16251 L^ÏBSöH DAdELlO, Woensdag 12 Februari. Derde Blad. Anno 1913 Buitenlandseh Overzieht. Tweede Kamer. Eerste Kamer. Uit de. Rechtzaal. FEUILLETON. Wraak. Ons overzicht zal ditmaal kort zijn. Den opstand in Mexico zullen we ditmaal af zonderlijk behandelen en dan re6t ons niet tveel meer. Engeland heeft een wet op de lucht vaart gekregen. In tweede lezing nam ■het Lagerhuis die wet aan. Zij geeft den autoriteiten de bevoegdheid in ^het belang van de veiligheid of de verdediging van het land de luchtvaart boven zekere landstre ken te verbieden en terreinen aan te wij zen, waarbinnen luchtschepen en vliegtoe stellen die van het buitenland komen, zul len moeten landen. Indien aan de bepalin gen der wet niet zou worden voldaan en aan de aangegeven signalen geen aandacht wordt geschonken, zal op de luchtschepen, ballons of vliegtoestellen kunnen worden 'geschoten. Minister Seely wees er op dat de wet volstrekt niet tegen eenige buitenlandsche mogendheid is gericht, maar alleen ten doel heeft te voorkomen dat misdadige lieden boven plaatsen zouden kunnen zweven, waar brandbare stoffen zijn opgeslagen en zoo bet leven en den eigendom van het Engel- Bche volk in gevaar zouden kunnen bren gt- De vermoedens, die gerezen waren, dat •hc-t Japansche kabinet zou heen gaan, zijn bewaarheid. Reeds is de nieuwe minister-president aangewezen. Als zooda nig zal optreden admiraal Namameto. Ba ron Kato blijft minister van buitenland- flehc zaken. In Mozambique zijn onlangs ernsti ge onlusten voorgekomen. In het district Rampula waren de nederzettingen der Europeanen overvallen, dorpen ge plunderd, en tal van Europeanen gedood. De gouverneur van Mozambique, overste 'Amoritu, seint nu naar Lissabon dat hij IcDe daders, een bende v a n een v ij f- 'duiz en d m an, onder den invloedrijken leider Rapana, heeft verslagen. 200 negers zijn gedood. De Portugeezen hebben een officier en 3 minderen verloren. 22 solda ten zijn gewond. Invaliditeits. en Ouderdoms- verzekering. 1 De Minister bestreed in de zitting! Van gisternamiddag het betoog van den heer Pa l ijn omtrent de verhouding van de Rijks. Verzekeringsbank en do Risieo.bank, daar. bij ontkennend, den heer Patijn te hebben beschuldigd onwaarheid te hebben gespro ken. Tegenover den heer Teenstra zette de Minister nog eens uiteen, dat het uitblijven Van een wetsontwerp landbouw.ongevallen- Veizekering niet bewijst, dat de Rogec-iing üio zaak niet zou willen, maar wijl niet tot overeenstemming kon worden gekomen met de belanghebbende landbouworganisaties, die gehoord werden, en wol op twee hoofd punten, n.l. een billijke regeling voor hen, Üio niet bij de Landbouw.Oiiderlinge verze kerd waren of willekeurig van verzekering bij die Maatschappij werden uitgesloten. Intusschen zit de Minister niet stil en hooft hij thans een naar zijn overtuiging bil. lij ko regeling ontworpon, waarmede men hem echter nog eenigen tijd moet laten. Verder bestreed de Minister nader de amen- Üemcnten-De Visser en Treub, De zaak zelf is hom sympathiek, maar vooral het stelsel- Treub werkt inderdaad te storend en de Mi- ïust-ör oordeelt, dat de voor deel en^ van het systeem-Treub daartegen niet opwegen. Hoe tóen de zaak ook neemt, de aanneming der amendementen-Treub komen neer op stop zetten van de behandeling van het ontwerp, pmdat een geheele omwerking daarvan het gevolg zou moeten zijn. En de amendementen-De Visser blijft de Minister oordeelen een bedenköljjken sprong in het duister. Ook al sluiten die amende, tóen ten zich door de jongste daarin ge brachte wijzigingen beter aan bij het [Rcgeeringsstelselblijft de Minister ze be denkelijk achten. Op de pertinente vraag van den heer De Visser of de wiskundige adviseur de amen. dementen zóó absoluut storend acht, ant woordde de Minister, dat de berekeningen van prof. Kluyver gebaseord zijn op het vermoeden van toetreding van allen. En als nu aan die toetreding onttrokken wordt een greep, waaromtrent de wiskundige ad viseur in het duister, tast, dan wordt wel is waar do geheele financieelo basis niet in de war gestuurd, maar wordt wel het fun. (lament aan de financ.ieele berekeningen ont nomen. De Minister zal noch de amende menten-De Visser, noch die van den heèr Tr»»ub onaanneemlijk verklaren, omdat deze verzekering geen zaak is, die onder politie ke; i drang moet- tot stand komen, maar onder, eigen .verantwoordelijkheid van de Kamer. Be-a proef te nemen echter met h?t stels-el- Da "Visser kan door den Minister niet wor den aanvaard, zijnde dat geen manier om een zoo ingewikkelde en gewichtige zaak iot stand te brengen. Ten slotte verdedigde de Minister zijn c-gen vyziging, waarbij beperkte risico.ovcr- draebt in de wet wordt gebracht als zijnde ni:t een sohijnmaatrege!, doch eenvoudig een poging' om te gemoet te komen aan be zwaren in en buiten de Kamer. Is adat nog de heer Patijn het woord had geveerd, werden door de he eren Do Visser en Treub nader hun amende menten verdedigd, waarbij dc heer De Vis ser nog een wijziging aanbracht, waardoor de .eventueelo schade, voortvloei?nde uit de rifcioo-overdracht, niet ten laste zal komen van dm serzekerde, maar door den Staat aan dv Rijksbank wordt vergoed! Do vergadering wordt verdaagd tot heden als wanneer* de hoer Treub zijn rede zal voort zet ten. Vergadering van Dinsdagavond. De Voorzitter, mr. W. J. van Wel ti ere baron Rengcrs, zegt, dat de heer Schimtoelpenninok van dor Oye wegens lichte ongesteldheid verhinderd is het voorzitter schap waar te nemen zoodat spr., als oudste aanw czig lid dc vergadering moet leiden. Ingekomen is bericht van het 'overlijden van den Minister van Justitie, mr. E. R- II. Reu out. De Voorzitter spreekt een warm woord van hulde arm de nagedachtenis van minister Regout. Voorgelezen wordt een schrijven van den heer J. P. Havelaar, afgevaardigde voor Zuid-Holland, waarin deze mededeelt, dat hij wegens .toenemende hardhoorigheid zijn niandaar moet neerleggen. De heer Have laar heeft van 1902 ai' zitting voor Znid- Holland en moest eerst in 191G aftreden, zoodat voor zijn vacature een busschentijd- sche verkiezing zal noodig zijn. De V oorzitter zegt, dat - de vergade ring dit besluit niet leedwezen zal vernemen. De Voorzitter stelt voor, morgen en overmorgen in de afdeclingen te onderzo >- ken de rest der Staatsbegrooling, de begroo- tingen van Suriname en Curasao, de begroo- ting van do Landsdrukkerij en enkele klei nere ontwerpen. Daartoe v/ordt besloten. - Vrijdagmorgen elf uren zal in openbare vergadering worden begonnen met het al gemeen debat over de Staatsbegrooting. Za terdag en zoo noodig Maandag zal de be. groot in er van Landbouw worden behandeld. Jiot monster-proces dei* auto bandieten. De „Tel." verneemt langs telegrafischen weg over het verhandelde op den achtsten dag. Voortzetting v an het getuigenverhoo r. De heer Hugues, schriftkundige, ver klaart, dat een aan Dieudonné gericht te legram door (Jallemin geschreven werd. Het telegram luidde: „Wij verwachten u onmid dellijk. Kom spoedig." Deoelfde getuige verzekert, dat het Cal lemin en De Boe waren, die zich te Am sterdam onder valsclie namen inschreven. De inspecteurs van den veiligheidsdienst Berraz heeft Callemin den 7den April ge arresteerd. Later bewaakte hij den beklaag de, toen deze zich naar de instructie begaf. De getuige verklaart, dat Callemin hem een zeer zonderlinge bekentenis heeft afgelegd. Hij zei de den inspecteur: „Gij hebt nooit zooals ik honderden geweerschoten gelost." Callemin voegde hieraan toe, dab de aan slag in de rue Ordener niet veel resultaat had geleverd en dat hij daarom besloten had een wanhopigen slag te slaan. Dit was de aanleiding der drama'6>van Montgeron en Chantilly. Callemin zeide bovendien nog, dat, indien hij en zijn vrienden op straat verrast zouden zijn, zij in een winkel had den willen vluchten ora daar een formeel beleg te doorstaan. „Toen ik hiervan nota nam zeide de inspecteur verklaarde Callemin mij, dat, indien ik zijn woorden overbracht, hij alles zon ontkennen." Ook nu ontkent Callemin formeel alles, wat de inspecteur zegt. „Deze politieman", zegt hij, „is absoluut onbetrouwbaar." Een garde republioain komt vc-rklaren, dat hij Callemin tot den inspecteur Berraz hoorden zeggen: „Nu Vertrouw ik u niet langer." Callemin: „Tk schertste." De getuige: „Ik bemerkte daar niets Tan." Een andere garde heeft gehoord, dat Cal lemin tot Berraz zeide,,Gij staat op te goeden voet met den rechter. Ik vertrouw u niet". Aan dezen getuige zou Callemin ook gezegd hebben„Mijn hoofd is 100,000 francs waard, dat van een gendarme 71 centimes. Callemin bepaalt zich er toe te zeggen, dat hij schertste. Hierop wordt een. aanvang gemaakt met. het verhoor der getuigen, betreffende den aanslag der bandieten te XImes. De heer Malbee verhaalt den diefstal van dep automobiel, die te Avray-le-Duc werd achtergelaten. Monod, dc auto-hersteller te Avray«le-Duc, heeft de automobilisten tot het station van Beaume begeleid. Hij ver klaarde Dieudonné te erkennen, daar deze hem ter betaling een biljet van 100 francs ter hand heeft, gesteld. Dieudonné: ,,Dat is onjuist. Ik bevond mij dien dag te Parijs." De president „Herkent gij nog andere aangeklaagden 1" De getuige: „Die daar was er ook bij fhij wijst op Callemin). maar toen droeg hij een lorgnet." Callemin zet hierop de lorgnet van zijn advocaat op en nu roept Monod uit: „Ja, dat is hij." Advocaat Boueheron- „Menschen, die een lorgnet dragen, lijken allen iets op elkander. Men heeft mij zelfs voor een der bedrijvers van de misdaad te Chantilly aangezien." (Algemeen gelach). Monod zegt, dat in 2ijn rijtuig liaddeu plaats genomen Dieudonné, Callemin, Gar- nier, Bonnot en een vijfde individu, dat hij niet in den persoon van De Boé herkende. De zoon van Monod bevestigt de verkla ringen van ziin vader. Jules Tort, mechanicien te Avray-le-Duo verklaart, dat Dieudonné den weg heeft ge vraagd naar Beaume. Hij herkende Dieu donné beslist. De president: „Waar is Callemin?" De getuige: „Daar ib hij." En hij wijst Kihaltschiche aan, die, even als Callemin geen baard draagt. Maar dan bemerkt hij plotseling zijn vergissing; hij monstert, met zijn oogen één voor één de beklaagden en wijst dan Callemin aan. De advocaat Moro Giafferi: „Dat is een getuige, aan wien je wat hebt." Victor Bondu, koffiehandelaar te Avray- le-Duc, heeft de vijf verdachte auto-bandie ten gezien. Hij herkent Dieudonné, na zich eerst vergist te li ebben en Rodriguez te hebben aangewezen. Nu verschijnt mevrouw Dieudonné, eeht- genoote van den beklaagde, yoor de balie, Het is een nog jeugdige vrouw, een bmnette met beschaafde, maar eenigszins vreesach tige manieren. De president: „Gij hebt uw echtgenoot- verlaten om te gaan leven met Leralot en daarna hebt gij u weer met uw man ver zoend Madame Dieudonné: „Ja, ik heb gehoor gegeven aan het aandringen van mijn fa milie." De president: „Gij hebt met uw man het bureau van „L'Anarchie" bezocht. Wie hebt ge daar ontmoet?" Madame Dieudonné: „Garnier, Callemin, De Boé, Carouy en Medge." De president: „Woonden ze daar?" Madame Dieudonné: „Soms wel" De president: „Besprak men daar het geen door een ieder afzonderlijk werd buit gemaakt?" Madame Dieudonné: „Ja." De president: „Bracht men daar wel eens pakketten binnen?" Madame Dieudonné: „Ja, maar ik wist niet wat er in zat." De getuige vertelt veryp1gens, dat zij met Lerulot. gebroken heeft, naar aanleiding van een hevigen woordentwist en dat zij aan Callemin gevraagd heeft aan Dieudon né het telegram te zenden, waarvan in den loop der zitting s.Pra^e was en waarin stond: „Wij wachten u met ongeduld; kom onmiddellijk." De president merkt op. dat Dieudonné onmogelijk dern zin van dit telegram kon begrijpen en hij is trouwens eerst acht da gen later gekomen. Mejuffr. Anna Lecoq was de vriendin van Rodriguez, die vervolgd wordt wegens hst helen van in de Rue Ordener gestolen effecten. De president: Heeft Rodriguez nooit gelegenheid gehad, om u over deze zaak tc spreken?" Mademoiselle Lecoq: „Hij sprak er mij wel van, maar trad nooit in bijzonderheden en hij bepaalde er zich toe te zeggen, dat het een brutaal stuk geweest was." Rodriguez: „Ik wensch te weten met welke gevoelens deze getuige op het oogen- blik ten mijnen opzichte vervuld is." De getuige: „Ik betreur het, u gekend te hebben. Ik dacht, dat gij een fatsoen lijke man waart." Men hoort vervolgens de getuige over den diefstal van de automobiel van Buis- eon cn over den moord op den agent Gar nier, op de Place du Havre gepleegd. I)e heer Joseph Buisson, eigenaar van de gestolen automobiel, woonachtig te Saint Maude, herinnert er aan, dat zijn rijtuig te Saint Orien teruggevonden werd, en dat men beproefd heeft, het in brand te steken. De méchanicien Dorneau heeft het rij tuig van Buisson gerepareerd en herken de, toen men hem later de pliotografieën toonde, Bonnot en Garnier. Bij een eerste confrontatie heeft hij Callemin niet her kend. Later is hij van meening veranderd, toen hij een photografie gezien had, waar op Callemin een bruinen pruik droeg. De president: „Waar is onder de be klaagden hij, dien gij herkend hebt?'' De getuige zoekt op de bank der be klaagden. Dan zegt de president: Callemin sta op De advocaat Boueheron, tot den presi dent: „Sta mij toe, u op te merken, dat gij Callemin aan den getuige aauwijst." De president: „Callemin boog het hoofd en ds getuige moet hem kunnen zien, om hem te herkennen Tot den getuige: „Herkent gij Callemin? Indien gij den minsten twijfel koestert, moet gij het zeggen." De getuige: Ik twijfel in het geheel niet. Hij is het beslist, die mij 50 cent. mes gaf voor het halen van een bus benzine. De méchanicien Couteau herkent even eens Callemin. De architect Eugene Dorsman te Parijs, zoon van onze vroege ren stadgenoot, den heer Dorsman was tegenwoordig bij liet c'rama ap Place du Havre. Hij ver telt onder weT:© nrt «meligheden de auto mobiel, die in volle vaart naderde, moest stoppen. De agent Garnier kwam tusachenbeide maar werd door een- der automobilisten doodelijk getroffen. De getuige: Ik heb slechts een schaduw gezien, maar bet was Callemin, die er het meest op geleek. De volgende getuige, Lucien Leroy, be vestigt de verklaringen van den heer Dors-' man en herkent zonder aarzelen Calle min. dio, volgens hem, den agent Garnier, doodschoot. De president: „Zijt gij zeker, dat het Callemin was?" De getuige; „Absoluut zeker." De president: „Uw getuigenis is zeer ernstig en bij de instructie drukte gij u niet zoo beslist uit." He. getuige: „Hij is liet, dien ik herkend heb." De president: „Hebt gij ook de anderen gezien De getuige: „Later, bij het beschouwen, der portretten, heb ik Garnier en Bonnot herkend." Nadat nog eenige getuigen, wier verkla ringen van weinig belang zijn, gehoord werden, wordt de zitting verdaagd. Uitspraken van hei Kantongerecht te Leidfio. De kantonrechter veroordeelde: Wegens dronkenschap bij herhaling: C« S. tot 4 weken hechtenis; J. L. tot 3 da gen hechtenis. Wegens dronkenschapG. G. tot f 3 of 3 d. A. K. tot f 2 of 2 d.; J. H. R. tot f 2 of 2 d. M. O. tot f 3 of 3 d. J. W. W. tot f 3 of 3 d.W. N. van H. tot f 1 of l d.; P. W. R. tot f 1 of 1 d.; W. v. K. tot f 1 of 1 di; J. v. H. tot f 1 -f i d.; S. Ie F. tot f l of 1 d.H. K. tot f 1 of 1 d.; J. R. tot f 2 of 2 d.; J. AN. tot f 2 of 2 d. C. A.'v. d. P. tot f 2 of 2 d. A. II. K. tot f 1 of 1 d.W. v. E. tot f 3 of 3 d.W. F. de la R. tot 2 maal f 3 of 2 maal 3 d.; J. van der L. tot 2 maal f 3 of 2 maal 3 d.P. L. tot f 1 of 1 d.A. K. tot f 3 of ;i d.A. B. H. tot f 1 of l dl, allen tc LeidenH. G. tot f 2 of 2 d.B. Wtot f 2 of 2 d.A. van R. tot f 2 of 2 d. P. T. tot f 3 of 3 d.F. de H. tot f 2 of 2 d., allen zonjer domicilie; J. S. tot f 2 of 2 d.A. S, tot f 3 of 3 d„ beiden te Sae senheim; N R„ tot f 3 of 3 d.J. W. K. tot f 2 of 2 d.; E. P. K. tot f 2 of 2 d., allen te ;s-GravenhageE. D. V., te Oegstgeest, tot f 2 of 2 d.J. P. tot f 5 of 3 d. J. H. tot f 2 of 2 d.E. M. tot f 2 of 2 d„ allen te Katwijk-aan-Zee: C. de R., te Zoeter- woude, tot f 2 of 2 d'. Wd£rens dronkenschap en burengerucht: J. de M., Wzn., te Rijnsburg, tot een geld boete van f 3 en een Van f 1 of 2 maal 1 dag. Wegens burengerucht: S. A., J. A„ K. C. v. d. P., en A. de R. tot f 5 of 2 d. P. L. tot f 3 of .2 d. Wegens loopen op verboden grond: A. Z„ te Rijnsburg, tot f 2 of 2 d.A. N. L. te 's-Hage, tot f 2 of 2 d.J- S. en D. S., beiden te Katwijk, tot f' 2 of 2d.; A. A. J. v. d. T., zonder domicilie, tot 2 maal f 2 of 2 maal 2 d.; P. W. tot 2 maal f 2 of 2 maal 2 d. P. W. tot f 2 of 2 d.J. dc Y. tot f 2 of 2 d., allen te Hillegom; F. J. B. tot f 2 of 2 d.M. v. d. B. Azn. tot' f 2 of 2 cl., beiden te Noordwijkerhout; H. B., te Haarlem, tot 2 maal f 2 of 2 maal 2 clagen. Wegens overtreding trekhor.denwetL. C., te Leiden, tot f 1 of l d. Wegens straatschenderij: J. O. Kzn. en A. de V., te Katwijk-aan-Zee-, tot f 10 of 2 d. J. C. S. tot f 10 of 2 d. J. B te Yoorhout, tot f 2 of 1 maandW. v. d. M. Pzn. tot f 3 of 2 d. Wegens overtreding Jachtwet: A. B., zonder domicilie .tot f 2 of 2 aagenL. V. V., te Noordwijk, tot f 2 of 2 clagen; W. v. d. A. Wzn., te Hillegom, tot f 2 of 2 dagen. Wegens overtreding Visscherijwet: H. v. L., tot f 3 of 3 dagen Wegens overtreding Drankwet: J. v. R.,- tot f 3 of 2 dagenII. V., tot f .1 of 1 dag. Wegens overtreding Wapenwet: A. K. tot f 3 of 2 clagen. Wegens het hebben van een hond zonder muilkorf en voertuig zonder licht: G. N., {Nadruk verboden). 10 Hij zette zich neer op een bank en begon te lezen. Daar stond het artikel, dat zijn schande openbaar maakte. Het gebeurde werd tot in de kleinste bijzonderheden vermeld, zijn naam stond er voluit bijmen noemde hem een avon turier, een zwendelaar, een schelm De letters dansten hem vuor de oogen. Hij verfrommelde de courant en ver trapte ze onder den voet. Wanneer zijn moeder dat kon lezen, dan zou de ongelukkige vrouw het zeker besterven. Bijna zou hij er God voor gedankt heb ben, dat zij blind was, omdat het nood lottige geheim nu beter voor haar bewaard kon blijven. Hij snelde voort en zocht de stille 'straten op. Hij beefde, wanneer er iemand aankwam. Het was hem, alsof elke voor bijganger hem met een spotlach nakeek. Nog altijd klonk hem dat geroep in de boren, dat het bericht zijner onteering Verspreidde in alle hoeken der stad. Lees het schandaal, het nieuwe schan daal in de club van de VredestraatJ Het w-as avond geworden. Nu liep hij minder gevaar, bekenden te bntmoeten. Zonder het zelf te weten, slaat hij den Weg m naar de straat Vintimille. Hij Bluip in de schaduw voort als een boosdoe ner, die vreest, op een misdaad betrapt te zuilen worden. Gelukkig is de straat don ker en eenzaam. Op een hoek blijft hij staan en ziet naar de derde verdieping van een huis. Geen der venrters is verlichti Mijn fee, mijn lentefee 1 komt het stamelend van zijn lippen. Eensklaps werd een der vensters ver licht. Esn schaduw gleed over het gordijn. Het hart van Laurent begon 6neller te kloppen, een glimlach, een zachte glimlach van vreugde en geluk tooide zijn bppen De wanhoop is voor een oogenblik ran •zijn. gelaat geweken. Daar wordt het gordijn weggeschoven en bót venster geopend. Een meisje vertoont zich. Het is M&rie-Rose. Laurent slaakt een vreugdekreet als hij haar herkent. Hij zal haar dan nog een maal mogen zien. Zij het dan ook van verre. Hij wil echter niet door haar gezien worden. Daarom wijkt hij zooveel moge lijk in de schaduw terug. Misschien zal zij zien, dat daar een man staat, maar zij zal hem in geen geval herkennen, daar toe is het te donker en is de afetand ts groot. Met de armen op het kozijn geleund, steekt zij haar hoofd naar buiten. Het volle licht der lamp valt op haar gelaat. Laurent kan duidelijk haar trekken onder scheiden. Daar neemt zij haar zakdoek en drukt die voor de oogen. Zij weent! Welk verdriet kan haar kwellen? Hij heeft groo- ten lust haar toe te roepen: Marie-Rose, waarom weent ge? Maar neen, hij zwijgt. Hij heeft het recht niet, haar te onder vragen. Eensklaps komt er een vreeselijk denk beeld bij hem op. Als zij eens wist... Ja, ja, die couranten worden door ge heel Parijs verkocht. Marie-Rose zal er een in handen hebben gekregen, zij weet allee. Daarom weent zij Die gedachte maakt hem waanzinnig. Hij snelt voort over de stille straat, hij loopt zoo hard hij kan. Neen, neen, hij heeft reeds te lang gewacht. Het leven is te smartelijk voor hem. Spoedig, er moet een einde aan komen. Marie-Rose hoort zijn voetstappen over de straatsteenen. Zij buigt zich voorover uit het venster. Een angstkreet komt van haar lippen. Zij sluit het venster, het licht wordt uitgedoofd, allee is weer donker. Als door een leger van demons vervolgd, bereikt Laurent de Brusselscke straat en ziin woning. In zijn kamer steekt hij de lamp aan en valt op de sofa neer om tot adem te komen. Hij wil niet, dat zijn plan nogmaals zal mislukken, dat zijn hand zal beven. Hij moet kalm zijn. Toen hij zijn bedaardheid had herwonnen, trok hij zijn jas en zijn vest uit en nam zijn revolver van de schrijftafel. Hij richtte het wapen op de plaats van zijn hart. Daarna sloeg hij zijn blik naar het por tret, en een glimlach speelde om zijn mond. Zacht herhaalde hij: Mijn fee, mijn lentefee. Ik bemin je, ik bemin je hoven alios ter wereld! Daarna sloeg hij zijn vinger aan den trekker. Het schot viel. De liefde sterker dan de dood. Te Compiogne, waar zijn regiment in garnizoen lag, had Laurent met Marie- Rose kennis gemaakt. Hij ontmoette haar verscheiden malen als zij wandelde met een oude dienstbode, Martine genaamd. Haar schoonheid had hem getroffen. Zonder veel moeite vernam hij, wie zij was De vader van Marie-Rose was kapitein bij een linie-regiment, eveneens te Com- piègne in garnizoen. Laurent maakte kennis met hem en zon der juist een intieme vriend van hem te worden, werd hij toch ten huize van den kapitein ontvangen, en leerde hij Marie- Rose nader kennen. Hij ontdekte weldra, dat zij even edel en zacht van karakter als schoon va-n uiterlijk was, en zijn hart ontbrandde in liefde voor haar. Reeds ontelbare liefdesavonturen had hij gehad, maar hoe vrijmoedig, vermetel zelfs hij tegenover andere vrouwen was ge weest, zoo bedeesd was hij tegenover Ma rie-Rose, die hij oprecht beminde. Hij durfde haar zijn liefde niet bekennen. Herhaalde malen was hij met haar alleen geweest, telkens had de bekentenis van zijn hartsgeheim hem op de lippen gelegen, maar wanneer het beslissende oogenblik daar was, kon hij geen woorden vinden. Daarbij kwelde hem voortdurend de vraag, zij zijn liefde wel beantwoordde. Wel had hij bemerkt, dat zij bloosde, wanneer hij haar aanzag, dat zij stil en in gedachten verzonken was in zijn tegen woordigheid; maar toch twijfelde hij, of zij aan zijn liefde een gunstig oor zou verleenen. Toen begon eensklaps zijn wanordelijk, losbandig leven, zijn herhaalde speelschul den en zijn poging tot zelfmoord, gevolgd door ontslag uit den dienst. Hij bleef te Compiègne ziek liggen. Zoodra hij hersteld was en uit kon gaan, begaf hij zich naar kapitein Yeliadier, den vader van Marie-Rose. Deze had zijn pensioen aangevraagd en gekregen en maakte zich gereed om Com piègne te verlaten. Zijn pensioen was ontoereikend om in zijn levensonderhoud te voorzien cn hij was door zijn broeder in dien6 zaak te Parijs opgenomen. De kapitein en Marie-Rose waren bezig hun koffers te pakken, toen graaf Lau rent do Soulaines door Martin© -werd aangediend. Het gezicht van den kapitein betrok; dit bezoek scheen hem verre van welkom te zijn. Marie-Rose wendde het hoofd af en pinkte een traan weg. Kapitein Vella- dier nam zijn dochter in de armen en kuste baar teeder. Ga, mijn kind, zei hij, en laafe mij met hem alleen. Waarom weent go? Go hebt hem dan wel lief Ik bemin hem met geheel mijn hart. Wees niet te streng tegen hem, vader. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 9