RECEPT.
Het middagslaapje.
„Een middagdutje'' ifl er op het kussen
geborduurd, dat een zorgzame dochter of
mcht met vlijtige hand voor u maakte.
Doch het opschrift is niet gelukkig geko
men, evenmin als het geheele geschenk,
dat den ontvanger geen voordeel zal bren
gen, want het „middagslaapje" brengt
nooit werkelijke ontspanning.
Men ontwaakt meestal met een zwaar
hoofd en een onbehaaglijk gevoel, en hoe
wel dit spoedig verdwijnt, heeft men toch
duidelijk het bewijs, dat slapen na het
eten niet deugt. De spijsvertering eischt
rust of althans matige beweging na het
eten, maar deze rust mag nooit over
gaan in slaap, daar de slaap die op zich
zelf reeds de spijsvertering tegenhoudt,
ook nog de werking der organen ver
zwakt. Daarbij bevordert het middagdutje
ook nog de traagheid, en verhindert indi
rect, dat de stofwisseling snel en volko
men verricht wordt-.
Niet zonder reden klaagt dan zoo iemand
over „zijn dik bloed", hoewel deze woor
den voor den medicus een andere betee-
kenis hebben dan voor den leek. Zoo'n
dutje leidt ook tot een zeker „embon
point"; kan zelfs voor later optredende
vetzdekt© aansprakelijk gesteld worden.
Dus heeft men zich aan een middag-
alaapje gewend, dan moet men zich deze
gewoonte weer afwennen met alle moge
lijk kracht, hoe moeilijk het ook is om
een aangenomen gewoonte te moeten op
geven. Doch men bedenke, dat dit middag
slaapje nooh voor den geest, noch voor
idle veerkracht van het lichaam bevorder
lijk is. („Molesohot").
Hoe moeilijk de Engelsche schrijfwijze is!
Ook in Engeland wordt naar vereenvou
digde spelling gestreefd. Professor Waiter
Rippman is een ijverig voorvechter. Hij
heeft berekend, dat een Engelsch kind ge
middeld 2300 uren noodig heeft om zijn taal
te leeren (de kinderen, die het nooit lec-
ren, niet meegerekend})de Duitsche kin
deren 1300 uren, en de Itadiaansohe nog
geen 1000.
„Wij, die o na zulk een practisrii
bussinessrvolk noemen, geven dus 1000 uren
van elk kinderleven aan onze mededin
gers!" jammert de professor.
Bood licht enjduurzaamüeld van melk.
Het Fransche zuivelblad „Laiterie"
aohrijft over den invloed van rood licht op
de duurzaamheid van de melk 5t volgende:
„De met pijnlijke zindelijkheid gemol
ken melk van een goed gezonde koe wordt
in twee steriel gemaakte flesschen gedaan,
die luchtdicht worden gesloten. Nu wordt
een van de beide flesschen aan het zon
licht blootgesteld, terwijl de andere eerst
zorgvuldig kiemvrij wordt gemaakt, om
dan ook aan het zonlicht te worden bloot
gesteld. Wat gebeurt nu? Men zou ge
neigd zijn, te denken, dat de kiemvrije
melk langer tijd goed blijft, terwijl de
andere na een korten tijd bederft en on
bruikbaar wordt. Dit is echter hiet zoo,
want de inhoud van beide flesschen ver
andert, zonder veel onderscheid, spoedig.
Reeds na een uur is de smaak niet meer
gelijk en na een dag is de eene zoowel als
d'e andere voor het gebruik ongeschikt.
De oorzaak hiervan is, zooals nieuwere
onderzoekingen hebben doen zien, alleen
in de werking van het scherpe licht te
zoeken.
Het feit, dat melk in een donkere ruim
te langer goed blijft dan op een goed ver
lichte plaats, zal iederen belanghebbende
bekend zijn; om deze reden wordt immers
ook in melkverkooplokalen het licht zoo
veel mogelijk getemperd, wat in den zo
mer tegelijkertijd het voordeel heeft, dat
cle hitte minder groot wordt en de vliegen
minder last veroorzaken.
Op vele plaatsen wordt de melk den con
sumenten in glazen flesschen thuisge
bracht. Wanneer het nu reeds moeilijk is,
kiemvrije melk, gedurende eenigen tijd
aan het licht blootgesteld, goed te hou
den, moet dit des te moeilijker zijn voor
versche melk. Men heeft nu gevonden, dat
men, door in plaats van ongekleurd glas,
roodi glas voor de flesschen te gebruiken,
de melk veel langer frisch kan houden.
De melk in een flesch, die met rood zijde
papier omwikkeld is, kan daarin tien uren
in de zon staan en is na dien tijd evengoed
als wanneer ze zoo langen tijd in een don
kere ruimte had gestaan.'
Wij zullen het nu dus spoedig beleven,
dat d'e melkflesschen van rood glas worden
gemaakt.
(„Ned. Wk.bl. v. Zuivelb. en Veeteelt.")
STOPGOUD.
De natuur gaat allen meesters te boven;
wie een groot meester navolgt, kan nog
niet een zoon, maar slechts een kleinzoon
der natuur heeten.
Leonard da Vinoi.
De eind-uitkomst van het beschermen
der mensehen tegen de gevolgen van hun
dwaasheid is, dat men de wereld vult met
dwazen.
S p e n o e r.
Boeuf braisé.
2 K.G. boeuf, 150 gr. vet of koter, 20 gr.
,zout, peper, 6 kruidnagelen, 1 ui, 2 laurier
bladeren.
BereidingHet vleesch wasschen en
aan alle kanten inwrijven met zout en pe
per. Het vet of de boter in een ijzeren pan
of braadslee zoodanig verwarmen, dat een
eenigszins donkere kleur verkregen wordt,
en daarin het stuk vleesch aan alle kan
ten vlug bruin bakken. Er dan de fijnge
sneden ui, het laurierblad, de krudnage-
len en ongeveer l£ d.L. water bijvoegen en
het vleesch op zij van de kachel in een ge
sloten pan zachtjes gaar laten stoyen; on
geveer 2 k 2l uur. Het gesmoorde vleesch
heeft het smakelijke korstje van gebraden
vleesch en de sappigheid van het gestoom
de.
Een hartstochtelijk
rooker.
't Wan in de jaren, dat Frederik Willem
IV op zijn reis door de westelijke provin
ciën even te Wezel vertoefde. De voor
stellingen en de parade waren vlug afge-
loopen en de Koning had nog een halfuur
over vóór zijn vertrek. De kleine vesting
met haar sprekend Neder-Rijnsch karak
ter had weinige bijzonderheden; waar zou
men den Koning mede bezig houden? De
commandant der stad had een goeden in
val.
„Majesteit, de oudste man van hei- Rijk
woont hier in Wezel."
„Ik verzoek u, mij bij hem te brengen."
De oude Gompertz was destijds 106 jaar
oud. Gewoonlijk zat hij in zijn leuningstoel
te rooken, terwijl hij, gezond van lichaam
en geest in alles, wat er cm hem heen ge-
beu sle, levendig belang stelde. Men had
hem het bezoek van den Koning aangekon
digd, en toen ue Vorst binnenkwam, stond
hij op. De Koning verzocht hem weer te
gaan zitten en vroeg met blijkbare belang
stelling naar de bijzondere aangelegenhe
den van den ouden man, die van zijn kant,
zonder de minste verlegenheid, de hem ge
dane vragen beantwoordde; daarbij hield
hij zijn pijpje in den mond.
„Ik i u zoo gaarne een aandenken van
mij geven," zeide de Koning bij het af
scheid nemen. „Vertel mij eens, wat zoudt
gij gaarne hebben?"
„Majesteit," antwoordde de man, „ik
dank u voor i v goede bedoeling, maar ik
heb alles, wat ik i.oodig heb, ik 1 eb niets
meer te wenschen."
Zoo iet- was den Koning nog nooit over
komen." Verbaasd sprak hij den grijsaard
aan:
„Wat, hebt gij niets te wenschen 1"
Ónmogelijk, geen sterveling is zonder
wensch."
Het oog van den oude dwaalt over het ge
volg des Konings. Men kan het hem aan
zien, dat hij toch een wensch heeft, maar
hij durft hem niet goed uitspreken. Einde
lijk komt hij er toe:
„Majesteit," begint hij aarzelend, „de
dokter wil, dat ik eiken dag een uur op de
vesting ga wandelen. Dan moet ik op een
pas of wat het kruitmagazijn voorbij en dan
roept me altijd de schildwacht daar al van
verre toe: „Pijp weg!" Ik loop heel lang
zaam, dan gaat.de pijp geregeld uit. Wan
neer Uwe Majesteit mij een genade wil be
wijzen, wil dan last geven, dat men mij
rustig laat rooken, ik zal het heel voorzich
tig doen, alleen maar zoo, dat mijn pijp
niet uitgaat. Rooken was van jongst af mijn
grootste genot."
De Koning is geheel verbluft door dit
merkwaardig verzoek.
„Dus is dit uw eenig verlangen?"
„Ja, Majesteit, en ik zal gelukkig zijn
wanneer U dat wilt toestaan."
Van dien tijd af mocht de oude Gom
pertz op zijn wandelingen rustig dóór
rooken.
Van deze gunst heeït hij nog twee jaren
genoten en hij is toen in den ouderdom
van 108 jaren gestorven.
Verkeerd gesprongen.
A. (aan den telephoon)„Een beetje
harder, mijnheer, als ik u verzoeken mag!"
B.„Schaapskop 1"
A.„Wel, mijnheer Schaapskop? Wat
wenschte u?"
Zij zag bleek.
Mevïouw: „Vindt ge niet, dokter, dat ik
er erg bleek uitzie?
Dokter: „Ja, gewis, mevrouw."
Mevrouw: „En wat raadt ge mij aan?"
Dokter: „De poudre de riz een beetje af
te wasschen."
Een weldoener.
Voor den winkel van een uitdrager.
„Kom binnen en koop wat van me; deze
jas laat ik je voor zes gulden."
„Je zult toch geen zaken doen op Zon
dag?"
„Als ik jou die jas geef voor zes gulden,
dan doe ik geen zaken; dan doe ik een
weldaad."
Geen Kannibaal.
Een heer, die in een restaurant had ge
geten, hield bij de betaling van zijn Teke
ning geen cent over voor fooi aan den keil-1
ner. Deze voegde hem spottend toe: „De.
kellner is niet in de rekening begrepen",
waarop het slagvaardige antwoord volgde:'
„Die behoorde Ook niet tot het menu."
Aohteruitg ang.
„Met de Jansens schijnt het in den laat
sten tijd ook niet al te best te gaan."
„Zoo, waaruit maak je dat op?"
„Wel, onlangs was ik bij hen en toen heb-
ik gezien, dat twee personen op één piano'
speelden."
Een kruisverhoor.
„Heeft u wel eens meer een kruisverhoor,
ondergaan?" wroeg een rechtsgeleerde aan'
een getuige.
„Hoe kan u dat vragen 1" riep de man^
uit. „Heb ik u niet gezegd, dat ik getrouwd
ben?"
Daar komt het op aan.
Zij: „Ik geloof, dat deze stof prachtig bij
mijn haar zou staan."
Hij: „Bij welk haar?"
Carnavalb al.
„Onder de maskers heerschte een zéér op
gewekte stemming; de feestvreugde was op
ieders gëlaat duidelijk zichtbaar."