeft."
„Een gebrek? Dat kent hij niet, zoo waai
als ik leef. Maar er is hier een veearts op
do kermis; laat gerust den ezel maar zien,
hij zal niets op hem aan te merken vinden."
„O, ik geloof je wel op je woord", anti
woordde moeder Baafcet.
„Neen maar genist; laat hem zien, datj
Heb ik veel liever."
„Jawel, maar het zal zooveel geld kosten.
„Voor niets doet de man het onderzoek
niet; dat is nog al natuurlijk
„Welneen, maar ik geloof je best, du*
waartoe zou het nu eigenlijk dienen
„Toch had ik maar liever gehad, dat je
Grauwtje eens had laten zien, om later gee.!
nerlei verwijt te moeten aanhooren."
Maar juffrouw Baatet wandelde kalm weg,
met langoor aan een touw; wel liet het
dier zich wat sleepen maar och, bet kenda
Dien avond had Melius Wzuimd, Beï pa
trijspoortje open te laten van Combilaxd'a
hut cn toen deze er dus binnentrad, omj
zijn dagelijksoh onderhoud te hebben met
den Engelsohman Gimblett, vond hij het
cr verstikkend warm «n stootte het raampje
epen, onder het uiten van een geweldigen
vloek.
„Kom," zei Gimblett, „laten we maar
liever Iraiten op dek blijven; daar ia het
lakkerder dan hier."
Die raad werd opgevolgd en beide man
nen stapten het dek op an neer, al ron
kende, terwijl se ook eens even gingen
'luisteren naar het lustig gezang, maar zioh'
toch «enigszins op den achtergrond hielden.
Toen Marius hen gewaar werd, stootte
hü leen zucht van verliohting uit.
JIa, ha," sprak hij bij ziohzelven. ,,Ik
dacht al dat ze nooit meer zouden komen,
maar nu opgepast jongenshet is een hel-
deie nacht en de kapitein heeft goede oog;®,
zoolang hij nog niet ,to veel gedronken heeft.
Onmiddellijk ging de goed- scheepsjongen
nu zijn vriend Nidri opzoeken, die ergens
te slapen lag, op een vergeten hoekje i»n
schudde hem nu flink aan den arm.
„Vooruit, manl Het uur van onze vlucht
is nabij. Je weet, ik heb je gowaarsohuwd,
het is een gevaarlijk spelletje, dat wij nu
gaan spelenmaar hier moeteu we weg. Dat
staat vast, of we zijn «r gloeiend bij I"
„Ik weet het," antwoordde Nidri, „va
ben bereid je in alles te volgen."
„Juist; dun ^alkom,an y*rtiroj»wps i« mij-
„Nu, trol dan j© deken op, die je daar
bij je hebt, die nemen we mee in de sloop."
Dit zeggende, haalde Pak.je.weg ©en zwaar
(rammelend pak te voorschijn, stevig in een
dubbelen zakdoek gerold.
.Wat is dat?" vroeg Nidri.
„J© fortuin," luidde het antwoord.
Naderen uitleg vroeg het zwartj© niet,
want «r was geen tijd te verliezen.
Ze gingen nu naar het achterdek, waar
volkomen stilt© heerschte, daar het gezel-
•chap zich op het voordek had gegroepeerd,
al luisterend naar het spel.
Alleen de opperstuurman kon nog wel
eens komen, maar daar het xoo'n kalm©
onbewogen naoht was, had die nu ook voor
het oogenblik zijn post verlaten, om zich
bij zijn kameraden te voegen.
Dus Pak-je.weg had wel goed rijn tijd ge
kozen.
„Help mij ©ens," opirak hij tot Nidri.
Buiten aan d©n wand van het schip hing
een brandnieuwe sloep, waar Pok-je.weg oen
voorraad scheepsbeschuit en drie flesschen
zoet water in had geborgen.
„Gooi je deken er in," riep hij nog.
En Nidri gehoorzaamde altijd nog zon
der protestveren, ofschoon alles hern even
vreemd voorkwam en hij nog niet begreep,
wat eigenlijk wel de bedoeling was van
zijn vriend en redder.
Nu begon het met het neerlaten der slotep
bijna zonder gedruisoh ©n steeds met de
grootste aandacht luisterend, of er nie
mand in aantocht was en of de matrozen
nog altijd wel zongen.
Ze stapten heiden in de sloephet zwartje
eerst. Op het oogenblik, d&t Marius zelf
instapte, liep hem een rilling over d«n
rug; hij hoorde duidelijk den stap van den
opperstuurman, die weer crp post kwam.
Met cv? wanhopend g»ba*r liet Pak-j^
Weg zich nu in de 6loep vallen en wo1
hoorde er meer geluk dan wijsheid toe,
om precies naast Nidri terecht te komenj
en dat nog met het zware pok, dat hij
tusschen de tanden droeg, en nu ar van-;
door „full 6peed"
Geen geringe onderneming voor een paar
kinderen, sis enkele bemanning.
„Ben je niet bang, Nidri V' vroeg Ma
rius meewarig.
„Met jou nooit- I. 1
„Toch zal het spannen!"
„Dat geeft niet," antwoordde het zwalrtje,
vol vertrouwen. „We zijn met 0*11 beiden
nietwaar
„En in ieder geval i» het in jouw best-'
wil, wat ik onderneem. Want al» j« 0(p
de „Yule" gebleven was, dan zou het
je gedaan zijn. Door kon je vost en seker
van op aan; je doodvonnis was geteekend!
En mogelijk vergaan w© hier nu ook, hier,
samen in de sloep. Maar in ieder geval
komen w© dan toch niet doar vreemde han
den om!"
„Hadden die rnenschen aan boord don
zulke kwade bedoelingen?" vroeg NidrL
„Dan zijn re du» nog veel kwaadaardiger'
dan de Bundjos."
„Ja-, dat geloof ik ook! Althans vee)
inhaliger 1"
„Maar om1 mijn fortuin geef ik niets.-.
Als wij tweeën maar hij elkaar kunnen
blijven I"
„Nou, maar dat kistje is toch ander»
ook wel wat waaird," zei Marius, eens even,
op den metalen deksel kloppend. „Een ding
vind ik alleen maar jammer, en wel: dat?
wo niet eens het gezicht kunnen zien va^'
die twee schurken, als ze de cassette openen
die ik hun gelaten heb, tnaarmet zond
gevuld, dat zal me een verrassing zijn! tsi
au, Nidri g* j£ «pruM w** lUfiSQW Aj
den weg immers nog niet en dus had zo
eindelijk niet anders verwacht!... maar zoo
werd het toch wel wat al te erg; het arme
Grauwtje stootte overal tegen aan, tegen
hekken en boomen, en.... bleek ten slotte
blind te zijn!
Nu drong eindelijk het herhaald gezegde
tot haar door van: „laat hem zien" en op
eens ging haar een licht op, dat de ezel
blind zou zijn l
Schandelijk was ze dus bedrogen en wan
hopend zette ze zich aan den kant van den
weg en snikte, snikte, of haar het hart
bersten 0ou.
Net op dat oogenblik kwam Herbelijn
voorbij.
„Wat scheelt er aan, moedertje?"
„Och mijn jongen, wat een verdriet, wat
een verdriet!" Daarop vertelde ze heel het
voorgevallene in kleuren en geuren, waar
op Herbelijn sprak
„Geef mij dien ezel maar eens mee naar
den veearts."
En terwijl hij zich aldus op weg begaf,
riep er een boertje in het voorbijgaan:
„Maar dat is het Grauwtje van boer
Truuk nu, als die je beet kan hebbou, dan
zal hij het niet laten."
„Ja, dat had ik ook pas ondervonden,
.maar wacht maar: ik zal hom wel leeren.
Op den eerstvolgcnd-en marktdag."
Daar had Herbelijn opeens een kostelij-
k«n inval; hij ging met- den ezel terug naar
het oude moedertje, en zei: „Hoor eens
juffrouw Bastet, de volgende weck is het
markt te Koubergen, dan zal je misschien
nog wel je Grauwtje verkoopen, let maar
eens op mijn woorden, je zult ©r mijt ook
•zien, maar houd je dan alsof je mij niet
kent en zorg dat je vooral twaalf gulden
bij j© steekt."
„Ho, als je mij nog eens van den ezel
kon afhelpen, dan zou ik je wel..."
,,Tk hoef anders niet van jo te hebben,
dan je mooien geruiten zakdoek."
Den volgenden dag vertrokken Herbelijn
en moeder Bastet al heel vroeg gezamen
lijk naar de markt, en on.z© jongen gaf
het ouwetje onderweg nog d« noodige n-
ertructie».
„Afgesproken du», nietwaar? Zoo straks
gaan we van elkaar en dan kom ik je
later j© afkoopen, on dan moet je
maar net doen of ik je werkelijk betaald
heb.
In doD namiddag kwam boer Truuk
voorbij en vrouw Baatet sprak hem eens
vriendelijk aan over zijn bedrog.
„Maar mensch ik heb je immers ge
zegd: laat hem maar zien? Welnu, als je
dat niet gedaan hebt, dan blijft het beest
ook blind."
Net kwam Herbelijn van den andere a
kant en het moedertje deed of ze hem vol
strekt niet kende, en bood hem ook den
©zei te koop aan, zooals ze al zoo dikwijls
gedaan had aan vele ander© voorbijgangers
er steeds echter eerlijk bijvoegend; het
beest kost twaalf gulden, maar ik waar
schuw je dat het blind is."
„O, dat hindert niet! Ik weet er wel
raad op," sprak ons jongmensch.
„Nu, maar eerst betalen dan."
„Goed moedertje! Daar heb je het geld.
Hij deed nu net of hij het geld in haar
hand uittelde, en waa-ide daarbij druk
met den geruiten zakdoek."
„Maar mensch wat mankeert je?" viel
boer Truuk nu ineens in. Hij heeft je im
mers niet© gegeven
„Heb ik niets gegeven'? Zag je dan r.itt
dat ik het geld uit den zakdoek zwaaide
Met handige beweging had vrouw Bas
tet gauw de twaalf gulden uit haar eigen
tzak te voorschijn gegoocheld en toonde
oio op ha*>r eigdi hard.
„Zoo?'' wae al wat boer Truuk nog ver
bluft kon uitbrengen."
„Nou en als jij een beetje vriendelijk ge
zicht opzet, dan mag je nu dadelijk met me
mee uit eten gaan", zei Herbelijn, d*n
kun je nog eens profiteeren van de toover-
mncht van mijn zakdoek".
„Nu, dat sla ik niet af", andwoordde
do slimmerd.
Zoo ging het drietal gezamenlijk 'n de
beste herberg uit den omtrek.
Herbelijn, die natuurlijk van te voren
zijn afspraak gemaakt had, betaald© nu
ook de rekening aan de herbergierster
door even met den -zakdoek te zwaaien.
„Wil je mij dat ding verkoopen?" vroeg
Truuk.
„Nou? ...'t i6 dat ik thuis nog een twee
den heb zie je. Voor twaalf gulden dan."
Boer Tyuuk sloeg toe.
„Nu zal ik jullie trakteeren", riep hij,
buitengewoon opgewekt. En hij bestelde
een lekker kopje koffie.
Toen hij nu ook betalen wilde, door en
kel met den zakdoek zwaaien, lukte dat
niet...
Ten minste de herbergierster nam er
goen genoegen mee.
Maar moeder Bastet had baar twaa'f
gulden terug en uit dankbaarheid gaf re
er nerbelijn twee van. Zoo klopte ons
ventje er altijd nog een voordeeltje uit,
behalve zijn voldoening, dat hij de rren-
sohen zoo aardig bij den neus had gehad
Ingez. door J. en P. Vallentgoed.
Tinic is op school stout geweest.
Thuis komende gaat ze gauw naar de kin
derkamer
Moeder gaat een6 kijken wal zusje wil e»
had al bericht van 't zusje van Tinie ge
kregen over haar stoutheid.
De kamer binnentredend, ziet ze Tinie
met de parapluie op in een hoek zitten.
„Wat. is dat?" vraagt moeder.
„Ik wacht de bui af."
Ingez. door „Wilde Hoos."
De Noodrem.
Onlangs werd in eem trein naar Hamburg
die dicht bij Otsnabrück gekomen was, aaj,
de noodrem getrokken. Weldra stond de
trein stil en gingen de conducteurs de wagend
langs oiu te zien waar onraad wai. Ner
gens Niemand had aan de rem getrok
ken. Tooh was het gebeurd. En terwijl nijn-
naar de reden zocht werd weder aan de rem"
getrokken. Nu bleek wie de dader was.!
Uit de opening van een goederenwagen zajff
men een snuit steken. De snuit van een;
olifant, die op reis was naar een circus t»
Hamburg en blijkbaar nieuwsgierig we
den bij het zien van de rem, er aan getrok
ken had
ingez door „Kleine Zce-offiemr.'1
Een slimmerd.
Baas (die zijn knecht twee paar wTloobcb
te poetsen heeft gegeven)„Ben je uoj
aan je eerste paar?"
Knecht „Neen, baas, aan mijn tweede.''
Baas: „En waar is dan het eerste paar?"'
Kneoht: „O, dat doe ik als mijn twezda
paar klaar is."
wind ia ons gunstig ©n drijft oins juist
naar de Provencaalsehe kust. AI9 we laud
in zicht krijgen zal ik je wel wekken
Nidri wikkelde zich in de deken, die hij
had meegenomen en wist, dat hij zich ge
heel op zijn vriend verlaten kon.
En nu zijn jullie zeker benieuwd, wat
©r aan boord van het schip wel voor™!?
Toen de kapitein met zijn medeplichtige
het verdwijnen der beide jongens bemerk tem,
maar vooral het ontbreken van den inhoud
der eassette, werden beide mannen half gek
van woede l De vreeselijkst© bedreigingen
weerklonken tegen het tweetal, dat echbar
al veilig en wel uit de voeten was; en
vooral Pak.je.weg moest het ontgelden, want
d© schepelingen zagen wel degelijk in, dait
die d© eigenlijke aanlegger van het plan
netje was. Maar daar stonden ze nu mach
teloos en juist dit bewustzijn maakten hen
zeo driftig dat se er ten laatste niets beter»
op wisten, dan hun woede 'maar mot whiskey;
t© verdrinken.
HOOFDSTUK VII.
Tvii airmJe mi 11 ionnaiirH.
Dien nacht legde de siloep een goed eind
weg af en gelukkig net in de juiste rich
ting. Tegen den ochtend wasi er een praoh-
iige zonsopgang en heerlijk verwarmend
was dit, na den koelen nacht op het water
doorgebracht. Bij wijze van ontbijt deelden
de beide jongens hun eerste scheepsbeschuit.
Het was nu ook al net of het lot hun
begunstigen wilde, anders waren ze niet
7.0o rechtstreeks op do kust van Marseille
aangedreven.
Nadat ze nog cenige uren gevaren had
den het punt bereikt, dat ze aan
vcral moesten stappen. Marius pakt© zorg-
vnldig Nidri'» ©chit me© sn stoott* d© sloep
weer zeewaarts; die zou dus worden voor
den gelukkigen vinder. Voor den jongen
matroos was dit een on vier g© tel ijk oogen
blik, toen hij aan wal stapte; de arm©
Nidri echter rilde Van koude, want het
voorjaar te Marseille, hos 6choon en ver
rassend ook voor een Europeaan, was ons
zwartje nog veel te frisch, vergeleken bij
de gloeiende Congo.hitte waar hij san ge
wend was.
Beide vrienden begaven zich nu onmid
dellijk naar Ectaque, waar Marius' groot
moeder altijd des "VVoensdagmiddags was om
er verder 'e nacht» te blijven slapen. Het
was nu ook Woensdag en naar zijn groot
moeder verlangde Maxius bovenal.
Maar te Estaque aangekomen, wachtte
Marius een 'teleurstelling, want op zijn
vTaag na at de weduwe Reynaud, vernam!
hij, dat die, om in liaar onderhoud te voor.
zien, wel in betrekking had moeten gaan
als kindermeid bij een familie te Marseille,
die het seizoen te Nifcza doorbracht. Wat
haar drie kleindochtertjes betreft, dia had
den zoolang een onderkomen gevonden in
het weeehuis, waar ze het waarschijnlijk
beter zouden hebben, dan bij grootmoeder
thuis, zoo had de goede vrouw aich althans
getroowt. Ook zouden do meisjes hior aller
lei dingen leeren, dio haar later inflrtaat
zouden stellen, haar eigen ko6t te verdi©
nen.
Het spreekt echter vanzelf, dat Marius een
oogenblik uit het veld geslagen was door
die mededeeling, maar lang duurde dit niet;
cn hij zei tot zijn zwart© kameraad:
„Dat komt wel weer terecht hoor! Alleen
duurt (het maar wat, langer, eer we nu
allemaal bij elkaar zijn, maar west je wel
vriend, dat je nu allereerst eens een vaa
die kostbar© eteenen te gelde moest maktn,
want w© moeten toch ©tem di© tijd m ©oir
wou ik wal een beetje fatsoenlijker gekleed
zijn, anders zien w© er zoo heolemiaal al»
landloopers uit."
Gelukkig had Mariu» zelf nog wat klein
geld bij zich; 'dat wa» nog net genoeg
©ra voor hun beiden ©cn maal eten 'tc koopon-
en een enkele rei» stoomtram te betalen'
naai' La Jolicttc, do haven van Marseille.-
Voor Nidri wa» zoo'n, ritje iets verruk
kelijks: wat ©en weelde, zich zoo te laten
rijden en dat door een druk stadsgedeelte,,
waar alles even nieuw en l>elangwekkend(
was voor ons nikkertje.
Hij had hiet- nu ook niet moor koud cn
begon zich langzamerhand wat te verzoe
nen met het vaderland van zijn vriend.
Op de plaat» van hun bestemming aange
komen, liepen zij tot het beursplein en luer
verzocht Marius den ander eens ©ven op hem
t© wachten, op een lekker beschut plekje,
waar hij absoluut geen hinder van den
wind kou hebben. Nidri vond het nu wol-
niet zoo heel prettig om daar alleen t«
staan, maar zijn vriend had het hem nu
eenmaal gezegd en diens woord was heia
wet.
Nu zullen" wij eens eren Marius' gbdaoh.
t<nloop volgen.
Uit liet pakje' edels!oenon had hij een
prachtigen smaragd gehaald dien hij nu
verkoopen wilde.
„Daar zal ik toch zekier wel een goede,
vijfhonderd gulden voor krijgen, ik heb er
p,u wol niet zooveel varstand van, maai'
kapitein Gombalard sprak altijd m«t groote
onderscheiding van dit soort steenen en als!
Nidri mij nu een kleinigheidje aanbiedt van
zijn overvloed, dan zal ik niet zoo dom
zijn dit te weigeren, want ik deed in zijn,
plaats hetzelfde; maar Jeelen doe ik in
geen gevah"
(W«rdt vervelgd).