Offieieele Kennisgeving.
KENNISGEVING.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
[jfo. 16206.
LËXDiöH BAdBLAÏ), Woensdag 18 BecemBer. Tweed© Blad.
Anno 1912.
AANGIFTE
ter Inschrijving voor do Militie.
De BURGEMEESTER der Gomjoente Lei-
brengt ter kennis van belanghebben-
m 3 jnzonderlieid van do in. heb jaar 1894
Lboren mannelijke personen, of van Run
iLfer moeder, voogd of ouratar, dat bij de
Militieweb (Staatsblad 1912, No. 21) lneb
leende ia bopa&ldi
I i
Artikel 12.
I, Behoudens bet bepaalde in art 13 wordt
u^'r 4e militie ingeschreven
I lo. ieder minderjarig mannelijk Nedérlan-
aer die op 1 Januari van het jaar, vol-
Ldo op dat, waarin bij bet 18do levensjaar
taff-, volbracht, bjnnen bet- Rijk, in bet
paitscke Rijk of in bet Koninkrijk België
jmoaplaate beeft, of wiens vader, moeder
voogd op genoemd tijdstip in een dier
pjken woonplaats heeft;
j; 2o. ieder meerder jalrig mannelijk Neder-
jtander, die op genoemd tijdstip in een der
^noemde Rijken woonplaats beeft;
3o. ieder mannelijk niot-NecLarlaiïidérdie
jjp genoemd tijdstip ingezetene van bet
(tijk
j 2, Voor ingezetene in den ma dezer wet
[wordt gehouden:
A. de minderjarige niet-Nederlander, die
Jannen bét Rijk woonplaats belaft:
lo. indien zijn Vader, moeder of voogd
fcinnen het Rijk woonplaats beeft ein ge-
Jaiende de Voorafgaande achttien m&andén
jn bet Rijk of in de koloniën of be&Lttia-
des Rijks in andere wereld doelen woon
plaats gehad beeft;
2o. indien bijzfeLf gedurende de Vooraf-
wande achttien maanden in bet Rijk of
]b de koloniën of bezittingen des Rijks in
Et'deie wereld-deelen Woonplaats gehad hWt,
t"izij' bij in den zin dezer web een Vader
moeder beeft en deze elders dan binnen
iet Rijk wqonplaata beeft;
B. de meerderjarige niefc-Nederlander, die
tinnen bet Rijk woonplaats beeft én ge-
Hurcmle de vqorafgaan.de achttien maanden
li hét Rijk of in de koloniën of bezittingen
jlöï Rijks in andere werelddee-len woonplaats
Jljhad heeft.
i 8. Voor de toepassing van héb bepaalde
b liet vorig lid wordt gehouden:
Yatfr minderjarig bij, die minderjarig is
|a aan zin dei* Nederland^olfe wet;
yqor meerderjarig bij, die meerderjarig is
Jg den tin der Nedorlandscliie wet.
^!- Artikel 13.
iVqor d« militie wordb niet ingésobrev^n
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die
Üijkt te Rehqoron tot den Staat, waar de
Nederlanders niet aan den verplichten krijgs
dienst z;ijn onderworpen of waai1 ten aah-
van den dienstplicht liét beginne! Van
Éfrertirkoerigbeiid ia aangenomen;
2o. hij, die blijkt in do koloniën of bazit-
ilngen des Rijks in andere werelddeel-en woon-
^aats te hebban, mits dit niet Zij ter zake
yirn krijgsdienst.
*£i-\ Artikel 14.
1. De inschrijving geschiedt:
lo. van hem, bedoeld in art. 12, eerste
lid, onder lo.
a. zoo zijn vader, moeder of voogd bin-
bön liet Rijk woonplaats beeft, ia de ge-
kaeeaite der woonplaats van vader, moeder
of voogd;
b. zoo hij binnen bet Rijk woonplaats
lieeft. in de gemeente zijner woonplaats, tqn-
jüj hij in den Zin dezer wet een vader,
Roedci* of voogd heeft en dezo in een andere
feemeonte binnen het Rijk woonplaats beeft;
c. z.oo zijn vader, moeder of voogd in
bet Duitsche Rijk en bij niet binnen bet
Rijk woonplaats heeft, in do gemeente Am-
tierdnm;
d. zoo zijn vader, moeder of voogd in
het. Koninkrijk België én hij niet binnen
bét Rijk woonplaats hooft, in de gemeente
'Rotterdam;
zooi hij in bét Duiitscbo' Rijk en zijn
Vader, moeder of voogd binnen het Rijk
of in liet Koninkrijk België woonj/laatis liééft,
in 'de "gemeente Amsterdam
f. zoo hij in bét Koninkrijk België én
feijn vader, moeder of voogd niet binnen
bet Rijk of in bet Duitsche Rijk woon
plaats heeft, in de gemeente Rotterdam;
2o. Van hém, bedoeld in art. 12t eerste
lid, cjnder 2o.
a. zoo tyj woonplaats hééft binnen het
Rijk, in de geméente zijner woonplaats;
b. zoo bii woonplaats beeft in hét Duitsche
Rijk,-.in de gemeente Amsterdam
0. zco bij woonplaats beeft in bet Konink
rijk Be.lgië, in de gemeente Rotterdam; -
3o. A. Van hem,® bedoeld in art. 12, eerste
lid, onder 3o., indien bij minderjarig is;
a. zoo zijn vader, moeder of voogd bin
nen bet Rijk woonplaats hoeft, in de gx>
méénte der woonplaats van vader, moeder of
voogd
b. zpo bij in den zin dezer wet geen
vader, moeder of voogd beeft of zoo zijn
Voogd niet binnen hét Rijk woonplaats beeft,
in de gemeente, waar hij zélf woonplaats
beeft;
B. Van hem, bedoeld in art. 12, eerste
lid, onder 3o., indien hij1 meerderjarig is;
in de gemeente, waar hij wqonplaats beeft.
2. De in bét Vorig lid als plaats van
insobVijVing aangewezen gemeente is die,
waar de wqonplaats gevestigd is of Was op
1 Januari Van bet jaar, volgende op dat,
waarin de in te schrijven persoon het 18de
levensjaar volbracht. Ten aanzien van hém,
wiens inschrijving te Amsterdam of te Rot-
I berdam moet geschieden wegens woonplaats
onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of in
bet Koninkrijk België, wordt de gemeente,
waar de inschrijving moet plaats hébbc-n,
bepaald naar hét Rijk; waar do woonplaats
gevestigd is of was op 1 Januari van liet
j jaar, volgende op- dat, waarin de' in tei
schrijven persoon bet 18de levensjaar vol
bracht.
Artikel 15.
1. Hij, die volgens art. 12 moet worden
ingeschreven, ia verplicht zich daartoe aan
I te géven bij den burgemeester der gxrniëmte,
waar de inschrijving meet geschieden.
I 2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust
de verplichting tot hot doon van dc aan-
gifte:
I a. indien hot een minderjarige boüreft, op
zijn vader, moeder of voogd, mits do vader,
moeder of voogd binnen het Rijk, in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Bel
gië woonplaats heeft, of indien do voogdij
ia opgedragen aan een reclitspereoonlijkheiil
bezittende vereeniging, aan een stichting of
aan een instelling van weldadigheid op
de bestuurders;
b. indien het een meerderjarige betreft,
die onder curateele staat, op zijn curator.
3. De minderjarige, die in den zin dezer
wet ge9n vader, moeder of voogd lieeft-, of
wiens vader,- moeder of voogd niet. binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of "in hét-
Koninkrijk België woonplaats heeft, is, be
houdens liet bepaalde in het volgende lid,
steeds zelf tot het doen van de aangifte
verplicht.
4. Hjj, die is opgenomen in een der in
art. 16 vermelde gestichten en inrichtin
gen of behoort tot de in het tweede lid
van genoemd artikel bedoelde personen dan
wél in dienst is bij do zeemacht, bij het
leger hier te lande of bij de koloniale troe
pen, behoeft niet tor inschrijving te wor
den aangegeven.
5. De aangifte geschiedt in de maand
Januari van het jaar, volgende op dat, waar
in dein te schrijven persoon het 18de levens
jaar volbracht.
6. Voor hem of haar, die tot het doen
van de aangifte verplicht is, kan de aangifte
geschieden door een ander, 'daartoe schrif
telijk gemachtigd.
Artikel 16.
I 1. De bestuurders van krankzinnigen-,
I' idioten-, doofstommen- en blindéngestichten
van gevangenissen, van rijkswerkinriehtiu-
j gen, van rijksopvoedingsgestichten en van
I tuchtscholen zenden jaarlijks vóór 10 Januari
1 'een opgave, ingericht in den door Ons te
j bepalen vorm, van do daarin opgenomen
mannelijke personen, die alsdan voor de mi-
i litie moeten worden ingeschreven, aan Onzen
commissaris iu de provincie, binnen welke
do inschrijving moet plaats hebben.
2. Ten a^anzqeu van de mannelijke perso
nen, die ingevolge art. 39 van liet "Wetboek
van Strafrecht ter beschikking van de Re
geering zijn gesteld en niet in een Rijks
opvoedingsgesticht zijn opgenomen, geschiedt
gelijke opgave vanwege Onzen Minister van
J ustitie.
3. De inschrijving van de in het eerste en
hét tweede lid bedoelde personen, ^5hic.do
van die, welke in dienst zijn bij (tè-zee
macht, bij hek leger kier te lande of ;3üj 'de
kolorfflle troepen, geschiedt overeenkomstig
door;fÓns te geveni voorschriften.
Artikel 17.
t
1. Voor de militie wordt ook ingéschre-
of wordt opnieuw ingéschreven
lo. ieder minderjarig-mannelijk Noderlan-
der, die na 1 Januari van liet jaar, vol
gende op dat, waarintiiij hot 18de levensjaar
volbracht en vóór 'het intreden van het 21ste
levensjaar zijn woonplaats binnen hot Rijk,
in het Duitsche Rijlc of in liet Koninkrijk
België gevestigd heeft en wièns vader, moe
der of voogd niet reeds" in oen dier Rijken
woonplaats had;
2-e. ieder minderjarig ma tinelij k Neder
lander, die niet in oen der genoemde Rijken
woonplaats heeft, doéh- wiens vader, moeder
of voogd na 1 Januari van het jaar, vol-_
gende op dat, Waarin de m i n de r iiteigé - hot
18de levensjaar volbracht/en vóór nétinline--
j._ - j-m.i. i--•> V:
i .-v.-- vovuu_ijxtie.wjüixiu wat' itiLu^iou van iitjii,
den van d,<a* Siste lovcnsjam- z«n daar-
Woonplaats binnen een dier Rijken gevestigd
heeft;
3o. ieder mannelijk minderj.arige^dje na
1 Januari van het ja-ar, volgende öp dat,
Waarin hij het 18de levensjaar vqlbrOèht, en
vóór het intreden vaa het 21stê levensjaar
Nederlander of opnieuw Nederlandcris ge-
Worden, zoo hij of zijn vader, moeder of
voogd binnen het Rijk, in het Duitscho Rijk
of in het Koninkrijk België woonplaats hooft;
4o. ieder meerderjarig mannelijk Neder
lander, die na 1 Januari van het jaar,
volgende op dat, waarin hij het 18de levens
jaar volbracht, en vóór hét intreden van het
21ste levensjaar zijn woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk Belgic gevestigd heeft;
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na
1 Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en
vóór het intreden van het 21ste levensjaar
Nederlander of opnieuw Nederlander is ge-
Worden. zoo hij binnen het Rijk, in het Duit
sche Rijk of in het Koninkrijk België woon
plaats heeft;
6o'. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na
1 Januari van het jaar, volgende op dat,
Waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en
vóór het int roden van hqt 2lste levensjaar
ingezetene of opnieuw ingezetene is" gewor
den in den tin van artj 12, tweodè lid;
7o. hij, die vóór het [intreden van het
21ste levensjaar ophoudt jte verhoeren in een
der gevallen, -bedoeld iteart. 13, indien hij
overigens, hetzij volgens art. 12, hetzij vol
gens liet hiervcren onder lo.6o. bepaalde
ingeschreven zou moeten worden.
2. Met betrekking tot het bepaalde onder
lo—6o. gelden art-. 12, Jaatstc lid, ea.aii 13.
3. Ten aanzien van de gemeente, waar
de inschrijving of de inschrijving opnieuw
móet geschieden, geldt art. 14, eerste lid,
niet dien verstande, dat de plaats van in
schrijving wordt bepaald naar de gemeente of
het Rijk, waar de woonplaats gevestigd i9
of was op den dag, waarop de in te schrij
ven persoon of zijn vader, moeder of voogd
is geraakt in een der in liet eerste lid
van *ilit artikel omschreven gevallen.
4: Ten aanzien van dc aangifte of opgave
ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw
gelden de artt. 15 en 16. niet dien ver
stande, dat de aangifte geschiedt binnen
dertig en dc opgave binnen tien dagen na
den dag, waarop dc in te schrijven persoon
of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in
èen der in het cmste lid van dit artikel
omschreven gevallen.
Artikel 102.
1. Met hechtenis van ten hoogste veer
tien dagen of geldboete van ten hoogste
honderd vijftig gulden wordt gestraft:
le. dc in art. 15, eerste of tweede lid,
bedoelde persoon of diegene der ia laatst
genoemd lid bedoelde bestuurders, die niet
vloldoet aan écu hem bij dat artikel of bij
art. 17 veerde lid, opgelegde verplichting;
2e. Mot gevangenisstraf van ten hoogste
twee maanden of geldboete van ten hoogste
zeshonderd gulden Wordt gestraft hij, die op
zettelijk een der in het eerste lid bedoeld^
feiten pleegt.
De bijzondere aandacht' wordt ér op ge
vestigd, dat bij de iu art. 15 vermelde aan
gifte ter inschrijving gelegenheid bestaat om
op te geven de reden van' vrijstelling, die
de in te schrijven persoon vermoedelijk zal
kunnen doen gelden.
Waar in het bovenstaande sprake is van
vader, moeder of voogd, heeft zulks be
trekking op minderjarigen cn strekt dc uit
drukking „vader" voor het geval, dat d<4
vader do ouderlijke macht of de voogdij'
uitoefent; de uitdrukking „moeder" voor het
geval, dat die moeder do ouderlijke macht
of voogdij uitoefent; en die uitdrukking
„voogd" voor het geval, dat over den min
derjarige voogdij wordt uitgeoefend dootr
een ander dian den vader of de moeder. De
uitdrukking „curator" heeft betrekking pp
meerderj arigen en strekt voor liet geval,
date 'dézeónder, -cureefde staan.
V .Wsg&gfo .héf^i^véh;iitiande sprake is van
woonplaats, wordt' tem aanzien van hen,
onder verstaan de plaats, waar zij werkelijk
Wonen, zoo deze ontbreekt, de plaats van
verblijf.
Voorts worden belanghebbenden verwittigd
dat tot do bovenbedoelde inschrijving moer
bepaald zitting zal worden, gehouden in het
Raadhuis (Kamer No. 9) alhier van
des voor middags tien uren tot des na
middags t Wee uren;
op Donderdag 2 Januari voor Ken,
wier familienaam aanvangt met de letter
A of B tot en met BI;
op V r 'ij d a g 3 Januari voor hen,
wier familienaam aanvangt met de letter
B van Bo af, of C;
op Zaterdag 4 Januari voor hen,
wier familienaam aanvangt met dc letter
D, E, F of G;
op Maandag 6 Januari voor hen,
wier familienaam aanvangt met de letter
H, I of J;
op Dinsdag 7 Januari voor hen,
wier familienaam aanvangt met de letter K
op Woensdag 8 Januari voor hen,
wier familienaam aanvangt met do letter
L of M;
op D o n d oï d a g 9 Januari voor hen,
wior familienaam aanvangt met do letter
N. O of -P;
op V r ij d a g 10 Januari voor lien,
wier familienaam aanvangt met de letter
Q, R of S;
op Zaterdag 11 Januari voor hen,
wier familienaam aanvangt met de letter
T, U of V;
op Maandag 13 Januari voor hen,
wier familienaam aanvangt met de letter
W, X, Y of Z;
zullende van elkeen, die lot de aangifte
verplicht is, een uittreksel uit liet geboorte
register betreffende den in te schrijven per
soon of dc overlegging van liet huwelijks
boek je van diens ouders worden gevorderd.
Dc Burgemeester voornoemd,
N. C. DE GIJSELAAR.
Leidon, 16 December 1912.
In het weekblad ,,D e W e r c 1 d" herin
nert onze stadgenoot mr. A. van der Eist
er aan, hoe omstreeks vier jaren geleden
met ingenomenheid de aandacht gevestigd
werd op de benoeming van een jeugdigen
rechtsgeleerde tot tweeden tolk hij de
N ederl.andséh e legatie te K-o n-
st anti n o p e 1. Immers, het moest
worden toegejuicht, dat, waar men zich daar
tot nog toe moest behelpen met 'n geen Ne-
deriandsell kennend reemdeling Arme
niër als eerste tolk (drogman) en het
overig legatie personeel noch de landstaal
noch het Arabisch machtig is, men rieh'
voor de toekomst de beschikking verzekerde
over de diensten van een landgenoot, die,
tot de knapste juristen van zijn studiejaar
behoorend, gepromoveerd op een proef
schrift over Ned.-Indisch huwelijksrecht*
als candidaat in de Oostersche letteren o.
Arabisch kennende, de man op de rechte
pJaats zou zijn, te meer, daar hij bij zijn
komst te Konstantihopel zich het vloeiend
spreken van Turksch had eigen gemaakt.
Bedoeld is mr. A. H. van Ophuyeen
adjunct-tolk bij het Nederlandsche gezant
schap t,e Koiistantinopel, wien dezer dagen
op zijn verzoek een eervol ontslag is ver
leend uit 's lands dienst.
Mr. ^an der Eist vraagt:
„Is (fit verzoek wellioht gedaan, omdat
bijna vier jaren van hard werken in een on
dergeschikte en als zoodanig bezoldigde be-<
trekking niet de gehoopte en gepaste waar
deering brachten en het juiste begrip om
trent de zaak, de positie en de toekomst van
den jongen geleerde, vóór do benoeming bij
,,Buitenlandsche Zaken" duidelijk merk
baar, na de benoeming allengs is vervaagd
en bij de betrokken legatie spoedig geheel
bleek te zijn verdwenen 1 Immers: in plaats
van den nieuwen titularis te geven wat hem
toekwam krachtens de motieven, dio tot
zijn benoeming hebben geleid: d. i. vrijheid
van beweging tot het verzamelen en tijd
tot bestudeering van allerlei vraagstukken
en waardevol materiaal, o; a. in betrekking
tot onze internationale positie als beheer-
sohers van millioonen Mohamntedaansohe on
derdanen, werd wel is waar de Armeniër
spoedig van het grootste deel zijner taalt
ontlast, dooh de tweede drogman, behalve
met dit drogmanswerk, overladen mat het
allergewoonst en voor een man van zijn.
bekwaamheden en aanleg geestdoodsnd en
verifederend klerken- en kopieerwerk. Van
ander, beter en nuttiger wérk kwam ntet
in van bevordering werd niet. gesproken.
Is het wonder, dat het bijltje er bij neer
werd gelegd, toen een eervolle onafhanke
lijk makende betrekking hem werd aangc-i
boelen^"
Handelend over den p o 1 i t i e k e n
toestand van ons land, bespreekt dr.,
A. W. Bronsveld in zijn kroniek in de
„Stemmen voor Waarheid en
rede" de coalitie en cle conce n-
t r a t i e.
Tegen beide verheft hij zijn stem.
Van de coalitie duoht de schrijver o. m.
gevaar voor de Ned.-Herv. Kerk. Hij zegt:
Wij staan geen kerkelijke politiek voor,
maar wij hebben een hart voor de Kerk,
die in zoo vele gemeenten de vertegen
woordigster is van het "Protestantisme, de
draagster van het godsdienstig leven. Wij
staan geen Staatskerk voor, maar steunen
ook geen -regeering, dio haar vijandige ge
zindheid jegens onze Kerk niet verbergt.
En ook van onze volksschool, van ons on
derwijs in het algemeen verwachten wij
van een coalitie-regcering meer kwaad dan
goed. Reeds nu zijn de klachten over den
toestand van oris lager onderwijs luide eri
ernstig, en gaat het den weg op, die in
anti-revolutionnaire kringen wordb aanbe
volen, dan hebben wij nog erger dingen te
vreezen. v
Voegen wij nu bij dit alles nog, dat dezo
Regeering niet opziet tegen zeer krasee
partij-benoemingen; dat haar sociale poli
tiek staatssocialisme en bureaucratisch is;
dat haar financieel beleid voert tot protec
tionisme, dan meen en wij genoeg gezegd
te hebben, om onzen wenseh te rechtvaar
digen, dat er een eind-zal komen titan do
regeermacht der coalitie.
"Aangaande de vrijzinnige concentratie
merkt dr. Bronsveld o.a. op:
Men vraagt zich af ook in kringen, die
zeer sterk tegen de coalitie zijn: Wat staat
ons tc wachten, als cle concentratie-man
nen meer dan de helft cl?r Kamerzetels in
gaan nemen Zal or kracht uitgaan van
een regeering, die bestaat urt zóó hetero
gene "elementen, en die zofr slap zieh bc-
toonen tegenover social stiselie eischen'?
Keu oud ï>evie»
LOUISE B. B.
Nadruk verboden).
7)
Onder haar spreken was ook hij opge
staan en nu, het scherm voor liaar ope
ind, bood hij dat haar aan, met een ern-
*tig gezicht. Zij bedankte, gaf hem geen
baud, boog alleen en wandelde weg.
En hij dacht er niet aan haar te volgen,
ofschoon hij dat een uur later dom vond,
Blaar op dat oogenblik voelde hij zich te
Feel uit het veld geslagen door haar ernst,
haar waardige en toch zoo eenvoudige nou
ding.
Nu begreep hij ook, waarom zij zoo wee
moedig kon zijn over anderer smart. Onder
traucn was z»j ter wereld gekomen .en zij
scheen groot gebracht in den schoot van
hot leed.
Robert Savernius had nu twee gegevens
Foor dat aardige, levende raadsel, naar de
oplossing waarvan hij zoo nieuwsgierig
iwaa.
Ten eerste-. Als juffrouw Helmond tij
dens de expeditie in de XXII Moekims ge
boren was, moest zij nu reeds over de
twintig zijn. Dit viel hem tegen. Hij nad
haar jonger gedacht. Een gevolg. rede-
Beerde hij, van haar tenger figuurtje en
vhigge levendige maniertjes. Maar ten
slotte, wat kwam er de eigenlijke leeftijd
°P aan. I8 men niet wat. men schijnt? .Men
hield hem toch ook niet voor dertig en.
tante Savernius dan... zoo onder de scha
duw van de veertig en die men tien jaar
jonger gaf... I
Ten tweede-: Nu wist hij ook haar af
komst. De dochter van een officier, een...
dame dus.. Dit feit beviel R-obert Saver
nius... nog minder. Men kon nu eenmaal
aan een ongetrouwde dame. niet heb hof
maken als aan een mooi kameniertje )f
aan een modiste. Hij had wel is waar,
juffrouw Helmond nooit voor minder dan
een dame gehouden, maar, onbekendheid
met sommige feiten ware hier toch te
verkiezen geweest. Had hij haar maar niet
gepraaid", daar in de Bosohj.es en was
hy haar maa voorbijgegaan, begon hij nu
te denken.
En de eerste, werkelijk onaangename ge
volgtrekking van deze redeneering was,
dat Robert nooit meer te vroeg op Tante
Savernius' afternoons kwam. De klok had
wel reeds tien minuten geleden vijf uren
geslagen, eer hij aan haar huis in de Su-
rinamestraat aanbelde. Zoo zag hij de
kleine juffrouw Helmond nooit meer in dat
huis. Hij haastte zich nu altijd naar bo
ven, naar de salonö, want hij vond het kil
en somber geworden in die ruime vestibule
en op die monumentale trap. Vreemd, dat
zoo'n paar kinderachtig kleine voetjes er
zulk een drukke levendigheid «ian konden
geven.
De dames boven waren heel voorkomend
en vriendelijk voor hem, maar waren
toch niet bij machte een ander beeld uit
zijn hart te verdrijven. Terwijl hij met die
alle flirtte, bleef hij toch nieuwsgierig
naar die eene, die nog altijd zooveel ge
heimzinnigs voor liern bleef bebouoen.
Men is nu eenmaal niet tevreden met
een raadsel slechte ten halve op te -lossen.
Daar waar de zon ten onder neigde, was
de tee als een gloeiende spiegel van ge
smolten goud met diep blauwen weerschijn.
Oranjerood rustte de Majesteit van den
Dag op de wateren en haar gevolg van
wolken, in purperen gewaden, droeg haar
vurigen sleep. Met statige langzaamheid
dook de gloeiende bol al meer weg in zijn
onmetelijk waterbed. Nog een smal schit
terend streepje en toen was het, alsof de
zee er overheen spoelde, alles met machti
gen, heersohzuchtigen zwaai wegvaagde
van den horizon. En toen, plotseling,
dempte de avond al dien purperen, gouden
"weerschijn m?t meer zilverlinten en verf
de een donkerder violet-tint het schitterend
blauw der zee.
Robert Savernius kwam toevallig te
vroeg voor het concert op het terras van
het Kurhaus. Wel speelde de muziek reeds,
maar hij zag nog niemand, dat wil zeggen:
het wemelde er reeds van menschen, maar
zijn kennissen waren er nog niet, die kwa
men nooit vóór negenen.
Bij den aanblik van dien mooien zonson
dergang overviel hem weer eens een dich
terlijke stemming. Dat gebeurde immers
wel meer in een verloren oogenblik. Hij
daalde af naar het strand, om ongestoord
te kunnen genieten. Langzaam liep hij
langs de zee, totdat hij de meeste men
schen voorbij was. Reeds wilde hij» omkee-
ren, toen hij iets hoogei op het strand, in
een kuil, die 's middags gegraven was door
kinderhanden, een eenzaam figuurtje zag
zitten. Tot aan het middel verrees het uit
den kuil en zija hart logon sneller te
kloppen, toen hij een roze katoenen kleed
je, een mate lotje niet een wit lint om den
bol herkende. Nog draalde hij even, hij
had immers zoovele goede, ernstige voor
nemens,.., toen liep. hij snel op deri kuil
toe, juffrouw Helmond had te 'gteote aan
trekkingskracht.
En werkelijk zij was het. De ondergaan
de zon verlichtte haar' fijn gezichtje met
een etherischen gloed en daar was iets als
de vrome aandacht van een devoot kerk
ganger in haar groote oogen, die onafge
broken gericht bleven op de kleurensym
fonie ver over de zee, in lucht en water.
Zij was nu niet verdiept in een boek, toch
bemerkte zij nu evenmin zijn komst, als
toen zij las, zóó boeide haar dit laatste be
drijf van een zonnigen zomerdag.
Goedenavond, juffrouw Heltnon.''
Tweemaal moest hij dien groet herhalen,
eer zij opzag, met een driftig gebaar, een
rimpel tusechcn de wenkbrauwenprecies
het gezicht van iemand, die onaangenaam
gestoord wordt. Hij st-ond voor haar met
den hoed in de hand.
Stoor ik u, dat zou mij spijten, de zee
houdt u zoo bezig..."
,,0, de zon is toch onder, het komt er
niet meer op aan," antwoordde zij, meer
oprecht dan beleefd: ,,Ik ben nooit gewend
gestoord te worden, daarom schrikte ik
eventjes. Ik tel mijn kennissen nu eenmaal
niet met dozijnen," eindigde zij nu weer
vroolijk; juist, dat levendige trok hem zoo
m haar aan.
,,Mag ik even bij u komen zitten?"
„Ik heb geen eigendomsrechten op dezen
kuil, dien ik onhelieÖrd vond." klonk haar
vaag toestemmend antwoord, en toen hij
in den kuil sprong cn over haar ging zit
ten, zeide zij spottend: „Bent u, zoo mooi
gekleed, niet bang voor het natte zand]
Stellig gaat u straks naar het concert
„Ja, u ook
,,Ikl" Zij lachte hartelijk, zij vond hem
zoo grappig dom, in zijn totale onwetend
heid van maatschappelijke toestanden: .,(7
denkt stellig, dat ik een Croesus ben?
Een gulden entree, en wij hebben de laat
ste dagen van de maand. Laat eens zien,
hoeveel contanten zijn er nog in mijn
beurs...
Zij haalde een kleine, versleten, porte-
monnaae voor den dag en schudde den in
houd ledig in liaar'echoot: er rolde niets
dan kopergeld uit, twee centen en drio
halve-stuiverstukken. Zij lachte zich haast
tranen in de oogen om zijn verslagen, me
delijdend gezicht.
„O,'* riep zc, „dat is waar ook! Zoo'n
toestand kunt u zich niet voorstellen in uw,
wereld, wel l En nu heeft u diep medelij
den met mij, niet waar Heüsch, dat be
hoeft niet. Mijn kostgeld is betaald, geen
schulden en een ideaal toestand, rog
contanten bovendien...
Zij klopte triomfantelijk een paar maal
op haar beursje, voor dit weer verdween
tusschen de plooien van haar katoenen
japonnetje, dat al zoo duidelijk de sporen
begon te dragen van zon en zeepsop.
(Wordt vervolgd)*