16251
L^ÏBSöH DAdELlO, Woensdag 12 Februari. Derde Blad.
Anno 1913
Buitenlandseh Overzieht.
Tweede Kamer.
Eerste Kamer.
Uit de. Rechtzaal.
FEUILLETON.
Wraak.
Ons overzicht zal ditmaal kort zijn. Den
opstand in Mexico zullen we ditmaal af
zonderlijk behandelen en dan re6t ons niet
tveel meer.
Engeland heeft een wet op de lucht
vaart gekregen. In tweede lezing nam
■het Lagerhuis die wet aan. Zij geeft den
autoriteiten de bevoegdheid in ^het belang
van de veiligheid of de verdediging van het
land de luchtvaart boven zekere landstre
ken te verbieden en terreinen aan te wij
zen, waarbinnen luchtschepen en vliegtoe
stellen die van het buitenland komen, zul
len moeten landen. Indien aan de bepalin
gen der wet niet zou worden voldaan en
aan de aangegeven signalen geen aandacht
wordt geschonken, zal op de luchtschepen,
ballons of vliegtoestellen kunnen worden
'geschoten. Minister Seely wees er
op dat de wet volstrekt niet tegen
eenige buitenlandsche mogendheid is
gericht, maar alleen ten doel heeft te
voorkomen dat misdadige lieden boven
plaatsen zouden kunnen zweven, waar
brandbare stoffen zijn opgeslagen en zoo
bet leven en den eigendom van het Engel-
Bche volk in gevaar zouden kunnen bren
gt-
De vermoedens, die gerezen waren, dat
•hc-t Japansche kabinet zou heen
gaan, zijn bewaarheid. Reeds is de nieuwe
minister-president aangewezen. Als zooda
nig zal optreden admiraal Namameto. Ba
ron Kato blijft minister van buitenland-
flehc zaken.
In Mozambique zijn onlangs ernsti
ge onlusten voorgekomen. In het
district Rampula waren de nederzettingen
der Europeanen overvallen, dorpen ge
plunderd, en tal van Europeanen gedood.
De gouverneur van Mozambique, overste
'Amoritu, seint nu naar Lissabon dat hij
IcDe daders, een bende v a n een v ij f-
'duiz en d m an, onder den invloedrijken
leider Rapana, heeft verslagen. 200 negers
zijn gedood. De Portugeezen hebben een
officier en 3 minderen verloren. 22 solda
ten zijn gewond.
Invaliditeits. en Ouderdoms-
verzekering.
1 De Minister bestreed in de zitting!
Van gisternamiddag het betoog van den heer
Pa l ijn omtrent de verhouding van de Rijks.
Verzekeringsbank en do Risieo.bank, daar.
bij ontkennend, den heer Patijn te hebben
beschuldigd onwaarheid te hebben gespro
ken.
Tegenover den heer Teenstra zette de
Minister nog eens uiteen, dat het uitblijven
Van een wetsontwerp landbouw.ongevallen-
Veizekering niet bewijst, dat de Rogec-iing
üio zaak niet zou willen, maar wijl niet tot
overeenstemming kon worden gekomen met
de belanghebbende landbouworganisaties,
die gehoord werden, en wol op twee hoofd
punten, n.l. een billijke regeling voor hen,
Üio niet bij de Landbouw.Oiiderlinge verze
kerd waren of willekeurig van verzekering
bij die Maatschappij werden uitgesloten.
Intusschen zit de Minister niet stil en
hooft hij thans een naar zijn overtuiging bil.
lij ko regeling ontworpon, waarmede men
hem echter nog eenigen tijd moet laten.
Verder bestreed de Minister nader de amen-
Üemcnten-De Visser en Treub, De zaak zelf
is hom sympathiek, maar vooral het stelsel-
Treub werkt inderdaad te storend en de Mi-
ïust-ör oordeelt, dat de voor deel en^ van het
systeem-Treub daartegen niet opwegen. Hoe
tóen de zaak ook neemt, de aanneming der
amendementen-Treub komen neer op stop
zetten van de behandeling van het ontwerp,
pmdat een geheele omwerking daarvan het
gevolg zou moeten zijn.
En de amendementen-De Visser blijft de
Minister oordeelen een bedenköljjken sprong
in het duister. Ook al sluiten die amende,
tóen ten zich door de jongste daarin ge
brachte wijzigingen beter aan bij het
[Rcgeeringsstelselblijft de Minister ze be
denkelijk achten.
Op de pertinente vraag van den heer De
Visser of de wiskundige adviseur de amen.
dementen zóó absoluut storend acht, ant
woordde de Minister, dat de berekeningen
van prof. Kluyver gebaseord zijn op het
vermoeden van toetreding van allen. En
als nu aan die toetreding onttrokken wordt
een greep, waaromtrent de wiskundige ad
viseur in het duister, tast, dan wordt wel
is waar do geheele financieelo basis niet in
de war gestuurd, maar wordt wel het fun.
(lament aan de financ.ieele berekeningen ont
nomen. De Minister zal noch de amende
menten-De Visser, noch die van den heèr
Tr»»ub onaanneemlijk verklaren, omdat deze
verzekering geen zaak is, die onder politie
ke; i drang moet- tot stand komen, maar onder,
eigen .verantwoordelijkheid van de Kamer.
Be-a proef te nemen echter met h?t stels-el-
Da "Visser kan door den Minister niet wor
den aanvaard, zijnde dat geen manier om
een zoo ingewikkelde en gewichtige zaak
iot stand te brengen.
Ten slotte verdedigde de Minister zijn
c-gen vyziging, waarbij beperkte risico.ovcr-
draebt in de wet wordt gebracht als zijnde
ni:t een sohijnmaatrege!, doch eenvoudig
een poging' om te gemoet te komen aan be
zwaren in en buiten de Kamer.
Is adat nog de heer Patijn het woord
had geveerd, werden door de he eren Do
Visser en Treub nader hun amende
menten verdedigd, waarbij dc heer De Vis
ser nog een wijziging aanbracht, waardoor
de .eventueelo schade, voortvloei?nde uit de
rifcioo-overdracht, niet ten laste zal komen
van dm serzekerde, maar door den Staat
aan dv Rijksbank wordt vergoed!
Do vergadering wordt verdaagd tot heden
als wanneer* de hoer Treub zijn rede zal
voort zet ten.
Vergadering van Dinsdagavond.
De Voorzitter, mr. W. J. van Wel
ti ere baron Rengcrs, zegt, dat de heer
Schimtoelpenninok van dor Oye wegens lichte
ongesteldheid verhinderd is het voorzitter
schap waar te nemen zoodat spr., als oudste
aanw czig lid dc vergadering moet leiden.
Ingekomen is bericht van het 'overlijden
van den Minister van Justitie, mr. E. R- II.
Reu out.
De Voorzitter spreekt een warm woord
van hulde arm de nagedachtenis van minister
Regout.
Voorgelezen wordt een schrijven van den
heer J. P. Havelaar, afgevaardigde voor
Zuid-Holland, waarin deze mededeelt, dat
hij wegens .toenemende hardhoorigheid zijn
niandaar moet neerleggen. De heer Have
laar heeft van 1902 ai' zitting voor Znid-
Holland en moest eerst in 191G aftreden,
zoodat voor zijn vacature een busschentijd-
sche verkiezing zal noodig zijn.
De V oorzitter zegt, dat - de vergade
ring dit besluit niet leedwezen zal vernemen.
De Voorzitter stelt voor, morgen en
overmorgen in de afdeclingen te onderzo >-
ken de rest der Staatsbegrooling, de begroo-
tingen van Suriname en Curasao, de begroo-
ting van do Landsdrukkerij en enkele klei
nere ontwerpen.
Daartoe v/ordt besloten. -
Vrijdagmorgen elf uren zal in openbare
vergadering worden begonnen met het al
gemeen debat over de Staatsbegrooting. Za
terdag en zoo noodig Maandag zal de be.
groot in er van Landbouw worden behandeld.
Jiot monster-proces dei* auto
bandieten.
De „Tel." verneemt langs telegrafischen
weg over het verhandelde op den achtsten
dag.
Voortzetting v an het
getuigenverhoo r.
De heer Hugues, schriftkundige, ver
klaart, dat een aan Dieudonné gericht te
legram door (Jallemin geschreven werd. Het
telegram luidde: „Wij verwachten u onmid
dellijk. Kom spoedig."
Deoelfde getuige verzekert, dat het Cal
lemin en De Boe waren, die zich te Am
sterdam onder valsclie namen inschreven.
De inspecteurs van den veiligheidsdienst
Berraz heeft Callemin den 7den April ge
arresteerd. Later bewaakte hij den beklaag
de, toen deze zich naar de instructie begaf.
De getuige verklaart, dat Callemin hem een
zeer zonderlinge bekentenis heeft afgelegd.
Hij zei de den inspecteur: „Gij hebt nooit
zooals ik honderden geweerschoten gelost."
Callemin voegde hieraan toe, dab de aan
slag in de rue Ordener niet veel resultaat
had geleverd en dat hij daarom besloten
had een wanhopigen slag te slaan. Dit was
de aanleiding der drama'6>van Montgeron
en Chantilly. Callemin zeide bovendien nog,
dat, indien hij en zijn vrienden op straat
verrast zouden zijn, zij in een winkel had
den willen vluchten ora daar een formeel
beleg te doorstaan. „Toen ik hiervan nota
nam zeide de inspecteur verklaarde
Callemin mij, dat, indien ik zijn woorden
overbracht, hij alles zon ontkennen."
Ook nu ontkent Callemin formeel alles,
wat de inspecteur zegt. „Deze politieman",
zegt hij, „is absoluut onbetrouwbaar."
Een garde republioain komt vc-rklaren,
dat hij Callemin tot den inspecteur Berraz
hoorden zeggen: „Nu Vertrouw ik u niet
langer."
Callemin: „Tk schertste."
De getuige: „Ik bemerkte daar niets
Tan."
Een andere garde heeft gehoord, dat Cal
lemin tot Berraz zeide,,Gij staat op te
goeden voet met den rechter. Ik vertrouw
u niet". Aan dezen getuige zou Callemin ook
gezegd hebben„Mijn hoofd is 100,000 francs
waard, dat van een gendarme 71 centimes.
Callemin bepaalt zich er toe te zeggen,
dat hij schertste.
Hierop wordt een. aanvang gemaakt met.
het verhoor der getuigen, betreffende den
aanslag der bandieten te XImes.
De heer Malbee verhaalt den diefstal van
dep automobiel, die te Avray-le-Duc werd
achtergelaten. Monod, dc auto-hersteller te
Avray«le-Duc, heeft de automobilisten tot
het station van Beaume begeleid. Hij ver
klaarde Dieudonné te erkennen, daar deze
hem ter betaling een biljet van 100 francs
ter hand heeft, gesteld.
Dieudonné: ,,Dat is onjuist. Ik bevond
mij dien dag te Parijs."
De president „Herkent gij nog andere
aangeklaagden 1"
De getuige: „Die daar was er ook bij
fhij wijst op Callemin). maar toen droeg
hij een lorgnet."
Callemin zet hierop de lorgnet van zijn
advocaat op en nu roept Monod uit: „Ja,
dat is hij."
Advocaat Boueheron- „Menschen, die
een lorgnet dragen, lijken allen iets op
elkander. Men heeft mij zelfs voor een der
bedrijvers van de misdaad te Chantilly
aangezien." (Algemeen gelach).
Monod zegt, dat in 2ijn rijtuig liaddeu
plaats genomen Dieudonné, Callemin, Gar-
nier, Bonnot en een vijfde individu, dat hij
niet in den persoon van De Boé herkende.
De zoon van Monod bevestigt de verkla
ringen van ziin vader.
Jules Tort, mechanicien te Avray-le-Duo
verklaart, dat Dieudonné den weg heeft ge
vraagd naar Beaume. Hij herkende Dieu
donné beslist.
De president: „Waar is Callemin?"
De getuige: „Daar ib hij."
En hij wijst Kihaltschiche aan, die, even
als Callemin geen baard draagt. Maar dan
bemerkt hij plotseling zijn vergissing; hij
monstert, met zijn oogen één voor één de
beklaagden en wijst dan Callemin aan.
De advocaat Moro Giafferi: „Dat is een
getuige, aan wien je wat hebt."
Victor Bondu, koffiehandelaar te Avray-
le-Duc, heeft de vijf verdachte auto-bandie
ten gezien. Hij herkent Dieudonné, na zich
eerst vergist te li ebben en Rodriguez te
hebben aangewezen.
Nu verschijnt mevrouw Dieudonné, eeht-
genoote van den beklaagde, yoor de balie,
Het is een nog jeugdige vrouw, een bmnette
met beschaafde, maar eenigszins vreesach
tige manieren.
De president: „Gij hebt uw echtgenoot-
verlaten om te gaan leven met Leralot en
daarna hebt gij u weer met uw man ver
zoend
Madame Dieudonné: „Ja, ik heb gehoor
gegeven aan het aandringen van mijn fa
milie."
De president: „Gij hebt met uw man het
bureau van „L'Anarchie" bezocht. Wie hebt
ge daar ontmoet?"
Madame Dieudonné: „Garnier, Callemin,
De Boé, Carouy en Medge."
De president: „Woonden ze daar?"
Madame Dieudonné: „Soms wel"
De president: „Besprak men daar het
geen door een ieder afzonderlijk werd buit
gemaakt?"
Madame Dieudonné: „Ja."
De president: „Bracht men daar wel eens
pakketten binnen?"
Madame Dieudonné: „Ja, maar ik wist
niet wat er in zat."
De getuige vertelt veryp1gens, dat zij
met Lerulot. gebroken heeft, naar aanleiding
van een hevigen woordentwist en dat zij
aan Callemin gevraagd heeft aan Dieudon
né het telegram te zenden, waarvan in den
loop der zitting s.Pra^e was en waarin
stond: „Wij wachten u met ongeduld; kom
onmiddellijk."
De president merkt op. dat Dieudonné
onmogelijk dern zin van dit telegram kon
begrijpen en hij is trouwens eerst acht da
gen later gekomen.
Mejuffr. Anna Lecoq was de vriendin
van Rodriguez, die vervolgd wordt wegens
hst helen van in de Rue Ordener gestolen
effecten.
De president: Heeft Rodriguez nooit
gelegenheid gehad, om u over deze zaak tc
spreken?"
Mademoiselle Lecoq: „Hij sprak er mij
wel van, maar trad nooit in bijzonderheden
en hij bepaalde er zich toe te zeggen, dat
het een brutaal stuk geweest was."
Rodriguez: „Ik wensch te weten met
welke gevoelens deze getuige op het oogen-
blik ten mijnen opzichte vervuld is."
De getuige: „Ik betreur het, u gekend
te hebben. Ik dacht, dat gij een fatsoen
lijke man waart."
Men hoort vervolgens de getuige over
den diefstal van de automobiel van Buis-
eon cn over den moord op den agent Gar
nier, op de Place du Havre gepleegd.
I)e heer Joseph Buisson, eigenaar van
de gestolen automobiel, woonachtig te
Saint Maude, herinnert er aan, dat zijn
rijtuig te Saint Orien teruggevonden werd,
en dat men beproefd heeft, het in brand
te steken.
De méchanicien Dorneau heeft het rij
tuig van Buisson gerepareerd en herken
de, toen men hem later de pliotografieën
toonde, Bonnot en Garnier. Bij een eerste
confrontatie heeft hij Callemin niet her
kend. Later is hij van meening veranderd,
toen hij een photografie gezien had, waar
op Callemin een bruinen pruik droeg.
De president: „Waar is onder de be
klaagden hij, dien gij herkend hebt?''
De getuige zoekt op de bank der be
klaagden.
Dan zegt de president: Callemin sta op
De advocaat Boueheron, tot den presi
dent: „Sta mij toe, u op te merken, dat
gij Callemin aan den getuige aauwijst."
De president: „Callemin boog het hoofd
en ds getuige moet hem kunnen zien, om
hem te herkennen
Tot den getuige: „Herkent gij Callemin?
Indien gij den minsten twijfel koestert,
moet gij het zeggen."
De getuige: Ik twijfel in het geheel
niet. Hij is het beslist, die mij 50 cent. mes
gaf voor het halen van een bus benzine.
De méchanicien Couteau herkent even
eens Callemin.
De architect Eugene Dorsman te Parijs,
zoon van onze vroege ren stadgenoot,
den heer Dorsman was tegenwoordig bij
liet c'rama ap Place du Havre. Hij ver
telt onder weT:© nrt «meligheden de auto
mobiel, die in volle vaart naderde, moest
stoppen.
De agent Garnier kwam tusachenbeide
maar werd door een- der automobilisten
doodelijk getroffen.
De getuige: Ik heb slechts een schaduw
gezien, maar bet was Callemin, die er het
meest op geleek.
De volgende getuige, Lucien Leroy, be
vestigt de verklaringen van den heer Dors-'
man en herkent zonder aarzelen Calle
min. dio, volgens hem, den agent Garnier,
doodschoot.
De president: „Zijt gij zeker, dat het
Callemin was?"
De getuige; „Absoluut zeker."
De president: „Uw getuigenis is zeer
ernstig en bij de instructie drukte gij u
niet zoo beslist uit."
He. getuige: „Hij is liet, dien ik herkend
heb."
De president: „Hebt gij ook de anderen
gezien
De getuige: „Later, bij het beschouwen,
der portretten, heb ik Garnier en Bonnot
herkend."
Nadat nog eenige getuigen, wier verkla
ringen van weinig belang zijn, gehoord
werden, wordt de zitting verdaagd.
Uitspraken van hei Kantongerecht
te Leidfio.
De kantonrechter veroordeelde:
Wegens dronkenschap bij herhaling: C«
S. tot 4 weken hechtenis; J. L. tot 3 da
gen hechtenis.
Wegens dronkenschapG. G. tot f 3 of
3 d. A. K. tot f 2 of 2 d.; J. H. R. tot
f 2 of 2 d. M. O. tot f 3 of 3 d. J. W. W.
tot f 3 of 3 d.W. N. van H. tot f 1 of
l d.; P. W. R. tot f 1 of 1 d.; W. v. K.
tot f 1 of 1 di; J. v. H. tot f 1 -f i d.;
S. Ie F. tot f l of 1 d.H. K. tot f 1 of
1 d.; J. R. tot f 2 of 2 d.; J. AN. tot
f 2 of 2 d. C. A.'v. d. P. tot f 2 of 2 d.
A. II. K. tot f 1 of 1 d.W. v. E. tot f 3
of 3 d.W. F. de la R. tot 2 maal f 3 of
2 maal 3 d.; J. van der L. tot 2 maal f 3
of 2 maal 3 d.P. L. tot f 1 of 1 d.A. K.
tot f 3 of ;i d.A. B. H. tot f 1 of l dl,
allen tc LeidenH. G. tot f 2 of 2 d.B.
Wtot f 2 of 2 d.A. van R. tot f 2 of 2 d.
P. T. tot f 3 of 3 d.F. de H. tot f 2 of
2 d., allen zonjer domicilie; J. S. tot f 2
of 2 d.A. S, tot f 3 of 3 d„ beiden te Sae
senheim; N R„ tot f 3 of 3 d.J. W. K. tot
f 2 of 2 d.; E. P. K. tot f 2 of 2 d., allen te
;s-GravenhageE. D. V., te Oegstgeest,
tot f 2 of 2 d.J. P. tot f 5 of 3 d. J. H.
tot f 2 of 2 d.E. M. tot f 2 of 2 d„ allen
te Katwijk-aan-Zee: C. de R., te Zoeter-
woude, tot f 2 of 2 d'.
Wd£rens dronkenschap en burengerucht:
J. de M., Wzn., te Rijnsburg, tot een geld
boete van f 3 en een Van f 1 of 2 maal
1 dag.
Wegens burengerucht: S. A., J. A„ K.
C. v. d. P., en A. de R. tot f 5 of 2 d.
P. L. tot f 3 of .2 d.
Wegens loopen op verboden grond: A.
Z„ te Rijnsburg, tot f 2 of 2 d.A. N. L.
te 's-Hage, tot f 2 of 2 d.J- S. en D. S.,
beiden te Katwijk, tot f' 2 of 2d.; A. A. J.
v. d. T., zonder domicilie, tot 2 maal f 2
of 2 maal 2 d.; P. W. tot 2 maal f 2 of
2 maal 2 d. P. W. tot f 2 of 2 d.J. dc
Y. tot f 2 of 2 d., allen te Hillegom; F. J.
B. tot f 2 of 2 d.M. v. d. B. Azn. tot' f 2
of 2 cl., beiden te Noordwijkerhout; H.
B., te Haarlem, tot 2 maal f 2 of 2 maal
2 clagen.
Wegens overtreding trekhor.denwetL.
C., te Leiden, tot f 1 of l d.
Wegens straatschenderij: J. O. Kzn. en
A. de V., te Katwijk-aan-Zee-, tot f 10 of
2 d. J. C. S. tot f 10 of 2 d. J. B te
Yoorhout, tot f 2 of 1 maandW. v. d. M.
Pzn. tot f 3 of 2 d.
Wegens overtreding Jachtwet: A. B.,
zonder domicilie .tot f 2 of 2 aagenL. V.
V., te Noordwijk, tot f 2 of 2 clagen; W.
v. d. A. Wzn., te Hillegom, tot f 2 of 2
dagen.
Wegens overtreding Visscherijwet: H. v.
L., tot f 3 of 3 dagen
Wegens overtreding Drankwet: J. v. R.,-
tot f 3 of 2 dagenII. V., tot f .1 of 1 dag.
Wegens overtreding Wapenwet: A. K. tot
f 3 of 2 clagen.
Wegens het hebben van een hond zonder
muilkorf en voertuig zonder licht: G. N.,
{Nadruk verboden).
10
Hij zette zich neer op een bank en begon
te lezen.
Daar stond het artikel, dat zijn schande
openbaar maakte.
Het gebeurde werd tot in de kleinste
bijzonderheden vermeld, zijn naam stond
er voluit bijmen noemde hem een avon
turier, een zwendelaar, een schelm
De letters dansten hem vuor de oogen.
Hij verfrommelde de courant en ver
trapte ze onder den voet.
Wanneer zijn moeder dat kon lezen,
dan zou de ongelukkige vrouw het zeker
besterven.
Bijna zou hij er God voor gedankt heb
ben, dat zij blind was, omdat het nood
lottige geheim nu beter voor haar bewaard
kon blijven.
Hij snelde voort en zocht de stille
'straten op. Hij beefde, wanneer er iemand
aankwam. Het was hem, alsof elke voor
bijganger hem met een spotlach nakeek.
Nog altijd klonk hem dat geroep in de
boren, dat het bericht zijner onteering
Verspreidde in alle hoeken der stad.
Lees het schandaal, het nieuwe schan
daal in de club van de VredestraatJ
Het w-as avond geworden.
Nu liep hij minder gevaar, bekenden te
bntmoeten.
Zonder het zelf te weten, slaat hij den
Weg m naar de straat Vintimille. Hij
Bluip in de schaduw voort als een boosdoe
ner, die vreest, op een misdaad betrapt te
zuilen worden. Gelukkig is de straat don
ker en eenzaam.
Op een hoek blijft hij staan en ziet naar
de derde verdieping van een huis. Geen
der venrters is verlichti
Mijn fee, mijn lentefee 1 komt het
stamelend van zijn lippen.
Eensklaps werd een der vensters ver
licht. Esn schaduw gleed over het gordijn.
Het hart van Laurent begon 6neller te
kloppen, een glimlach, een zachte glimlach
van vreugde en geluk tooide zijn bppen
De wanhoop is voor een oogenblik ran
•zijn. gelaat geweken.
Daar wordt het gordijn weggeschoven en
bót venster geopend. Een meisje vertoont
zich.
Het is M&rie-Rose.
Laurent slaakt een vreugdekreet als hij
haar herkent. Hij zal haar dan nog een
maal mogen zien. Zij het dan ook van
verre.
Hij wil echter niet door haar gezien
worden. Daarom wijkt hij zooveel moge
lijk in de schaduw terug. Misschien zal
zij zien, dat daar een man staat, maar
zij zal hem in geen geval herkennen, daar
toe is het te donker en is de afetand ts
groot.
Met de armen op het kozijn geleund,
steekt zij haar hoofd naar buiten. Het
volle licht der lamp valt op haar gelaat.
Laurent kan duidelijk haar trekken onder
scheiden. Daar neemt zij haar zakdoek en
drukt die voor de oogen. Zij weent! Welk
verdriet kan haar kwellen? Hij heeft groo-
ten lust haar toe te roepen:
Marie-Rose, waarom weent ge?
Maar neen, hij zwijgt.
Hij heeft het recht niet, haar te onder
vragen.
Eensklaps komt er een vreeselijk denk
beeld bij hem op.
Als zij eens wist...
Ja, ja, die couranten worden door ge
heel Parijs verkocht. Marie-Rose zal er
een in handen hebben gekregen, zij weet
allee. Daarom weent zij
Die gedachte maakt hem waanzinnig.
Hij snelt voort over de stille straat, hij
loopt zoo hard hij kan. Neen, neen, hij
heeft reeds te lang gewacht. Het leven is
te smartelijk voor hem. Spoedig, er moet
een einde aan komen.
Marie-Rose hoort zijn voetstappen over
de straatsteenen. Zij buigt zich voorover
uit het venster. Een angstkreet komt van
haar lippen. Zij sluit het venster, het licht
wordt uitgedoofd, allee is weer donker.
Als door een leger van demons vervolgd,
bereikt Laurent de Brusselscke straat en
ziin woning. In zijn kamer steekt hij de
lamp aan en valt op de sofa neer om tot
adem te komen. Hij wil niet, dat zijn plan
nogmaals zal mislukken, dat zijn hand zal
beven. Hij moet kalm zijn. Toen hij zijn
bedaardheid had herwonnen, trok hij zijn
jas en zijn vest uit en nam zijn revolver
van de schrijftafel.
Hij richtte het wapen op de plaats van
zijn hart.
Daarna sloeg hij zijn blik naar het por
tret, en een glimlach speelde om zijn
mond.
Zacht herhaalde hij:
Mijn fee, mijn lentefee. Ik bemin je,
ik bemin je hoven alios ter wereld!
Daarna sloeg hij zijn vinger aan den
trekker.
Het schot viel.
De liefde sterker dan de dood.
Te Compiogne, waar zijn regiment in
garnizoen lag, had Laurent met Marie-
Rose kennis gemaakt. Hij ontmoette haar
verscheiden malen als zij wandelde met een
oude dienstbode, Martine genaamd.
Haar schoonheid had hem getroffen.
Zonder veel moeite vernam hij, wie zij was
De vader van Marie-Rose was kapitein
bij een linie-regiment, eveneens te Com-
piègne in garnizoen.
Laurent maakte kennis met hem en zon
der juist een intieme vriend van hem te
worden, werd hij toch ten huize van den
kapitein ontvangen, en leerde hij Marie-
Rose nader kennen.
Hij ontdekte weldra, dat zij even edel
en zacht van karakter als schoon va-n
uiterlijk was, en zijn hart ontbrandde in
liefde voor haar.
Reeds ontelbare liefdesavonturen had
hij gehad, maar hoe vrijmoedig, vermetel
zelfs hij tegenover andere vrouwen was ge
weest, zoo bedeesd was hij tegenover Ma
rie-Rose, die hij oprecht beminde. Hij
durfde haar zijn liefde niet bekennen.
Herhaalde malen was hij met haar alleen
geweest, telkens had de bekentenis van zijn
hartsgeheim hem op de lippen gelegen,
maar wanneer het beslissende oogenblik
daar was, kon hij geen woorden vinden.
Daarbij kwelde hem voortdurend de
vraag, zij zijn liefde wel beantwoordde.
Wel had hij bemerkt, dat zij bloosde,
wanneer hij haar aanzag, dat zij stil en
in gedachten verzonken was in zijn tegen
woordigheid; maar toch twijfelde hij, of
zij aan zijn liefde een gunstig oor zou
verleenen.
Toen begon eensklaps zijn wanordelijk,
losbandig leven, zijn herhaalde speelschul
den en zijn poging tot zelfmoord, gevolgd
door ontslag uit den dienst.
Hij bleef te Compiègne ziek liggen.
Zoodra hij hersteld was en uit kon gaan,
begaf hij zich naar kapitein Yeliadier, den
vader van Marie-Rose.
Deze had zijn pensioen aangevraagd en
gekregen en maakte zich gereed om Com
piègne te verlaten. Zijn pensioen was
ontoereikend om in zijn levensonderhoud
te voorzien cn hij was door zijn broeder
in dien6 zaak te Parijs opgenomen.
De kapitein en Marie-Rose waren bezig
hun koffers te pakken, toen graaf Lau
rent do Soulaines door Martin© -werd
aangediend.
Het gezicht van den kapitein betrok;
dit bezoek scheen hem verre van welkom
te zijn. Marie-Rose wendde het hoofd af
en pinkte een traan weg. Kapitein Vella-
dier nam zijn dochter in de armen en
kuste baar teeder.
Ga, mijn kind, zei hij, en laafe
mij met hem alleen. Waarom weent go?
Go hebt hem dan wel lief
Ik bemin hem met geheel mijn hart.
Wees niet te streng tegen hem, vader.
(Wordt vervolgd.)