]L12lIlJSCy!H 3DACf!ilji£D, Zaterdag 15 Fe&nnari» Ferste S11&&. Anne £@13« Land- en Tuinbouw- Ongevallen. van onzen OorlogscorrespondenL PERSOVERZICHT. in. Het betalen der onkosten; af doende hulp en zuinige administratie.' 'Alle onkosten, die komen op de onge vallenverzekering van de arbeiders in de industrie, moeten betaald worden door de patroons; slechts een deel van de admi nistratie betaalt bet Rijk. Het was en is nog de bedoeling van de Regeering eenzelfden weg b* bewandelen bij de verzekering van dc landarbeiders. Laten wij het kleine gedeelte, dat de Rïg>eering bijprat, buiten beschouwing, dan staan wij dus vcor dit'feit: alle onkosten voor de landbouw .on gov al len-ver z ekeri ng komen voor Irekening van de landbouwers. Hieruit volgt al dadelijk, dat het van het hoogste belang is voor de landbouwers, dat do administratie zoo zuinig mogelijk zij, dat er zco weinig mogelijk vreemde betaalde hulp worde ingeroepen. Daarom ontwikkelde zich bij do landlpu- Wers het denkbeeld, dat zij heel best. zelf de regeling der landbouw.ongevalLen kon den ter hand nemen. Hot steunen van esn arbeider, die door leen ongeval is getroffen, cischt toch niet zooveel buitengewone kennis, dat de land bouwers daarvoor ongeschikt zouden zijn. Dat donkbeeld zette zich vast en einde lijk ging men over dat in een daad om te zetten. Maar nu liep men hier en daar wat hard van stal, on voor men het geheele terrein voldoende overzag, begon men al te bouwen. Dat was mis. Overleg is het halve werk: eigenlijk is overleg het heele werk. want als men een zaak niet eerst goed bekijkt, dan loopt het haast altijd in de uitvoering verkeerd. Het in elkaar zetten van een verzeke ringssysteem, bleek tcch inderdaad veel in gewikkelder te zijn, dan men op het eerst? gezicht wel meende. Hier en daar trokken de landbouwers op eigen gelegenheid aan den arbeid en stichtten zoogenaamde Plaat, selijke Kassen, die alles moesten regelen wa.t de ongevallenverzekering betrof. Kr heb ben niet dagelijks op ieder dorp doodelijke landbouwongevallen plaats, zelfs minder ern stige ongevallen komen ook op ieder dorp niet iederen dag, zelfs niet iedere week voor, dus de verzorging van de arbeiders, die ge troffen worden, kon zeer goed geschieden door een commissie uit do landbouwers ter plaatse. Bovendien kostte het dan zeer wei- Lig, want men deed alles met eigen mannen. Zóó geredeneerd is do zaak eenvoudig; imaar in de uitvoering valt het toch niet mee, wat dan ook in de praktijk is gebleken. Alles gaat goed, als er weinig of geen Örnstige ongevallen gebeuren, maar geschiedt Ier iets ernstigs, dan staat de zaak direct echeef. Dan voldoet do Plaatselijke Kas niet en beantwoordt niet aan baar dool, wat wij leven willen aantconen. lo. Ken veertig landbouwers richten een plaatselijke ongevallonkas op. Ken knecht, die f 10 in de week verdient, krijgt oen ongeval met een paard, waardoor hij levens lang ongeschikt wordt om te werken. Hem komt nu toe een pensioen van f7 in de week, wan f 364 per jaar. Als deze knecht 25 jaar is, dan moet Or f7600 worden vast gezet, om daaruit achtereenvolgens dit pen sioen te kunnen betalen. Dit geld dient dar delijk te worden gestort. Iedere boer gesteld dat allen even groote boerderijen hebben moet dus betalen f 190. Dat bedrag valt niet mede. Toch is er nu maar pas één knecht inva lide. Wie zegt, dat er morgen geen tweede bijkomt? Dezen zomer werden bij één land bouwer in 't veld tegelijk twee arbeiders door het hemelvuur gedood, terwijl zij even schuilden voor een onweer. Als er een paar ernstige ongevallen ge beuren, dan zit zoo'n Plaatselijke Kas direct aan den grond en beginnen dc leden het hazenpad te kiezen. En als zoo'n dorpsver- eeniging eenmaal aan het afbrokkelen is, ligt ze gauw in puin. Zelfs keel gewcnc ongevallen kunnen veel geld koeten, als de getroffene b.v. moet worden opgenomen in oen ziekenhuis, als er leen operatie moet geschied 3n, als er kunst ledematen moeten worden verstrekt, enz., onz. Dan kan men nog komen te staan voor dure processen. De knecht prooede?rt gratis, doch do patroon moet bet-alen en van een proces kan men nooit vooruit zeggen hoe do afloop zal zijn, maar geld kost het altijd. Iedere Plaatselijke Kas heeft haar eigen chef of directeur of boekhouder, die betaald moet worden. Uit den aard der zaak kan hiervoor geen hoog salaris worden uitge keerd, zoodat men hiervoor geen ©ïrste krach ten kan krijgen. Dc Plaatselijke Kas wordt dus niet wetenschappelijk bestuurd en dat is toch noodig omdat het verzekeringswezen tegenwoordig ook een wetenschap is. Omdat de Plaatselijke Kas niet met de noodige wetenschap wordt bestuurd, werkt zij om slachtig en duur on daardoor niet in het belang der landbouwers on verzekerden. Heeft men bij een Plaatselijke Kas nooit ieenige zekerheid omtrent dï onkosten, die op de verzekering komen, de knechts f??bbcn niet leens de zekerheid dat hun zal worden uit- 1 gekeerd; wat hun is toegezegd. Boven wezen wij or reeds op, dat als de onkosten eens erg hoog loopen omdat er een paar ernstige en dure ongeval lm op één dorp plaats hebban, de deelnemers gauw vcor hun lidmaatschap bedanken. Wie geeft dan aan de knechts zekerheid, dat zij het volgende jaar nog door de Kas zullen go- steund worden als zij een ongeval krijgen? Zelfs in gewone omstandigheden, door uit treden van eenige leden, door overlijden, ver huizen cf verandering van bedrijf, kan het ledental van een Plaatselijke Kas zóó sterk dalen, dat de overige leden ook maar hém- gaan Dan zitten de knechts heelemaal zonder. Zoo'n plaatselijke verzekeringskas is dus wel zeer onzeker. En als het ho?lc verzeke ringswezen in den landbouw rusten moest op zuiko kassen, dan zou er „weinig zeker heid" in de verzekering zijn. Aan de Plaatselijke Kassen kleeft evenwel oen nog veel grooter fout, een fout, dia nu reeds heel wat kwaad heeft gedaan. De Plaatselijke Kassen houden den groei en de ontwikkeling tegen van de groote nationale organisatie, van de Landbouw-On- derlinge, en dat is al het ergste wat zij doen kunnen. Do Landbouw.Onderlinge is de eigen orga^ nisatie van do boeren, waartoe reeds 9400 landbouwers zijn toegetreden, die met elkaar f 12,882,900 Icon per jaar uitkeeren. Tot do Tuinbouw.Onderlingo zijn reeds toegetrsden 2460 tuinbouwers, die aan loon per jaar uit keeren f 4,380,000. Deze organisaties zijn geheel in handen van de land. en tuinbouwers zelf en omdat zij over liet heelo land wer ken en ieeds zco groot zijn, daarom zijn de onkosten van het oene jaar al haast net ge lijk aan dio van het andere jaar. Hoe meer loden er evenwel toetraden, des te goedkoo- par wordt het en als eenmaal alle land- en tuinbouwers zijn toegetreden, dan is het top punt van goedkoopte bereikt. Dat nu wordt tegengehouden door die Plaatselijke Kassen. Nu is het wel waar, dat van lieverlede Plaatselijke Kassen zich aansluiten bij de Onderlingen zoo zachtjes beginnen de land- en tuinbouwers wel te merken dat do gevaren van de Plaatselijke Kassen toch te groot zijn maar dat kon sneller ga-an. Kr komt nog een ander gevaar bij. Vandaag of morgen grijpt do Minister van Landbouw in en als hij dan overal van die 1deine Plaatselijke Kassen vindt, die ieder op haar eigen gelegenheid en met eigen verschillende reglementen dn soms erg naisf zijn werken, dan kam de Minister al die verschillende Kassen niet gekmuien, want over het hoele land moet éénheid zijn, omdat do knechts overal op dezelfde wijze moeten warden behandelden uitge keerd. Dan haalt de Minister oen stroop dcor do Kassen en lijft, gemakshalve, alles maar bij do Rijksverzekeringsbank in; dan zitten de landbouwers ineens onder de ambtenaren en wordt de verzekering een dure. Dat zien wij aan de Industrioelc On gevallenverzekering. De Minister kan met do Plaatselijke Kas sen niet werken omdat er geen eenheid is en een control© op die kleine kaösan niet kan worden uitgeoefend. Vindt de Minister evenwel één groot lichaam, zooals de Landbouw.Onderlinge, dat over het heole land is verspreid, en dat in elk dorp op dezelfde wijze werkt, dab ge makkelijk kan gecontroleerd worden, omdat er éénheid in zit, dan zal do Min.ster, dit mag verwacht worden, mot deze organisatie (rekening willen houden. Dan blijven do landbouwers buiten de Rijksverzekerings bank, komen er geen ambtenaren, bestorm do landbouwers zelf hun organisatie, cn ofschoon dc knechts uitgekeerd krijgen wat het Rijk verlangt, kost het dan aan de land bouwers veel minder, dan wanneer hot Rijk de verzekering uitvoert. Dan krijgen de knechts wat hun toekomt -en hebben--de landbouwers toch oen go?d- koopare verzekering. De leden van PI. Kassen meen en nu goed koop uit te zijn wat trouwens niet waai* is en -het gevolg zal wezen, dat zij voor do toekomst henden met geld wegwerpen. Zij benadeel en zichzelf en ook hun mede arbeiders. Daarom moeten deze Plaatselijke Kassen zco spoedig mogelijk worden opge heven en dienen allo landbouwers zich even spoedig aan to sluiten bij de Landbouw- Ond-orlingo. Hoe die werkt vertel 1 m wij in oen laatste stukje volgende woik. Groe-da, 7 Februari 1913. Dat is een vervelend wachten geweest, deze week. Het eerst heette het, zooals ik u in mijn laatsten brief schreef, dat de groote, zoo lang verwachte stormaanval op Skoetari 1.1. Maandag zou plaats hebben, maar toen vernamen e al spoedig, dat zulks niet het geval zou zijn, maar dat het den volgenden dag zou gebeuren en dat herhaalde men eiken avond, zoodat ik al begon te gelooven, dat er niets meer van zou komen, vooral toen Maandagmiddag de witte vlag op den Tarabosj gehesohen werd en we een Turksche kanonneerboot met eeai parlementair aan boord naar de aanlegplaats van de stoomboot zagen stoo- mon. Daarbij kwam nog, dat plotseling al le verdere maatregelen ter voorbereiding van den stormaanval stop werden gezet, zoo dat we niets anders dachten, dan dat de stad gecapituleerd ha-d. Deze- vermoedens werden nog versterkt door de officieele me- de dee ling, dat het bezoek van den koning aan het hoofdkwartier in Groeda uitgesteld was en dat de Turken een parlementair ge zonden hadden, die onder meer medegedeeld had, dat Hassan Riza Bey geen comman dant meer was. Dit officieele bericht gaf natuurlijk aan leiding tot de wildste veronderstellingen, vooral nu men van de voorpostencomman- danten bericht kreeg, \t er in de laatste dagen vni Januari in de stad hevig gevoch ten was. Wat was er gebeurd? Hadden de nieuws tijdingen uit Konstantinopel ook in Skoeta- ri een Jong-Turksche revolutie in het leven geroepen, of waren de Albaneezen tegen Riza Bey opgestaan? Hoe het zij, toen men ons den volgenden morgen, d.w.z. Dinsdag mededeelde, dat Skoetari gecapituleerd had, werd deze tij ding onmiddellijk geloofd en met vreugde ontvangen en groot was natuurlijk onze te leurstelling, toen des avonds bleek, dat het berioht valscb was en integendeel het beleg met alle kracht zou worden voortgezet, waartoe men bovendien nog 12 door de Serviërs veroverde Turksche kanonnen aan voerde en met hen een aantal Servische officieren en onderofficieren om ze te bedie nen en dat de koning zelf in het hoofdkwar tier zou komen om persoonlijk de leiding der operaties op zich te nemen Dat was dus andere thee en direot wer den de voorbereidende maatregelen met alle kracht hervat, de nieuwe kanonnen werden in stelling gebracht, nieuwe telegraaflijnen aangelegd, munitie bij de kanonnen opge stapeld en zoo verwaohtten wij iederen oag, dat het den volgenden morgen los zou gaan, totdat ons gisteravond officieel we ra mede gedeeld, dat de groote aanval heden, d. i. Vrijdag 7 Februari, om 10 uur ingeleid zou worden door een bombardement van alle Turksche stellingen om vervolgens de stellin gen op de Bardanjola te bestormen en den volgenden dag d.i. morgen, over te gaan tot den gelijktijdigen algemeenen stormaan val. In de ambulance gaf dat natuurlijkerwijze eenige drukte, hoewel er voor den eersten dag natuurlijk niet zooveel gewonden ver wacht werden als voor as. Zaterdag. Men heeft bij de verbonden staten het veto tegen allee wat oorlogscorrespondent is weer met vernieuwde strengheid uitgespro ken en alleen het feit, dat ik hier nu al zes weken te goeder naam bekend sta, heeft mij gered. Daarbij komt, dat ik me voor eerste, hulp in de voorste linie aangeboden heb, hetgeen ik om twee redenen deed, lo. om overal vrij door te kunnen gaan, maar 2o. omdat er een geweldig gebrek aan art sen is, zoodat ik het niet bepaald humaan vind om uitsluitend de rol van toeschou wer te vervullen. Voor hed.n had men mij echter nog niet noodig en zoo nam ik dan ook om 9 uren mijn plaatsje op den heuvel in, waarover ik u in een mijner vorige brieven reeds ge sproken heb Ik heb liier een prachtige plaats en kon ik het gansche drama als van uit een loge bekijken. Het is prachtig weer, er zijn net genoeg wolken om de zon; die ik helaas in front heb te beletten hinderlijk te zijn voor het gezicht en toch is het helder genoeg om alles duidelijk te kunnen zien. Voor mij ligt de vlakte met rechts net meer, ingesloten aan den eenen kant door het Tarabosj-gebergte, en aan den anderen kant door een Bardanjola, waart-usschen de stad Skoetari, met haar minarets en eeuwenoude citadel. Door mijn veelvuldige bezoeken aan de stellingen kon ik nu gemakkelijk de ver schillende punten in het voor-terrein vin den. Vlak voor mij ligt het dorp Boric, met een klein kerkje, reeds bij een vorige gelegen heid half afgebrand en dat nu dezen keer wel heelemaal in vlammen op zal gaan; daarvoor duidelijk zichtbaar, de lijnen dei loopgraven. Iets dichterbij zie ik de mortierbatterij, met eon waarnemingspost, een eind verdtr naar links eon batterij van 2 stukken van 12 c.M. lang. Op een heuvel vlak bij den mijnen heeft koning Nicolaas met zijn gevolg plaats ge nomen. Z. M. zit op zijn gemak achter een groo te telescoop, hot gevolg heeft zich om hem gegroepeerd en aap de voeten van den heu vel staan enkele peranics (lijfgarde). Heelemaal naar het Oosten tegen de berghellingen zie ik den staf van den com mandeerenden generaal Woekotitse'a. Ik kijk op mijn horloge, het is even voor 10 uren, nog een paar minuten en het spel zal beginnen, daar speelt de muziek. d'e in de nabijheid des konings is opgesteld het volkslied en nauwelijks zijn de laatste tonen weggestorven of in het Westen klinkt een doffe slag en boven de Bardanjola zie ik het witte wolkje van een granaatkartets, en daar begint het van alle kanten. De kanonnen dreunen en donderen en wel dra zie ik boven de Turksche stellingen de witte wolkjes der granaatkartetsen en er voor of er achter de opgeworpen zandmas- sa's met den rook der inslaande granaten. De Tarabosj is spoedig in een zwarten rook gehuld, die wordt, schijnbaar alleen met granaten bestookt en dan begint daar spoe dig een Turksche batterij te antwoorden. Ik zie alleen de gele vlammen lichten, waar ze op schiet kan ik niet zien. De mortierbatterij trekt mijn aandacht door haar harde slagen, ik volg even het iüschietvuur, ze schieten met enkeel scho ten, waarop waargenomen schijnt te wor den. Ik begrijp niet waar ze op vuurt, doch als haar tegenstander, een Turksche b^t- 'terij, het vuur opent, kan ik het zien. De Montenegiijnen vuren goed, er voor, er achter, er naast, en dan begint de projec- tieienregen dicht om het do*rl te vallen. De Turken blijven het antwoord echter niet schuldig, ze schieten beter dan ik Vvor Adrianopel waarnam, maar toch geloof ik niet dat ze veel uitwerking hebben. Het artillerie-duel is nu in vollen gang, het geschut dreunt met doffe slagen en boven alle steJlingen hangen nu de witte rookmassa's. Op den linkervleugel staat een houwit serbatterij van 21 c.M., die schiet met tor pedogranaten. De slag daarvan is nog harder dan 1 kanonschot zelf en gev/eldig dik en zwart is de rookmasea, vermengd met zand, die ze opwerpen. Het dorp Müselimö, in de verte aan den voet van den Bardanjola, wordt er mee beschoten en daar de zwarte rookmassa lang blijft hangen, is het dorp weldra ge heel in dichten rook gehuld. In Borio be gonnen nu de Turksche granaten ook te vallen. Het is betrekkelijk dichtbij, pl.m. 1500 M., en duidelijk hoor ik de projectie len eerst aansuizen, dan 't aanslaan en 't gieren van de springstukken. Op de Bardanjola is het 't ergste, de kom daar van is ingenomen door de Turksche loop graven, moet 8tormrijp worden gemaakt en daartegenover staan dan ook de 12 Kruppsche 7 o.M. Het inschieten daarvan kon ik niet volgen, maar thans geven ze er snelvuur af en daar ziet men ze elk oogenblik springen. Even de 6cherp-afste ken de vlammetjes en dan de witte wolkjes, en weldra hangt daar een dicht wit rook gordijn, waarin ik nu al spoedig het ge pruttel van het geweervuur hoor. De storm daar begint-, en nu wordt het een oorver- doovend leven, tusschen de slagen van het g-schut, het voortdurend sterker worden de geweervuur. Dan beginnen de mitrailleurs mee te 6preken, tikketikketikketik. De Turken in de stelling vlak voor ons blijven echter niet werkeloos, doze probee- ren een aanval hier in do vlakte, en nu begint ook hier het geweervuur en weldra is do slag langs de heelo linie in vollen gang. Vlak voor Boric dringen de Turken voorwaarts, kleine zwarte lijntjes voor het bloote oog, door de kijkers zwarte stipjes, die naar voren dringen, maar ze kunnen het niet uithouden, want ook her, klinken de mitrailleurs weldra boven alles uit, on de lijntjes gaan weer naar do loopgraaf terug, hier en daar zwarte stipjes achter latend, op den groenen bodem. Het geweervuur wordt nu aan beide kanten van uit de loopgraven voortgezet, en eenige uren blijft het gevecht constant. Dan schijnen de Montenegrijnen, op de Bardanjola vorderingen te maken, ten minste, de kom wordt nu niet meer bo- schoten, maar is het vuur verlegd naar een volgenden top, ook is he«t geweervuur daar thans veel verminderd, om dan ech ter epoedig aan den voet van het gebergte met meer kracht te beginnen. Mijn eerste indruk is dat Bardanjola genomen is, maar dan komt er eensklaps van den kam, waar ik de vlammen van een daar nu eerst het- vuur openende Turksche batterij zie, een geweldig G. K. T.-vuur op de troepen die thans tegen het d'orp Musi- limo oprukken. Ik kan ze wel niet zien, maar uit de richting vanwaar ik het geweervuur thans hoor en door 't G. K. T.-vuur kon ik vrij duidelijk opmaken waar ze zijn. Het begint langzamerhand donker te worden en over de gansche vlakte hangt thans een dichte rook, waarin alleen de vlammen der vuurmonden en springende G. K. T.'s lichten en in ae verte brandt thans Mueilimo met felle roode vlammen. Ik moest terug, ik zat daar nu al uren op mijn post- en ik verlangde naar wat te etem Terwijl ik den heuvel afdaal, wordt in de vlakte het geweervuur sterker, en toe vallig ontmoet ik op den terugweg een En- gelsch sprekenden ordonnans. ,,What. is it?" vraag ik hem, en hij ver telt me dat de Montenegrijnen er ondank; groote verliezen niet hl geslaagd zijn den top van den Bardanjola te bezetten, waar ze op de draadhindernis stuitten, 's Avonds bij tafel hebben we 't over den toestand en wij zijn het er allen over eens dat onze toestand in het hoofdkwartier verre van aangenaam is, want de koning is met zijn lijfgarde meer naar het Oosten getrokken, zoodat wij nog slechts door tien man be waakt worden, de rest van de troepen is naar het front. U moet niet vergeten, dat wo slechts op een klein uur afstand vau de Turksche stelling zijn en dat juist in de vlakte de Montenegrijnecbo stellingen het zwakst zijn en thans nog wel van troepen ontbloot om alles op don Bardanjola in te kunnen zetten. Een doorbraak in onzo richting zou mij dus niete verwonderen, al zou onze positie hier er niet aangenamer door worden. Ik haast mij nog dit te schrijven, voor ik naar bed ga want ik zal trachten dit schrijven met een koerier mede te geven, opdat dit nog zoo spoedig mogelijk in de krant ho me, want het is thans voor de Montenegrij- nen er op of er onder, en zullen zij alles probeenen de stad te nemen. FABIUS. „De Standaard" waarschuwt er te gen, dat hier en daar door de rechter zijde voorloop ig o candida te n voor de verkiezing worden gesteld. Het blad doet dit, omdat het nog niet vast staat ,,of we weer in coalitie zullen gaan." Het orgaan zegt verder: Wordt daartoe, wat lang niet zeker is, ook ditmaal besloten, dan drukt de moei lijkheid hiervan zeer ongelijk. In het ééno district mag men dan optrekken voor een AntirevolutionDair en doet het van harte, maar in het andere district moet men voor buurman naar de stembus, en dat gaat soms met lood in de schoenen. Toch hielden onze mannen zioh ook in d»f opzicht steeds meesterlijk. In districten zelfs, waar zo zeer verre in de meerderheid waren, hebben ze heel een reeks van jaren lang met bewonderenswaardigen trouw den Christelijk-Historischen candidaat naar d?. Kamer geholpen. Denk in Friesland maar aan Dokkum, en in het Zuiden aan Goes. Die trouw was prachtig. Maar juist met het oog hierop heeft Om men zoozeer kwaad bloed gezet. En meer dan iets anders maant dit vooral, om dit maal bij elke nu weer gestelde candidatuur hot geheel «voorloopig karakter er van scherp te aocentueeren." De „Nieuwe Rotterdamscho Courant" voegt hieraan toe Tot zoover „De Standaar d". Wij mo gen den ohristelijk-historischen een hart on der den riem steken. Weest verzekerd, het komt terecht. De anti revolution n air en zul len in coalitie gaan, al dreigen zij- voors hands nog wat. Zij zullen met bewonde renswaardige trouw in Dokkum en in Goes u blijven steunen. Ook in OmmenDaar twijfelt niemand aan. Hondjes, die blaffen Tn een driestar Nog fraaier zegt „H et Centru m" Wil men nog een staaltje van de „ver draagzaamheid", welke men van zekere zijde jegens de Katholieken pleegt te be trachten, dan neme men kennis van hetgeen in de jongste Kroniek der „Stemmen voor Waarheid en Vrede" te le zen staat. Daar heet het bijwijze van conclusie: „En als wij nu eens ten langen beste ge steld worden voor de keus tusschen een man der coalitie en een candidaat der concen tratie? Wat aan? Wat-, als het bij gebrek aan candidaten van anderen gc:et ont breekt Ziet, dan zal het ons zeer bange wezen 1 Op een coalitie-man stemmen wij echter nooit, want van al de vijanden, e Gods Koninkrijk op aarde heeft, is er geen slech ter dan het farizeïsme, en dat zien wij be lichaamd in Rome en rijn bondgenooten. Liever de vrijheid met al haar gevaren, dar. het geestdoodende juk van den paus met zijn priesters, dan het régime-Kuyper, dat reeds zoo veel verdorven heeft." „Liever Turksch, dan Paapsch" had de beminnelijke chroniqueur kortheidshalve kunnen schrijven. In een liberaal orgaan het „Utrechtsch Dagblad" vinden wij deze lieflijkheden weer overgenomen zon der een woord van protest. O, men is hevig voor verdraagzaamheid natuurlijk. Maar die schijnt, naar liberale opvatting, de Utrechtsche predikant wel degelijk te betrachten. Want nooit, neen nooit, hoort of leest men van eenig verzet in een lib*, alen mond, of in een liberaal orgaan tege^i hetgeen de ze man over de Katholieken, hun Kerk, hun geestelijke leiders jaar in jaar uit durft neerschrij ven. Wie de Katholieken krenkt handelt blijk baar, volgens dc leer der vrijocii.igeu, nist in strijd met de verdraagzaamheid „D e Nieuwe C o u ra n t" zegt onder heb hoofd De versmade portefeuil- 1 e: Waarom spreekt mr. Troelstra tegenwoor dig toch aanhoudend over zijn minister schap Neen, neen, ik wil geen minister zijn! roept hij in elk openbaar debat. Zijn vrien den schrijven en zeggen hem het na: Troel- stra wil geen minister rijn. In het jongsto debat bezwoer hij den heer Roodhuyzen, die een afwerende beweging maakte, dat hij nu niet en straks niet, nooit on nimmer, in een burgerlijk kabinet en bij den tegen- woordigen toestand van de maatschappij, minister mocht, kon of zou rijn. Wij weten het nu dus wel. Het curieuze is, dat, behah 3 een of ander kerkelijk blaadje dat er zijn lezer3 den schrik voor de liberalen mee op 't lijf wou jagen, niemand anders dan de heer T oel- eora met zijn naaste kringetje zelf over een ministerschap van hem in ecji vrijzinnig kabinet ooit gesproken of gedacht heeft. Ik wil niet! Ik zal niet! Ik mag niet! Het is goed, HoogEdelgestrenge Heer, niemand valt er u mee lastig. Het komt ons voor, dat de mogelijkVid van een meerderheid der linkerzijde, waar bij het aantal vrijzinnige zetels beneden de 50 zou blijven en de sociaal-democraten jp het midden van de wip tusschen 'mks en rechts zouden zitten, den hee Troelstra geen rust laat. Zonder omwegen is door vel schillende vrijzinnige sprekers bij heb jong ste begvootingsdebat verklaard, aat in die omstandigheden de Vrijzinnigo concen tratie (gedachtig aan 1905) niet de ver antwoordelijkheid voor de kabinetsformatie op zich zou nemen, hopende op steun, nu eens bij de uiterste linkerzijde, dan weer rechts, om overeind te blijven. Die verklaring staat mr Troelstra niet aan. Zij vermindert aanmerkelijk de kansen op een van de sociaal-democraten afhanke lijk kabinet. Daarom roept hij, dat do vrij zinnigen, ook zonder meerderheid, als rechts maar beneden de 50 is, een kabinet moeten vormen. Waar hij dan niet in wil zitten. Niet in wil, mag, kan, zal zitten. Voor een sociaal democraat is dat principieel onmogelijk on der de kapitalistische maatschappij. Het is ook nooit gebeurd, nietwaar? in Frankrijk in Italië.... Enfin, hier zal het niet. Dc heer Troelstra wil geen politiuken zelfmoord be gaan en een ieder is het reeds lang met hem eens, dat dit niet gebeure*"1 moet. „D e Standaard" noemt de G rond- wetsherziening, gelijk zij nu wordt voorgesteld, een politieke gebeurte nis van eerste orde, welke in gewicht on ver moedelijke gevolgen met die van 1848 ge heel op één lijn staat. Het karakter van deze voorstellen, zou, volgens „De Standaar d", een ander zijn dan dat van de Grondwetsherziening in 1848 „Gold het toen de heroïeke poging, om ons uit het destijds heerschendc conser vatieve gedoe op ruimer en vrijer paden over te leiden, thans wordt niet minder for- sche poging gewaagd, om wat ons toen, con form het liberalistische formulier, werd op gedrongen, om te zetten in een meer ccht- N ederlandsche regeling conform onze Christel ij ko beginselen." Het blad beweert, dat de „valsche vrfj- heidstheorie" van het liberalisme met deze revisie een druk en duw krijgt, „terwijl juist omgekeerd het gezonde, het Neder- lanclsche, het Christelijk Vrijheids- en Rechtsideaal er zienderoogen bij wint." Dit wordt door het antirevolutionnaire or gaan als volgt toegelicht: Op de twee hoofdpunten, waarover het bij de Revisie loopt, komt dit met onver troebelde klaarheid uit in Art. 80 en in Art. 192, bij Kiesrecht en Onderwijs. Ga wat Art. 80, of wilt ge wat het Kies recht betreft, maar op 1848 terug, en loop de historische lijn langs, waarlangs de mu- tatiën van ons Kiesrecht zich sinds dien tijd hebben bewogen, en wat ziet ge dan an ders dan inbinding en bespreking van het Kiesrecht tot een minimum, toen Thorbecke begon; klacht op klacht van andere zijde tegen dit ostracisme, zoodra we ons maar even roeren konden; steeds heftig verzet^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5