Ea!E5ZBS€?H BAGBSJIB, baandag* 10 fetrnari. Tweede Blad. Telegrammen. FEUILLETON, W raak. Anno No. 16240. De Ba3& a ft kwestie. D e s t t ij d b ij G a 11 i p o 1 U KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.) Volgens de „Ikdam" zijn de posities, die )de Turken aanvankelijk ontruimd hebben, hernomen na een hevig" gevecht bij Ka vak, waarop de vijand zich terugtrok met gTooté verliezen. KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.) Het troepentransport naar Rodosto en Gal- Iipoli duurde ook gisteren voort. Een ge- idoeite dezer detachementen, gedeeltelijk door Koerdische ongeregelde troepen ge vormd, is eergisteren naar Media overge bracht. Het legerbestuur requireert de meeste stoomschepen, die dienst doen op kien Bosporus. Het Koerden-hoofd, Moura- dod Kebichan, heeft een oproep aan alle Koerden gepubliceerd, waarin hij hun aan spoort, voor het vaderland te sterven. Vol gens de „Tasivire Efkiar" zouden er vlieg machines boven de .Tchataldja-linie ma noeuvreeren. KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.) Officieel wordt ontkend, dat de Dardanel- lon gesloten werden. De politie verbande negen Bulgaren en arresteerde, er 200. De oude brug over de Gouden Hoorn werd gedemonteerd en zal naar Rodosto gesleept worden, waar zij moet dienen als pontonbrug bij het ontschepen. Ind e Tcha taid j a-linie. KONSTANTINOPEL, 6 Febr. (Offic. R. O.) Heden hadden aan gene zijde van de Tchataidja-linie kleine gevechten plaats. Do iTurksche troepen aan den linkervleugel .oefenen druk op den vijand uit. Scher mutselingen, die geen resultaat opleverden, hadden plaats bij Xamila en Gallipoli. Adrianopel blijft nog steeds dapper de aan vallen van den vijand afslaan. Het vuur van de schepen „Idjalie" en j.Moussou" vernielde de vijandelijke positie aan de kust van Silivri. De Turksche cavalerie idrong door tot Bourgas. Ontschepingen van infanterie hadden plaats bij Jsouranj.. Een deel der infanterie is te Piganos ge bleven. SOFIA, 9 Febr. (R. O.) De Turken vie len de Bulgaren in de buurt van Boulair aan. Het gevecht duurde tot 3 uur in den, middag. De Bulgaarsche troepen boden den vijand wanhopigen tegenstand. Deze werd teruggeworpen en zelfs achtervolgd tot onder de forten van Boulair. Het aan tal doodeai en gewondenis groot. Turksche gevangenen verhaalden, dat zes divisies aan <dezq krijgs-operatie hadden deelgenomen. Om Adrianopel. KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.) Een telegram der consuls te Adrianopel meldt, dat het bombardement sinds 4 da gen voortduurt. KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.) Een Bulgaarsche aeroplane deed een vlucht boven Adrianopel, maar moest zich ver wijderen voor het Turksche vuur. SOFIA, 9 Febr. (R. O.) De beschieting van Adrianopel duurt voort. Deserteurs ver tellen, dat de troepen en de bevolking van de eene naar de andere zijde van de stad vluchten om aan de projectielen van fcle belegeringstroepen te ontkomen. B ij S k o e t a r i. CETTINJE, 9 Febr. (Officieel). De rech tervleugel der koLonne van generaal Mar- tinovitch bezette het dorp Djons, dat ge legen is onder de fortificaties van den iTarabosj. De linkervleugel, die voortrukt langs de kusten van het meer van Skoetari beeft bijna Schiraka bereikt. De troepen van 't centrum naderden tot op 200 meter |de verschansingen van den Tarabosj, nadat (detachementen verkenners op twee plaatsen met ijzerdraad afgezette hagen hadden ver- mield. Van den kant van Schiraka, Gora en Oblik wordt de Tarabosj onophoudelijk gebombardeerd. Een detachement Servi sche troepen, onder bevel van kolonel Po- povitch en drie bataljons' Montenegrijnen met mitrailleurs en kanonnen rukten op naar Breditz en vielen den vijand krach tig aan. Volgens berichten, ontvangen ui* hét leger van den kroonprins, zouden de Turken over de geheele linie verslagen zijn. De Montenegrijnsche troepen rukten op en zouden de kleine redoute omsingeld hebben, terwijh de groote redoute reeds gisteren bezet werd. Turksche gevangenen bevestigen het gerucht dat Hassan Riza gedood werd en dat 'gebrek aan lévens- middelen in de vesting-zich doet gevoelen. Zij voegen hier echter- aan toe, dat er nog overvloedig mugitie aanwezig is. CETTINJE, 9 Febr. (R. O.) Gisteren werd de groote redoute bezet en heden werd de kleine redoute, die door de Turken krachtig versterkt was en waar zij twintig bataljons hadden samengetrokken, in storm loop met de bajonet genomen door het Montcnegrijnschc leger, dat dén vijand op de vlucht dreef. De verliezen der Turken zijn groot, die der Montenegrijnen aanzien lijk. CETTINJE, 9 Febr. (R. O.) De Turken beproefden drie maal de redoute te her nemen, maar zij werden met bloedige ver liezen teruggeslagen. CETTINJE, 9 Febr. (R. O.) De Monte negrijnen naderden gedurende den nacht tot op 200 meter de Turksche verschan singen op de Tarabosj. Zij moesten om te groote verliezen te vermijden, zich daar verschansen. Koning Ferdinand. SOFIA, 9 Febr. (R. O.) De koning en de prinsen zijn van Dcmotika naar Dcdea- gatch vertrokken. De eilanden in Egeïsche zee. ATHENE, 9 Febr. (R. O.) De dagbla- publiceeren een oproep van de bevolking van Samothraki, waarin zij van de mo gendheden de vereeniging met Griekenland vragen en even nadrukkelijk atonomie als terugkeer onder hot Turksche juk verwen pon. Groote brand te Kon sta nt in o pel, KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.) Sinds twee uur woedt een brand in het kwartier Reghakecben Tophane bij Pera. Het Italiaansche hospitaal was omringd, van vlammen, maar dank zij het handelend optreden van de matrozen der vreemde oorlogsschepen, was het spoedig buiten ge vaar. Op het oegenblik zijn een dertigtal houten huizen verbrand. KONSTANTINOPEL, 9 Febr. (R. O.) De brand in het kwartier Tqphane werd om twee uur hedenochtend gebluscht. Het aantal huizen, dat verbrand is, overschrijdt do 150 niet. Er vallen, geen slachtoffers te betreuren. Servië en Italië. BELGRADO, 9 Febr. (R. O.) Het zen den van oen hospitaalschip naar Durazzo door Italië heeft in Servië een diepen in druk gemaakt en groote erkentelijkheid gewekt. Enver bey over de vredeskan sen. WEENEN, 9 Febr. (R. O.) Enver bey schreef aan de „Neue freie Presse," dat de tegenwoordige regeering den vrede wil, maar een vrede, die met de eer van hot leger en het land samen kan gaan. Keizer Wilhelm over de noodza kelijkheid van den godsdienst. BÉRLIJN, 9 Febr. (R. O.) Hedenmid dag vierde de Friedrich Wilhelm-Universi- tat het herinneringsfeest der bevrijding van het Duitsche volk in 1813. Aan het feest werd deelgenomen door den keizer, de keizerin, den rijkskanselier, verscheidene ministers en hoogwaardigheidsbekleeders. De professor in de geschiedenis, Dietrich Schaefer, hield de feestrede en trachtte de redenen na te gaan, waarom Pruisen, dat van nature de minst begunstigde der keur- Nadruk verboden). 8) Wij willen uw wandeling niet sto ren, moeder, zeido Michel, de buiten lucht is zoo noodij* voor u. Dat was de beste reden, die men haar geven kon. De markiezin stelde zich or mee tevre den. Zij omhelsde Laurent en nam zijn bei de handen. Eensklaps begon zij te beven, zij liet zijn handen los en betastte zijn voorhoofd en zijn slapen. Wat gebeurt hier vroeg zij. Wat, deert je, Laurent? Niets moeder, mij deert niets. Waar om vraagt u dat? Ge misleidt mij. Je handen gloeien alsof gij de koorts liebt. Op je voorhoofd voel ik het klamme zweet. Zie, ge beeft terwijl ik tot je spreek. -Neen, neen, moeder, stamelde hij, verschrikt door het denkbeeld, dat zij misschien alles zou raden. Lieg niet, ge beeft. Ik wil weten wat hier voorvalt. Zij wendde zich tot de anderen en zei- de met stemverheffing: Men verbergt iets voor mij, maar ik wil de waarheid kennen. Michel had reeds een voorwendsel ge vonden. Hij antwoordde: Ik verzeker u, moeder, dat uw vrees ongegrond is. Er wordt niets voor u ver borgen gehouden. Laurent heeft, daar hij te laat aan het station kwam, den weg van Parijs hierheen te voet afgelegd. Hij is daardoor een weinig vermoeid en be zweet* Over een paar minuten zal hij weer tot kalmte zijn gekomen. Zij geloofde het en liet zich gerust stel len. Waarom kom je zoo weinig bij ons? vroeg zij aan haar jongsten zoon. In drie maanden zijt ge niet hier geweest. Be treurt ge nog altijd het ongeluk, dat je noodzaakten den militairen dienst te ver laten? Troost je, mijn zoon, men kan zijn vaderland nog op andere wijze dienen, dan door de uniform te dragen. Ge kimt nog nut stichten dbor je arbeid. Wat doet ge? Waarom ontvangen je moeder en je broe der nooit eenig bericht van je? Welke uitvluchten moest hij nu weer zoeken, om de vreeselijko waarheid voor de arme moeder verborgen te houden? Toen hij het leger verliet, had zijn broeder hem aangeboden, bij heb in de zaak te komen, maar hij had geweigerd Ik heb een jaar naar een passende betrekking gezooht, zei hij. En hebt gij die eindelijk gevonden? Ja, moeder, drie maanden geleden. Ik ben directeur van een mijn in het Noor den geworden. Waar? vroeg Hubert de Lesperac, die in het Noorden van. Frankrijk woonde. Te Fourmies. Bij mijnheer Bertdgno Ileal Ja. staten is, de hoeksteen van liet nieuwe rijk worden moest en zijn. vorsten de bouw* meesters. De voorzitter der studentenveree* nigingen gaven uiting aan de vereering,- die de academische jeugd gevoelt voor den grooten tijd van nationaal herstel. Nu be klom ook keizer Wilhelm zelf het spreek-, gestoelte en hield de volgende rede:. Te Koningsbergen, in Oost-Pruisen, heb ik verklaard, dat de groote kracht van den tijd van nationaal herstel hierin bestond,- dat het Pruisische volk zijn moreele levens-, opvatting baseerde op den godsdienst, m* a. w. het geloof in zijn God wedervond. Het tegenwoordige geslacht, dat geneigd is slechts hetgeen men ziet of met de handen grijpen kan, te gelooven,- maat dat voor transcendentale begrippen zich weinig ontvankelijk betoont en het woord godsdienst ongaarne hoort, moet gewezen worden op de wijze, waarop het het oude geloof van zijn vaderen herkrijgen kan. Korten tijd na het overlijden van den groo ten koning, had het Pruisische volk dit ge loof. verloren. Buiteniandsche invloeden wonnen terrein, maar toen de groote vuur proef van het jaar 1806 kwam, volgde een ineenstorting, zooals de wereld die waar schijnlijk nooit gezien heeft. Was dit een daad van menschen? Dit was een gericht Gods. Evenals de daaropvolgende wending in de wereldgeschiedenis en wedergeboorte van een geheel volk, want dit zijn zoo ge weldige gebeurtenissen, dat zij niet uk de daden van menschen kunnen voortvloeien,- maar daden van God zijn, Zoo verhief zich 'in 't geloof aan God het onderdrukte en uiteengerukte volk en wierp als een nog 'niet gezien wonder, alles wat het in den weg stond, neer. Zoo hebben wij. in de ge beurtenissen van het verleden dé zichtbare bewijzen vcor het bestuur Gcds. Wij hebben zichtbare bewijzen, dat Hij met ons was en met ons is. Uit deze leer van het verleden kan de geheele Duitsche jeugd een in 't vuur gehard schild des geloofs smeden, dat niet ontbreken mag in de wapenrusting van den Duitscher en den Pruis. Met zulke wapenen kunnen wij onbekommerd om het geen rechts en links gebeurt, onzen rechten weg gaan. Hoofd en hart omhoog in ver trouwen op God, dan kunnen wij allen het woord van den geweldigen eersten kanse lier herhalen: „Wij Duitschers, vreezen God en overigens niets op de wereld." La ten wij, om dit te bevestigen, op het Duit- sche vaderland en het geliefde Pruisen drie hoera'sl uitbrengen, De Franschcn in Marokko. MOGADOR, 5 Febr. (R. 0.). Vertraagd. De ge wezen Kald Guellouli maakte zijn opwachting bij generaal Esperay, die hem in verzekerde bewariüg stelde. Roosevelt over Bul garije. SOFIA, 9 Felxr. (R. O.). Antwoordend op 'n brief van dankbetuiging, door bern ont vangen naar aanleiding van een vleiend arti kel over Bulgarije, door hero gepublicéerd, schroef Roosevelt aan Dancf in warme be woordingen een brief, waarin hij zijn be wondering uitdrukt voor do vaderlands liefde van de Bulgaarsche natio en zijn vreugde over den arbeid dor Bulgaarsche troepen, die door hun overwinningen do be schaafde monschheid bevrijden van den zwaardrukkenden last der Turksche heer schappij in Europa. Hij wijst op de nood. zakelijkheid, dat de stad Adrianopel aan Bulgarije terugkomt. Verwikkelingen in het verre Oosten. ST.-PETERSBURG, 9 Febr. (R. 0.). Het St.-Petersburger telegTaaf agentschap ver. neemt uit UrgaVerkenrrera van do Mon- goolsche regeering hebben waargenomen, dat Ohina voor den oorlog tegen Mongolië 40,000 inan, behoocrendo tot de verschillende war penen, gemobiliseerd en in do grensstreken samengetrokken beeft. Opstand in het Moxic aansohe leger, NEW-YORK, 9 Febr. (R. O.). Een telegram uit Mexico meldt, dat het leger in qpstand is gekomen en bezit nam van. het regeeringspa leis en verschillende open- Bertignollesherbaalde de markiezin, in gedachten verdiept. Kent u hem, moeder? Dertig of veertig jaar geleden hadden wij een kamerdienaar, die zoo heette. Mijn echtgenoot bet-rapte hem op diefstal en bij werd tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hoe oud is hij, van wien je sprak? Vijf en veertig of vijftig jaar. Dien ik bedoel zou nu zeventig moeten zijn. Het is dus niet dezelfde, maar mis- sohien zijn zoon, want hij had destijds een zoon. Is hij rijk? Schatrijk. Waar hebt gij kennis met hem ge maakt? Op de club. Dan vergis ik mij zeker. Het kan niet anders. En ge zijt bij hem in betrekking? Ja moeder, als directeur over zijn mijn. Goed, zeer goed. De mijnwerkers zijn ongelukkig, mijn zoon; tracht vooral hun droevig lot zooveel mogelijk te verzachten, wees goed en rechtvaardig voor hen. Laurent boog het hoofd. Voor het eerst welden er tranen in zijn oogen op. Ja, hij was goed voor rijn arbeiders, zij hadden hem lief en hij deed voor hen wat hij kon, maar helaas, dat alles wae nu voorbij. Hij zou die ongelukkigen niet weerzien, want hij moest sterven. Met oneindige teedérheid ging de mar kiezin voort: Beloof mij, dat ge voortaan meer hier zult komen. Ik ben oud en ik heb er be hoefte aan, mijn beide zoons dikwijls bij bare gebouwen. Troepen patromlloeren door de straten. I NEW-YORK, 9 Febr. (R. O.). Een later ontvangen bericht uit Mexico City' meldt: Na een bloedig sltraatgovocht her won de regeering hot gezag gedeeltelijk we der. 150 personen werden gedood. Do pre sident voordo zelf de trouw gebleven troe. pen aan. Men gelooft, dat de meerderheid van het leger trouw is. Do loyalistische! generaal Villar word gedood. Gustavo Ma- deiro, broeder van den president, werd ge vangengenomen. Do insurgenten bevrijdden Felix Diaz en Burnardö Reyes/Het regee- xingsgebouw iawed orin het bezit der re- geöxing. Het ■onflter-proces der auto- bandieten. 't Was Zaterdag reeds de zesde dag. Over het verhandelde wordt aan de „Tel." gesind: Hefcverhoor van Re inert. Zaterdag werden de laatste beklaagden verhoord en men begon met het ondervra gen der getuigen. Onder hen bevindt zich Caby, de kantoorlooper van de „Sociétó Générale", die bijna in de Rue Ordener gedood werd. Hot is blijkbaar om hem te hooren, en om de confrontatie van hem met Dieudonnc en Gallemin bij te wonen, dat een talrijker publiek aanwezig is. Men merkt ook eenige dames uit de lioogere standen op. De president begint met het verhoor van Bernard en Poyer,. die aan het einde der zitting van Vrijdag tot eenige vermakelijke incidenten aanleiding gaven en die nog ondervraagd moesten worden over hun deel uitmaken van een genootschap van misdadigers. Bernard, die eenigszins hard- hoorend is, protesteert heftig tegen deze beschuldiging. Poyer, eon marskramer, die des zomers geheel Frankrijk afreist, brengt het publiek aan het lachen, door zijn dwaze zinsvendingen en gewaagde woordspelingen. Na hem ondervraagt de president Char les Reinert, een grondwerker uit Nancy. Hij werd gearresteerd, omdat hij opzette lijk het bedrijven van misdaden begunstigd heeft en in Januari en Februari 1912 on derdak verleend heeft aan Carouy en Gallemin. Reinert is metaalgieter te Nancy ge weest, en vrerd gearresteerd, omdat hij willens en wetens de bedrijvers van een als moord gekwalificeerd misdrijf had be gunstigd, en omdat hij Carouy en Galle min, een onderdak had gegeven, die gedu rende do maanden Januari en Februari 1912, bij hem gewoond heben. Reinert ontkent het- hem ten Laste geleg de. Hij verklaart dat mejuffrouw Rellot, dié Dieudonnó en Carouy te Nancy her kend heeft, en dio hen met Reinert zou hebben gezien, te kwader trouw is. „Als zij niet liegt, dan vergist zij zich in ieder geval", beweert hij. President: „Het gerucht loopt, dat Char les Bill, de moordenaar van den timmer man Blanchet, de minnaar van uav vrouw was." Beklaagde: „Ik geef u de heilige verze kering, dat ik daar niets van wist 1" (Alge- meene hilariteit). President: „Dat gelach is een schan daal in een zoo ernstige zaak is niets be lachelijk." Reinert, die zeer ontroerd is door deze onthulling, gaat weenend weer zitten. Ten slotte wordt Pierre Jourdan verhoord. Jourdan ia marskramer, 25 jaar oud. Hij had zich aan den militairen dienst onttrok ken en was anarchist van de daad. Op 7 April werd hij gearresteerd, te gelijk met Gallemin, wien hij onderdak had verstrekt. Men vond in zijn woning een geheele in- breke re-ui trusting en een aantal revolvers. Jourdan begint met zijn verklaringen, maar daar de president hem voortdurend in de rede valt, dloet Jourdan's advocaat mij te hebben. Belooft ge mij dat, mijn jongen? Ja, ik beloof het u, lieve moeder. Want ge zoudt mij geen verdriet willen berokkenen, nietwaar? Ge hebt me toch lief. Of ik u lief heb, o, moeder! Ge zijt altijd mijn uitverkorene ge weest, maar je broeder was daarom niet afgun stag op je, want hij had je even lief als ik. Wij beiden hebben je opgevoed, en ge zoudt dubbel schuldig rijn, wanneer ge onze innige liefde niet beantwoorddet. O! moeder, moeder 1 Het kostte Laurent een schier boven natuurlijke inöpanning zijn ontroering te beheerschen, zijn wanhoop te verbergen. O, dat zij toch nooit zijn zwakheden zou vernemen, die arme, edele vrouw, en wan neer zij haar zoon zal beweenen, dat zij dan niet wete, hoe en waarom hij gestor ven is. De markiezin omhelsde haar zoon. Alle aanwezigen beefdenl toen zij dit afscheid bijwoonden. Het was een laatste kus, dien de ter dood veroordeelde op het gelaat zijner moeder drukte, en de arme vrouw ver moedde niet, dat zij haar zoon voor de laatste maal in de armen sloot. Zij zou hem nooit weer bij zich hebben, zijn stem nooit meer hooren. Zoo streng en onver biddelijk als die adellijke familierechtere daar straks geweest waren, zoo diep ge roerd waren zij nu. Zij bogen hun hoofden en in aller oogen glinsterden tranen. Michel moest rijn zakdoek tegen zijn mond drukken, om niet in snikken uit barsten. maltre Miohon, een woedend protest hoo*( ren. Ten slotte staat de president Jou-vdaat', toe, te zeggen, wat hij te zeggen heeft. Beklaagde vertelt nu, dat het materiaal, dat men in zijn woning vond, niet aan hem, maar een kameraad toebehoorde. President: „Hebt gij geen wapens voor Callemin gekocht?" Beklaagde: „Ja, Callemin had mij eeii revolver gevraagd, en ik had geen reden, om te weigeren, er een voor hem te koo- pen." President; „Dat was vóór 25 Maart. Dó vraag ia voor ons van groot belang." Beklaagde„Dat weet ik. In ieder go* val heeft Callemin er rich te Chantil'y niet van kunnen bedienen, daar ik hem dat wapen pas op 27 Maart heb ter band ge-, steld." Persi'dent: „Na de misdaden te Mont« geron en te Chantilly, ia CaUemin bij it komen inwonen, in afwachting, dat hij zou kunnen vluchten. Uw maitreese heeft kleeren en roisl>enoodigdheden, voor hem gekocht. Gij wildefc hem dus helpen om to vluchten. Gij hebt zelfs een rijwiel ge kocht." Beklaagde: „Dat alles is waar, maar ik wist niet, dat Callemin van een z<5ó af schuwelijk misdrijf werd beschuldigd." Callemin: „Ik kan deze verklaring op alle punten bevestigen. Jourdan wist nie<v dat ik vervolgd kon worden." Hiermede zijn de verhooren der beklaag* den geëindigd en wordt de zitting opgehe ven. Na de hervatting begint het getuigenverhoofj Het eerst worden gehoord de heer Nor* mand, eigenaar van den te Boulogne-sur- Seine gestolen auto en zijn chauffeur, dio eenvoudig de omstandigheden verhalen, waaronder die diefstal plaats had. De derde getuige, mevrouw Canton, is er niet. Daar zij ongesteld is, wordt haar verklaring voorgelezen. Mevrouw Canton woonde te Bobigny. Zij heeft den auto bij Dettwiller zien stallen. Er werd geen en kele xepararie aan verricht, en een aantal mannen kwamen den wagen in den vroe gen morgen van 21 December halen, een paar uren voor de aanslag in de Ruo Or* dener plaats had. Mevrouw Canton voegde hieraan toe, dat vrouw Dettwiller haar gezegd hadr dat de wagen van Lagny kwam. Dettwiller protesteert tegen de getuige nis van mevrouw Canton. Hij verzekert, dat hij er nooit aan gedacht heeft, den wa gen te verstoppen. Hierna wordt vrouw Dettwiller, wosch* vrouw van beroep, gehoord. President: „Toen de auto kwam, zei uW man tegen u: „Dat ie de wagen/waarvan Leblanc dat wil zeggen Carouy mij verteld heeft." Getuige: „Neen." President: „Gij hebt toch ter instructie erkend, dat uw man die woorden gebezigd heeft." Dettwiller: „Men heeft haar bij dé in structie laten zeggen wat men verkoos,, Men heeft haar pas over Leblano gespro* ken na mijn arrestatie." Getuige: „Ze hebben mij voor moordena* res en misdadigster uitgemaakt." Advocaat Grampmchi (Dettwiller's ver dediger): „Wie heeft u daarvoor uitge* maakt?" Getuige; „De agenten Fleury en Col- mar." Advocaat Zevaee: „De politie gaat nooit anders te werk." De procureur-generaal: j,De beklaagde» evenmin." Getuige: „Ik ben moeder van drie kin* deren, die ik zelf opvoed, en men scheldt ons voor bandieten uit." President: „Wij hebben er volstrekt niets tegen, om vrouw Dettwiller aan haar kinderen terug te geven, als niemand haar nog iets te vragen heeft." Vervolgens wordt vrouw Belard, de min nares van Carouy, gehoord. Zij woonde met Carouy te Bobigny, toen daar de auto- De blinde wilde het vertrek verlaten, maar aan de deur bleef rij staan. Het is alsof er iemand schreit, zei zij.. Niemand antwoordde. Laurent naderde zacht zijn moeder., Hoe gaarne had hij zich nogmaals in haar armen geworpen, maar dat dhrfde hij niet, uit vrees haar achterdocht, die tooh reeds gaande was gemaakt, nóg meer op te wekken. Hij zonk voor haar op de knieën, boog het hoofd en kuste den zoom van haar kleed. De blinde bemerkte bet niet, zij luis terde met vrees op het gelaat, toen mom pelde zijHet is zonderling. Langzaam en peinzend verliet rij het salon. Dit tooneel had op de vijf rechtere zulk een overweldigenden indruk gemaakt, dat zij zich afvroegen of zij inderdaad het recht hadden, over dit menschenleven te beschikken. Eén schepsel ter wereld kon hun reken schap vragen. Wat hebt gij gedaan met den zoon, wieai ik het aanzijn heb geschonken? Het was de moeder. Eén schepsel ter wereld, wederom dó moeder, had het recht tot dien zoon te zeggen: Ik riep u in het leven. Gij rijt het onwaardig geworden. Ik neem het terug., Laurent was eensklaps kalm, toen rijn moeder was heengegaan. Met vaste stem zei hij Vanavond zal ik mij dooden. (WoTdt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1913 | | pagina 5