Ea!E5ZBS€?H BAGBSJIB, baandag* 10 fetrnari. Tweede Blad.
Telegrammen.
FEUILLETON,
W raak.
Anno
No. 16240.
De Ba3& a ft kwestie.
D e s t t ij d b ij G a 11 i p o 1 U
KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.)
Volgens de „Ikdam" zijn de posities, die
)de Turken aanvankelijk ontruimd hebben,
hernomen na een hevig" gevecht bij Ka vak,
waarop de vijand zich terugtrok met gTooté
verliezen.
KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.)
Het troepentransport naar Rodosto en Gal-
Iipoli duurde ook gisteren voort. Een ge-
idoeite dezer detachementen, gedeeltelijk
door Koerdische ongeregelde troepen ge
vormd, is eergisteren naar Media overge
bracht. Het legerbestuur requireert de
meeste stoomschepen, die dienst doen op
kien Bosporus. Het Koerden-hoofd, Moura-
dod Kebichan, heeft een oproep aan alle
Koerden gepubliceerd, waarin hij hun aan
spoort, voor het vaderland te sterven. Vol
gens de „Tasivire Efkiar" zouden er vlieg
machines boven de .Tchataldja-linie ma
noeuvreeren.
KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.)
Officieel wordt ontkend, dat de Dardanel-
lon gesloten werden. De politie verbande
negen Bulgaren en arresteerde, er 200.
De oude brug over de Gouden Hoorn
werd gedemonteerd en zal naar Rodosto
gesleept worden, waar zij moet dienen als
pontonbrug bij het ontschepen.
Ind e Tcha taid j a-linie.
KONSTANTINOPEL, 6 Febr. (Offic.
R. O.) Heden hadden aan gene zijde van de
Tchataidja-linie kleine gevechten plaats. Do
iTurksche troepen aan den linkervleugel
.oefenen druk op den vijand uit. Scher
mutselingen, die geen resultaat opleverden,
hadden plaats bij Xamila en Gallipoli.
Adrianopel blijft nog steeds dapper de aan
vallen van den vijand afslaan. Het vuur
van de schepen „Idjalie" en j.Moussou"
vernielde de vijandelijke positie aan de
kust van Silivri. De Turksche cavalerie
idrong door tot Bourgas. Ontschepingen
van infanterie hadden plaats bij Jsouranj..
Een deel der infanterie is te Piganos ge
bleven.
SOFIA, 9 Febr. (R. O.) De Turken vie
len de Bulgaren in de buurt van Boulair
aan. Het gevecht duurde tot 3 uur in den,
middag. De Bulgaarsche troepen boden
den vijand wanhopigen tegenstand. Deze
werd teruggeworpen en zelfs achtervolgd
tot onder de forten van Boulair. Het aan
tal doodeai en gewondenis groot. Turksche
gevangenen verhaalden, dat zes divisies aan
<dezq krijgs-operatie hadden deelgenomen.
Om Adrianopel.
KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.)
Een telegram der consuls te Adrianopel
meldt, dat het bombardement sinds 4 da
gen voortduurt.
KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.)
Een Bulgaarsche aeroplane deed een vlucht
boven Adrianopel, maar moest zich ver
wijderen voor het Turksche vuur.
SOFIA, 9 Febr. (R. O.) De beschieting
van Adrianopel duurt voort. Deserteurs ver
tellen, dat de troepen en de bevolking
van de eene naar de andere zijde van de
stad vluchten om aan de projectielen van
fcle belegeringstroepen te ontkomen.
B ij S k o e t a r i.
CETTINJE, 9 Febr. (Officieel). De rech
tervleugel der koLonne van generaal Mar-
tinovitch bezette het dorp Djons, dat ge
legen is onder de fortificaties van den
iTarabosj. De linkervleugel, die voortrukt
langs de kusten van het meer van Skoetari
beeft bijna Schiraka bereikt. De troepen
van 't centrum naderden tot op 200 meter
|de verschansingen van den Tarabosj, nadat
(detachementen verkenners op twee plaatsen
met ijzerdraad afgezette hagen hadden ver-
mield. Van den kant van Schiraka, Gora
en Oblik wordt de Tarabosj onophoudelijk
gebombardeerd. Een detachement Servi
sche troepen, onder bevel van kolonel Po-
povitch en drie bataljons' Montenegrijnen
met mitrailleurs en kanonnen rukten op
naar Breditz en vielen den vijand krach
tig aan. Volgens berichten, ontvangen ui*
hét leger van den kroonprins, zouden de
Turken over de geheele linie verslagen
zijn. De Montenegrijnsche troepen rukten
op en zouden de kleine redoute omsingeld
hebben, terwijh de groote redoute reeds
gisteren bezet werd. Turksche gevangenen
bevestigen het gerucht dat Hassan Riza
gedood werd en dat 'gebrek aan lévens-
middelen in de vesting-zich doet gevoelen.
Zij voegen hier echter- aan toe, dat er nog
overvloedig mugitie aanwezig is.
CETTINJE, 9 Febr. (R. O.) Gisteren
werd de groote redoute bezet en heden
werd de kleine redoute, die door de Turken
krachtig versterkt was en waar zij twintig
bataljons hadden samengetrokken, in storm
loop met de bajonet genomen door het
Montcnegrijnschc leger, dat dén vijand op
de vlucht dreef. De verliezen der Turken
zijn groot, die der Montenegrijnen aanzien
lijk.
CETTINJE, 9 Febr. (R. O.) De Turken
beproefden drie maal de redoute te her
nemen, maar zij werden met bloedige ver
liezen teruggeslagen.
CETTINJE, 9 Febr. (R. O.) De Monte
negrijnen naderden gedurende den nacht
tot op 200 meter de Turksche verschan
singen op de Tarabosj. Zij moesten om te
groote verliezen te vermijden, zich daar
verschansen.
Koning Ferdinand.
SOFIA, 9 Febr. (R. O.) De koning en de
prinsen zijn van Dcmotika naar Dcdea-
gatch vertrokken.
De eilanden in Egeïsche zee.
ATHENE, 9 Febr. (R. O.) De dagbla-
publiceeren een oproep van de bevolking
van Samothraki, waarin zij van de mo
gendheden de vereeniging met Griekenland
vragen en even nadrukkelijk atonomie als
terugkeer onder hot Turksche juk verwen
pon.
Groote brand te Kon sta nt in o pel,
KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.)
Sinds twee uur woedt een brand in het
kwartier Reghakecben Tophane bij Pera.
Het Italiaansche hospitaal was omringd,
van vlammen, maar dank zij het handelend
optreden van de matrozen der vreemde
oorlogsschepen, was het spoedig buiten ge
vaar. Op het oegenblik zijn een dertigtal
houten huizen verbrand.
KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.)
De brand in het kwartier Tqphane werd
om twee uur hedenochtend gebluscht. Het
aantal huizen, dat verbrand is, overschrijdt
do 150 niet. Er vallen, geen slachtoffers
te betreuren.
Servië en Italië.
BELGRADO, 9 Febr. (R. O.) Het zen
den van oen hospitaalschip naar Durazzo
door Italië heeft in Servië een diepen in
druk gemaakt en groote erkentelijkheid
gewekt.
Enver bey over de vredeskan sen.
WEENEN, 9 Febr. (R. O.) Enver bey
schreef aan de „Neue freie Presse," dat de
tegenwoordige regeering den vrede wil,
maar een vrede, die met de eer van hot
leger en het land samen kan gaan.
Keizer Wilhelm over de noodza
kelijkheid van den godsdienst.
BÉRLIJN, 9 Febr. (R. O.) Hedenmid
dag vierde de Friedrich Wilhelm-Universi-
tat het herinneringsfeest der bevrijding van
het Duitsche volk in 1813. Aan het feest
werd deelgenomen door den keizer, de
keizerin, den rijkskanselier, verscheidene
ministers en hoogwaardigheidsbekleeders.
De professor in de geschiedenis, Dietrich
Schaefer, hield de feestrede en trachtte de
redenen na te gaan, waarom Pruisen, dat
van nature de minst begunstigde der keur-
Nadruk verboden).
8)
Wij willen uw wandeling niet sto
ren, moeder, zeido Michel, de buiten
lucht is zoo noodij* voor u.
Dat was de beste reden, die men haar
geven kon.
De markiezin stelde zich or mee tevre
den.
Zij omhelsde Laurent en nam zijn bei
de handen. Eensklaps begon zij te beven,
zij liet zijn handen los en betastte zijn
voorhoofd en zijn slapen.
Wat gebeurt hier vroeg zij. Wat,
deert je, Laurent?
Niets moeder, mij deert niets. Waar
om vraagt u dat?
Ge misleidt mij. Je handen gloeien
alsof gij de koorts liebt. Op je voorhoofd
voel ik het klamme zweet. Zie, ge beeft
terwijl ik tot je spreek.
-Neen, neen, moeder, stamelde hij,
verschrikt door het denkbeeld, dat zij
misschien alles zou raden.
Lieg niet, ge beeft. Ik wil weten wat
hier voorvalt.
Zij wendde zich tot de anderen en zei-
de met stemverheffing:
Men verbergt iets voor mij, maar ik
wil de waarheid kennen.
Michel had reeds een voorwendsel ge
vonden.
Hij antwoordde:
Ik verzeker u, moeder, dat uw vrees
ongegrond is. Er wordt niets voor u ver
borgen gehouden. Laurent heeft, daar hij
te laat aan het station kwam, den weg
van Parijs hierheen te voet afgelegd. Hij
is daardoor een weinig vermoeid en be
zweet* Over een paar minuten zal hij weer
tot kalmte zijn gekomen.
Zij geloofde het en liet zich gerust stel
len.
Waarom kom je zoo weinig bij ons?
vroeg zij aan haar jongsten zoon. In drie
maanden zijt ge niet hier geweest. Be
treurt ge nog altijd het ongeluk, dat je
noodzaakten den militairen dienst te ver
laten? Troost je, mijn zoon, men kan zijn
vaderland nog op andere wijze dienen, dan
door de uniform te dragen. Ge kimt nog
nut stichten dbor je arbeid. Wat doet ge?
Waarom ontvangen je moeder en je broe
der nooit eenig bericht van je?
Welke uitvluchten moest hij nu weer
zoeken, om de vreeselijko waarheid voor de
arme moeder verborgen te houden? Toen
hij het leger verliet, had zijn broeder hem
aangeboden, bij heb in de zaak te komen,
maar hij had geweigerd
Ik heb een jaar naar een passende
betrekking gezooht, zei hij.
En hebt gij die eindelijk gevonden?
Ja, moeder, drie maanden geleden.
Ik ben directeur van een mijn in het Noor
den geworden.
Waar? vroeg Hubert de Lesperac,
die in het Noorden van. Frankrijk woonde.
Te Fourmies.
Bij mijnheer Bertdgno Ileal
Ja.
staten is, de hoeksteen van liet nieuwe
rijk worden moest en zijn. vorsten de bouw*
meesters. De voorzitter der studentenveree*
nigingen gaven uiting aan de vereering,-
die de academische jeugd gevoelt voor den
grooten tijd van nationaal herstel. Nu be
klom ook keizer Wilhelm zelf het spreek-,
gestoelte en hield de volgende rede:.
Te Koningsbergen, in Oost-Pruisen, heb
ik verklaard, dat de groote kracht van den
tijd van nationaal herstel hierin bestond,-
dat het Pruisische volk zijn moreele levens-,
opvatting baseerde op den godsdienst, m*
a. w. het geloof in zijn God wedervond.
Het tegenwoordige geslacht, dat geneigd
is slechts hetgeen men ziet of met de
handen grijpen kan, te gelooven,- maat
dat voor transcendentale begrippen zich
weinig ontvankelijk betoont en het woord
godsdienst ongaarne hoort, moet gewezen
worden op de wijze, waarop het het oude
geloof van zijn vaderen herkrijgen kan.
Korten tijd na het overlijden van den groo
ten koning, had het Pruisische volk dit ge
loof. verloren. Buiteniandsche invloeden
wonnen terrein, maar toen de groote vuur
proef van het jaar 1806 kwam, volgde een
ineenstorting, zooals de wereld die waar
schijnlijk nooit gezien heeft. Was dit een
daad van menschen? Dit was een gericht
Gods. Evenals de daaropvolgende wending
in de wereldgeschiedenis en wedergeboorte
van een geheel volk, want dit zijn zoo ge
weldige gebeurtenissen, dat zij niet uk de
daden van menschen kunnen voortvloeien,-
maar daden van God zijn, Zoo verhief zich
'in 't geloof aan God het onderdrukte en
uiteengerukte volk en wierp als een nog
'niet gezien wonder, alles wat het in den
weg stond, neer. Zoo hebben wij. in de ge
beurtenissen van het verleden dé zichtbare
bewijzen vcor het bestuur Gcds. Wij hebben
zichtbare bewijzen, dat Hij met ons was en
met ons is. Uit deze leer van het verleden
kan de geheele Duitsche jeugd een in 't
vuur gehard schild des geloofs smeden, dat
niet ontbreken mag in de wapenrusting
van den Duitscher en den Pruis. Met zulke
wapenen kunnen wij onbekommerd om het
geen rechts en links gebeurt, onzen rechten
weg gaan. Hoofd en hart omhoog in ver
trouwen op God, dan kunnen wij allen het
woord van den geweldigen eersten kanse
lier herhalen: „Wij Duitschers, vreezen
God en overigens niets op de wereld." La
ten wij, om dit te bevestigen, op het Duit-
sche vaderland en het geliefde Pruisen
drie hoera'sl uitbrengen,
De Franschcn in Marokko.
MOGADOR, 5 Febr. (R. 0.). Vertraagd.
De ge wezen Kald Guellouli maakte zijn
opwachting bij generaal Esperay, die hem
in verzekerde bewariüg stelde.
Roosevelt over Bul garije.
SOFIA, 9 Felxr. (R. O.). Antwoordend
op 'n brief van dankbetuiging, door bern ont
vangen naar aanleiding van een vleiend arti
kel over Bulgarije, door hero gepublicéerd,
schroef Roosevelt aan Dancf in warme be
woordingen een brief, waarin hij zijn be
wondering uitdrukt voor do vaderlands
liefde van de Bulgaarsche natio en zijn
vreugde over den arbeid dor Bulgaarsche
troepen, die door hun overwinningen do be
schaafde monschheid bevrijden van den
zwaardrukkenden last der Turksche heer
schappij in Europa. Hij wijst op de nood.
zakelijkheid, dat de stad Adrianopel aan
Bulgarije terugkomt.
Verwikkelingen in het verre
Oosten.
ST.-PETERSBURG, 9 Febr. (R. 0.). Het
St.-Petersburger telegTaaf agentschap ver.
neemt uit UrgaVerkenrrera van do Mon-
goolsche regeering hebben waargenomen, dat
Ohina voor den oorlog tegen Mongolië 40,000
inan, behoocrendo tot de verschillende war
penen, gemobiliseerd en in do grensstreken
samengetrokken beeft.
Opstand in het Moxic aansohe
leger,
NEW-YORK, 9 Febr. (R. O.). Een
telegram uit Mexico meldt, dat het leger
in qpstand is gekomen en bezit nam van.
het regeeringspa leis en verschillende open-
Bertignollesherbaalde de markiezin,
in gedachten verdiept.
Kent u hem, moeder?
Dertig of veertig jaar geleden hadden
wij een kamerdienaar, die zoo heette.
Mijn echtgenoot bet-rapte hem op diefstal
en bij werd tot vijf jaar gevangenisstraf
veroordeeld. Hoe oud is hij, van wien je
sprak?
Vijf en veertig of vijftig jaar.
Dien ik bedoel zou nu zeventig moeten
zijn. Het is dus niet dezelfde, maar mis-
sohien zijn zoon, want hij had destijds een
zoon. Is hij rijk?
Schatrijk.
Waar hebt gij kennis met hem ge
maakt?
Op de club.
Dan vergis ik mij zeker. Het kan niet
anders. En ge zijt bij hem in betrekking?
Ja moeder, als directeur over zijn
mijn.
Goed, zeer goed. De mijnwerkers zijn
ongelukkig, mijn zoon; tracht vooral hun
droevig lot zooveel mogelijk te verzachten,
wees goed en rechtvaardig voor hen.
Laurent boog het hoofd. Voor het eerst
welden er tranen in zijn oogen op.
Ja, hij was goed voor rijn arbeiders, zij
hadden hem lief en hij deed voor hen wat
hij kon, maar helaas, dat alles wae nu
voorbij. Hij zou die ongelukkigen niet
weerzien, want hij moest sterven.
Met oneindige teedérheid ging de mar
kiezin voort:
Beloof mij, dat ge voortaan meer hier
zult komen. Ik ben oud en ik heb er be
hoefte aan, mijn beide zoons dikwijls bij
bare gebouwen. Troepen patromlloeren door
de straten. I
NEW-YORK, 9 Febr. (R. O.). Een
later ontvangen bericht uit Mexico City'
meldt: Na een bloedig sltraatgovocht her
won de regeering hot gezag gedeeltelijk we
der. 150 personen werden gedood. Do pre
sident voordo zelf de trouw gebleven troe.
pen aan. Men gelooft, dat de meerderheid
van het leger trouw is. Do loyalistische!
generaal Villar word gedood. Gustavo Ma-
deiro, broeder van den president, werd ge
vangengenomen. Do insurgenten bevrijdden
Felix Diaz en Burnardö Reyes/Het regee-
xingsgebouw iawed orin het bezit der re-
geöxing.
Het ■onflter-proces der auto-
bandieten.
't Was Zaterdag reeds de zesde dag.
Over het verhandelde wordt aan de „Tel."
gesind:
Hefcverhoor van Re inert.
Zaterdag werden de laatste beklaagden
verhoord en men begon met het ondervra
gen der getuigen. Onder hen bevindt zich
Caby, de kantoorlooper van de „Sociétó
Générale", die bijna in de Rue Ordener
gedood werd. Hot is blijkbaar om hem te
hooren, en om de confrontatie van hem
met Dieudonnc en Gallemin bij te wonen,
dat een talrijker publiek aanwezig is. Men
merkt ook eenige dames uit de lioogere
standen op.
De president begint met het verhoor van
Bernard en Poyer,. die aan het einde der
zitting van Vrijdag tot eenige vermakelijke
incidenten aanleiding gaven en die nog
ondervraagd moesten worden over hun
deel uitmaken van een genootschap van
misdadigers. Bernard, die eenigszins hard-
hoorend is, protesteert heftig tegen deze
beschuldiging. Poyer, eon marskramer, die
des zomers geheel Frankrijk afreist,
brengt het publiek aan het lachen, door
zijn dwaze zinsvendingen en gewaagde
woordspelingen.
Na hem ondervraagt de president Char
les Reinert, een grondwerker uit Nancy.
Hij werd gearresteerd, omdat hij opzette
lijk het bedrijven van misdaden begunstigd
heeft en in Januari en Februari 1912 on
derdak verleend heeft aan Carouy en
Gallemin.
Reinert is metaalgieter te Nancy ge
weest, en vrerd gearresteerd, omdat hij
willens en wetens de bedrijvers van een
als moord gekwalificeerd misdrijf had be
gunstigd, en omdat hij Carouy en Galle
min, een onderdak had gegeven, die gedu
rende do maanden Januari en Februari
1912, bij hem gewoond heben.
Reinert ontkent het- hem ten Laste geleg
de. Hij verklaart dat mejuffrouw Rellot,
dié Dieudonnó en Carouy te Nancy her
kend heeft, en dio hen met Reinert zou
hebben gezien, te kwader trouw is. „Als
zij niet liegt, dan vergist zij zich in ieder
geval", beweert hij.
President: „Het gerucht loopt, dat Char
les Bill, de moordenaar van den timmer
man Blanchet, de minnaar van uav vrouw
was."
Beklaagde: „Ik geef u de heilige verze
kering, dat ik daar niets van wist 1" (Alge-
meene hilariteit).
President: „Dat gelach is een schan
daal in een zoo ernstige zaak is niets be
lachelijk."
Reinert, die zeer ontroerd is door deze
onthulling, gaat weenend weer zitten.
Ten slotte wordt
Pierre Jourdan verhoord.
Jourdan ia marskramer, 25 jaar oud. Hij
had zich aan den militairen dienst onttrok
ken en was anarchist van de daad. Op 7
April werd hij gearresteerd, te gelijk met
Gallemin, wien hij onderdak had verstrekt.
Men vond in zijn woning een geheele in-
breke re-ui trusting en een aantal revolvers.
Jourdan begint met zijn verklaringen,
maar daar de president hem voortdurend
in de rede valt, dloet Jourdan's advocaat
mij te hebben. Belooft ge mij dat, mijn
jongen?
Ja, ik beloof het u, lieve moeder.
Want ge zoudt mij geen verdriet
willen berokkenen, nietwaar? Ge hebt me
toch lief.
Of ik u lief heb, o, moeder!
Ge zijt altijd mijn uitverkorene ge
weest, maar je broeder was daarom niet
afgun stag op je, want hij had je even lief
als ik. Wij beiden hebben je opgevoed, en
ge zoudt dubbel schuldig rijn, wanneer ge
onze innige liefde niet beantwoorddet.
O! moeder, moeder 1
Het kostte Laurent een schier boven
natuurlijke inöpanning zijn ontroering te
beheerschen, zijn wanhoop te verbergen.
O, dat zij toch nooit zijn zwakheden zou
vernemen, die arme, edele vrouw, en wan
neer zij haar zoon zal beweenen, dat zij
dan niet wete, hoe en waarom hij gestor
ven is.
De markiezin omhelsde haar zoon.
Alle aanwezigen beefdenl toen zij dit
afscheid bijwoonden.
Het was een laatste kus, dien de ter
dood veroordeelde op het gelaat zijner
moeder drukte, en de arme vrouw ver
moedde niet, dat zij haar zoon voor de
laatste maal in de armen sloot. Zij zou
hem nooit weer bij zich hebben, zijn stem
nooit meer hooren. Zoo streng en onver
biddelijk als die adellijke familierechtere
daar straks geweest waren, zoo diep ge
roerd waren zij nu. Zij bogen hun hoofden
en in aller oogen glinsterden tranen.
Michel moest rijn zakdoek tegen zijn
mond drukken, om niet in snikken uit
barsten.
maltre Miohon, een woedend protest hoo*(
ren.
Ten slotte staat de president Jou-vdaat',
toe, te zeggen, wat hij te zeggen heeft.
Beklaagde vertelt nu, dat het materiaal,
dat men in zijn woning vond, niet aan
hem, maar een kameraad toebehoorde.
President: „Hebt gij geen wapens voor
Callemin gekocht?"
Beklaagde: „Ja, Callemin had mij eeii
revolver gevraagd, en ik had geen reden,
om te weigeren, er een voor hem te koo-
pen."
President; „Dat was vóór 25 Maart. Dó
vraag ia voor ons van groot belang."
Beklaagde„Dat weet ik. In ieder go*
val heeft Callemin er rich te Chantil'y
niet van kunnen bedienen, daar ik hem dat
wapen pas op 27 Maart heb ter band ge-,
steld."
Persi'dent: „Na de misdaden te Mont«
geron en te Chantilly, ia CaUemin bij it
komen inwonen, in afwachting, dat hij
zou kunnen vluchten. Uw maitreese heeft
kleeren en roisl>enoodigdheden, voor hem
gekocht. Gij wildefc hem dus helpen om to
vluchten. Gij hebt zelfs een rijwiel ge
kocht."
Beklaagde: „Dat alles is waar, maar ik
wist niet, dat Callemin van een z<5ó af
schuwelijk misdrijf werd beschuldigd."
Callemin: „Ik kan deze verklaring op
alle punten bevestigen. Jourdan wist nie<v
dat ik vervolgd kon worden."
Hiermede zijn de verhooren der beklaag*
den geëindigd en wordt de zitting opgehe
ven. Na de hervatting
begint het getuigenverhoofj
Het eerst worden gehoord de heer Nor*
mand, eigenaar van den te Boulogne-sur-
Seine gestolen auto en zijn chauffeur, dio
eenvoudig de omstandigheden verhalen,
waaronder die diefstal plaats had.
De derde getuige, mevrouw Canton, is
er niet. Daar zij ongesteld is, wordt haar
verklaring voorgelezen. Mevrouw Canton
woonde te Bobigny. Zij heeft den auto bij
Dettwiller zien stallen. Er werd geen en
kele xepararie aan verricht, en een aantal
mannen kwamen den wagen in den vroe
gen morgen van 21 December halen, een
paar uren voor de aanslag in de Ruo Or*
dener plaats had.
Mevrouw Canton voegde hieraan toe,
dat vrouw Dettwiller haar gezegd hadr
dat de wagen van Lagny kwam.
Dettwiller protesteert tegen de getuige
nis van mevrouw Canton. Hij verzekert,
dat hij er nooit aan gedacht heeft, den wa
gen te verstoppen.
Hierna wordt vrouw Dettwiller, wosch*
vrouw van beroep, gehoord.
President: „Toen de auto kwam, zei uW
man tegen u: „Dat ie de wagen/waarvan
Leblanc dat wil zeggen Carouy mij
verteld heeft."
Getuige: „Neen."
President: „Gij hebt toch ter instructie
erkend, dat uw man die woorden gebezigd
heeft."
Dettwiller: „Men heeft haar bij dé in
structie laten zeggen wat men verkoos,,
Men heeft haar pas over Leblano gespro*
ken na mijn arrestatie."
Getuige: „Ze hebben mij voor moordena*
res en misdadigster uitgemaakt."
Advocaat Grampmchi (Dettwiller's ver
dediger): „Wie heeft u daarvoor uitge*
maakt?"
Getuige; „De agenten Fleury en Col-
mar."
Advocaat Zevaee: „De politie gaat nooit
anders te werk."
De procureur-generaal: j,De beklaagde»
evenmin."
Getuige: „Ik ben moeder van drie kin*
deren, die ik zelf opvoed, en men scheldt
ons voor bandieten uit."
President: „Wij hebben er volstrekt
niets tegen, om vrouw Dettwiller aan haar
kinderen terug te geven, als niemand haar
nog iets te vragen heeft."
Vervolgens wordt vrouw Belard, de min
nares van Carouy, gehoord. Zij woonde
met Carouy te Bobigny, toen daar de auto-
De blinde wilde het vertrek verlaten,
maar aan de deur bleef rij staan.
Het is alsof er iemand schreit, zei zij..
Niemand antwoordde.
Laurent naderde zacht zijn moeder.,
Hoe gaarne had hij zich nogmaals in haar
armen geworpen, maar dat dhrfde hij niet,
uit vrees haar achterdocht, die tooh reeds
gaande was gemaakt, nóg meer op te
wekken.
Hij zonk voor haar op de knieën, boog
het hoofd en kuste den zoom van haar
kleed.
De blinde bemerkte bet niet, zij luis
terde met vrees op het gelaat, toen mom
pelde zijHet is zonderling.
Langzaam en peinzend verliet rij het
salon.
Dit tooneel had op de vijf rechtere zulk
een overweldigenden indruk gemaakt, dat
zij zich afvroegen of zij inderdaad het
recht hadden, over dit menschenleven te
beschikken.
Eén schepsel ter wereld kon hun reken
schap vragen.
Wat hebt gij gedaan met den zoon,
wieai ik het aanzijn heb geschonken?
Het was de moeder.
Eén schepsel ter wereld, wederom dó
moeder, had het recht tot dien zoon te
zeggen: Ik riep u in het leven. Gij rijt het
onwaardig geworden. Ik neem het terug.,
Laurent was eensklaps kalm, toen rijn
moeder was heengegaan.
Met vaste stem zei hij
Vanavond zal ik mij dooden.
(WoTdt vervolgd)*