Qad. L&ndrieht lag een twintig minuten van
htm buis af, maar ais *ij op schaatsen den
Tijver overstak, *ou zij binnen tien minu
ten bij de villa fijn.
Dora kon voor haar leeftijd al beel flink
rijden en daar de winter etreng was, had
tij er veel gelegenheid toe gehoi
„Ik ga naar den vijver juf", riep het
kleine ding. Willem of Truitje Lanen zal
met mij mee gaan."
Willem en Truitje Lanen waren buurkin
deren en gingen heel dikwijls met hun buur
meisjes uit, zij waren wat ouder dan Dora
en zorgden altijd goed voor haar.
Juffrouw Bander had er dus niets op te
gen, dat Dora naar den vijver ging. Het
kleine meisje belde daarnaast aan, maar de
m,eid zeide haar, dat de kinderen al op den
vijver bezig warep schaatsen te rijden.
Zij liep er vlug heen en kxeeg spoedig
haar buurtjes in het oog.
„Ben je daar, Doortje Dikwang", riep
Willem uit, „ik was juist van plaji naar
huis te gaan. Er zijn niet veel rijders op
den vijver vanmiddag. Maar als jij nog wat
rijden wilt, dan blijf ik natuurlijk."
Dora vertelde hem, dat zij naar villa
Landzicht aan de overkant gaan wilde.
Willem maakte toen heel galant haar
schaatsen vast en het kleine figuurtje reed
vlug weer af en belde bij villa Landzicht
aan.
Een net gekleed dienstmeisje deed de
deur der villa open en was verbaasd, toen
zij hoorde, dat dit kleine meisje mevrouw
Trever wilde spreken. Zij ging heen en kwam
spoedig terug met de boodschap, dat haar
meesteres het kleine meisje verzooht boven
te komen. Dora volgde haar in een groote
kamer, die veel ruimer was dan -do sa
Ion bij haar huis. Een bleeke dame ia
het zwart gekleed zat dicht bij den
haard en Dora ging eenigszins verlegen
op haar toe.
„Ik ben het dochtertje van den dok-
teri', zei zij met een bevend stemmetje.
„Vader was uit toen het dienstmeisje
kwam en daarom dacht ik, wat ik wel in
plaats van vader kon gaan."
„Ben jij dan ook dokter?" vroeg de
dame, en een glimlach vloog over haar
gêricht.
„Ik kan wonden in vingers verbinden
en dergelijke dingen. Als ik groot ben, wil
ik dokter worden of ziekenverpleegster.
Mag ik mijn mantel uitdoen1?" vroeg zij
met die gerustheid die alleen een vrien-
delijk kind kan toonen, als zij denkt, dat
rij welkom is. Het is hier warm en door
het schaatsenrijden ben ik ook warm ge
worden.
Mevrouw Trever vond het goed en Dora
aen zich, toen trokken zij zdoh ieder in
hun respectie vel ij ke hutten terug.
In de verte weerklonk de Tan-tam, die de
terugkomst van een gewichtige prauw aan
kondigde. Ook werd het geschreeuw der
toovenaars vernomen, die met hun onzin
nige kunsten, bet volk leelijk in bijgeloo-
vigheid gedompeld houden.
De Wabendés waren op hun hoede, want
met die Ipnibaalsche begrippen der Bund-
jos viel niet te spotten, nog onlangs had
den zij een twintigtal mannen gedood op de
post Banghai. Bovendien legden ze haele
dorpen in de asch, door middel van pijlen
met gloeiende lont er aan.
Terwijl dus al deze drukte heerschie op
eenigen afstand der hutten, lag Nidri rustig
op zijn matje in zijn grootvaders hut en
droomde van zijn aanstaande reis. Hij hield
veelj van den blanken vader, inaaT ook zijn
vaderland had hij lief, met alle vurigheid
der Zuidelijke volksstammen, dus zou het
afscheid hem nog menigen traan kosten.
HOOFDSTUK II.
De eerste Proeve.
Reeds vele dagen trok de kleine kara
vaan over land en over water, dus: nu eens
te voot pn dan eens met de prauw. De
tocht ging naar Loango, waar men zich zou
inschepen naar de Eransche Congo. Vader
Raphaël maakte meteen gebruik van de ge
legenheid, die .d «e reis hem bood, onj overal
vrienden en geestverwanten op te zoeken;
ging eens de kamer rond om naar alle
mooie dingen te kijken, zonder iets aan
te raken. Zij voelde zich geheel thuw.
ging op het haardkleedje zitten en be
gon over haar vader, haar huis en haar
epeelgoed te vertellen.
„Het is dikwijls zoo stil thuis," zet zij,
vader is bijna den heelen dag uit, juf Is
druk bezig en met de poppen spelen ver
veelt ook. Ik wou, dat moeder nog leef
de".
De meid kwam met het theeblad binnen
en Dora stond op. Zij moest gauw naar
huis toe, omdat jui anders niet zou
weten, waar zij bleef.
„Ik zou het erg prettig vinden, als je
bleef," zei de dame. Ik kan dan een
öoocbchap sturen naar je huis en dan kan
je vader, als hij vanavond nog hier komt,
je meenemen."
Dora blfcef heel graag en werd onthaald
op vruchten ^n heerlijke broodjes. Maar
zij vergat niew-de, gastvrouw te bedienen
en deed dat op, zoo'n vriendelijke manier,
dat mevrouw Tfever zonder het te weten
ook een paar Broodjes at en met het
grootste genoegen een kopje thee dronk
dat Dora heel handig voor haar had inge
schonken.
Nadat de meid het theeblad met toebe-
hooren had weggenomen, ging mevrouw
met haar vriendinnetje voor het haard
vuur ritten en het kleine meisje zong al
lerlei kinderrijmpjes.
Toen de dokter kwam, heette mevrouw
Trever hem hartelijk welkom.
„Uw dochtertje heeft mij meer goecl ge
daan, dam gij met mogelijkheid zoudt kun
nen gedaan hebben, dokter", zei mevrouw
lachend. „Zij mag toch nog wel eens ko
men, is het niet?"
„Ik geloof, dat ik wel niet anders dan
ja zal kunnen zeggen," antwoordde de
dokter.
Vroolijk nam mevrouw afscheid van va
der en dochter.
Hij begon Dora rijn collega te noemen
en sprak met haar over hun gezamenlijk?
patiënte,mevrouw Trever.
„Jij hebt een uitstekend middeltje ge
bruikt, meisjelief", zei de dokter op zeke
ren dag, je moest mij het recept er van
eens zeggen, dan zou ik het ook kunnen
gebruiken in ernstige gevallen.
„Ik heb niets anders gedaan voor me
vrouw Trever, dan van haar gehouden,"
zei Dora met een ernstig gezichtje. „Het
spijt mij dat zij weer naar Indië terug
gaat. Maar zij zegt, dat haar man zoo blij
is, dat zij weer beter is en kan terugko
men."
En kolonel Trevers was klaarblijkelijk
daarom hield men overal even halt, waar
geen Bundjos te duchten waren. Dank zij
de goede/ zorgen van den ouden Mléra,
ontbrak hetden reizigers nergens aan le
vensmiddelenze hadden rijst, gedroogde
visch en palmwijn in groote hoeveelheden
en vonden onderweg nog steeds bananen en
andere vrudhten. Te Loan go was de plan
tengroei weelderige en daar moest men zich
vanzelf nog even ophouden, omdat er ge
wacht werd op het schip „Jula", dat zoo
heette naar een borg in de Congo.
Nidri was alweer lang heen over het ver
driet, dat het afscheid van zijn grootvader
hem gekost had, want hij voelde zich in
goed gezelschap en de negers zijn nu een
maal opgewekt van aard. Het was wel niet
het schip, dat de zendeling oorspronkelijk
bedoeld had, maar daar er op „De Ster"
geen plaats meer was, had hij zich maar
met do „Jula" moeten tevreden stellen.
In afwachting van dit gezelschap, hadden
beide passagiers zoolang hun intrek geno
men by Alwoka, den bondgenoot van Alléra.
De Zwarte Koning had hun op schitte
rende wijze gastvrijheid geboden en hen
heerlijk onthaald op koffie en honing, ter
wijl ze, rustig op oen matje liggende, een
negerdans hadden mogen gadeslaan, woest
en druk als die was!
Zco verliep de tijd snel en ging vader
Raphael niet zijn pupil on oen goeden och
tend naar de boot. iSo zendeling drccg zijn
bescheiden bagage onder den aria ca Nidri
heel bhj, want eenige maanden löter kwam
er een mooi gouden horlogetje uit Indie
voor de „kleine doktér Dora."
Ingez. door „Duinroo6je".
Broer: „Wat bedoelt pa toch, ma, als hij
zegt dat hij de kapitein op 'b schip is?"
Ma: „Dat hij 't hoofd van 'b huisgezin is,
vent."
Broer: „Als pa dan kapitein is, wat
bent u dan, ma?"
Ma: „Wel ik denk de stuurman, broer."
Broer: „O ja; en dan ben ik 't kompas
Ma: „Hoe zoo, broer?"
Broer: „Omdat de kapitein en de stuur
man altijd op Jt kompas tikken."
Ingez'. door Joh. van Tilburg, te Zoeter-
woude.
Fritsje moet voor moeder een stuiver
zout en een stuiver peper halen. Hij is den
weg al op, maar komt weer hard cerug-
loopen, en vraagt: „Moeder, voor welken
stuiver moet ik zont en voor welken peper
halen
Moeder: „Ja jongen vraagt dat niet aan
mij, maar aan den winkelier voor welken
Btui'ver hij het zout of de peper wil geven."
Ingez. door „Raadselvriendinnetje.
„Mijnheer, hoeveel hersenen heeft een
hond in zijn kop zitten?"
Onderwijzer» „Dab heeft de wetenschap
nog niet uitgemaakt, jongen
Jongen: „Maar ik zou heb toch wel kun
nen zeggen."
Onderwijzer: „Zeg het dan maar."
Jongen: „Zijn kop vol!" En de rekel
glimlachte.
Ingez. door Annie Metselaar.
Vader: „Kinderen jullie mogen niet pra
ten; onder het eten houdt ge je mond toe."
(Broer eet niet vorder).
Vader: „Willem, waarom eet je niet?"
Willem: „Ik mag imju mond öiet open
doen, en... ik... kan... niet eten zonder mijn
mond open te doen."
Onderlinge Correspondentie.
Wie van de vriendjes of vriendinnetjes
wil postzegels met mij ruilen? Liefst uit er
ge vreemde landen.
Mijn naam is: Hendrik van der Ylisb.
Adres: Haarlemmerstraat No. 17, Leiden
zijn cassette, een geschenk van grootvader
nog, waarin hij voor duizenden aan edelge
steenten had. Die schat was ook het eigen,
dom van grootvader geweest; maar daar
de oude man wel voorzag, hoe het pv?t hem.
zou afloopen, had hij die maar vast bij zija'
leven aan zijn kleinzoontje geschonken, daar
hij dit toch veiliger achtte dan de ber
ging in een kala-bas, zooals hij eerst gemeend'
had. Nidri zelf scheen echter volstrekt nietj:
doordrongen van de groote waarde, die hijj
bij zich droeg. Voor hèm beteekenda die,
steentjes niets, oenvoudigo glazen krale*
vond hij op z'n minst zoo mooi
Vader Ruphaèl had hem echter op het;
hart gedrukt, zijn cassette nooit in den;
steek te laten: die altijd met zich te voe
ren. want zij bevatte imhicrs het kapitaal,
waar do jeugdige negervorst, een paar j»:ir;
verblijf en studie in Frankrijk van moest be
talen
Helaas wist de grijsaard nog niet, welk
lot er wel over hem besloten was. Nauwe
lijks bevonden ze zich aar, boord, in de,
golf van Guinea, of <?en gevaarlijk hooge
koorts rukte hem binnen weinige ureri tijds
weg van zijn pupillen. Vóór zija dool had
vader Raphaël Nidri neg zijn zegen ge
schonken en hem aanbevolen in do zorgen
van den kapitein, die de verantwoordelijkheid
veer den jongen reiziger op zich nam. Nidri
nvxmde, dat hij con valsche uitdrukking liad
gezien op zijn gelaat, terwijl hij di» belofte
deed, maar hij kon zich ook vergissen.
(Wordt vervolgd^