ZONDAG5BIAD* IEID5CH DAGBIAD 28 December. Anno 1912. Een BCersiverfoaaS. VAN ME.T 111 •ottéftèft*****#» 111 Dit bet werkelijk leven naverteld door HEftftUEft USE LANGE. Nadruk verboden.) Hot was alles zóó snel gegaan, dat liet was, of het nooit was gebeurd. En toch wisten allen, die er bij geweest waxen, de feiten nog nauwkeurig. Zij hadden het vooi hen rechter verklaard. Gijs en Bert waren te zamen uitgeweest, fen zij hadden de herbergen van het dorp bezocht. Des avonds laat gingen zij einde lijk naar huis, vergezeld van oen troep vrien den. In den beginne zongen zij vrooïijk. Gijs en Bert gingen vooraan, zij liepen arm &n arm, zij waren twee vroolijke kameraden. i Eensklaps struikelde Gijs, viel en sleurde £3ert in zijn val mede. Deze begon te razen, baalde een mes te voorschijn, en eer een ander bit het gezelschap tusschenbeide had kun- pen komen, had hij met het scherpe staal fees to ken. De ander was levensgevaarlijk gewond. i Eerst na eenige maanden herstelde hij, en toen de zaak voor de rechtbank kwam, ver klaarden de geneesheeren, dat zijn genezing *en wonder was. Snikkend zat de jonge dader in de bank ier beklaagden. Op de publieke tribune was Geusje, zijn Verloofde, met wie hij binnen eenige maan den had willen trouwen. Zij hadden elkan- 'Aer van hun kinderjaren gekend, de beide Jónge mcnschen, en nooit hadden zij ver moed, dat een zoo vreeselijke gebeurtenis ten had kunnen scheiden. Bert werd tot anderhalf jaar gevangenis- étraf veroordeeld. Biij het hooren van dit vonnis huilde hleb jonge meisje wild. En terwijl Bert werd Weggeleid, wuifde hij naar haar en riep b&et een stem, vol diepe smart: „Nooit zien be elkander weer, Geusje I Zij had hem vele malen naar de gevan- jpenis geschreven, doch nooit had hij haar geantwoord. Zij wist niet, dat het zijn plan ft?as naar Amerika uit te wijken, haar nooit, fcooit meer te zien. Met bovenmenschriijke Inspanning dwong hij zichzelf haar te ver keten. In de eenzaamheid van zijn oei kende bij geen ander streven, j En zonder dat hij er véél over peinsde, ftelde hij den volgenden brief op. „Liefe Geusje Ik heb bij mijn zelfs overlegt, dat 't het beste zal weezen, liefe Geusje, dat u mijn maar vergeet, want wat zou u eraan hebben met mijn te trouwen, als ik uit de gefangenis ontslagen word zul- len de mcnschen mijn maar niet meer aan kijken beter is het voor u dat u maar een andere jonge neem die niet in de gefangenis gezeete heef u schrijf mijn vele brieven en ik zal nooit vergeten wat u voor mijn geweest ben en nooit zal ik g§£ wfer mejsje neamijsp daar, wil ik op zweeren maar het is beeber voor mijn en u alleb.ijde dat ik naar Amerika gaan en uw zal vergeeten zoo mijn dit moge lijk is teeken ik u BERT, Hij verzond den brief echter niet, nadat hij bij zichzelf had overlegd, maar. hieldi hem bjj zich. „Neen!" dacht hij, „bet is 't beste, dat ze nooit meer iets van me hoort, en maar denkt, dat ik haar vergeten heb. Dan zal ze mij natuurlijk ook vergeten" hij klemde de lippen opeen, om 't niet uit te schreeu wen van smart „en dan zal ze een an deren jongen nemen, en bij slot van reke ning gelukkig worden, 't Is beter, dat één van ons beiden gelukkig wordt dan geen." Nadat zij hem een jaar lang trouw van alles op de hoogte had gehouden, en nooit antwoord had ontvangen, meende zij, dat hij nooit meer aan haar dacht, en bedroefd besloot zij hem niet meer te schrijven En hij, in zijn eenzame cel, staarde voor zich uit. Nu had h'ij zijn doel bereikt. Nu had zij zeker een ander genomen. O! die ander. Machteloos balde hij zijn handen tot vuisten. Wie zou 't zijn? Een schaduw ging zijn blik voorbij. Het was G'ijs zeker. Dat was zijn beste wraak. H'ij zag het, zag het. Gijs kwam het huisje binnen. Zij was in haar bruidskleed, bloemen in 't blonde haar, en zij lachte hem te gemoet. De rijtuigen reden voor. Hij zag de paar den in zijn vreemd visioen, en ook de koet siers. Hij hoorde, hoe een zweep knalde. Hij zag hen heiden in de kerkHaar oogen waren vochtig van de tranen, die de vreugde schenkt. Gelukkig was ze- Hij verborg 't gelaat in beide handen. Op hetzelfde oogenblik, dat 't vreemd vi sioen hem verscheen, zat z'ij thuis, gebogen over haar naaiwerk. Haar moeder zat bij haar. jvVah Bert heb ik niks gehoord." zeide ze. „Waarom zou je G'ijs niet nemen? Is 't geen nette jongen „Ik kan 't niet." En dien avond zeide ze het weer tot G'ijs: Nemen zou ze hem niet. Al was 't waar, dat Bert zich haar niet meer herinnerde, ze moest 't eerst uit zijn eigen mond hoo ren. Als 't- waar was, zou z'ij verder zien. Thans wilden z'ij wachten, wachten De dagen treuzelden voorb'ij. Dikwerf was het haar, of zijzelf in een cel zat, waaruit z'ij niet bevrijd kon wor den. Z'ij telde de uren, dat hij uit de ge vangenis zou worden ontslagen, gelijk ook hjij- En terwijl de tijd hoe langer hoe meetr naderde, werd zij onrustig. De uren werden langer, de nachten duurden een eeuwigheid. Zij wist niet, wanneer, op wielken tijd precies, evenmin als hij Zij had, wanneer er weder een maand voorbjj was gegaan, een streepje gezet. Thans stonden er zeventien streepjes. Het achttiende streepje zou bevrijding brengen. SsMsiJfeiSgtai ig XBSSB .H31- neer precies iet leindo zijn zou van vreeselijke marteling- lederen dag drong Gijs er op aan, dat 2$ Hem da besHa&ofi zon geven.. Zü ook was @£3 S® fe< begonnen, - t- I. „Liefe W tel de <laag>efe 3ÉÉ I 1 fesifSk" I i i Neenl Zij Ead Heb boHrJJseis piet SöéSfc- gezjet, .Weenend was haar hoodd op, hÖ# blanke papier gevallen, £n zij had $ooflj rich uitgestaard Toen, in het begin van; December, rgi£g zij vragen, wanneer hij vrij zou kxttnen-: 1 En het antwoord luidde: „Met Kerstmis!**' Z,ij was naar huis gegaan, Jangza^m, gg had de woorden oiviertdacht* i j „Met Kerstmis!" !- Zou hjj het zelf al weten? Zou ^0 Kót hem niet schr.ijven Dl dat was een wonder- baarfijk Kerstfeest voor hem,: idj§ Hoe wonderlijk Eerst nu rekende zjj uit. Ja! Eet waa waar. Met Kerstmis zou hij rijn daad heb ben geboet. Haar hart klopte- fel; wild ging haar adem. Ook de man in de cel, Bert, telde na, rekende uit. H,ij moest nu spoedig vrij komen, bedacht h.ij. "Wanneer was hij veroordeeld? Op een stuk papier gChreef hjj de getallen op, en eensklaps sloeg hij rijn hand tegen zijn horst én hij schreeuwde het uit van, vreemde blijdschap en yreemdö gpfoüfc j_ Kerstmis Hij zou ontslagen worden op, den dag, dat de menscben in, zijn vredig dorp htfn heilig feest vierden. Menigeen zou 'hem mis schien even in Zijn hart gedenken. En Gijs? Gesteld eens, dat het waar was, wast hij in rijn visioen had aanschouwd: Gijs, de man van Geusje! 't Was nu een jaar ge leden, dat hij hen in zijn wakenden droom' had gezien. Hij lachte luid, bijna waanzinnig. Dan was liet zeker, dat hij naar Amerika zou gaan; niet meer naar zijn dorp teri^g'- keeren. Hij sloot zijn oogen. Een nieuw beeld, voor hem vreeselijk, doemde voor héjm op.; Geusje zat hij een wieg, schommelde deze zachtkens heen en weer. Gijs boog zich over haar heen, sloeg het dunne gordijntje terug en keek naar het kleine kleuberkje, van hém.' en zijn jonge vrouw. Aan Bert werd zelfs niet gedacht Hij drukte zijn nagels diep in dé palméjn, zijner hand. Geschiedde hem eigenlijk geen recht? Had hij dan Gijs' leven niet in gevaar gebracht? Was hij niet bijna een moordenaar geweest? In de stilte van zijn kerker kwam bjijj eindelijk tot het besef van zijn daad. Wanneer het waar was, dat Geusje en Gijs! getrouwd waren, dan zou hij trachten het zou hem gelukkenhet beeld niet met ijverzucht gade te slaan. Uit het verrei Amerika zon hij hun bedden een brief schrij ven, dat hij hun alles goeds toewenschte^ En daar zou hij werken, zooals het men!- schenplicht is! Hij zou niet alleen verge ten, doch ook vergeven, en hem zou ojp zijn; beurt vergeven worden ,Zoo naderde Kerstmis. Een paar dagen ;vóÓ5 het ^feesfc kwam Siis Mi Geurig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 19