Prot dr. Gerhardt over sport
LIONG.1)
Sterven de tenoren uit?
Productie en uitvoer van zijde.
„Hier", zei de de geestelijke, bet mooie
boek opnemend, en liet zijn zuster de daar
ingelegde biljetten zien, waarbij hem hel
dere tranen in de oojtp kwamen, ,,nu ziet
gij, dat God de zijnen niet verlaat-"
Hij telde Kaar vijftien van die groene
briefje© voor, te ramen driehonderd mark.
Sprakeloos, bevend van aandoening, zonk
de zuster op een stoel neer en weende van
vreugde.
Een zoo sohoomen Oudejaarsavond en
een zqo vroolijken Nieuwjaarsdag had men
in de pastorie sinds langen tijd niet be
leefd.
Het zich harden is ongetwijfeld een be
langrijk middel $er bevordering van de
gezondheid en ter voorkoming van ziekten.
Even zeker is het, dat door de juiste be
oefening van sport een gehard lichaam
verkregen kan worden. Hierbij moet er de
nadruk op gelegd worden, dat niet iedere
sport zonder meer tot harden kan leiden,
en iedereen, die eenigen tijd aan sport ge
daan heeft, voor gehard kan doorgaan.
Onder gehard maken, aldus verklaarde
prof. dr. Gerhardt, te Bazel, onlangs, ver
staat men meestal het wennen aan snelle
témperatuursdaling, doch het begrip is veel
algemeenermen kan zich harden tegen
hitte, pijn, honger, inspanningen.
Hierbij moeten de volgende vragen ge
steld worden:
lo. Hoe ver moet men gaan met de ge-
hardbaking?
2o. Is het mogelijk, ook men6chen te
harden, die gevoelig zijn voor de hande
ling der gehardmaking?
Het antwoord kan luiden, dat men zoo
ver gaan kan tot zjj geen nadeel veroor
zaakt. Hoofdzaak is, dat men bij alle har-
dingskuren zeer langzaam en geleidelijk te
werk gaat, en indien lichte storingen op
gemerkt worden, de gevolgde methode wat
milder wordt toegepast of gestaakt.
Als voornaamste middel van alle har-
dings-inwerkingen beschouwt men de in
werking van koude. Wordt de huid door
een kouden prikkel getroffen, dan trekken
de bloedvaten zich samen, de huid ver
bleekt en wordt bloedarm; het uit de huid
gedrongen bloed stroomt naar de inwen
dige organen, en onmogelijk is het niet,
dat zulke plotselinge veranderingen van
den bloedsaandrang schadelijk op het
lichaam kunnen inwerken. Naast dergelijke
meohanisohe prikkelingen zijn nog meer
opmerkenswaard de zenuwprikkelingen.
Evenals een sterke huidafkoeling tot een
diepe ademhaling leidt, kunnen verande
ringen in de werkzaamheid der zenuwen
van schadelijken invloed xijn op de betref
fende organen.
Belangrijker nog dan de aanvankelijke
samentrekking der huid is de werking er
van na het ophouden der koude-inwerking.
In normale gevallen volgt op de bloedleeg-
heid een sterke bloed toevoer en het gevoel
van verwarming. Waar dit uitblijft, treden
veeleer nadeelige gevolgen der afkoeling
op; het warmteverlies geeft niet alleen den
doorslag.
Past men deze wijze van warmte-onttrek
king bij iemand herhaaldelijk toe, dan ziet
men, dat de reactie zich .steeds vroeger
vertoont en het liohaam steeds beter het
stadium van het gevoel van koude over
wint. Gaat men methodisch voort en let
men nauwkeurig op de wederverwarming,
dan kan men de meeste gezonden zoo ver
brengen, dat zij belangrijke verschillen
zonder huivering verdragen kunnen. Me
thodische harding is daarom een nuttig en
in den modernen tijd noodzakelijk middel,
om het lichaam te beschermen tegen on
vermijdelijke gebreken; vereischte is een
geleidelijke en, indien mogelijk, ononder
broken voortzetting. Bij lichte onetelahe-
den behoeft de behandeling niet gestaakt
te worden, Kamp.")
Transparant-roode avond hangt loom
neer over den moeden dag, over de moede
boomen en palmen, hoog boven ons hun
kruinen nauw heen en weer wuivend. Ze
hijgen mat naar avondkoelte van den tro
pennacht; die langzaam daalt ook in trage
loomheid van het Oosten. In de wondere
stilte van het gebergte, heel ver eerst,
schrille tonen van vreemde muziekinstru
menten, weeklagend door het ruim. Het
muLziekgeklaag nadert, verscheurt meer en
meer steeds de vrome bergstilte, haar ver
schrikkend soms met bekkenslag en schot
geluiden.
Nu is de onharmonische tonen mengeling
goed te onderscheiden. Een optocht niu-
dert, een Chineesche optocht, gehouden in
tijden van epidemieën, ,,liong" genaamd.
Het bijgeloof piizer gestaarte broederen
leert, dat rij door het houden van zoo'n op
tocht den ziekteduivel van schrik verja
gen, waarvoor ze- zich dan beijveren door
bovendien zooveel leven te maken als bun
slechts mogelijk is. Voorop schrijden vier
mannen, dragend een van geel en Tood par-
pier nagemaakte poort, waarop met gr -ote
letters geschreven wat de optocht betec-
kent. Aan die achterzijde is deze poort vol
gehangen met kleine vetglaasjes, die, aan
gestoken, het geheel verlichten. Op de
dragers der pooi-t volgen twaalf mannen,
allen met eenn roode, driehoekige vlag in
de hand, omring# door vele anderen met
aangestoken lampions. Dan volgt een reu
zeslang met drakekop, geopende bek, waar
in groobe tanden van een vingerlengte te
onderscheiden zijn. De slang, van katoen
vervaardigd, geeft de kleuren weer van een
monsterslang, gespikkeld of gestreept, en
bestaat uit acht, soms tien aan elkaar ver-
bondeu deelen. Elk deel wordt in de hoog
te gehouden met een daaronder gehouden
stok. Loopen de mannen gelijk achter
elkaar, dan riet men een reuzeslang van
ongeveer acht meter door de luscht voort-
gedragen, doch trachtend het kronkelen
van het monster weer te geven, trekken
rij onderling de verschillende deeien beur
telings op en neer. Achter deze slang ko
men de muzikanten, ieder bespelen 1 rijn
eigen instrument, alles chaotisch door
elkaar, terwijl ze met trom en bekkenslag
zoo luidruchtig mogelijk trachten te zijn.
Al loopendc, krijschend en rumoer ver
wekkend, wordt voortdurend vuurwerk
ontstoken door degenen, die uaarmee in de
hand loopen. Schreeuwende, bidden de mee-
loopende bidmannen om verlossing van hun
'uiv-ri, nieuwsgierigen, kinderen ijlen
van alle zijden toe, voegen zich bij hen en
zoo nadert de steeds langer wordende op
tocht de Chineesche kerk. De bidmannen
treden binnen, om in klagenden schreeuw-
toon hun god te smeeken hen te verlossen
van al de kwade riektegeesten. Intusschen
wordt voor het kerkgebouw voortdurend
vuurwerk ontstoken en op de meest; luid
ruchtige wijze gehamerd, gebeukt en gebla
zen op de instrumenten. Plotseling een
ontzaglijke knal, gevolgd door een vuurre
gen, waarin de slang rioh wild een en w*er
kronkelt, om den vuurdoop te ondergaan,
ten te eken, dat daarmee de booze geesten
zijn bezworen. De bidmannen treden uit de
kerk, voegen zich weer bij de anderen en
de stoet zet zich opnieuw en op dezelfde
manier in beweging door alle straten heen,
waar de ziekte heerseht. Tot laat in den
avond houdt aan de onharmonische to-
nenwedstrijd.
Bij de Oostersche volken heeft het offe
ren verschillende doeleinden, geschiedt bij
verschillende gelegenheden en verband
steeds zoekend tusschen oorzaak en gevolg
ontstaan daardoor de ongerijmdste bijge-
looven, waarvan ze niet af te brengen zijn.
Zoo wordt o.a. de poeasa (vastentijd)
streng in eere gehouden, omdat in dien tijd
aan schuldige geesten toegestaan wordt
hun plaatsen van boetedoening te verlaten,
zich dan naar de aarde te begeven, om
afgedwaalden op den goeden weg te hel
pen. Op den laatsten poe-asadag keeren ze
langs iedere bijzondere begraafplaats naar
hun plaatsen terug. Het reinigen der gra
ven vindt hierin zijn oorsprong.
(„Nieuwe Crt.") N. P.
1) Chineesch offerfeest.
Een antwoord op deze vraag, naajr aan
leiding van een onlangs van Fransche zijde
ontwikkelde stelling, dat de tenoren en ook
de hooge vrouwenstemmen uitsterven, van
de hand van den zangpaedagoog R. Schmal'-
feld, publiceert „Toonkunstnieuws."
„De tijd der hooge, dunne coloratuurstem-
men en der kleine, lyrische tenoren schijnt
wel is waar voorbij" te zijn, sedert de ~Wagner-
opera's en dergelijke dramatische werken, de
plaats voor de opera's, waarin die stemmen
thuis hooren, belangrijk hebben beperkt.
De schrijver van liet bewuste artikel be
weert, lat vroeger liet? falset, d. w. z- het
hooge register der meuschelijko stem, waar
bij niet de borst- en buikholte, maar veel'
meer de welvingen boven in het stern-orgaan
do resonans vormen, algemeen gebruikelijk
wasdaarbij is evenwel, op te merken, dat de
bekwame zangpaedagogen er reeds lang in
geslaagd z'ijn, te voldoen aan de eischen,
welke de tegenwoordige repertoire-opera's,
stellen, doordat z'ij alle stemmen met be
houd van de hoogste resonans moer en racer
naar de laagte wisten te ontwikkelen, cnv
daarbij ook meer aandacht schonken a.irn
een juiste ademhaling. Als men ook be
weert, dat Mozzurt de aria van de „Königin
der Nacht" uit „Die Zauberflöte" door een
dramatische zangeres liet ringen of deza
en voor schroef, dan schijnen toch de stemw
men, in welke hoog-ontwuklooide coloratuur-
kunst gepaard ging met dramaiische vol
heid en kracht, zeldzaam geworden te aijlL.;
Zelfs werden veel zieer eenzijdig
gevormde Zangers (en zangeressen op ge*
kweekt, wier stemmen allo naar de hoogte!
werden ontwikkeld, tcrwfijl öen verstandige!
zangmethode zeer goed de draagkracht der,
$tem cn li aar omvang naar de diepte kan
ontwikkelen zonder dat elasticiteit en dèj
hoogte daartlij inboeten.
Naar irlijn mooning ifl hot jniiet cmwaaft-
schiijnlijk, dat do scjhrijvdr van het artikel)
in »*Jijn oordeel starlc gemfhietnoeerd dooft
do herin netting aan die vele eejnzÜjdig ge
vormde ooi oraUiurzan geressen en tenoortjed
en bij het hooren dotr thans meer ovjerheer-
schcnde kernachtiger en diepor-klinkettLdqi
stommen, tot hot idee Ss gekomen, dat da
mcnschellijke stem, bij welker beoordecling
heb hooren van zangstemmen geen kloang)
rol kan gespeeld hebben, dieper is gerwotr-l
den. Bovendien kan mem Hij nn/uwkeuriger
onderzoek opmerken, dat tegenwoordig nog
veel meer menschen dan vroeger ook dieper,
sproken. Schmalfold verklaart dit door daj
omstandigheid, dat er voel meer aan zang
studio wordt gedaan, hetgeen ook op del
spreekstem van heilzame 11 in vlood is. "Watjl
nu betreft do vnoos, dat do tenoren zeldzamer,
worden, wüjst Selmialfcld op liet feit, dat1
zoer veel verkapte tenoren rich als bariton!
ontpoppen, torwlijl omgekeerd niet zelden bari-1
tons later uitnemen do tenoren blijken. Ware
hot juist, dat do stemmen voortdurend aan
het zinken zijn, dan zoudom werkelijke bas
sen en alten housch niot zoo zeldzaam wezen,
als nu toch wel het geval is.
Zoodat Schraal fel d voor ric.h tot de zoer
troostrijke conclusie komt, dat bet vermeiend
ten oren-gebrek een djdele vtrces is.
De zijdeteelt zoo lezen wij in „Han
delsberichten" wordt in China onder bij
zonder gunstige omstandigheden gedreven,
zij vindt daar niet alleen een geschikt kli
maat, doch ook goedkoopen handarbeid,
waarbij nog komt, dat de bevolking op dit
gebied reeds zeer lang ervaren is.
Het noorden van het Rijk is, ten gevol
ge van het minder gunstige klimaat, voor
de zijdeteelt van weinig beteekenis* in
Mongolia teelt men witte zijderupsen, in
Mantsjoerije is de teelt meer verbreid. De