Be Meeding van den Inlander.
Be productie van Chilisalpeter.
die hier em daar de slooten trokken door
de groene weiden. Soms lijkt het dan of die
slooten vol zijn met geronnen bloed, een
andermaal is de kleur minder luguber en
speelt in het warm bruin, een enkele kee<r
rijn er groote plekken van groen in, vooral
wanneer er pae eon schuit door die sloot is
gevaren Die heeft dan de bovenste roodge-
tinte planten op zij geschoven en een die
per liggende laag, waarin zich nog geen
kleurstof had ontwikkeld, is aan den dag
gekomen.
Die plant groeit namelijk zoo vertelt
Jaxx P. Th. in ,,De Telegraaf" zoo weel
derig, dat op sommige plaatsen laag op
laag boven elkander wordt gevormd. De
boeren noemen dat ,,rood kroos"in de flo
ra's vindt ge, dat de nieuweling tot de
watervarens behoort en het is eigenlijk wel
het verstandigst, om hem Azolla te noemen,
een naam, in het eind van de achttiende
eeuw door De Lamarck bedacht. Niemand
kent van dat woord de beteekenis of de af
leiding; je kunt je er dus nooit mee ver
gissen, of er iets bij denken, dat heelemaal
niet bij de bedoelde plant past, hetgeen met
wetenschappelijke namen, die wèl een be
teekenis hebben, zoo dikwijls bet geval is.
Deze Azolla's dan er komen twee soor
ten in ons land voor zijn Amerikaansche
waterplanten. De eene soort groeit noorde
lijk tot in het Ontario-meer, de andere
hoort thuis in subtropisch en tropisch Ame
rika, en het is wel merkwaardig, dat juist
deze langs de Hollandsche duinen bijzon
der Veelvuldig voorkomt. De geschiedenis
van hun vestiging lijkt veel op het welbe
kende waterpest-avontuur. De waterpest,
de donkergroene, sliertachtige plant, waar
van de blaadjes drie aan drie bij elkaar
staan, was al sinds langen tijd om zijn bo
tanische merkwaardigheden en om zijn wil
ligen groei een zeer geliefde plant in bo
tanische tuinen en bij aquarium-liefhebbers.
Ongeveer tachtig jaar geleden is hij uit bo
tanische tuinen „ontsnapt" of door lief
hebbers nitgeplant, het eerst in Engeland,
en sedert een van de meest algemeene wa
terplanten geworden.
De Azolla's begonnen hun zegetocht een
jaar of veertig geleden en het is wel zoo
goed als zeker, dat zij bij ons het eerst
ontsnapt zijn uit Leiden. Bij Katwijk en
Boskoop' heeft men het roode krpos het
eerst de slooten zien bedekkepik -vind er
zelfs melding Van gemaakt, dat cJa^r in
Boskoop de wasdom zoo hevig uitviel, dat
sommige slooten bedekt werden met een
laag van watervarens niet minder dan 12
O.M. dik, Utrecht is ook een uitgangspunt
geweest evenals indertijd ook door de
waterpest en thans groeit Azolla overal
tueschen de Utrechtsche heuvel rij en de
Noordzee. Op vele plaatsen is het ouder-
wetsche eendenkroos geheel door den vreem
den indringer overvleugeld, vooral waar het
water niet brak, maar echt zoet is, dus in
Set bijzonder langs den duinvoet.
Nu zou het heel jammer zijn, als we ons
ouderwefcsche kroos kwijt raakten, maar 't
valt niet te ontkennen, dat onze Azolla
een zeer te waardeeren aanwinst i9 voor
'de flora van onze lage landen. Als geheel
zae ik een sloot met mooi groot veelwor-
telig kroos liever dan een Azolla^sloot. Maar
het afzonderlijke plantje is een echt ju
weel. Neem er maar eens een paar mee
en doe die thuis in een glas met water.
Wat een prachtige plantjes! Elk Azollatje
bestaat uit een rozet van vertakkingen, die
wel wat lijken op twijgjes van thuja of
cypres, daar ze geheel bezet zijn met
schubvormige blaadjes. Die zijn groen,
soms met roode randen, soms heelemaal
rood, en ze hebben een zeer bijzonderen
weeken glans, veroorzaakt door ontelbare
korte, afgeronde uitsteekseltjes, die met-
het ongewapend oog afzonderlijk niet t°
zien zijn. De bovenzijde van deze twijgen
kan nimmer nat worden. Wanneer je een
plantje onder water duwt en dan loslaat,
dan sohiet het zeer snel weer omhoog, en
als het weer drijft, dan is er geen spoor
van vochtigheid op te merken. Ja, soms
blijft er één enkele droppel op liggen
maar je ziet, dat die het blad niet nat
maakt, en bij de minste wiebeling rolt hij
er dan ook af. Als 't geregend heeft, dan
schittert een Azolla-sloot van al de dikke
heldere droppels, die op de planten zija blij
ven liggen, om gaandeweg er ai te rollen,
De onderzijde van de plant en de zwarte
of groene wortelvezels worden wel nat en
dat maakt alweer, dat de plantjes, als er
in het water geroerd is, toch altijd weer
heel gauw in den goeden stand komen te
liggen. Er is nog een aardige bijzonderheid,
maar daar komt het microscoop bij te p?s.
Wanneer we de binnenzijde van de naar bo
ven gekeerde blaadjes bezien bij een hon
derdvoudige vergrooting, dan vinier, we
daar een bosje van veel cellige groene dra
den, heel fijne en zuivere snoeren. D»3 A/ól-
la^blaadjes hebben daar een hoHe, waar
schijnlijk is het een slijmklier. Bijna altijd
echter wordt de holte bewoond door de
wierplant, zóó zelfs, dat men geneigd
zijn te denken, dat de aanwezigheid van
dat wiertje Anabaena, heet het ding
noodzakelijk zou zijn voor de velvaait van
het Azolla-plantje. In ieder geval vindt de
Anabaena er een veilige groeip1aats, maar
men heeft nog niet kunnen aantoonen, dat
ook de Azolla voordeel van dat samenleven
heeft. Nadeel schijDt hij er niet van te heb
ben.
Monument ter eere van Otto den Grooten
en van diens gemalin Editha in den Dom
te Maagdenburg, opgericht ter gedachte
nis van den duizendsten verjaardag van
keizer Otto I, die op 23 November Ó12
werd geboren.
Men schrijft aan de ,,Java-Bode" van
inlandsche zajde:
Het vooroeeld van prins Mangkoene-
goro, die zijn ambtenaren heeft gevolen
in dienst het Hollandsche pak te dragen,
veroorzaakt in de inlandsche wereld een
deining, welke in haar pers tot uiting
komt. Zooals tegen elite nieuwigheid in
de Javaansche samenleving, komt de be
houdende partij duchtig in actie en on
derwerpt deze moderniseering der klee
ding aan een streüg afkeurende critiek.
De maatregel van den pangeran wordt
genoemd een poging tot afbreuk aan het
Javaanse h nationaal karakter, dat tooh
uiterlijk uit de kleeding moet bl^-en.
Deze actie heeft echter ook een reactie
uitgelokt van de zijde der voorstanders
van de Europeesche kleeding voor den Ja
vaan. Zij is ook de aanleiding geweest
voor een zich Wirontani ncemend inland-
schen medewerker van „.De JLocomotief",
om zijn gevoelen aangaande de moderni
seering in liet Semarangsche blad te uit
ten. En niettegenstaande het protest der
conservatieve landgenooten, zijn thans de
teekenen toch reeds merk baai", dat de in
lander de Europeesche kleeding wenseht
te dragen.
Tijdens het bewind van den gouverneur-
generaal van Heutz diende een lager In-
landsch ambtenaar een rekest in met ver
zoek aan Z, E., om het daarnaar te wil
len leiden, dat de prijaji's,, die zich in
Europeesche kloedang wenschteai to sto
ken, van de zajde der hoog ere chefs geen
moeilijkheden ondervonden. En het ant
woord van den landvoogd luidde, dat ook
de Javaan evenals de Europeaan geheel
vrij is in de keuze van de kieecLipg, mite
dit niet het karakter droeg van een ver
momming, welke het bedrijven van straf
bare daden moest vergemakkelijken.
Nu de onderdanen van pangeran Mang
koenegoro de Europeesche kleedij hebben
aanvaard, ontstaat er in de Inlandsche pen
een hevige wrijving van gedachten omtrent
deze adats-revolutie, een strijd, gevoerd
door twee machten, oud en jong, die ieder
geen duimbreed wenschen terug te treden.
De jongeren laten het echter niet alleen
bij den twist, doch hebben reeds stappen
gedaan, om hun woorden in daden om te
zetten.
Deze omwenteling in de volkskleeding,
die, hoewel langzaam, toch zeker algemeen
zal worden, zal mede een hervorming in
den adat medebrengen. Immers het gaat
niet aan om in de Europeesche kleediog
de sembah, het hurken, te handhaven.
Dit zal dan meteen te beteekenen hebben
het begin van het einde der glorie dier
inlandsche, doch helaas ook Europeesche
grooten, die zoo op hormat belust zijn.
Te oordeelen naar de stemmen der In
landsche pers echter, wenseht men geen al-
geheele vereuropeamseering. Men wil liet
voorbeeld van Japan volgen, waar men
slechts in Ijefc familieleven de nationale
kleeding handhaaft. Ja, er zijn zelfs enke
len, die naast de Hollandsche kleed er
dracht den hoofddoek nog wenschen (e
behouden.
Hoe het ook echter zij, zeker is het, dat
men in de inlandsche wereld naast «Ie
Wectersche ontwikkeling ook de Wester
sche kleeding wenseht aan te nemen. Ho^
lang het nog duren zal totdat een alge-
heele hervorming in de kleederdracbt z*
plaats hebben, is thans nog niet zoo ge
makkelijk te zeggen. Doch dat het voor
beeld der Chipeezen tan dezen dit proces
zal bespoedigen, is zoo klaar als de dog.
Hieromtrent lezen wij in het. „NederlandscK
Landbouw-Weekblad" het volgende:
De landbouw in zijn tegenwoordigen vorm
staat of valt mot het gebruik van kunst
meststoffen; sommige hoofdcultures, bijv. de
loeit van suikerbieten, op groote scliaal,
zouden zonder dezen mest zoo good als on
mogelijk worden. Een der hoofdbestanddee-
len van dozen kunstmest is de stikstof en
de voorname bron daarvan is de Chilisalpeter.
Het .gebruik neemt ieder jaar belangrijk toe;
het is geen kunstproduct, door de industrie
voortgebracht, maar in vorige eeuwen op
de Zuidamerikaansche kusten door de natuur
gevormd, waar het wordt opgegraven en
over geheel de wereld verspreid. Waar af
gaat en niet bijkomt raakt eindelijk ook
de grootste voorraad uitgeput; dit moet
vroeg of laat heb geval zijn met de tegen
woordige onmisbare Chilisalpeter.
De productie van chilisalpeter was in 1911
grooter dan ooit, n.l. 2,480,000 ton, of 54,000
ton meer dan in 1910. (Een ton is 1000
kilogram.) Het gebruik vermeerderde in 1911
met 108,000 ton. Groot-Britannië gebruikte
10 pCt., de Vereenigdo Staten ook 10 pCt.,
Nederland en België samen 7 pCt., Frank
rijk 4 pCt. en Italië 12 pCt. meer, terwijl
het gebruik in Duitschland met 4 pCt. ver
minderde.
In de eerste drie maanden van 1912 was
de productie ook grooter dan ooit in over
eenkomstige maanden, terwijl de export zeer
groot was. Gedurende de maand Maart bijv.
was de productie 110.000 ton meer dan in
1911. Men verwacht, dan ook, dat 1912 zoo
wel voor productie als export zeer gunstig
zullen zijn.
Volgens het rapport van den Britschen
Consul-Generaal te Valparaiso waren in Chili
in 1911 een groot aantal nieuwe salpeterwer-