]L12lIlJSCy!H 3DACf!ilji£D, Zaterdag 15 Fe&nnari» Ferste S11&&.
Anne £@13«
Land- en Tuinbouw-
Ongevallen.
van onzen OorlogscorrespondenL
PERSOVERZICHT.
in.
Het betalen der onkosten; af
doende hulp en zuinige
administratie.'
'Alle onkosten, die komen op de onge
vallenverzekering van de arbeiders in de
industrie, moeten betaald worden door de
patroons; slechts een deel van de admi
nistratie betaalt bet Rijk.
Het was en is nog de bedoeling van de
Regeering eenzelfden weg b* bewandelen bij
de verzekering van dc landarbeiders. Laten
wij het kleine gedeelte, dat de Rïg>eering
bijprat, buiten beschouwing, dan staan wij
dus vcor dit'feit: alle onkosten voor de
landbouw .on gov al len-ver z ekeri ng komen voor
Irekening van de landbouwers.
Hieruit volgt al dadelijk, dat het van
het hoogste belang is voor de landbouwers,
dat do administratie zoo zuinig mogelijk zij,
dat er zco weinig mogelijk vreemde betaalde
hulp worde ingeroepen.
Daarom ontwikkelde zich bij do landlpu-
Wers het denkbeeld, dat zij heel best. zelf
de regeling der landbouw.ongevalLen kon
den ter hand nemen.
Hot steunen van esn arbeider, die door
leen ongeval is getroffen, cischt toch niet
zooveel buitengewone kennis, dat de land
bouwers daarvoor ongeschikt zouden zijn.
Dat donkbeeld zette zich vast en einde
lijk ging men over dat in een daad om te
zetten. Maar nu liep men hier en daar wat
hard van stal, on voor men het geheele
terrein voldoende overzag, begon men al
te bouwen. Dat was mis. Overleg is het
halve werk: eigenlijk is overleg het heele
werk. want als men een zaak niet eerst
goed bekijkt, dan loopt het haast altijd in
de uitvoering verkeerd.
Het in elkaar zetten van een verzeke
ringssysteem, bleek tcch inderdaad veel in
gewikkelder te zijn, dan men op het eerst?
gezicht wel meende. Hier en daar trokken
de landbouwers op eigen gelegenheid aan
den arbeid en stichtten zoogenaamde Plaat,
selijke Kassen, die alles moesten regelen
wa.t de ongevallenverzekering betrof. Kr heb
ben niet dagelijks op ieder dorp doodelijke
landbouwongevallen plaats, zelfs minder ern
stige ongevallen komen ook op ieder dorp
niet iederen dag, zelfs niet iedere week voor,
dus de verzorging van de arbeiders, die ge
troffen worden, kon zeer goed geschieden
door een commissie uit do landbouwers ter
plaatse. Bovendien kostte het dan zeer wei-
Lig, want men deed alles met eigen mannen.
Zóó geredeneerd is do zaak eenvoudig;
imaar in de uitvoering valt het toch niet
mee, wat dan ook in de praktijk is gebleken.
Alles gaat goed, als er weinig of geen
Örnstige ongevallen gebeuren, maar geschiedt
Ier iets ernstigs, dan staat de zaak direct
echeef. Dan voldoet do Plaatselijke Kas niet
en beantwoordt niet aan baar dool, wat wij
leven willen aantconen.
lo. Ken veertig landbouwers richten een
plaatselijke ongevallonkas op. Ken knecht,
die f 10 in de week verdient, krijgt oen
ongeval met een paard, waardoor hij levens
lang ongeschikt wordt om te werken. Hem
komt nu toe een pensioen van f7 in de
week, wan f 364 per jaar. Als deze knecht
25 jaar is, dan moet Or f7600 worden vast
gezet, om daaruit achtereenvolgens dit pen
sioen te kunnen betalen. Dit geld dient dar
delijk te worden gestort. Iedere boer
gesteld dat allen even groote boerderijen
hebben moet dus betalen f 190.
Dat bedrag valt niet mede.
Toch is er nu maar pas één knecht inva
lide. Wie zegt, dat er morgen geen tweede
bijkomt? Dezen zomer werden bij één land
bouwer in 't veld tegelijk twee arbeiders
door het hemelvuur gedood, terwijl zij even
schuilden voor een onweer.
Als er een paar ernstige ongevallen ge
beuren, dan zit zoo'n Plaatselijke Kas direct
aan den grond en beginnen dc leden het
hazenpad te kiezen. En als zoo'n dorpsver-
eeniging eenmaal aan het afbrokkelen is, ligt
ze gauw in puin.
Zelfs keel gewcnc ongevallen kunnen veel
geld koeten, als de getroffene b.v. moet
worden opgenomen in oen ziekenhuis, als er
leen operatie moet geschied 3n, als er kunst
ledematen moeten worden verstrekt, enz., onz.
Dan kan men nog komen te staan voor
dure processen. De knecht prooede?rt gratis,
doch do patroon moet bet-alen en van een
proces kan men nooit vooruit zeggen hoe
do afloop zal zijn, maar geld kost het altijd.
Iedere Plaatselijke Kas heeft haar eigen
chef of directeur of boekhouder, die betaald
moet worden. Uit den aard der zaak kan
hiervoor geen hoog salaris worden uitge
keerd, zoodat men hiervoor geen ©ïrste krach
ten kan krijgen. Dc Plaatselijke Kas wordt
dus niet wetenschappelijk bestuurd en dat is
toch noodig omdat het verzekeringswezen
tegenwoordig ook een wetenschap is. Omdat
de Plaatselijke Kas niet met de noodige
wetenschap wordt bestuurd, werkt zij om
slachtig en duur on daardoor niet in het
belang der landbouwers on verzekerden.
Heeft men bij een Plaatselijke Kas nooit
ieenige zekerheid omtrent dï onkosten, die op
de verzekering komen, de knechts f??bbcn niet
leens de zekerheid dat hun zal worden uit- 1
gekeerd; wat hun is toegezegd.
Boven wezen wij or reeds op, dat als
de onkosten eens erg hoog loopen omdat er
een paar ernstige en dure ongeval lm op
één dorp plaats hebban, de deelnemers gauw
vcor hun lidmaatschap bedanken. Wie geeft
dan aan de knechts zekerheid, dat zij het
volgende jaar nog door de Kas zullen go-
steund worden als zij een ongeval krijgen?
Zelfs in gewone omstandigheden, door uit
treden van eenige leden, door overlijden, ver
huizen cf verandering van bedrijf, kan het
ledental van een Plaatselijke Kas zóó sterk
dalen, dat de overige leden ook maar hém-
gaan
Dan zitten de knechts heelemaal zonder.
Zoo'n plaatselijke verzekeringskas is dus
wel zeer onzeker. En als het ho?lc verzeke
ringswezen in den landbouw rusten moest
op zuiko kassen, dan zou er „weinig zeker
heid" in de verzekering zijn.
Aan de Plaatselijke Kassen kleeft evenwel
oen nog veel grooter fout, een fout, dia
nu reeds heel wat kwaad heeft gedaan.
De Plaatselijke Kassen houden den groei
en de ontwikkeling tegen van de groote
nationale organisatie, van de Landbouw-On-
derlinge, en dat is al het ergste wat zij
doen kunnen.
Do Landbouw.Onderlinge is de eigen orga^
nisatie van do boeren, waartoe reeds 9400
landbouwers zijn toegetreden, die met elkaar
f 12,882,900 Icon per jaar uitkeeren. Tot do
Tuinbouw.Onderlingo zijn reeds toegetrsden
2460 tuinbouwers, die aan loon per jaar uit
keeren f 4,380,000. Deze organisaties zijn
geheel in handen van de land. en tuinbouwers
zelf en omdat zij over liet heelo land wer
ken en ieeds zco groot zijn, daarom zijn de
onkosten van het oene jaar al haast net ge
lijk aan dio van het andere jaar. Hoe meer
loden er evenwel toetraden, des te goedkoo-
par wordt het en als eenmaal alle land- en
tuinbouwers zijn toegetreden, dan is het top
punt van goedkoopte bereikt.
Dat nu wordt tegengehouden door die
Plaatselijke Kassen. Nu is het wel waar,
dat van lieverlede Plaatselijke Kassen zich
aansluiten bij de Onderlingen zoo zachtjes
beginnen de land- en tuinbouwers wel te
merken dat do gevaren van de Plaatselijke
Kassen toch te groot zijn maar dat kon
sneller ga-an.
Kr komt nog een ander gevaar bij.
Vandaag of morgen grijpt do Minister
van Landbouw in en als hij dan overal van
die 1deine Plaatselijke Kassen vindt, die
ieder op haar eigen gelegenheid en met eigen
verschillende reglementen dn soms erg
naisf zijn werken, dan kam de Minister
al die verschillende Kassen niet gekmuien,
want over het hoele land moet éénheid
zijn, omdat do knechts overal op dezelfde
wijze moeten warden behandelden uitge
keerd. Dan haalt de Minister oen stroop
dcor do Kassen en lijft, gemakshalve, alles
maar bij do Rijksverzekeringsbank in; dan
zitten de landbouwers ineens onder de
ambtenaren en wordt de verzekering een
dure. Dat zien wij aan de Industrioelc On
gevallenverzekering.
De Minister kan met do Plaatselijke Kas
sen niet werken omdat er geen eenheid is
en een control© op die kleine kaösan niet
kan worden uitgeoefend.
Vindt de Minister evenwel één groot
lichaam, zooals de Landbouw.Onderlinge, dat
over het heole land is verspreid, en dat in
elk dorp op dezelfde wijze werkt, dab ge
makkelijk kan gecontroleerd worden, omdat
er éénheid in zit, dan zal do Min.ster, dit
mag verwacht worden, mot deze organisatie
(rekening willen houden. Dan blijven do
landbouwers buiten de Rijksverzekerings
bank, komen er geen ambtenaren, bestorm
do landbouwers zelf hun organisatie, cn
ofschoon dc knechts uitgekeerd krijgen wat
het Rijk verlangt, kost het dan aan de land
bouwers veel minder, dan wanneer hot Rijk
de verzekering uitvoert.
Dan krijgen de knechts wat hun toekomt
-en hebben--de landbouwers toch oen go?d-
koopare verzekering.
De leden van PI. Kassen meen en nu goed
koop uit te zijn wat trouwens niet waai*
is en -het gevolg zal wezen, dat zij voor
do toekomst henden met geld wegwerpen.
Zij benadeel en zichzelf en ook hun mede
arbeiders. Daarom moeten deze Plaatselijke
Kassen zco spoedig mogelijk worden opge
heven en dienen allo landbouwers zich even
spoedig aan to sluiten bij de Landbouw-
Ond-orlingo. Hoe die werkt vertel 1 m wij in
oen laatste stukje volgende woik.
Groe-da, 7 Februari 1913.
Dat is een vervelend wachten geweest,
deze week. Het eerst heette het, zooals ik
u in mijn laatsten brief schreef, dat de
groote, zoo lang verwachte stormaanval op
Skoetari 1.1. Maandag zou plaats hebben,
maar toen vernamen e al spoedig, dat
zulks niet het geval zou zijn, maar dat het
den volgenden dag zou gebeuren en dat
herhaalde men eiken avond, zoodat ik al
begon te gelooven, dat er niets meer van
zou komen, vooral toen Maandagmiddag
de witte vlag op den Tarabosj gehesohen
werd en we een Turksche kanonneerboot
met eeai parlementair aan boord naar de
aanlegplaats van de stoomboot zagen stoo-
mon. Daarbij kwam nog, dat plotseling al
le verdere maatregelen ter voorbereiding
van den stormaanval stop werden gezet, zoo
dat we niets anders dachten, dan dat de
stad gecapituleerd ha-d. Deze- vermoedens
werden nog versterkt door de officieele me-
de dee ling, dat het bezoek van den koning
aan het hoofdkwartier in Groeda uitgesteld
was en dat de Turken een parlementair ge
zonden hadden, die onder meer medegedeeld
had, dat Hassan Riza Bey geen comman
dant meer was.
Dit officieele bericht gaf natuurlijk aan
leiding tot de wildste veronderstellingen,
vooral nu men van de voorpostencomman-
danten bericht kreeg, \t er in de laatste
dagen vni Januari in de stad hevig gevoch
ten was.
Wat was er gebeurd? Hadden de nieuws
tijdingen uit Konstantinopel ook in Skoeta-
ri een Jong-Turksche revolutie in het leven
geroepen, of waren de Albaneezen tegen
Riza Bey opgestaan?
Hoe het zij, toen men ons den volgenden
morgen, d.w.z. Dinsdag mededeelde, dat
Skoetari gecapituleerd had, werd deze tij
ding onmiddellijk geloofd en met vreugde
ontvangen en groot was natuurlijk onze te
leurstelling, toen des avonds bleek, dat het
berioht valscb was en integendeel het beleg
met alle kracht zou worden voortgezet,
waartoe men bovendien nog 12 door de
Serviërs veroverde Turksche kanonnen aan
voerde en met hen een aantal Servische
officieren en onderofficieren om ze te bedie
nen en dat de koning zelf in het hoofdkwar
tier zou komen om persoonlijk de leiding
der operaties op zich te nemen
Dat was dus andere thee en direot wer
den de voorbereidende maatregelen met alle
kracht hervat, de nieuwe kanonnen werden
in stelling gebracht, nieuwe telegraaflijnen
aangelegd, munitie bij de kanonnen opge
stapeld en zoo verwaohtten wij iederen oag,
dat het den volgenden morgen los zou gaan,
totdat ons gisteravond officieel we ra mede
gedeeld, dat de groote aanval heden, d. i.
Vrijdag 7 Februari, om 10 uur ingeleid zou
worden door een bombardement van alle
Turksche stellingen om vervolgens de stellin
gen op de Bardanjola te bestormen en den
volgenden dag d.i. morgen, over te gaan
tot den gelijktijdigen algemeenen stormaan
val.
In de ambulance gaf dat natuurlijkerwijze
eenige drukte, hoewel er voor den eersten
dag natuurlijk niet zooveel gewonden ver
wacht werden als voor as. Zaterdag.
Men heeft bij de verbonden staten het
veto tegen allee wat oorlogscorrespondent is
weer met vernieuwde strengheid uitgespro
ken en alleen het feit, dat ik hier nu al
zes weken te goeder naam bekend sta, heeft
mij gered. Daarbij komt, dat ik me voor
eerste, hulp in de voorste linie aangeboden
heb, hetgeen ik om twee redenen deed, lo.
om overal vrij door te kunnen gaan, maar
2o. omdat er een geweldig gebrek aan art
sen is, zoodat ik het niet bepaald humaan
vind om uitsluitend de rol van toeschou
wer te vervullen.
Voor hed.n had men mij echter nog niet
noodig en zoo nam ik dan ook om 9 uren
mijn plaatsje op den heuvel in, waarover
ik u in een mijner vorige brieven reeds ge
sproken heb Ik heb liier een prachtige
plaats en kon ik het gansche drama als
van uit een loge bekijken.
Het is prachtig weer, er zijn net genoeg
wolken om de zon; die ik helaas in front
heb te beletten hinderlijk te zijn voor het
gezicht en toch is het helder genoeg om
alles duidelijk te kunnen zien.
Voor mij ligt de vlakte met rechts net
meer, ingesloten aan den eenen kant door
het Tarabosj-gebergte, en aan den anderen
kant door een Bardanjola, waart-usschen
de stad Skoetari, met haar minarets en
eeuwenoude citadel.
Door mijn veelvuldige bezoeken aan de
stellingen kon ik nu gemakkelijk de ver
schillende punten in het voor-terrein vin
den.
Vlak voor mij ligt het dorp Boric, met een
klein kerkje, reeds bij een vorige gelegen
heid half afgebrand en dat nu dezen keer
wel heelemaal in vlammen op zal gaan;
daarvoor duidelijk zichtbaar, de lijnen dei
loopgraven.
Iets dichterbij zie ik de mortierbatterij,
met eon waarnemingspost, een eind verdtr
naar links eon batterij van 2 stukken van
12 c.M. lang.
Op een heuvel vlak bij den mijnen heeft
koning Nicolaas met zijn gevolg plaats ge
nomen.
Z. M. zit op zijn gemak achter een groo
te telescoop, hot gevolg heeft zich om hem
gegroepeerd en aap de voeten van den heu
vel staan enkele peranics (lijfgarde).
Heelemaal naar het Oosten tegen de
berghellingen zie ik den staf van den com
mandeerenden generaal Woekotitse'a.
Ik kijk op mijn horloge, het is even voor
10 uren, nog een paar minuten en het spel
zal beginnen, daar speelt de muziek. d'e
in de nabijheid des konings is opgesteld
het volkslied en nauwelijks zijn de laatste
tonen weggestorven of in het Westen klinkt
een doffe slag en boven de Bardanjola zie
ik het witte wolkje van een granaatkartets,
en daar begint het van alle kanten.
De kanonnen dreunen en donderen en wel
dra zie ik boven de Turksche stellingen de
witte wolkjes der granaatkartetsen en er
voor of er achter de opgeworpen zandmas-
sa's met den rook der inslaande granaten.
De Tarabosj is spoedig in een zwarten
rook gehuld, die wordt, schijnbaar alleen met
granaten bestookt en dan begint daar spoe
dig een Turksche batterij te antwoorden.
Ik zie alleen de gele vlammen lichten, waar
ze op schiet kan ik niet zien.
De mortierbatterij trekt mijn aandacht
door haar harde slagen, ik volg even het
iüschietvuur, ze schieten met enkeel scho
ten, waarop waargenomen schijnt te wor
den.
Ik begrijp niet waar ze op vuurt, doch
als haar tegenstander, een Turksche b^t-
'terij, het vuur opent, kan ik het zien. De
Montenegiijnen vuren goed, er voor, er
achter, er naast, en dan begint de projec-
tieienregen dicht om het do*rl te vallen.
De Turken blijven het antwoord echter
niet schuldig, ze schieten beter dan ik Vvor
Adrianopel waarnam, maar toch geloof ik
niet dat ze veel uitwerking hebben.
Het artillerie-duel is nu in vollen gang,
het geschut dreunt met doffe slagen en
boven alle steJlingen hangen nu de witte
rookmassa's.
Op den linkervleugel staat een houwit
serbatterij van 21 c.M., die schiet met tor
pedogranaten. De slag daarvan is nog
harder dan 1 kanonschot zelf en gev/eldig
dik en zwart is de rookmasea, vermengd
met zand, die ze opwerpen.
Het dorp Müselimö, in de verte aan den
voet van den Bardanjola, wordt er mee
beschoten en daar de zwarte rookmassa
lang blijft hangen, is het dorp weldra ge
heel in dichten rook gehuld. In Borio be
gonnen nu de Turksche granaten ook te
vallen. Het is betrekkelijk dichtbij, pl.m.
1500 M., en duidelijk hoor ik de projectie
len eerst aansuizen, dan 't aanslaan en
't gieren van de springstukken. Op de
Bardanjola is het 't ergste, de kom daar
van is ingenomen door de Turksche loop
graven, moet 8tormrijp worden gemaakt
en daartegenover staan dan ook de 12
Kruppsche 7 o.M. Het inschieten daarvan
kon ik niet volgen, maar thans geven ze
er snelvuur af en daar ziet men ze elk
oogenblik springen. Even de 6cherp-afste
ken de vlammetjes en dan de witte wolkjes,
en weldra hangt daar een dicht wit rook
gordijn, waarin ik nu al spoedig het ge
pruttel van het geweervuur hoor. De storm
daar begint-, en nu wordt het een oorver-
doovend leven, tusschen de slagen van het
g-schut, het voortdurend sterker worden
de geweervuur.
Dan beginnen de mitrailleurs mee te
6preken, tikketikketikketik.
De Turken in de stelling vlak voor ons
blijven echter niet werkeloos, doze probee-
ren een aanval hier in do vlakte, en nu
begint ook hier het geweervuur en weldra
is do slag langs de heelo linie in vollen
gang. Vlak voor Boric dringen de Turken
voorwaarts, kleine zwarte lijntjes voor het
bloote oog, door de kijkers zwarte stipjes,
die naar voren dringen, maar ze kunnen
het niet uithouden, want ook her, klinken
de mitrailleurs weldra boven alles uit, on
de lijntjes gaan weer naar do loopgraaf
terug, hier en daar zwarte stipjes achter
latend, op den groenen bodem.
Het geweervuur wordt nu aan beide
kanten van uit de loopgraven voortgezet,
en eenige uren blijft het gevecht constant.
Dan schijnen de Montenegrijnen, op de
Bardanjola vorderingen te maken, ten
minste, de kom wordt nu niet meer bo-
schoten, maar is het vuur verlegd naar
een volgenden top, ook is he«t geweervuur
daar thans veel verminderd, om dan ech
ter epoedig aan den voet van het gebergte
met meer kracht te beginnen.
Mijn eerste indruk is dat Bardanjola
genomen is, maar dan komt er eensklaps
van den kam, waar ik de vlammen van een
daar nu eerst het- vuur openende Turksche
batterij zie, een geweldig G. K. T.-vuur op
de troepen die thans tegen het d'orp Musi-
limo oprukken.
Ik kan ze wel niet zien, maar uit de
richting vanwaar ik het geweervuur thans
hoor en door 't G. K. T.-vuur kon ik vrij
duidelijk opmaken waar ze zijn.
Het begint langzamerhand donker te
worden en over de gansche vlakte hangt
thans een dichte rook, waarin alleen de
vlammen der vuurmonden en springende
G. K. T.'s lichten en in ae verte brandt
thans Mueilimo met felle roode vlammen.
Ik moest terug, ik zat daar nu al uren
op mijn post- en ik verlangde naar wat
te etem
Terwijl ik den heuvel afdaal, wordt in
de vlakte het geweervuur sterker, en toe
vallig ontmoet ik op den terugweg een En-
gelsch sprekenden ordonnans.
,,What. is it?" vraag ik hem, en hij ver
telt me dat de Montenegrijnen er ondank;
groote verliezen niet hl geslaagd zijn den
top van den Bardanjola te bezetten, waar
ze op de draadhindernis stuitten, 's Avonds
bij tafel hebben we 't over den toestand
en wij zijn het er allen over eens dat onze
toestand in het hoofdkwartier verre van
aangenaam is, want de koning is met zijn
lijfgarde meer naar het Oosten getrokken,
zoodat wij nog slechts door tien man be
waakt worden, de rest van de troepen is
naar het front.
U moet niet vergeten, dat wo slechts op
een klein uur afstand vau de Turksche
stelling zijn en dat juist in de vlakte de
Montenegrijnecbo stellingen het zwakst
zijn en thans nog wel van troepen ontbloot
om alles op don Bardanjola in te kunnen
zetten.
Een doorbraak in onzo richting zou mij
dus niete verwonderen, al zou onze positie
hier er niet aangenamer door worden. Ik
haast mij nog dit te schrijven, voor ik naar
bed ga want ik zal trachten dit schrijven
met een koerier mede te geven, opdat dit
nog zoo spoedig mogelijk in de krant ho
me, want het is thans voor de Montenegrij-
nen er op of er onder, en zullen zij alles
probeenen de stad te nemen.
FABIUS.
„De Standaard" waarschuwt er te
gen, dat hier en daar door de rechter
zijde voorloop ig o candida
te n voor de verkiezing worden gesteld.
Het blad doet dit, omdat het nog niet vast
staat ,,of we weer in coalitie zullen gaan."
Het orgaan zegt verder:
Wordt daartoe, wat lang niet zeker is,
ook ditmaal besloten, dan drukt de moei
lijkheid hiervan zeer ongelijk. In het ééno
district mag men dan optrekken voor een
AntirevolutionDair en doet het van harte,
maar in het andere district moet men voor
buurman naar de stembus, en dat gaat soms
met lood in de schoenen.
Toch hielden onze mannen zioh ook in d»f
opzicht steeds meesterlijk. In districten
zelfs, waar zo zeer verre in de meerderheid
waren, hebben ze heel een reeks van jaren
lang met bewonderenswaardigen trouw den
Christelijk-Historischen candidaat naar d?.
Kamer geholpen. Denk in Friesland maar
aan Dokkum, en in het Zuiden aan Goes.
Die trouw was prachtig.
Maar juist met het oog hierop heeft Om
men zoozeer kwaad bloed gezet. En meer
dan iets anders maant dit vooral, om dit
maal bij elke nu weer gestelde candidatuur
hot geheel «voorloopig karakter er
van scherp te aocentueeren."
De „Nieuwe Rotterdamscho
Courant" voegt hieraan toe
Tot zoover „De Standaar d". Wij mo
gen den ohristelijk-historischen een hart on
der den riem steken. Weest verzekerd, het
komt terecht. De anti revolution n air en zul
len in coalitie gaan, al dreigen zij- voors
hands nog wat. Zij zullen met bewonde
renswaardige trouw in Dokkum en in Goes
u blijven steunen. Ook in OmmenDaar
twijfelt niemand aan. Hondjes, die blaffen
Tn een driestar Nog fraaier zegt
„H et Centru m"
Wil men nog een staaltje van de „ver
draagzaamheid", welke men van zekere
zijde jegens de Katholieken pleegt te be
trachten, dan neme men kennis van hetgeen
in de jongste Kroniek der „Stemmen
voor Waarheid en Vrede" te le
zen staat.
Daar heet het bijwijze van conclusie:
„En als wij nu eens ten langen beste ge
steld worden voor de keus tusschen een man
der coalitie en een candidaat der concen
tratie? Wat aan? Wat-, als het bij gebrek
aan candidaten van anderen gc:et ont
breekt
Ziet, dan zal het ons zeer bange wezen 1
Op een coalitie-man stemmen wij echter
nooit, want van al de vijanden, e Gods
Koninkrijk op aarde heeft, is er geen slech
ter dan het farizeïsme, en dat zien wij be
lichaamd in Rome en rijn bondgenooten.
Liever de vrijheid met al haar gevaren, dar.
het geestdoodende juk van den paus met
zijn priesters, dan het régime-Kuyper, dat
reeds zoo veel verdorven heeft."
„Liever Turksch, dan Paapsch" had de
beminnelijke chroniqueur kortheidshalve
kunnen schrijven.
In een liberaal orgaan het
„Utrechtsch Dagblad" vinden wij
deze lieflijkheden weer overgenomen zon
der een woord van protest.
O, men is hevig voor verdraagzaamheid
natuurlijk.
Maar die schijnt, naar liberale opvatting,
de Utrechtsche predikant wel degelijk te
betrachten.
Want nooit, neen nooit, hoort of leest
men van eenig verzet in een lib*, alen mond,
of in een liberaal orgaan tege^i hetgeen de
ze man over de Katholieken, hun Kerk, hun
geestelijke leiders jaar in jaar uit durft
neerschrij ven.
Wie de Katholieken krenkt handelt blijk
baar, volgens dc leer der vrijocii.igeu, nist
in strijd met de verdraagzaamheid
„D e Nieuwe C o u ra n t" zegt onder
heb hoofd De versmade portefeuil-
1 e:
Waarom spreekt mr. Troelstra tegenwoor
dig toch aanhoudend over zijn minister
schap
Neen, neen, ik wil geen minister zijn!
roept hij in elk openbaar debat. Zijn vrien
den schrijven en zeggen hem het na: Troel-
stra wil geen minister rijn. In het jongsto
debat bezwoer hij den heer Roodhuyzen,
die een afwerende beweging maakte, dat hij
nu niet en straks niet, nooit on nimmer, in
een burgerlijk kabinet en bij den tegen-
woordigen toestand van de maatschappij,
minister mocht, kon of zou rijn.
Wij weten het nu dus wel.
Het curieuze is, dat, behah 3 een of ander
kerkelijk blaadje dat er zijn lezer3 den
schrik voor de liberalen mee op 't lijf wou
jagen, niemand anders dan de heer T oel-
eora met zijn naaste kringetje zelf over een
ministerschap van hem in ecji vrijzinnig
kabinet ooit gesproken of gedacht heeft. Ik
wil niet! Ik zal niet! Ik mag niet! Het is
goed, HoogEdelgestrenge Heer, niemand
valt er u mee lastig.
Het komt ons voor, dat de mogelijkVid
van een meerderheid der linkerzijde, waar
bij het aantal vrijzinnige zetels beneden de
50 zou blijven en de sociaal-democraten jp
het midden van de wip tusschen 'mks en
rechts zouden zitten, den hee Troelstra
geen rust laat. Zonder omwegen is door vel
schillende vrijzinnige sprekers bij heb jong
ste begvootingsdebat verklaard, aat in
die omstandigheden de Vrijzinnigo concen
tratie (gedachtig aan 1905) niet de ver
antwoordelijkheid voor de kabinetsformatie
op zich zou nemen, hopende op steun, nu
eens bij de uiterste linkerzijde, dan weer
rechts, om overeind te blijven.
Die verklaring staat mr Troelstra niet
aan. Zij vermindert aanmerkelijk de kansen
op een van de sociaal-democraten afhanke
lijk kabinet. Daarom roept hij, dat do vrij
zinnigen, ook zonder meerderheid, als
rechts maar beneden de 50 is, een kabinet
moeten vormen.
Waar hij dan niet in wil zitten. Niet in
wil, mag, kan, zal zitten. Voor een sociaal
democraat is dat principieel onmogelijk on
der de kapitalistische maatschappij. Het is
ook nooit gebeurd, nietwaar? in Frankrijk
in Italië.... Enfin, hier zal het niet. Dc heer
Troelstra wil geen politiuken zelfmoord be
gaan en een ieder is het reeds lang met hem
eens, dat dit niet gebeure*"1 moet.
„D e Standaard" noemt de G rond-
wetsherziening, gelijk zij nu
wordt voorgesteld, een politieke gebeurte
nis van eerste orde, welke in gewicht on ver
moedelijke gevolgen met die van 1848 ge
heel op één lijn staat.
Het karakter van deze voorstellen, zou,
volgens „De Standaar d", een ander
zijn dan dat van de Grondwetsherziening in
1848 „Gold het toen de heroïeke poging,
om ons uit het destijds heerschendc conser
vatieve gedoe op ruimer en vrijer paden
over te leiden, thans wordt niet minder for-
sche poging gewaagd, om wat ons toen, con
form het liberalistische formulier, werd op
gedrongen, om te zetten in een meer ccht-
N ederlandsche regeling conform onze
Christel ij ko beginselen."
Het blad beweert, dat de „valsche vrfj-
heidstheorie" van het liberalisme met deze
revisie een druk en duw krijgt, „terwijl
juist omgekeerd het gezonde, het Neder-
lanclsche, het Christelijk Vrijheids- en
Rechtsideaal er zienderoogen bij wint."
Dit wordt door het antirevolutionnaire or
gaan als volgt toegelicht:
Op de twee hoofdpunten, waarover het
bij de Revisie loopt, komt dit met onver
troebelde klaarheid uit in Art. 80 en in Art.
192, bij Kiesrecht en Onderwijs.
Ga wat Art. 80, of wilt ge wat het Kies
recht betreft, maar op 1848 terug, en loop
de historische lijn langs, waarlangs de mu-
tatiën van ons Kiesrecht zich sinds dien
tijd hebben bewogen, en wat ziet ge dan an
ders dan inbinding en bespreking van het
Kiesrecht tot een minimum, toen Thorbecke
begon; klacht op klacht van andere zijde
tegen dit ostracisme, zoodra we ons maar
even roeren konden; steeds heftig verzet^