Offieieele Kennisgeving. KENNISGEVING. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. [jfo. 16206. LËXDiöH BAdBLAÏ), Woensdag 18 BecemBer. Tweed© Blad. Anno 1912. AANGIFTE ter Inschrijving voor do Militie. De BURGEMEESTER der Gomjoente Lei- brengt ter kennis van belanghebben- m 3 jnzonderlieid van do in. heb jaar 1894 Lboren mannelijke personen, of van Run iLfer moeder, voogd of ouratar, dat bij de Militieweb (Staatsblad 1912, No. 21) lneb leende ia bopa&ldi I i Artikel 12. I, Behoudens bet bepaalde in art 13 wordt u^'r 4e militie ingeschreven I lo. ieder minderjarig mannelijk Nedérlan- aer die op 1 Januari van het jaar, vol- Ldo op dat, waarin bij bet 18do levensjaar taff-, volbracht, bjnnen bet- Rijk, in bet paitscke Rijk of in bet Koninkrijk België jmoaplaate beeft, of wiens vader, moeder voogd op genoemd tijdstip in een dier pjken woonplaats heeft; j; 2o. ieder meerder jalrig mannelijk Neder- jtander, die op genoemd tijdstip in een der ^noemde Rijken woonplaats beeft; 3o. ieder mannelijk niot-NecLarlaiïidérdie jjp genoemd tijdstip ingezetene van bet (tijk j 2, Voor ingezetene in den ma dezer wet [wordt gehouden: A. de minderjarige niet-Nederlander, die Jannen bét Rijk woonplaats belaft: lo. indien zijn Vader, moeder of voogd fcinnen het Rijk woonplaats beeft ein ge- Jaiende de Voorafgaande achttien m&andén jn bet Rijk of in de koloniën of be&Lttia- des Rijks in andere wereld doelen woon plaats gehad beeft; 2o. indien bijzfeLf gedurende de Vooraf- wande achttien maanden in bet Rijk of ]b de koloniën of bezittingen des Rijks in Et'deie wereld-deelen Woonplaats gehad hWt, t"izij' bij in den zin dezer web een Vader moeder beeft en deze elders dan binnen iet Rijk wqonplaata beeft; B. de meerderjarige niefc-Nederlander, die tinnen bet Rijk woonplaats beeft én ge- Hurcmle de vqorafgaan.de achttien maanden li hét Rijk of in de koloniën of bezittingen jlöï Rijks in andere werelddee-len woonplaats Jljhad heeft. i 8. Voor de toepassing van héb bepaalde b liet vorig lid wordt gehouden: Yatfr minderjarig bij, die minderjarig is |a aan zin dei* Nederland^olfe wet; yqor meerderjarig bij, die meerderjarig is Jg den tin der Nedorlandscliie wet. ^!- Artikel 13. iVqor d« militie wordb niet ingésobrev^n lo. de ingezetene niet-Nederlander, die Üijkt te Rehqoron tot den Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgs dienst z;ijn onderworpen of waai1 ten aah- van den dienstplicht liét beginne! Van Éfrertirkoerigbeiid ia aangenomen; 2o. hij, die blijkt in do koloniën of bazit- ilngen des Rijks in andere werelddeel-en woon- ^aats te hebban, mits dit niet Zij ter zake yirn krijgsdienst. *£i-\ Artikel 14. 1. De inschrijving geschiedt: lo. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder lo. a. zoo zijn vader, moeder of voogd bin- bön liet Rijk woonplaats beeft, ia de ge- kaeeaite der woonplaats van vader, moeder of voogd; b. zoo hij binnen bet Rijk woonplaats lieeft. in de gemeente zijner woonplaats, tqn- jüj hij in den Zin dezer wet een vader, Roedci* of voogd heeft en dezo in een andere feemeonte binnen het Rijk woonplaats beeft; c. z.oo zijn vader, moeder of voogd in bet Duitsche Rijk en bij niet binnen bet Rijk woonplaats heeft, in do gemeente Am- tierdnm; d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het. Koninkrijk België én hij niet binnen bét Rijk woonplaats hooft, in de gemeente 'Rotterdam; zooi hij in bét Duiitscbo' Rijk en zijn Vader, moeder of voogd binnen het Rijk of in liet Koninkrijk België woonj/laatis liééft, in 'de "gemeente Amsterdam f. zoo hij in bét Koninkrijk België én feijn vader, moeder of voogd niet binnen bet Rijk of in bet Duitsche Rijk woon plaats heeft, in de gemeente Rotterdam; 2o. Van hém, bedoeld in art. 12t eerste lid, cjnder 2o. a. zoo tyj woonplaats hééft binnen het Rijk, in de geméente zijner woonplaats; b. zoo bii woonplaats beeft in hét Duitsche Rijk,-.in de gemeente Amsterdam 0. zco bij woonplaats beeft in bet Konink rijk Be.lgië, in de gemeente Rotterdam; - 3o. A. Van hem,® bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3o., indien bij minderjarig is; a. zoo zijn vader, moeder of voogd bin nen bet Rijk woonplaats hoeft, in de gx> méénte der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zpo bij in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd beeft of zoo zijn Voogd niet binnen hét Rijk woonplaats beeft, in de gemeente, waar hij zélf woonplaats beeft; B. Van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3o., indien hij1 meerderjarig is; in de gemeente, waar hij wqonplaats beeft. 2. De in bét Vorig lid als plaats van insobVijVing aangewezen gemeente is die, waar de wqonplaats gevestigd is of Was op 1 Januari Van bet jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. Ten aanzien van hém, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rot- I berdam moet geschieden wegens woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of in bet Koninkrijk België, wordt de gemeente, waar de inschrijving moet plaats hébbc-n, bepaald naar hét Rijk; waar do woonplaats gevestigd is of was op 1 Januari van liet j jaar, volgende op- dat, waarin de' in tei schrijven persoon bet 18de levensjaar vol bracht. Artikel 15. 1. Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschreven, ia verplicht zich daartoe aan I te géven bij den burgemeester der gxrniëmte, waar de inschrijving meet geschieden. I 2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust de verplichting tot hot doon van dc aan- gifte: I a. indien hot een minderjarige boüreft, op zijn vader, moeder of voogd, mits do vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Bel gië woonplaats heeft, of indien do voogdij ia opgedragen aan een reclitspereoonlijkheiil bezittende vereeniging, aan een stichting of aan een instelling van weldadigheid op de bestuurders; b. indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele staat, op zijn curator. 3. De minderjarige, die in den zin dezer wet ge9n vader, moeder of voogd lieeft-, of wiens vader,- moeder of voogd niet. binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of "in hét- Koninkrijk België woonplaats heeft, is, be houdens liet bepaalde in het volgende lid, steeds zelf tot het doen van de aangifte verplicht. 4. Hjj, die is opgenomen in een der in art. 16 vermelde gestichten en inrichtin gen of behoort tot de in het tweede lid van genoemd artikel bedoelde personen dan wél in dienst is bij do zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troe pen, behoeft niet tor inschrijving te wor den aangegeven. 5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van het jaar, volgende op dat, waar in dein te schrijven persoon het 18de levens jaar volbracht. 6. Voor hem of haar, die tot het doen van de aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, 'daartoe schrif telijk gemachtigd. Artikel 16. I 1. De bestuurders van krankzinnigen-, I' idioten-, doofstommen- en blindéngestichten van gevangenissen, van rijkswerkinriehtiu- j gen, van rijksopvoedingsgestichten en van I tuchtscholen zenden jaarlijks vóór 10 Januari 1 'een opgave, ingericht in den door Ons te j bepalen vorm, van do daarin opgenomen mannelijke personen, die alsdan voor de mi- i litie moeten worden ingeschreven, aan Onzen commissaris iu de provincie, binnen welke do inschrijving moet plaats hebben. 2. Ten a^anzqeu van de mannelijke perso nen, die ingevolge art. 39 van liet "Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Re geering zijn gesteld en niet in een Rijks opvoedingsgesticht zijn opgenomen, geschiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van J ustitie. 3. De inschrijving van de in het eerste en hét tweede lid bedoelde personen, ^5hic.do van die, welke in dienst zijn bij (tè-zee macht, bij hek leger kier te lande of ;3üj 'de kolorfflle troepen, geschiedt overeenkomstig door;fÓns te geveni voorschriften. Artikel 17. t 1. Voor de militie wordt ook ingéschre- of wordt opnieuw ingéschreven lo. ieder minderjarig-mannelijk Noderlan- der, die na 1 Januari van liet jaar, vol gende op dat, waarintiiij hot 18de levensjaar volbracht en vóór 'het intreden van het 21ste levensjaar zijn woonplaats binnen hot Rijk, in het Duitsche Rijlc of in liet Koninkrijk België gevestigd heeft en wièns vader, moe der of voogd niet reeds" in oen dier Rijken woonplaats had; 2-e. ieder minderjarig ma tinelij k Neder lander, die niet in oen der genoemde Rijken woonplaats heeft, doéh- wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van het jaar, vol-_ gende op dat, Waarin de m i n de r iiteigé - hot 18de levensjaar volbracht/en vóór nétinline-- j._ - j-m.i. i--•> V: i .-v.-- vovuu_ijxtie.wjüixiu wat' itiLu^iou van iitjii, den van d,<a* Siste lovcnsjam- z«n daar- Woonplaats binnen een dier Rijken gevestigd heeft; 3o. ieder mannelijk minderj.arige^dje na 1 Januari van het ja-ar, volgende öp dat, Waarin hij het 18de levensjaar vqlbrOèht, en vóór het intreden vaa het 21stê levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlandcris ge- Worden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitscho Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats hooft; 4o. ieder meerderjarig mannelijk Neder lander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levens jaar volbracht, en vóór hét intreden van het 21ste levensjaar zijn woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk Belgic gevestigd heeft; 5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is ge- Worden. zoo hij binnen het Rijk, in het Duit sche Rijk of in het Koninkrijk België woon plaats heeft; 6o'. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, Waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het int roden van hqt 2lste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is" gewor den in den tin van artj 12, tweodè lid; 7o. hij, die vóór het [intreden van het 21ste levensjaar ophoudt jte verhoeren in een der gevallen, -bedoeld iteart. 13, indien hij overigens, hetzij volgens art. 12, hetzij vol gens liet hiervcren onder lo.6o. bepaalde ingeschreven zou moeten worden. 2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo—6o. gelden art-. 12, Jaatstc lid, ea.aii 13. 3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de inschrijving opnieuw móet geschieden, geldt art. 14, eerste lid, niet dien verstande, dat de plaats van in schrijving wordt bepaald naar de gemeente of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd i9 of was op den dag, waarop de in te schrij ven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in liet eerste lid van *ilit artikel omschreven gevallen. 4: Ten aanzien van dc aangifte of opgave ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt. 15 en 16. niet dien ver stande, dat de aangifte geschiedt binnen dertig en dc opgave binnen tien dagen na den dag, waarop dc in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in èen der in het cmste lid van dit artikel omschreven gevallen. Artikel 102. 1. Met hechtenis van ten hoogste veer tien dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft: le. dc in art. 15, eerste of tweede lid, bedoelde persoon of diegene der ia laatst genoemd lid bedoelde bestuurders, die niet vloldoet aan écu hem bij dat artikel of bij art. 17 veerde lid, opgelegde verplichting; 2e. Mot gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden Wordt gestraft hij, die op zettelijk een der in het eerste lid bedoeld^ feiten pleegt. De bijzondere aandacht' wordt ér op ge vestigd, dat bij de iu art. 15 vermelde aan gifte ter inschrijving gelegenheid bestaat om op te geven de reden van' vrijstelling, die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal kunnen doen gelden. Waar in het bovenstaande sprake is van vader, moeder of voogd, heeft zulks be trekking op minderjarigen cn strekt dc uit drukking „vader" voor het geval, dat d<4 vader do ouderlijke macht of de voogdij' uitoefent; de uitdrukking „moeder" voor het geval, dat die moeder do ouderlijke macht of voogdij uitoefent; en die uitdrukking „voogd" voor het geval, dat over den min derjarige voogdij wordt uitgeoefend dootr een ander dian den vader of de moeder. De uitdrukking „curator" heeft betrekking pp meerderj arigen en strekt voor liet geval, date 'dézeónder, -cureefde staan. V .Wsg&gfo .héf^i^véh;iitiande sprake is van woonplaats, wordt' tem aanzien van hen, onder verstaan de plaats, waar zij werkelijk Wonen, zoo deze ontbreekt, de plaats van verblijf. Voorts worden belanghebbenden verwittigd dat tot do bovenbedoelde inschrijving moer bepaald zitting zal worden, gehouden in het Raadhuis (Kamer No. 9) alhier van des voor middags tien uren tot des na middags t Wee uren; op Donderdag 2 Januari voor Ken, wier familienaam aanvangt met de letter A of B tot en met BI; op V r 'ij d a g 3 Januari voor hen, wier familienaam aanvangt met de letter B van Bo af, of C; op Zaterdag 4 Januari voor hen, wier familienaam aanvangt met dc letter D, E, F of G; op Maandag 6 Januari voor hen, wier familienaam aanvangt met de letter H, I of J; op Dinsdag 7 Januari voor hen, wier familienaam aanvangt met de letter K op Woensdag 8 Januari voor hen, wier familienaam aanvangt met do letter L of M; op D o n d oï d a g 9 Januari voor hen, wior familienaam aanvangt met do letter N. O of -P; op V r ij d a g 10 Januari voor lien, wier familienaam aanvangt met de letter Q, R of S; op Zaterdag 11 Januari voor hen, wier familienaam aanvangt met de letter T, U of V; op Maandag 13 Januari voor hen, wier familienaam aanvangt met de letter W, X, Y of Z; zullende van elkeen, die lot de aangifte verplicht is, een uittreksel uit liet geboorte register betreffende den in te schrijven per soon of dc overlegging van liet huwelijks boek je van diens ouders worden gevorderd. Dc Burgemeester voornoemd, N. C. DE GIJSELAAR. Leidon, 16 December 1912. In het weekblad ,,D e W e r c 1 d" herin nert onze stadgenoot mr. A. van der Eist er aan, hoe omstreeks vier jaren geleden met ingenomenheid de aandacht gevestigd werd op de benoeming van een jeugdigen rechtsgeleerde tot tweeden tolk hij de N ederl.andséh e legatie te K-o n- st anti n o p e 1. Immers, het moest worden toegejuicht, dat, waar men zich daar tot nog toe moest behelpen met 'n geen Ne- deriandsell kennend reemdeling Arme niër als eerste tolk (drogman) en het overig legatie personeel noch de landstaal noch het Arabisch machtig is, men rieh' voor de toekomst de beschikking verzekerde over de diensten van een landgenoot, die, tot de knapste juristen van zijn studiejaar behoorend, gepromoveerd op een proef schrift over Ned.-Indisch huwelijksrecht* als candidaat in de Oostersche letteren o. Arabisch kennende, de man op de rechte pJaats zou zijn, te meer, daar hij bij zijn komst te Konstantihopel zich het vloeiend spreken van Turksch had eigen gemaakt. Bedoeld is mr. A. H. van Ophuyeen adjunct-tolk bij het Nederlandsche gezant schap t,e Koiistantinopel, wien dezer dagen op zijn verzoek een eervol ontslag is ver leend uit 's lands dienst. Mr. ^an der Eist vraagt: „Is (fit verzoek wellioht gedaan, omdat bijna vier jaren van hard werken in een on dergeschikte en als zoodanig bezoldigde be-< trekking niet de gehoopte en gepaste waar deering brachten en het juiste begrip om trent de zaak, de positie en de toekomst van den jongen geleerde, vóór do benoeming bij ,,Buitenlandsche Zaken" duidelijk merk baar, na de benoeming allengs is vervaagd en bij de betrokken legatie spoedig geheel bleek te zijn verdwenen 1 Immers: in plaats van den nieuwen titularis te geven wat hem toekwam krachtens de motieven, dio tot zijn benoeming hebben geleid: d. i. vrijheid van beweging tot het verzamelen en tijd tot bestudeering van allerlei vraagstukken en waardevol materiaal, o; a. in betrekking tot onze internationale positie als beheer- sohers van millioonen Mohamntedaansohe on derdanen, werd wel is waar de Armeniër spoedig van het grootste deel zijner taalt ontlast, dooh de tweede drogman, behalve met dit drogmanswerk, overladen mat het allergewoonst en voor een man van zijn. bekwaamheden en aanleg geestdoodsnd en verifederend klerken- en kopieerwerk. Van ander, beter en nuttiger wérk kwam ntet in van bevordering werd niet. gesproken. Is het wonder, dat het bijltje er bij neer werd gelegd, toen een eervolle onafhanke lijk makende betrekking hem werd aangc-i boelen^" Handelend over den p o 1 i t i e k e n toestand van ons land, bespreekt dr., A. W. Bronsveld in zijn kroniek in de „Stemmen voor Waarheid en rede" de coalitie en cle conce n- t r a t i e. Tegen beide verheft hij zijn stem. Van de coalitie duoht de schrijver o. m. gevaar voor de Ned.-Herv. Kerk. Hij zegt: Wij staan geen kerkelijke politiek voor, maar wij hebben een hart voor de Kerk, die in zoo vele gemeenten de vertegen woordigster is van het "Protestantisme, de draagster van het godsdienstig leven. Wij staan geen Staatskerk voor, maar steunen ook geen -regeering, dio haar vijandige ge zindheid jegens onze Kerk niet verbergt. En ook van onze volksschool, van ons on derwijs in het algemeen verwachten wij van een coalitie-regcering meer kwaad dan goed. Reeds nu zijn de klachten over den toestand van oris lager onderwijs luide eri ernstig, en gaat het den weg op, die in anti-revolutionnaire kringen wordb aanbe volen, dan hebben wij nog erger dingen te vreezen. v Voegen wij nu bij dit alles nog, dat dezo Regeering niet opziet tegen zeer krasee partij-benoemingen; dat haar sociale poli tiek staatssocialisme en bureaucratisch is; dat haar financieel beleid voert tot protec tionisme, dan meen en wij genoeg gezegd te hebben, om onzen wenseh te rechtvaar digen, dat er een eind-zal komen titan do regeermacht der coalitie. "Aangaande de vrijzinnige concentratie merkt dr. Bronsveld o.a. op: Men vraagt zich af ook in kringen, die zeer sterk tegen de coalitie zijn: Wat staat ons tc wachten, als cle concentratie-man nen meer dan de helft cl?r Kamerzetels in gaan nemen Zal or kracht uitgaan van een regeering, die bestaat urt zóó hetero gene "elementen, en die zofr slap zieh bc- toonen tegenover social stiselie eischen'? Keu oud ï>evie» LOUISE B. B. Nadruk verboden). 7) Onder haar spreken was ook hij opge staan en nu, het scherm voor liaar ope ind, bood hij dat haar aan, met een ern- *tig gezicht. Zij bedankte, gaf hem geen baud, boog alleen en wandelde weg. En hij dacht er niet aan haar te volgen, ofschoon hij dat een uur later dom vond, Blaar op dat oogenblik voelde hij zich te Feel uit het veld geslagen door haar ernst, haar waardige en toch zoo eenvoudige nou ding. Nu begreep hij ook, waarom zij zoo wee moedig kon zijn over anderer smart. Onder traucn was z»j ter wereld gekomen .en zij scheen groot gebracht in den schoot van hot leed. Robert Savernius had nu twee gegevens Foor dat aardige, levende raadsel, naar de oplossing waarvan hij zoo nieuwsgierig iwaa. Ten eerste-. Als juffrouw Helmond tij dens de expeditie in de XXII Moekims ge boren was, moest zij nu reeds over de twintig zijn. Dit viel hem tegen. Hij nad haar jonger gedacht. Een gevolg. rede- Beerde hij, van haar tenger figuurtje en vhigge levendige maniertjes. Maar ten slotte, wat kwam er de eigenlijke leeftijd °P aan. I8 men niet wat. men schijnt? .Men hield hem toch ook niet voor dertig en. tante Savernius dan... zoo onder de scha duw van de veertig en die men tien jaar jonger gaf... I Ten tweede-: Nu wist hij ook haar af komst. De dochter van een officier, een... dame dus.. Dit feit beviel R-obert Saver nius... nog minder. Men kon nu eenmaal aan een ongetrouwde dame. niet heb hof maken als aan een mooi kameniertje )f aan een modiste. Hij had wel is waar, juffrouw Helmond nooit voor minder dan een dame gehouden, maar, onbekendheid met sommige feiten ware hier toch te verkiezen geweest. Had hij haar maar niet gepraaid", daar in de Bosohj.es en was hy haar maa voorbijgegaan, begon hij nu te denken. En de eerste, werkelijk onaangename ge volgtrekking van deze redeneering was, dat Robert nooit meer te vroeg op Tante Savernius' afternoons kwam. De klok had wel reeds tien minuten geleden vijf uren geslagen, eer hij aan haar huis in de Su- rinamestraat aanbelde. Zoo zag hij de kleine juffrouw Helmond nooit meer in dat huis. Hij haastte zich nu altijd naar bo ven, naar de salonö, want hij vond het kil en somber geworden in die ruime vestibule en op die monumentale trap. Vreemd, dat zoo'n paar kinderachtig kleine voetjes er zulk een drukke levendigheid «ian konden geven. De dames boven waren heel voorkomend en vriendelijk voor hem, maar waren toch niet bij machte een ander beeld uit zijn hart te verdrijven. Terwijl hij met die alle flirtte, bleef hij toch nieuwsgierig naar die eene, die nog altijd zooveel ge heimzinnigs voor liern bleef bebouoen. Men is nu eenmaal niet tevreden met een raadsel slechte ten halve op te -lossen. Daar waar de zon ten onder neigde, was de tee als een gloeiende spiegel van ge smolten goud met diep blauwen weerschijn. Oranjerood rustte de Majesteit van den Dag op de wateren en haar gevolg van wolken, in purperen gewaden, droeg haar vurigen sleep. Met statige langzaamheid dook de gloeiende bol al meer weg in zijn onmetelijk waterbed. Nog een smal schit terend streepje en toen was het, alsof de zee er overheen spoelde, alles met machti gen, heersohzuchtigen zwaai wegvaagde van den horizon. En toen, plotseling, dempte de avond al dien purperen, gouden "weerschijn m?t meer zilverlinten en verf de een donkerder violet-tint het schitterend blauw der zee. Robert Savernius kwam toevallig te vroeg voor het concert op het terras van het Kurhaus. Wel speelde de muziek reeds, maar hij zag nog niemand, dat wil zeggen: het wemelde er reeds van menschen, maar zijn kennissen waren er nog niet, die kwa men nooit vóór negenen. Bij den aanblik van dien mooien zonson dergang overviel hem weer eens een dich terlijke stemming. Dat gebeurde immers wel meer in een verloren oogenblik. Hij daalde af naar het strand, om ongestoord te kunnen genieten. Langzaam liep hij langs de zee, totdat hij de meeste men schen voorbij was. Reeds wilde hij» omkee- ren, toen hij iets hoogei op het strand, in een kuil, die 's middags gegraven was door kinderhanden, een eenzaam figuurtje zag zitten. Tot aan het middel verrees het uit den kuil en zija hart logon sneller te kloppen, toen hij een roze katoenen kleed je, een mate lotje niet een wit lint om den bol herkende. Nog draalde hij even, hij had immers zoovele goede, ernstige voor nemens,.., toen liep. hij snel op deri kuil toe, juffrouw Helmond had te 'gteote aan trekkingskracht. En werkelijk zij was het. De ondergaan de zon verlichtte haar' fijn gezichtje met een etherischen gloed en daar was iets als de vrome aandacht van een devoot kerk ganger in haar groote oogen, die onafge broken gericht bleven op de kleurensym fonie ver over de zee, in lucht en water. Zij was nu niet verdiept in een boek, toch bemerkte zij nu evenmin zijn komst, als toen zij las, zóó boeide haar dit laatste be drijf van een zonnigen zomerdag. Goedenavond, juffrouw Heltnon.'' Tweemaal moest hij dien groet herhalen, eer zij opzag, met een driftig gebaar, een rimpel tusechcn de wenkbrauwenprecies het gezicht van iemand, die onaangenaam gestoord wordt. Hij st-ond voor haar met den hoed in de hand. Stoor ik u, dat zou mij spijten, de zee houdt u zoo bezig..." ,,0, de zon is toch onder, het komt er niet meer op aan," antwoordde zij, meer oprecht dan beleefd: ,,Ik ben nooit gewend gestoord te worden, daarom schrikte ik eventjes. Ik tel mijn kennissen nu eenmaal niet met dozijnen," eindigde zij nu weer vroolijk; juist, dat levendige trok hem zoo m haar aan. ,,Mag ik even bij u komen zitten?" „Ik heb geen eigendomsrechten op dezen kuil, dien ik onhelieÖrd vond." klonk haar vaag toestemmend antwoord, en toen hij in den kuil sprong cn over haar ging zit ten, zeide zij spottend: „Bent u, zoo mooi gekleed, niet bang voor het natte zand] Stellig gaat u straks naar het concert „Ja, u ook ,,Ikl" Zij lachte hartelijk, zij vond hem zoo grappig dom, in zijn totale onwetend heid van maatschappelijke toestanden: .,(7 denkt stellig, dat ik een Croesus ben? Een gulden entree, en wij hebben de laat ste dagen van de maand. Laat eens zien, hoeveel contanten zijn er nog in mijn beurs... Zij haalde een kleine, versleten, porte- monnaae voor den dag en schudde den in houd ledig in liaar'echoot: er rolde niets dan kopergeld uit, twee centen en drio halve-stuiverstukken. Zij lachte zich haast tranen in de oogen om zijn verslagen, me delijdend gezicht. „O,'* riep zc, „dat is waar ook! Zoo'n toestand kunt u zich niet voorstellen in uw, wereld, wel l En nu heeft u diep medelij den met mij, niet waar Heüsch, dat be hoeft niet. Mijn kostgeld is betaald, geen schulden en een ideaal toestand, rog contanten bovendien... Zij klopte triomfantelijk een paar maal op haar beursje, voor dit weer verdween tusschen de plooien van haar katoenen japonnetje, dat al zoo duidelijk de sporen begon te dragen van zon en zeepsop. (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5