Lijkverbranding op Bali. Tien geboden voor winkelenden. Turksche plaats- en steden-namen. ten in aanbouw nn verwacht men in 1912 een productie van 2,535,000 ton. Men schat, dab de bodem, die nu bewerkt wordt, voor Tm-ngteaiK ZO jaren voldoende Ohiliaalpeter zal bevatten. Bovendien is nog veel meer s alperterhoudende bodem in reserve, dan die nu bearbeid -wordt, en waaronder percenten, .die evoneans hoeveelheid voor tal van jaren bevatten. Evenwel zullen, daar het salpetergehalto dier reservegTOnden iets lager is, de productiekosten bij het bewerken dier gronden hooger zijn. Hoewel er berekeningen gemaakt zijn, die de opbrengst der salpetervedden gering jt stol len, achten velen den geregeld m aanvoer bij de steeds toenemende behoefte nauwelijks voldoende voor da loopende eeuw. Gelukkig, dat het hoofdbestanddeel, de stikstof, zoo- als wij zeiden, in de natuur, de lucht, on uitputtelijk is. Langs verschillende wegen wordt reeds getracht deze vluchtige stof vast te leggen in oen product, zooals bijv. de kalkstikstof, die het voor den landbouw geschikt maakt, en hoewel niet gezegd kan worden, dat deze laatste, zooals zij thans vervaardigd woTdt, voor het practisch ge bruik reeds algemeen kan worden aange wend, .zullen de wetenschap en de voort gaande techniek waarschijnlijk wel middelen vinden, om hierin verbetering te brengen tegen den tijd, dat de bovengenoemde voor raden in Zuid-Amerika zijn uitgeput. De heer Van Kol heeft op Bali oen lijk verbranding meegemaakt en geeft er in „De Locomotief" de volgende beschrijving van. Bij mijn binnentreden in de poeri waar van de buitenmuur was behangen met pa pieren lantaarns en waar aan staken smalle wimpels fladderden zag ik de lijken liggen op een rustbank, in de zoogen. ,,doo- den-tent Deze is 'hooger in verband met de kaste van den overledene. Om de boo ze geesten in de war t'e brengen, werden de lijken niet door den gewonen ingang, doch j over den ringmuur heen naar buiten ge bracht, en langs een hooge trap van ge bogen vorm, in de „bade" gedragen. Ean luid geschreeuw werd daarbij aangeheven van half of heel dronken mannen, die met zwartgemaakte gezichten, blad-eren rondom het hoofd on takken om het lijf, met rol lende oogen als ra zenden heen en weer spron gen. Deze pyramide-vormige lijkwagen heet „wadah" voor den gewonen man en „bade" voor de adellijken. Het geraamte van dit "hooge gevaarte bestaat uit bamboe en rottan, doch wordt bekleéd met stoffen in de meest bonte kleuren, beplakt met klatergoud en in alle vakken van spiegeltjes voorzien; het rust op een breed en vierkant onderstel van draagbamboes, straks door een zee van mannen vast te grijpen. Schrikwekkende vo gels met groote bekken, draken met tal rijke vleugels, stierenkoppen met zware slag tanden en griezelige slangen, alle Van ge kleurde wol sierlijk vervaardigd, moeten den geesten ontzag inboezemen. Een zestigtal mannen tilden nu onder vreeeelijk gegil de wadah op; draai don er als dollemannen mee in bet rondliepen vóór- en achteruit; lieten de zwiepende stellage (hoog uitstekende boven de klapperboomcn) vervaarlijk hellen; bleven nu eens stilstaan om dan weer te hollen, terwijl de priesters met een bijl den weg van booze goestm zui- verden en er „doodcoigeld" werd rondge- i strooid. Midden in de dooréén krioelende me- nigte kwam de Dewa Manggis, gezeten op een staatsie-stoel en gevolgd door dragers, terwijl gamelanmuziak en volkszangen de lucht vulden. Op de verbrandings-plaats aangekomen, i wrongen jongens en mannen tusschen de dra gers door, beklommen als katten het fraai versierde toestel en begonnen dit duchtig te plunderen. Do lijken werden neergelaten en die der mannen in een houten stier, der vrouwen in een koe „nandigedaan, beide met het gezicht naar het Oosten ge keerd. Vrouwen naderden met wijwater, dan wel bloemen en lontar-spreuken, terwijl de vaten I werden stuk geworpen, nadat gouden ringen i door een doekje uit het wijwater waren op- gevangenal 't andere werd in den buik van de nandi gewprpen. De printer beweegt met lenige gebaren zijn handen heen en weer boven den stier, besprenkelt diens lichaam met wijwater, meerdere offers volgen van vruchten en versnaperingen, in vergulde manden aangebracht. De stapels brandhout werden aangestoken ezi weldra stegen de vlammen knetterend om hoog, belikten de lijken, die op een dun vlechtwerk op den bodem van de nandi's lagen. De priester zet zijn handgebaren voort onder een eentonig gezang, doch do vlam men bleken onvoldoende: een lijk puilt naar huiten, wordt met stokken weer in den vuur gloed gerold en het vuur wordt sterker aan gepord. Ook de wadah werd in brand ge stoken en in een oogwenk klommen de vlam men naaT boven en stortte de sierlijke lijk wagen krakend ineen. Het geknapper der springende bamboe'6, het gegons van de gamelan, liet gejoel der onverschillige toeschouwers, waaronder tal van vrouwen lachende rondslenterden, maak ten op een oogenblik, dab de zon plechtig ter kimme neigde, een treurigen indruk. Het verheven symbool van deze loutering der on sterfelijke ziel ging verloren door het ge mis aan ernst, de onverschilligheid en sleur, waarmede dit alles plaats greep. Mijn teleurgestelde nieuwsgierigheid kwam mij te staan op een zwaren rit in een stik- donkeren nacht. Zouden crematoria op Bali niet gewenscht zijn, om aan dat walgelijk roosteren en om draaien van lijkon, waarover ik détails ach terwege liet, een eind te maken? Niets mag van den doode op aarde ach terblijven, waarom de asch uit. dan brand stapel wordt gezocht, in gele klappers ge daan en met plechtigen optocht in zee ge worpen, „Makirim", dan wel aan een rivier toevertrouwd, die het naai- den oceaan voert. Alléén in oorlogstijd of bij overhaaste vlucht mag de asch van een lijk begraven worden. En later wordt nog een „allerzielen-feest" gehouden ter nagedachtenis van de a.fge- waarbof» Aa -zitiech ui zen" met de gemaakte beelden worden rondgedragen en verbrand. 1. Denk, alvorens den winkel bin nen te gaan, goed na, wat ge hebben wilt. De verkoopers kunnen u wel met bun raad bijstaan, doch zij kunnen niet raden, wat ge wenscht. 2. Druk u dus zoo nauwkeurig mogelijk uit, als go iets begeert. ,,lk wensehte iets te koopen voor mijn kind!" of iets derge lijks is zeer vaag voor den verkooper; men moet in zulk een geval zeggen „Ik zou wel eens een cadeau voor een kind van een jaar of acht wnien 2aen in den prijs van hoogstens 1.50; liefst iets nut tigs, geen speelgoed bepaald, maar toch ook geen liieedingstukOf wel direct zeggen welk artikel men zou willen zien. 3. Bedenk, dat de verkooper of ver koopster geen ondergeschikten van u zajn. Gij kunt ze niets bevelenzij zajn niet in uw dienst, doch in dien van de zaak. Gij hebt hun niet te vertellen, wat zij doen moeten, en alleen te zeggen, wat ge be geert. 4. Wees vriendelijk en beleefd, opdat men u op gelijke wijze behandele. 5. Bezorg den verkoopers geen onnoo- ciige moeite en denk niet, dat ,,die meu- schen" er alleen rijn om u alle artikelen te laten zien en dat zij dus voortdurend nog wel meer kunnen aansleep en. 6. Bemerkt ge echter, dat men u onbe leefd behandelt; zijt ge ervan overtuigd dat in den winkel betere en geschiktere dingen voorradig zijn dan die, welke men u laat zien, wend u dan tot den patroon of den chef, opdat deze u iemand anders uit het personeel kan aanwijzen, die u beter weet te bedienen. Het zou tegen over de zaak een onbillijkheid zijn. als gij wegens onverschilligheid of ongeschikt heid van het personeel, cf uit vrees, dat de patroon hem een berisping zal toedie nen, d.n winkel verliet zender iets te noo- pen. 7. Laat u echter evenmin door de over redingskunst van den verkooper iets op dringen, wat ge liefst niet hebben wilt. Ituiieui is en blijft een verkeerde ge woonte, uie veel te veel ingeworteld en een algemeen kwaad is. 8. Geef u daarom den tijd, om rustig te kunnen, kiezen, u op de hoogte te la ten brengen van de eigenschappen der artikelen, u de voordeelen van het een© boven het andere artikel te doen aantoo- nen; doch eenmaal een besluit genomen, dan er niet opnieuw op terugkomen ea den verkooper opnieuw te laten begin nen. 9. Begin niet te marchandeer en of af te dingen. Bedenk, dat er geen enkele reden bestaat om iets cadeau te maken, of u iets exstra's te geven. Bedenk, dat het kwetsend voor u moet zijn, u iets te laten schenken, en dat het personeel niet bevoegd is, u in clit opzicht ook maar eenigszirts te gemoet te komen. 10 Wees niet onbeleefd togen ander© koopere. Dring niet voor een ander, doch laat uzelf evenmin verdringenvergeet niet, dat de zaak er niet enkel voor u is en niet van uw klandizie alleen kan be staan. Neem dus niet het personeel voo» u alleen in beslag. De plaatsnamen, die herhaaldelijk in on ze oorlogstelegrammen voorkomen, kunnen gemakkelijker worden onthouden, wanneer men hun beteekenis kent. De lezer, die weet, dat k blank be tee kent en B u n a r fontein, zal den naam Ak Bunar niet zoo licht meer vergeten. Het groote aantal kleine Albaneesche kolonie», die op Europeesch Turkije verspreid liggen, verklaart het veelvuldig voorkomen van den naam Arnautkeui; Arnaut toch i* 6ynoniem met Albanees en k e u i beteekeo» dorp. Van de overige woorden, die vaak *n plaatsnomen voorkomen, willen wij hier de volgende memoreeren; Hissar kasteel. Kale fort. Kupru brug. Liman haven., Burun kaap. Kam zand. Agatsch boom Ka vak populier. Dere daL Su water of rivier. Irmak of yirmak rivier. Tepe heuvel. Dagh berg. Tash steen. Bash hoofd. Tckekmedche doorgang. Tarla veld. Ova vlakte. Dit zijn alle zelfstandige naamwoorden. Van de meest gebruikelijke bijvoeglijke naamwoorden beteekent e 8 k i oud, ye n i nieuw, kara zwart, ak of beyar wit, k i z i 1 rood, buy uk groot, kuobik klein, uzun lang, kuru droog, orta midden. Van de meeste substantieven kunnen ad jectieven gevormd worden door achtervoe ging van li. Tchataldja is afgeleid van chatal, vork, en beteekent waarschijnlijk de plaats bij j den tweesprong. Deliyunus, aan het ncor- I den van de Tch at al dj a-linie, wil zeggen: I Profeet Jonas. Waarom een vrouw niet zwijgen kan. De vraag dient wetenschappelijk gesteld i te worden, want, naar de laatste onder zoekingen, zit de praatzucht der vrouwen... in het bloed. Naar liet ..Maandblad voor Ziekenverple ging'' namelijk mee te deelen weët, heeft een Engelsen geleerde, sir James Chritch- tcn Brown, de wetenschappelijke oplossing gevonden van het vraagstuk, waarom de vrouwen meer praatziek zijn dan de man nen, m. a w. waarom de vrouw over een grooter voorraad woorden beschikt dan de man en die ook sneller weet te gebruiken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 25