Een vrouwendorp in Engeland.
RECEPT.
stelling bezitten, worden niet licht bij
ziend, bieden weerstand) aan den bij<ziend-
makenden invloed der school.
Wie dus wen6cht, dat de kinderen zonder
misvorming van het gezichtsorgaan de
school verlaten, moet hun belangstelling
in de hen omringende voorwerpen leeren.
De schooi, welke die belangstelling op
wekt, zal niet veel bijzienden maken. De
school, welke veel bijzienden maakt, heeft
die belangstelling gedoofd.
De bijziendheid zelf is niet zulk een
groot kwaad, maar het dooden van de be
langstelling wel. Het is te wenschen, dat,
wanneer over twintig jaar weer eens een
onderzoek in de scholen wordt ingesteld,
uit een vermindering van het aantal bij
zienden een verbetering der leerstof en
een verbetering der methode van onder
wijs zal blijken.
Het woerd! „restaur an V'
Zooals men weet, is het woord „restau
rant" afgeleid van „restaurer", het Fran-
sche w kwoord, dat herstellen beteekent.
En elk restaurant moet den bezoeker door
spijs en drank de verloren gegane krach
ten teruggeven. Oorspronkelijk eohter ver
stond men onder het woord „restaurant"
een maaltijd. Een Fransch geleerde herin
nerde hieraan dezer dagen in een Fransch
tijdschrift. Hij deelde mede, dat een restau
rant een gemakkelijk te verteren maal was,
dat hoofdzakelijk uit een goed soepje, eie
ren en wat gevogelte bestond. Aan oude
vrouwen, zieken en zwakke personen schre
ven doctoren restaurants voor.
Van den bekenden Franschen staatsman
Eiohelieu wordt verteld, dat hij eens aan
de beeldschoone mevrouw De Flammarian
een bezoek bracht en bij het verlaten van
haar woning haar moeder ontmoette, die
hem uitnoodigde, nog een oogenblik te blij
ven. Richelieu zeide eohter aan dit verzoek
geen gevolg te kunnen geven, daar hem
thuis een restaurant wachtte, dat hij in ver
band met zijn gezondheidstoestand beslist
moest gebruiken. De bejaarde dame ver
klaarde echter, dat zij hem een voortreffe
lijk restaurant kon geven, daar ook haar
er dagelijks een was voorgeschreven.
Nog in de achttiende eeuw was het slechts
aan een bepaald aantal openbare eethuizen
.vergund den bezoekers iets anders dan
restaurants voor te zetten. Eerst langzamer
hand werden deze instellingen zelf restau
rants genoemd en later werd deze naam
'gebruikt voor alle eet-inrichtingen.
Zurfingzuurvergif&ignng.
Te Würzburg heeft het geval zich voor
gedaan, dat kinderen, na het eten van
spinazie en daarna van een sinaasappel,
en ook na gebruik van zuring, gevolgd
door citroen by denzelfden maaltijd, ver
giftigingsverschijnselen vertoonden; n. L
hevige maagpijn, d'iarrhee, braken en hoo-
ge koorts. De behandelende geneesheer
schreef dit toe aan het feit, dat de groen
ten zuringzure kali bevatten, wat op zich
zelf geen kwaad kanmaar door verbin
ding met het vruchtenzuur ontstaat daar
uit het vergiftige zirringzuur. Het is dus
zaak nooit aan éón maaltijd groenten, <lie
zuringzure zouten bevatten (o. a. spinazie,
zuring, tomaten, rabarber, asperges, zuur
kool), tegelijk met zure vruchten te
eten.
Cacao en thee zijn ook rijk aan zuring
zure zouten. Daarvoor geldt dus hetzelfde.
De Toman van Klara Viebig, „Das Wei-
berdorf", heeft een waardig pendant in
Engeland gevonden, 't Plaatsje Llangwin,
in Pembrokeshire, wordt slechts bewoond
door vrouwen die al het werk verrichten,
op zee ter vischvangst gaan en ook haar
eigen huizen bouwen. De pastoor is het
eenige mannelijke wezen in het aardige
dorpje, dat 1105 inwoonsters telt. De do
yenne'der inwoonsters is de 82-jarige mrfl.
Mary Palmer, een buitengewoon bedaar
de en nog krasse vrouw, die zelf haar tuin
verzorgt en ook iedteren morgen uit vis-
Bchen gaat.
Een Londenschen bezoeker vertelde zy
het volgende:
„Sinds 74 jaar is er geen dag verloopen,
dat ik niet van 's morgens vroeg tot
's avonds laat aan den arbeid ben ge
weest. Wij, vrouwen, weten met onze boo
ten evengoed om te gaan als de mannen,
en hoewel wij toch bij elke weersgesteld
heid uitvaren, heeft nog geen van ons het
leven in de golven verloren Voornamelijk
houden wij ons bezig met het verzamelen
van oesters, die wij te Cainarthen verkoo-
pen voor een halven gulden de honderd1.
Van mijn tachtigste levensjaar af ontvang
ik van minister Lloyd George een pen
sioen van een rijksdaalder per week;
maar ik ga nog niet rentenieren, al zou
ik best van dat geld kunnen toekomen.
Ons voedsel is dag in, dag uit steeds het
zelfde; brood, een weinig boter en visch.
Bier of wijn drinken wij nooit en een kas
telein zou in ons plaatsje slechte zaken
doen. Een paar maal in het jaar krijgen
wij bezoek van onze echtgenooten, die te
Pembroke Dockyordi werken. Maar, eer
lijk gezegd, zijn wij altijid blij, als zij weer
vertrekken en wij onze eigen baas zijn.
Onze kleeding was vroeger zeer schilder
achtig, wij droegen een rooden hoofddoek,
een bonten omslagdoek en een gekleurden
rok. Maar sinds eenige jaren hebben wij
de kleeding der stadsbewoners aangeno
men. Slechts bij feestelijke gelegenheden
en 'e Zondags kleeden wij ons weer als
vroeger en eens werd ik zelfs door een be
roemd Londensch kunstenaar in die klee
ding geschilderd."
En trofcsch toonde de oude vrouw haar
gast een portret, dat in haar nederige en
rookerige kamer hing en in de armzalige
omgeving slecht pa6te. Toen de bezoeker
afscheid nam, vroeg zij hem... een sigaar,
die zij met groot genot oprookte.
Gevuldékalf sbor s t.
De borst wordt van de beenderen ontdaan
en de ruimte tusschen vel en vleesch met
de volgende farci gevuld:
Men neemt drie geklopte eierdooiers, een
lepel boter, een weinig notemuskaat of ge
raspte citroenschil en wat zout. Men voegt
daarbij een diep bord vol geraept witte
brood, het tot schuim geklopt eiwit en een
weinig peterseliemen kan er naar verkie
zing ook wat kalfsgehakt bijvoegen en min
der wittebrood. Men naait nu de opening
dicht, wrijft de borst met zout en zet haar
met een paar flinke lepels boter in den
niet al te heeten oven; onder telkens be
druipen moet zij twee uur braden, en gaan
deweg giet men er wat melk bij. Vóór heb
opdoen moeten de draden doorgeknipt en
uitgetrokken wordende saus wordt einde
lijk nog met een weinig koud water geroerd.
Al w a 1 se nd.
Hij zag een draadje wol uitsteken aan den
scho: ier uit de japon van het knappe meis
je, waarmee hij walste. Hij wilde haar als
gedienstig cavalier helpen, mompelde para
don en trok aan het draadje. Doch hoe
meer hij trok, hoe langer werd de draad en
met zoo'n draad kon hij haar toch niet
laten dansen. Hij bleef dus dansen, zoolang
totdat hij een groot kluwen gekregen had,
dat hij in zijn zak verstopte.
De wals was uit. Het bal was uit. Men
sliep en den volgenden dag zeide de schoone
tot haar moeder:
„Gunst, ma, is dat niet gek? Ik wilde gis
teravond het wollen vest uitdoen, dat ik
onder mijn dunne blouse droeg, en zie....
het was weg en het was nergens te vinden."
Mama wist gelukkig niet, dat het zat in
de pandjes van des schuchteren jongelings
jas in den vorm van een ineen-gefrommeld
kluwen.
Voorziohtig.
„Mijn vrouw", zei een jonggetrouwd man,
„is 's nachts zoo vreeselijk zenuwachtig, dat
zij bijna niet slapen kan."
„Bang voor inbrekers!'* (vroeg eei}
langjarig echtgenoot.
„J a.'
„Dat dacht ik wel. lederen keer als vroe
ger mijn vrouw beneden iets hoorde, moest
ik het bed uit en alles nazien. Na eenigen
tijd echter wist ik haar er van te overtui
gen, dat, als een inbreker het huis binnen
dringt, hij toch geen leven maken zaL"
„Dat is uitstekend," riep de jonge echt
genoot. „Dat zal ik ook eens probeeren."
„Wees verstandiger,'meende de ander,
„want als uw vrouw net is als de mijne, zaj
zij tri kens bang zijn, als zij beneden geeja
leven hoort."-
Aanschouwelijke opvoeding.
De bevelhebber van een oorlogsschip,
maakt op een zeer stormachtigen dag in vol-j
le zee e' i van zijn jonge officieren een aan-,
merking, omdat deze handschoenen draagt,
van twijfelachtige zindelijkheid. De luite-j
nant tracht zich te erontschuldigenmet;
dit slechte weer wordt zooveel van de man--
schappen gevergd, dat hij zijn oppasser
niet heeft willen dwingen ook nog zijn hand
schoenen op den koop toe te wasschen.
Zwijgend trekt de oude bevelhebber een
verblindend wit paar handschoenen uit zijn'
sak:
„Hier, neem deze," zegt hij. „Ik heb ze
zelf gewa.-Jien."
Niet zoo erg.
Een man, die als getuige is gedagvaard,
treedt voor de rechters met een geheel in'
watten en verbanden gewikkeld hoofd.
Rechter: „Is u getrouwd?"
Getuige: „Neen... ik ben alleen maar
door de tram overreden."
Zedelijke verontwaardiging.
Jantje: „Mama, papa zegt, dat wij zeer
rijk zuilen worden, als oom Julius sterft en
dat wij dan een auto zouden kunnen koopen,
Dat zal heerlijk zdjnl Ging hij nu maar»
gauw dood."
Mama: „Foei, Jantje, schaam jel Men{
mag niet naar den dood van een inensch;
verlangen.. juist zulke menschen blij via
lang le-* tn."
Toepasselijk antwoord.
Dame: „Ik leef streng vegetarisch en ik
zou alleen met een man willen trouwen, die,
ook vegetariër ia"
Heer: „Wel is waar ben ik geen vege
tariër, juffrouw, maar uit liefde voor u zou
ik wel in den zuren appel willen bijten."
De moaerne tijd.
Mevrouw A: „De tegenwoordige kinde
ren zijn niet meer verlegen, zij verschuilen'
zich niet meer als vroeger achter moeders,
rokken."
Mevr. B: ,,'t Zou ook moeilijk meer gaai^
tegenwoordig
In de bram.
„Jongen", zegt een heer in aen wagen,
„doe de deur eens dicht; buiten is bef
koud."
De jongen, nadat hij de deur gesloten
heefb: „Denkt u misschien, dat het buiten'
nu warmer is geworden?"
Hij weet wel beter.
Gids (in de nabijheid van een oude berg-
ruïne): „En hier, mijne heeren, is de plek,
waar de laatste heks is verbrand."
Rentenier Jansen (naar zijn vrouw kij
kend, bij zichzelf): „Nu... die weet eT ook
veel van!..."
De werkloos e.
Werklooze (voor de deur van de fabriek)
„Dus alweer niets; men vraagt arbeider^
van beiderlei kunne en ik ben alleen maar
mfl.nnp.lijk 1"