N°. 16252 Donderdag 13 Februari. A°. 1913. <§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van fan- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Geen geld voor onze Academische Instellingen en nog erger. FEUILLETON. W raak. LEIDSCH PBIJS DER ADVERTENTIES: Van 18 regela ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17}. GTOOtere lettere naar plaatsruimte. Kleine adrertentiën van 30 woorden 40 Oente contantelk tiental woorden meer 10 Oente.-Voor het inoasseerenwordt/0.06 berekend. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per week 9 Cents j per 3 maanden 1 f 1,10. Buiten Leiden, per looper en waar agenten gereetigd sijn 1.30. Franco per post1.65. Onze asterisk onder dezen titel beeft de aandacht getrokken van enkele personen in Leiden, die in onze Academie en haar in stellingen bijzonder belang stellen en met ons de meaning deelien, dat het belang der gemeente, nauw samenhangt met (den bloei onzer Universiteit. „Zeker," wondt ons geschreven, „U hebt gelijker zal voor onze Universitaire instel lingen nooit geld zijn, indien daarvoor bij de betrokken autoriteiten de goede wil ontbreekt. Et dient iets gedaan te wordener dient gehandeld en het „Leidsch Dagblad" be hoort daarvoor de belangstellenden op te roepen." [Wij willen dit, voor zoover wij daartoe in staat zijn, gaarne doen; doch om suc ces te hebben, moeten wij allereerst aan toon en, dat onze stad als Universiteitsstad stiefmoederlijk wordt bedeeld. Er was wel geld voor Groningen, Utrecht en Delft. Wij misgunnen dit dezen steden niet, maar vragen alleenWaarom is het er niet, wanneer Leiden er dringend behoefte aan heeft? Hoe lang en hoe vaak is er al niet ge wezen op den onvoldoenden toestand in de Academische Bibliotheek, gelegen in de omgeving van de armelijke huisjes van het Bagijnenliof De laatste verbouwing da teert van 1862. Wat is in de halve eeuw na die verbouwing de boekenschat reus achtig vermeerderd en het gebruik der in stelling verbazend toegenomen I Verande ring en uitbreiding is hier zeker wel zeer dringend. Hebben wij niet gelezen, dat in zekeren October-storm het dak gedeeltelijk instortte en dat de directeur in den gnren stormnacht de kostbare handschriften per soonlijk heeft bewaakt door ze eigenhan dig met een groot zeil te bedekken Het Physisch Laboratorium, in gebruik voor de colleges van prof Kamerlingh On nes, den beroemden hoogleeraar, die de gastheer is geweest van mevrouw Curie, Idateerende van 1859, voldoet absoluut niet meer aan de eischen, die men tegenwoordig aan een laboratorium mag stellen. De college-zalen in het hulpgebouw van Ide Academie aan de Klok steeg, zijn ka mers en kamertjes van een burgerwoning, waar het mangelt aan licht en aan lucht. Op de colleges van prof. Kuenen moet men stoelen aandragen, omdat er gebrek aan voldoende zitplaatsen is. De Aula van de Academie is veel te klean. Verder ontbreekt er een ontvangzaal voor congressen. Bij het laatste congres in 1912 (het congres over godsdienstgeschiedenis), hier gehouden, moesten zittingen worden gehouden in den Schouwburg. Over het Academisch Ziekenhuis behoe ven wij niets meer te schrijven. Sinds jaren staat h©t al vast, dat dit geheel onvoldoende is. Op een nieuw Ziekenhuis wachten oo-k (de verzamelingen in het Ethnographisch Museum. Het oude gebouw kan daarvoor wellicht geschikt worden ingericht, waar door de rijke verzamelingen tot haar recht kunnen komen en er moderne college-zalen in gemaakt kunnen worden. Doch hoe veel jaren rullen er nog voorbij moeten gaan voor het zoo ver is, waar er nu nog niet een begin gemaakt is? Ook onze Hortus kan niet meer met andere inrichtingen van dien aard in het binnen- en buitenland meedoen en heeft groote behoefte aan uitbreiding. Hiervoor zou men het terrein der Doelenkazerne kun nen bestemmen, die daar met haar roeze moezige paardenstallen aan den Witten Sin gel eigenlijk niet behoort. Daardoor zou men aan den Hortus vergoeden, wat men hem in 1857 aan terrein ontnam. Want dit is inderdaad geschied. In ,,'s Rijks Academie tuin," door H. Witte, 1887, waarin reeds toen op de on voldoende ruimte van den Hortus wordt gewezen, leest men op bladz. 16: „Het mag daarom te meer verwonde ring wekken, dat curatoren der Hooge- school in 1857 konden besluiten, om het grootste gedeelte van het Bolwerk, het hoogste en schoonst gelegene, weer aan den Hortus te ontnemen, voor het bouwen van een nieuw observator hun, waarvoor, zoo het toen heette, op geen andere plaats in de nabijheid der stad een ander geschikt terrein te vinden of zelfs te verkrijgen was. Het werd er toen algemeen voor ge houden, dat de hoogleeraar in de astrono mie (prof. Kaiser), het lange dralen met den aanvang van den bouw eoner door hem en velen: reeds zoo lang gewenscht e inrichting moede, om dc zaak voor de Re geering aantrekkelijker te maken, de op merkzaamheid gevestigd had op een ter rein, dat reeds aan de Hoogeschool toe behoorde, waardoor dus aanzienlijke kosten .voor aankoop van grond bespaard zouden worden. Dat dit denkbeeld, onverschillig door wien het eerst geopperd, toen het bekend werd door velen werd afgekeurd, is licht te begrijpen." Professor Kaiser schrijft zelf hieromtrent n.l. over het ontnemen van terreiin van den Botanisch en tuin „Als man demzufolge entschlossen war zür Errichtung der Sternwarte, einen Theil des botanischen Gartens abzusondern, ha- ben sich zu meinem Schmerze me ine sammtlich en Colleg en diesem Ent- schluss widersetzt," u. s. w. Het zou voor Leiden van zeer groot be lang zijn, indien de Botanische Tuin .ver groot werd met het terrein van de Doelen- kazerne; die tuin, midden in de stad gele gen, zij die ook door een hek afgesloten, zou een heerlijk wandelpark kunnen zijn. Om de Regeering te gemoet te komen in de kosten van de verplaatsing der kazerne, zou de Gemeenteraad van Leiden haar kos teloos den daarvoor benoodigden grond kunnen aanbieden. Men kan niet alles te gelijk onder han den nemen, doch laat men dan toch een begin maken met wat het meest noodig is. Wanneer er niets wordt gedaan, wordt de achterstand steeds grooter. Het geldt hier in de eerste plaats het belang van het Academisch onderwijs, doch het belang oijzer gemeente is er ook wel degelijk bij betrokken. Hoewel onze Universiteit nog steeds hef grootst aantal studenten heeft, valt het toch niet te ontkennen, dat in de laatste jaren vele jongelui naar Amsterdam gaan, omdat aldaar voor vele vakken van onderwijs be tere voorziening is getroffen, zoo bijv. voor de medicijnen, en voor de Zuidafrikaansche studenten. En dit zal nog in meerdere mate het geval wezen, zoodra het Koloniaal Mu seum gereed zal zijn. „Moeten wij, Academie- en Stadsburgers beiden, niet alles aanwenden om afbrokke ling van onze Universiteit te voorkomen? Daarvoor hebben wij een alarmkreet aan geheven niet alleen, maar nu ook met fei ten aangetoond, in hoe menigerlei opzicht voorziening dringend noodig is. Men make zich er niet af met te zeggen, tiat daarvoor geen geld is. Er worden voor minder nuttige; zaken wel groote sommen uitgetrokken. Wie zal voor een beweging in het be lang der Universiteit het initiatief nemen, waar het is gebleken, dat de stuwkracht van het College van Curatoren niet krach tig genoeg meer schijnt te zijn? Ligt hier niet een vruchtbaar terrein voor de studenten zelf? Zij kunnen, na eenigen tijd te hebben gestudeerd, uit eigen ervaring spreken. En van de jeugd moet en kan ook geestdrift uitgaan, voor het hooghouden van onze, door de eeuwen heen hooggeroemde Universiteit. Waar onze studenten op velerlei gebied zich bewegen en aan tal van nuttige zaken den stoot geven, zouden wij een Studen ten vereenigi ng ter Bevordering van de Ma teriële Belangen onzer Universiteit" naast de vele andere studentenvereenigingein, wel ke reeds bestaan, zeer nuttig achten. Zulk een Vereeniging zou op zaken, zoo- afè in dit artikel zijn genoemd^ de aandacht kunnen vestigen; verzoeken bij curatoren kunnen indienen en er zou over veel wor den gesproken en geschreven en de aan dacht van de Regeering zou zoodoende op onze Universiteit en haar instellingen blijven gevestigd. Bedriegen wij ons niet, dan bestaat een zoodanige Studentenvereniging ook in Delft, waar er inderdaad veel werkkracht van uitgaat. Wie onder de vooraanstaande studenten neemt hier het initiatief? Leiden, i3 Februari. Geruimen tijd later dan men zich had voorgesteld trok gisteravond het muziek korps van het Leger des Heils uit Den Haag van het station alhier spelend naar 0,De Graanbeurs", waar het een uitvoering zou geven. De belangstelling was er door het wachten evenwel niet minder op gewor den: een enorme menschenmassa marcheer de met het korps mee of w achtte de muzi kanten op. Toen dezen in ,,De Graanbeurs" waren verdwenen, was het in de omgeving daarvan een kolossaal gedrang. Het hek, toegang gevende tot het Burchtplein, had men vei ligheidshalve maar achter het korps geslo ten, om het telkens enkel even te openen Voor hen, die de uitvoering binnenshuis wil den meemaken. Dit waren er, buiten tot het Leger be hoorenden, niet zoo heel veel; de zaal was slechts voor de helft gevuld. Dit was niet te verwonderen, zei in den loop van den avond ensign T "Vos, bevelvoerend offi cier van de afd. Leiden, die de bijeenkomst leidde; als men had geraadpleegd de agen da in het „Leidsch Dagblad" voor dezen avond, had men gezien, dat er tegelijk heel- wat te doen was. Staande werd door allen een openings lied gezongen, geknield door velen een bede, waarna ensign. Vos allen hartelijk welkom heette en voorts eenige woorden ter inlei ding sprak. Daarna kretg men muzieknum mers te hooreD, soli op verschillende in strumenten, solo-zang; werd een gedeelte gelezen uit Gods Woord, legden verschei den soldaten getuigenissen af en werd ge vraagd of er ook personen zich wilden ver binden aan het Leidsche Leger, waarvoor zich echter thans niemand opgaf. Met een staande aangeheven slotzang eH dankzegging werd geëindigd. Er was tegen halfelf zeer veel goeds ten gehoore gebracht en driemaal voor het Le ger gecollecteerd. Blijkbaar waren allen voldaan over dezen avond van de Leidsche afdeeling, welke, naar nog was medege deeld, as. Zondag haar 24-jarige werkzaam heid hier zal herdenken. Ondanks de drukte op straat als gevolg van den optocht van de Le-ger.des-Heils- tauziek, was de „Volksbijecnkonist" in de St-adszaal gisteravond weer zeldzaam goed bezocht. De opkomst was, zouden wij haast zeggen, grooter dan in de bijeenkomsten to voren. En daar was dan ook wel reden voor. Het Leidsch Muziekgezelschap „Onheus" heeft een goeden naam: in Leiden en waar het zijn jaarlijksch conoert ging houden, lag het voor de hand, dat er door muziek liefhebbers geen enkele kaart ongebruikt ge laten zou worden. En daar kwam nu het gemengd zangkoor „Zamglust", onderafdee- ling van „Volksonderwijs" te Alphen aan den Rijn, onder leiding van onzen stad genoot den heer J. Vink, heb concert nog aanvullen en afwisselen met een aantal zang nummers en alzoo een nieuwe attractie vor men. De twee gezelschappen vulden het gabeelo ruime podium en zij hebben beiden, op ver dienstelijke wijze hun taak vervullend, in aangename afwisseling een mooien avond, gegeven. "Wij zouden niet weten aan wie dor beiden wij den schoons ten eer 2 palm zou den moeten uitreiken. Wij willen vaststel len, dat het dankbaar applaus,rzoowel „Zang- lust" als „Orpheus" gold. Aan het einde werd nog een krans aan geboden. De Comimissaïis der Koningin in Zuid. Holland heeft aan dr. G. H. van Waas- bergen, arts te Leiden, vroeger te Heerjans- dam, op diens verzoek eervol ontslag ver leend als lid van de GezondheicLseomiiiisstie te BaTendrecht. 1 Te Leidschendam is, blijkens mede- deeling in „De Rott.", een vereeniging tob stichting cn instandhouding van een christe lijk© school opgericht. Vcor de kosten van herstelling van do schade, door den op 30 September 1911 ge woed hebbenden storm aan de plantsoenen in Den Haag toegebracht, werd door den Raad aldaar' beschikbaar, gesteld f 50,000. Deze raming, die zeer globaal was, blijkt thans ongeveer f 15,000 te laag te zijn- Door B. en Ws. van Rijswijk werd aam besteed de bouw van een ziekenbarak. In gekomen waren 22 biljetten. Het laagst bleek ingeschreven door den heer M. de Graaf, te Leidschendam, voor f 7772; het hoogst door den heer W. P. van Holstein, in Dea[ Haag, voor f 12,713. Gisteren begaf H. M. de Koningin zicht met klein gevolg per auto naar Sohevenin- gen, waar H. M. aan de buitenhaven uit stapte. Vergezeld van den directeur van do visschershaven, kapitein Bakker, begaf' H. hj[. zich naar het einde van de noordesv pier, ter plaatse waar Zondagochtend de-, Sclieveningsche logger No. 246 stootte en. zonk. Hier waren aanwezig, behalve schipper Gornelis do Niet en twee der ODvarcn .cA- van den cestranden logger, do gohoeL be. manning van de motorreddingtxit, die de buitengewoon gevaarlijke redding van de bemanning van den logger met zooveel m<x-d.V en beleid hadden volbracht, n.l. schipper KI aas sen met zijn beide stoere zoo-.s, de; haven bedien de Zwart., em d^. monteur Kamn, En verder de beambte bij den havo3^dier.iti Smit met vijf der havenbedionden, 'e even eens zulk een belangrijk aandeel in doa; moeilijke redding hadden. H. M. sprak den kranigen schipper vai de reddingboot cn elk der mannen van zijn personeel, zoomede de redders, behoorendsa tot het personeel van den havendiens*, toe en informeerde met groote belangstelbagf naajr alle bijzonderheden van de reddi: g, terwijl H. M. van schipper De Niet. cn zijn; m-anncn nader vernam hoe de lo^sr in dezen moeilijken toestand geraakte. H. M. herinnerde de redders aan do bij zondere belangstelling, welke ook Z. K. H. den Prins vervult voor alles, wat het rod. dingwezen betreft, en verklaarde er ook daarom prijs op t© stellen, hun een per soonlijk blijk to geven van Haar inge.iOM menheid met deze welgeslaagde redding. Naar aanleiding van een daartoe ingc komen verzoek van oen achttal slagersver ©enigingen had de „Nederlandscho Slagers. bond" tegen gistermiddag een buitengewone algemeeno vergadering uitgeschreven in „Maison Boer", in Amsterdam, ten einde te; bespreken de vraag: „Welke middelen kun nen er worden aangewend om tob verlaging der voeprijzen te geraken of althans te voor komen, dat die nóg meer oploopon De heer Vega (Amsterdam) zei de o. m.y dat door den invoer'van bevroren vleesclu do slager feitelijk nog meer wordt bedreigd dan door de verhoogde veeprijzen. Immers wordt in verschillende slagerijen dit Ar- gentijnsche vleesch vcor „h an dols vlees ch" oni. gezet, en dat doet den 3 lager, die hier voor zich niet wensoht te leenen, groot nadeelwij hehben dus onze vijanden in onze eigen concurrenten. Spreker zou wen- schen, dat geschiedde, waarop reeds in de Kamer is gewezen door de sociaal-democrat tische ledendat deze, bevroren vlossolv verkoopende, slagers een bordje voor hun ïa.am kregen, waarop werd aangekondigd, dat zij bevroren vleesch omzetten, zooals ook do maïgarino.verkoopers het publiek aan kondigen, dat dit artikel door hen wordt omgezet. Do heer Smijtink (Amersfoort) wees er op, dat door de Regecring van hot Argentijn sche vleesch een recht wordt gecischt van zes oents per kilo; dat maakt op een lcoej van 300 kilo de som van f 18. De Ilolland- sclie slager moet voor oen koe mot huid len haar een accijns van 10 pCt. betalen, dat is dus een veel hoogere belasting-. Spreker, hoopt, dat men den Ministerop doze on-, billijkheid zal wijzen. Nadat de gedachtenwisseling was gesloten, Nadruk verboden). 11) Toen Laurent binnentrad, was hij ver wonderd Marie-Rose niet te zien. Hij had verwacht, haar bij haar vader te zullen vinden. H^j wilde spreken, maar de ka pitein voorkwam hem: Mijnheer de Soulaimes, zei hij ik ben bij toeval te weten gekomen, wat er met u is voorgevallen. Ik heb vernomen, dat uw kolonel uw eer gered heeft en dat u hebt willen eterven. Weet, mijnheer, dat ik den diepsten eerbied heb voor het'le ger, dat door n beleedigd is. Wil u mij thans zeggen, wat.u hier komt doen? Beschaamd boog Laurent het hoofd. Hij kon ternauwernood een antwoord vin den. Mijnheer, veroordeel mij niet. Ik ben reeds zwaar genoeg gestraft, stamel de hij. Er heerschte een oogenblikstilte, toen hernam de kapitein op stroeven toon: U heeft mijn vraag niet beantwoord. Wat komt u hier doen? Laurent begreep, dat alles hem ontviel, dat zijn droomen nooit verwezenlijkt zou den worden, dat Marie-Rose voor hem. verloren was. Hij moest zich aan de leuning van een stoel vasthouden, om niet neer te zinkon, en het kostte hem groote inspanning zijn tranen te weerhouden. O, mijnheer, mijnheer, zei hij. Ik smeek u opnieuw, veracht mij niet. Als u wist, hoeveel berouw ik heb. Het is nu te laat, dat weet ik, en toch kan ik niet ver trekken, alvorens mijn hart voor u te heb ben uitgestort. Eén hoop blijft mij over, mijnheer, en wanneer die mij ontnomen wordt, dan ben ik verloren. Hij begreep wel, dat de oude kapitein zijn geheim geraden had en zonder een naam te noemen, ging hij voort: Ik bemin haar 1 Ik bemin haar 1 Laat mij trachten, haar waardig te worden, het verleden te herstellen. Misschien bemint zij mij ook. Zij heeft het moeten begrij pen, ofschoon ik het haar niet gezegd heb. Ik bemin haar zoo vurig, dat ik er haar niet over durfde spreken. O, mijn heer, als u wist, welk een wanhoop zich van mij heeft meester gemaakt- Ik wist... ik heb gezien,-dat ge mijn dochter bemint. En zij? Zij"? Daarover hebt ge u niet meer te be kommeren. Heb medelijden met mij! Nooit zult ge het weten, nooit zult ge haar weerzien. Laurent ging met wankelende schreden naar de deur, maar daar gekomen, keerde hij zich om en riep den kapitein toe: Zeg haar dan, dat haar liefde mij had kunnen redden, en wanneer ik nu slecht word en al dieper en dieper zink, dan is het, omdat gij het zoo gewild hebt. Nauwelijks had hij het vertrek verlaten, of Marie-Ro9e kwam bij haar vader terug. Zij had alles gehoord. Zij weende niet, maar op haar gelaat was een uitdrukking van diepe droefheid zichtbaar. Zij deed) haar vader geen enkel verwijt, maar haar stilzwijgen zei meer dan dui zend woorden. Vergiffenis, mijn kind, stamelde de oude man, vergiffenis. Hij drukte een kus op het voorhoofd zijner dochter. Dat voorhoofd was koud als marmer; zij beefde over al haar leden. Eensklaps wankelde zij, drukte de hand tegen het hart en zonk half bewusteloos op een stoel neer. Te Parijs gekomen, stortte Laurent zioh in een maalstroom van vermaken en ging met rassche Bchreden zijn ondergang te gemoet. Maar nog öteeds beminde hij Marie- Rose, en de wond, die aan zijn hart was toegebracht, genas niet. Wat was er van Velladier geworden? Waar verborg hij zijn dochter? Laurent had alles gedaan om het te we ten, maar vruchteloos. O, wanneer hij haar teruggevonden hadHaar zachte hand zou hem. van den afgrond terugge houden hebben, maar helaas, zij bleef voor hem verborgen en hij leefde voort als een losbol Op zekeren avond in Maart wandelde Laurent omstreeks ze vei# uren over den Boulevard. Eensklaps hoort hij achter zioh een gil, door oen vrouwenstem geslaakt, en hij ziet een aantal menschen, die nieuwsgierig naar de plaats snellen, van waar die kreet gehoord werd. Ook hij naderde. Het was reeds tamelijk duister, zoo dat hij niet veel onderscheiden kon. Hij zag alleen, dat men een oud heer, die ineen gezakt was, ophief en dat een jongedame hem schreiend volgde, toen men hem naar een naburige apotheek droeg. De oude man had een aanval van be roerte rgekregenhet bloed stond hem op de lippen. Laurent volgde hem eveneens en trad mede de apotheek binnen. Daar gekomen legde men den grijsaard neer. Laurent ver bleekte, hij herkende hem... hefc was ka pitein Velladior. De jonge dame zag de omstanders met betraande oogen aan, haar blik ontmoette dien van Laurent. Groote Hemel, -u hierl riep zij uit. Marie-Rose 1 Eensklaps scheen zij het verleden te- vergeten, zij herinnerde zich slechts, dat de graaf De Spulaimes haar beminde en dafc haar vader ^stierf. Zonder zich aan de omstanders te storen, strekte zij de han den naar hem uit en snikte: O, Laurent, Laurent, red hem 1 Red hem 1 Met die woorden had zij geheel haar hart voor hem blootgelegd. Laurent, getroffen door deze bekente nis, die bij maar al te goed verstond, boog zich over den grijsaard heen en wijdde de teederste zorgen aan hem. Het was reeds te laat. Velladier lag op een canapé in de ka mer achter de apotheek. Hij bewoog zich niet. Zijn oogen waren gesloten, zijn hart klopte niet meer. Marie-Rose, die hem daar zoo rustig zag liggen, vatte weer moed. Hij wordt beter, nietwaar? vroeg zij fluisterend aan Laurent. Hij zal spoedig weer bijkomen. Laurent durfde niet antwoorden. Hij slaapt, ging Marie-Rose voort* Laten wij hem niet storen. Velladier was dood, maar Marie-Rose begreep het niet. Zij trok Laurent zacht mee buiten het vertrek. Hij moest haar de vreeselijke waarheid zeggen. Marie-Rose, lieve Marie, schep moecfc Zij zag hem angstig aan. Waarom? Hij is toch kalm? Hij nam haar hand, zag haar droevig aan en zei: Marie-Rose, uw vader is gestorven Hemel l riep zij uit, groote Hei mei, dood Zij snelde terug naar de kamer, waar, het lijk lag, nam het hoofd haars vadera in de handen, kuste hem op de kille wan gen, maar de oogen van Velladier bleven gesloten, zijn hoofd zonk kond en gevoel loos op het canapékussen terug. Marie-Rose slaakte een kreet, zij wan kelde en zou op den grond ineengezakt zijn, wanneer Laurent liaar niet had op-« gevangen. O, Laurent, Laurent, stamelde zij Verlaat mij niet. Laat mij niet alleen# Neen, hij zou haar niet verlaten. (Wordt vervolgd)-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 1